30 800 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2007

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2007

Hierbij bieden wij u het evaluatierapport met bijbehorend bijlagenrapport over het onlangs afgeronde onderzoek naar de werking van de WBSO (Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, S&O-afdrachtvermindering) over de periode 2001–2005 aan1. Dit onderzoek, dat reeds in de begroting 2007 van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nrs. 1 en 2) is aangekondigd, is in de periode medio 2006 – begin 2007 door de onderzoeksbureaus EIM en MERIT uitgevoerd. Deze evaluatie vloeit voort uit de verplichting om financiële instrumenten periodiek te evalueren en is voor een deel een herhaling van de vorige evaluatie uit 2002 (EZ02–328). De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de WBSO werkt. Het is een goed functionerende regeling die de private uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk bevordert.

1. Kerncijfers WBSO

De WBSO kent voor 2007 een budget van € 425 miljoen en is daarmee budgettair het belangrijkste instrument voor de bevordering van innovatie in ons land. Het budget van de WBSO is de afgelopen jaren geïntensiveerd en het aantal gebruikers is gestaag toegenomen tot 15 200 toegekende aanvragen van ruim 10 000 bedrijven in 2005. De WBSO blijkt een brede regeling te zijn die steeds meer bedrijven in het midden- en kleinbedrijf en in de dienstensector weten te vinden. Zo kwam in 2005 niet minder dan 69% van het WBSO-budget terecht bij het midden- en kleinbedrijf (tot 250 werkzame personen) en vormde het midden- en kleinbedrijf 95% van de gebruikers. Het aandeel van de dienstensector in de WBSO bedraagt ongeveer 25%.

2. Uitkomsten evaluatie

In het evaluatieonderzoek zijn drie hoofdvragen onderzocht, waarbij de nadruk heeft gelegen op de eerste vraag:

• Effecten: wat levert de WBSO op in termen van private R&D-uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) en andere effecten?

• Doelgroepbereik: in hoeverre maken bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk doen gebruik van de regeling?

• Uitvoering: hoe verloopt het uitvoeringsproces en welke mogelijkheden zijn er ter verbetering?

Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen van de evaluatie samengevat.

Effecten van de WBSO op de private R&D-uitgaven

De kernvraag is in hoeverre de WBSO bijdraagt aan extra private S&O-uitgaven; het verhogen van de private S&O-uitgaven is immers de doelstelling van de WBSO. Deze zogenoemde additionaliteitsvraag speelt een centrale rol in de WBSO-evaluatie. Er is dan ook via diverse methoden getracht inzicht te verwerven in de additionaliteit van de WBSO op de S&O-uitgaven. Het algehele beeld is dat de additionaliteit van de WBSO hoger is dan 1 en ook hoger dan in de evaluatie uit 2002 naar voren kwam. Die laatste conclusie moet enigszins voorzichtig worden getrokken, omdat het vaststellen van de additionaliteit met onzekerheden is omgeven. Niettemin lijkt het erop dat de intensiveringen van de WBSO in de periode 2001–2005 hebben geleid tot een verbetering van de effectiviteit. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de intensiveringen in hoge mate ten goede zijn gekomen aan starters en MKB-bedrijven waar de additionaliteit volgens de vorige (en de huidige) evaluatie het hoogst blijkt te zijn.

Volgens de onderzoekers is de meest waarschijnlijke schatting voor de additionaliteit 1,72. Dat betekent dat bedrijven niet alleen de ontvangen WBSO besteden aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) maar daar per euro ontvangen WBSO gemiddeld 72 eurocent extra aan spenderen. De schatting van de waarde van 1,72 is gebaseerd op een model waarin bedrijven naast loonkosten, waar de WBSO op aangrijpt, ook overige S&O-uitgaven doen, zoals investeringen in machines, apparatuur en gebouwen ten behoeve van S&O. In het onderzoek is ook een schatting gemaakt van het effect van de WBSO op een verhoging van de S&O-loonkosten (analoog aan het onderzoek uit 2002, zodat de uitkomsten vergelijkbaar zijn). Dan is de meest waarschijnlijke schatting 1,27. Dat is hoger dan de waarden van 1,02 die is gevonden in de evaluatie uit 2002. Daar de ondergrens van het zogenoemde 95%-betrouwbaarheidsinterval gelijk is aan 1,05 is de conclusie op basis van het onderzoek dat de additionaliteit van de WBSO met betrekking tot de S&O-loonsom hoger dan 1 en hoger dan de uitkomst uit 2002 is.

Een andere conclusie, die met name wordt gestaafd door de telefonische enquête, is dat de additionaliteit voor kleine bedrijven (1–9 werknemers) het hoogste is. Andere effecten van de WBSO zijn onder meer dat WBSO-gebruikers door hun toename in S&O-uitgaven ook meer omzet uit nieuwe producten realiseren, dat S&O-projecten versneld worden uitgevoerd en dat bedrijven S&O-projecten met een hoger risicoprofiel uit durven voeren.

Doelgroepbereik van de WBSO

Het doelgroepbereik van de WBSO is voor bedrijven met tien of meer werkzame personen, die aan speur- en ontwikkelingswerk doen, ongeveer 80%. De onderzoekers beoordelen dat als goed en stellen dat binnen de huidige WBSO valt te betwijfelen of het doelgroepbereik verder valt te verbeteren. Het doelgroepbereik is immers sinds de start van de regeling sterk verhoogd. De aanpassingen in 2001 aan de WBSO hebben geleid tot een verhoging van het aandeel kleine bedrijven in de WBSO. Als mogelijke optie om het doelgroepbereik verder te verhogen, ook voor de kleinste bedrijven, noemen de onderzoekers het verbreden van de definitie van de WBSO en het aantrekkelijker maken van de regeling voor zelfstandigen.

Uitvoering van de WBSO door SenterNovem

Een belangrijke indicatie over de kwaliteit van de uitvoering van de WBSO is het rapportcijfer dat gebruikers aan SenterNovem als uitvoeringsorganistie voor de WBSO toekennen. Dat cijfer is 7,4 ten opzichte van 6,8 bij de evaluatie uit 2002. De onderzoekers concluderen dat op dit type regeling een score van 7,4 goed is. Bovendien zijn de uitvoeringskosten van de regeling relatief laag: 0,02 cent per euro WBSO.

Verbeterpunt: WBSO voor kennisinstellingen

De onderzoekers constateren dat de evaluatie slechts één verbeterpunt heeft opgeleverd: de WBSO-regeling voor contractonderzoek door kennisinstellingen. Die blijken het genoten WBSO-voordeel niet door te geven aan de opdrachtgevende bedrijven, terwijl dat wel de bedoeling van de WBSO is.

3. Beleidsmatig vervolg

Interessante perspectieven voor verdere intensivering van de WBSO lijken, met name op basis van de uitkomsten van de evaluatie, op de volgende gebieden te liggen:

• uitbreiding van de startersfaciliteit tot alle ondernemingen die voor het eerst aan R&D gaan doen;

• verbreding van de definitie van speur- en ontwikkelingswerk;

• gerichte verhoging van de financiële prikkel;

• aantrekkelijker maken van de WBSO voor zelfstandigen.

Deze perspectieven nemen wij mee bij de opstelling van het Beleidsprogramma, waarin ook nader zal worden ingegaan op de invulling van de in het coalitieakkoord opgenomen intensivering van de WBSO binnen de enveloppe lastenverlichting voor economische structuurverbetering.

De Minister van Economische,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Financiën, Zaken,

J. C. de Jager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven