nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2007
Hierbij bied ik u mede namens de minister van VROM de zesde voortgangsrapportage
Reconstructie Zandgebieden aan.1 Ook leg ik u
de evaluatie Reconstructie Zandgebieden en de financiële voortgang over
de jaren 2005–2006 voor.1
Aanleiding voor de evaluatie is een bepaling in de Reconstructiewet dat
binnen vier jaar na inwerkingtreding van de wet (2002) verantwoording wordt
afgelegd over de bereikte resultaten tot eind 2006 (art. 98a). De evaluatie
is niet alleen een verantwoording, de evaluatie is ook ingezet om leerervaringen
van de Reconstructie Zandgebieden bij het begin van de ILG-periode 2007–2013
breder toegankelijk te maken. De evaluatie is uitgevoerd door Alterra. De
vijf reconstructieprovincies, de Unie van Waterschappen en de Vereniging Nederlandse
Gemeenten waren betrokken bij de begeleiding van het onderzoek.
U heeft op 25 juni 2007 een Algemeen Overleg over de Reconstructie
Zandgebieden geagendeerd. Ik bied u dit evaluatierapport aan, mede met het
oog op dat Algemeen Overleg. Dit geeft ook andere overheden en maatschappelijke
organisaties de gelegenheid zich te mengen in het debat over de Reconstructie
Zandgebieden. Immers de regie van de uitvoering ligt bij de vijf reconstructieprovincies.
Dit uit zich ook in de aanbevelingen waarvan de meeste zich richten op de
andere overheden.
Tezamen met de provincies ben ik positief gestemd over de uitvoering tot
op dit moment. In de afgelopen twee jaar is er al tussen de 350 tot 400 miljoen
euro geïnvesteerd door rijk en provincie in de Reconstructie Zandgebieden.
Hiervan is circa 55% rijksmiddelen (regulier en intensivering) en 45%
provinciale middelen. Daarnaast wordt er ook door derden (o.a. waterschappen,
gemeenten en private partijen) geïnvesteerd in de reconstructiegebieden.
Een voorbeeld is de provincie Limburg waar de circa 60 miljoen euro aan rijks-
en provinciale middelen (2005–2006) wordt aangevuld met ruim 20 miljoen
euro van andere partijen (publiek-private samenwerking, gemeenten,
EU en waterschappen). Deze verhouding is in lijn met de financiële afspraken
die gemaakt zijn in het Krokusakkoord van maart 2003 (TK, 29 800 XIV,
nr. 133).
Door bundeling van doelen en geldstromen van de verschillende partijen
komen complexe, integrale projecten gemakkelijker tot uitvoering. In de toekomst
brengen de provincies de bijdragen van derden nadrukkelijker in beeld.
De komende jaren zal de zichtbaarheid van de Reconstructie Zandgebieden
verder toenemen door het gereedkomen van projecten die nu in uitvoering zijn.
Het gaat hierbij om projecten op het gebied van:
• verbetering van de landbouw (o.a. inrichting en realisatie landbouwontwikkelingsgebieden),
• verbetering van de omgevingskwaliteit (natuur, landschap, water
en milieu) en
• versterking van de sociaal-economische vitaliteit van het platteland.
Ik zal u voor het Algemeen Overleg de Rijksreactie geven op het evaluatierapport.
Hierbij zal ik met name ingaan op de aanbevelingen voor het rijk.
Ik wijs u er op dat het hoofdrapport is gebaseerd op diverse deelonderzoeken
waaronder casestudies naar gebiedsprocessen in Salland, Nederweert, Peel en
Maas en Gelderse Vallei/Utrecht-Oost. Hiervan zijn achtergrondrapporten beschikbaar
op www.alterra.wur.nl, onder «Alterra-rapporten», zoeken op rapportnummer
1441.
Tevens stuur ik u ter kennisname het boekje Reconstructie in Beeld, met
daarin feiten, cijfers en voorbeelden wat in opdracht van het ministerie van
LNV is opgesteld door DLG.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg