30 800 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2007

nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2006

Op 24 oktober heeft uw Kamer twee moties van de leden Van Dam en Hessels aangenomen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nrs. 18 en 19) (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 16, blz 1112–1113). In deze moties wordt de regering verzocht binnen een jaar een voorstel te doen voor een wijziging van de Telecommunicatiewet waardoor een verplichte, open, non-discriminatoire toegang tot netwerken voor dienstenaanbieders mogelijk wordt en een voorstel waarin de markten voor infrastructuur en diensten strikt worden gescheiden door invoering van het vastrechtmodel en door middel van een verbod op koppelverkoop tussen netwerk en diensten.

De mening van de Kamer dat open toegang tot netwerken belangrijk is wordt gedeeld. Door open toegang kunnen meerdere aanbieders op de markt komen en wordt effectieve concurrentie tussen dienstenaanbieders bevorderd. De consument profiteert daarvan. Hij krijgt meer keuze en kan zelf bepalen welke diensten hij bij welke aanbieder af wil nemen.

Huidige EU-regelgevingskader

Bij de begrotingsbehandeling is aangegeven dat de wetsvoorstellen die in de moties worden bepleit op gespannen voet staan met het geldende EU-regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector. Het opleggen van verplichtingen zoals die in de moties worden bepleit, is onder de huidige wet- en regelgeving alleen mogelijk indien de toezichthouder heeft geconstateerd dat er sprake is van aanmerkelijke marktmacht in een bepaalde markt en dat het opleggen van de verplichting een passende maatregel is in het licht van de op basis van een gedegen marktanalyse geconstateerde problemen. Deze drempel voor het opleggen van verplichtingen, die is afgeleid van het algemene mededingingsrecht, is de concrete invulling van het uitgangspunt dat alleen in de bedrijfsvoering van bedrijven moet worden ingegrepen als dat nodig is om effectieve concurrentie te realiseren. Deze terughoudendheid ten aanzien van de regulering van markten is een centraal uitgangspunt van het huidige regelgevingskader.

Maatregelen op basis van het huidige regelgevingskader

Het is belangrijk te constateren dat ook op basis van het geldende reguleringskader maatregelen kunnen worden genomen zoals die in de moties worden bepleit. Voor wat betreft de toegang tot kabelnetwerken voor concurrenten heeft OPTA de grootste kabelbedrijven een verplichting opgelegd om toegang tot hun netwerken te verlenen aan programma-aanbieders in combinatie met een transparantie- en non-discriminatieverplichting. De drie grootste kabelbedrijven hebben bovendien een verplichting om kostengeoriënteerde toegang te verlenen. OPTA heeft dus reeds een aantal besluiten genomen die gericht zijn op verplichte, open, non-discriminatoire toegang tot kabelnetwerken.

Daarnaast heeft OPTA op basis van het huidige regelgevingskader alle kabelbedrijven de volgende verplichtingen opgelegd voor wat betreft de levering van het standaardpakket aan consumenten:

– Ontbundeling van het aanbod.

Deze ontbundelingsplicht houdt in dat een kabelbedrijf een eindgebruiker de mogelijkheid moet bieden om de transportdienst, die zit besloten in het standaardpakket, af te nemen, zonder dat de eindgebruiker verplicht is daarbij andere diensten zoals een decoder, internet, telefonie of een rtv-betaalpakket, tegen betaling af te nemen. Een kabelabonnee kan dus niet gedwongen worden om naast het standaardpakket een andere dienst bij de kabelaanbieder af te nemen. Een ontbundeling van het standaardpakket en de aansluiting (de consument wil bijvoorbeeld alleen internet of een rtv-betaalpakket via de kabel afnemen) heeft volgens OPTA, vanwege de extra kosten die daarmee gepaard gaan, negatieve welvaartseffecten voor de consument en lijkt bovendien op gespannen voet te staan met de mediawettelijk verplichtingen van kabelbedrijven

– Transparantie

Alle kabelbedrijven moeten aangeven hoe het abonnementstarief is opgebouwd: hoeveel wordt betaald voor de aansluiting en het transport en hoeveel voor het standaardpakket.

Met deze maatregelen wordt, voor zover dat thans mogelijk is, de facto een vastrechtmodel gerealiseerd en koppelverkoop verboden. Zoals bekend heeft OPTA voorgesteld om ook de kabeltarieven te reguleren, maar heeft daar van afgezien, omdat de Europese Commissie aangaf dan een veto uit te zullen spreken. De Europese Commissie was van mening was van mening dat prijsregulering niet nodig was, omdat de kabelbedrijven op afzienbare termijn voldoende concurrentie zouden gaan ondervinden van Digitenne, satelliet-tv en tv via internet. De kabelbedrijven hebben hun tarieven vrijwillig bevroren. Volgend jaar zal OPTA op basis van een nieuwe marktanalyse opnieuw bekijken of en zo ja, welke regulering nodig is.

Aanvullende regelgeving

Verder is er aanvullende regelgeving in voorbereiding voor de regulering van aanbieders van programmadiensten. Het huidige EU-regelgevingskader gaat alleen over transport (netwerken) en niet over informatiediensten, zoals programma’s. Om ook regulering van programmapakketten mogelijk te maken is een wetsvoorstel ingediend, dat thans voorligt in de Eerste Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 834, nr. 13). Na inwerkingtreding zal OPTA ook in staat zijn de tarieven van programmapakketten te reguleren. De voorliggende regelgeving zal het tevens mogelijk maken via een algemene maatregel van bestuur ook toegang tot programmapakketten in de vorm van een wederverkoopverplichting van het standaardpakket te kunnen afdwingen. Ik merk hierbij op dat een wederverkoopverplichting alleen zin kan hebben als een kabelabonnee niet wordt gedwongen om het standaardpakket van het kabelbedrijf af te nemen. Op grond van de Mediawet moeten kabelbedrijven ten minste het basispakket uitzenden. Met de verantwoordelijke bewindspersoon van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal worden bezien of een wijziging van de Mediawet nodig is.

Het voorgaande houdt in dat de bestaande en voorgenomen regelgeving, indien deze door het parlement wordt aangenomen, het reeds mogelijk maakt dat de toezichthouder de maatregelen neemt waar in de moties om verzocht. Maar, zoals eerder aangegeven, uitsluitend indien een bedrijf aanmerkelijke marktmacht heeft en de maatregelen passend zijn in relatie tot de op basis van een gedegen marktanalyse geconstateerde problemen.

Herziening EU-regelgevingskader

Naar aanleiding van de moties heb ik de reactie van Nederland op de beleidsvoorstellen van de Europese Commissie voor de herziening van het EU-regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector aangepast1. Een afschrift van de aangepaste brief aan de Europese Commissie vindt u in de bijlage2. Er wordt nu extra benadrukt dat er voldoende ruimte moet zijn voor nationale toezichthouders om rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden. De Nederlandse kabelmarkt wordt daarbij expliciet als voorbeeld genoemd.

Ook wordt nadrukkelijker gewezen op het belang van een goede regeling om open toegang tot internet te kunnen waarborgen. Dat betreft weliswaar niet de toegang tot netwerken, maar is wel belangrijk voor de concurrentie tussen aanbieders van informatiediensten. Internet is een toegangspoort tot heel veel informatiediensten op heel veel verschillende netwerken. Aanbieders van internet hebben de mogelijkheid om voor hun abonnees de toegang te blokkeren tot concurrerende informatiediensten op andere netwerken. Waarschijnlijk zullen ze dat niet doen, omdat een deel van hun klanten dan over zou kunnen stappen naar andere aanbieders van internet. Indien de open toegang tot internet toch in gevaar zou komen is het belangrijk om effectieve maatregelen te kunnen nemen om de open toegang te kunnen waarborgen.

Voor zover de moties vragen om het opleggen van toegangsverplichtingen aan partijen die geen aanmerkelijke marktmacht hebben staat het huidige regelgevingskader dat niet toe. In het kader van de herziening van EU-regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector zal ook aandacht worden besteed aan aanmerkelijke marktmacht als drempel voor het opleggen voor verplichtingen. Ik zal in dat kader aandacht vragen voor bovenstaande moties van uw Kamer.

De Europese Commissie komt in 2007 met eerste voorstellen voor wijziging van de teksten van de richtlijnen en streeft ernaar de nieuwe richtlijnen in 2008 in werking te laten treden. Een wetsvoorstel binnen een jaar, zoals in de moties wordt gevraagd, is dus niet mogelijk. Nadat de nieuwe richtlijnen van kracht worden dienen de Lidstaten deze richtlijnen om te zetten in nationaal recht, voor Nederland de Telecommunicatiewet. Pas dan zou er mogelijkerwijs ruimte kunnen ontstaan voor wetsvoorstellen zoals die in de moties worden bepleit.

De Minister van Economische zaken,

J. G. Wijn


XNoot
1

Brief van 9 oktober 2006 met een concept reactie van Nederland op de voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de herziening van regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector (kenmerk ET/TM/6076824).

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven