30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 88
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2007

Graag presenteer ik u mijn voorstel voor de prioriteiten van VROM voor de komende kabinetsperiode. Hiermee beoog ik inzichtelijk te maken op welke onderwerpen ik deze kabinetsperiode voornemens ben het verschil te gaan maken. Ik heb hierbij getracht focus aan te brengen en dus selectief te zijn. Dat betekent dat de onderwerpen die hieronder niet genoemd zijn dus wel degelijk van belang kunnen zijn en de nodige beleidsaandacht zullen krijgen, maar niet bij voorbaat extra inspanningen zullen vragen. Enkele producten die u het komende half jaar nog van mij kunt verwachten zijn achtereenvolgens de Voortgang randvoorwaarden kerncentrales en het wetsvoorstel wijziging Kernenergiewet; de Behandeling Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening; het Beleidsstandpunt Probo Koala en als laatste zullen voorstellen voor fiscale vergroening van het belastingstelsel (BPM, MRB, Ticketbelasting, Accijnsverhoging brandstoffen) worden uitgewerkt in het Belastingplan 2008. Het Belastingplan wordt op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aangeboden.

Op dit moment voer ik gesprekken met verschillende stakeholders over de vraag of onderstaande onderwerpen de juiste zijn, en ook over de verdere uitwerking ervan. Ik zie het kennismakings-AO van dinsdag 27 maart a.s. als een uitnodiging om daar ook met u over van gedachten te wisselen. Ik zou dit AO dan ook graag willen benutten om niet alleen over de inhoud te praten maar ook over uw betrokkenheid bij de totstandkoming van het Beleidsprogramma. Hieronder geef ik een korte schets van de prioritaire onderwerpen.

1. Klimaat en energie: schoon en zuinig

In deze prioriteit streef ik naar een energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Bij dit laatste zal ik mij inspannen om dit in Europees verband te realiseren. Om een en ander tot stand te brengen zal ik nauw samenwerken met de Minister van Economische Zaken, evenals met de andere betrokken bewindslieden. Centraal staat de vraag welke instrumenten ingezet zullen worden om de doelen te bereiken. Rapportage aan de TK zal parallel lopen met de rapportage over het beleidsprogramma van het Kabinet. Conform mijn toezegging tijdens het AO van 15 maart zal ik de TK ook tussentijds informeren over de voortgang van deze prioriteit.

2. Markten voor duurzame producten

Door een schone wijze van produceren en consumeren kan veel milieuwinst geboekt worden. Het creëren van markten voor duurzame producten is dan ook een belangrijk aangrijpingspunt voor een effectief milieubeleid. Het kabinet wil daarom bedrijven stimuleren duurzame producten te ontwikkelen en op de markt te brengen. Deze producten zijn niet alleen goed voor het milieu maar bieden ook kansen voor nieuwe en innovatieve economische activiteiten. De aanpak «Schoon, Slim en Sterk» uit de Toekomstagenda Milieu wil ik dan ook met kracht voortzetten. Het denken in duurzame productketens leidt tot meer innovatie en slimmere samenwerking tussen bedrijven in de keten. Hiervoor wordt ook Europees beleid ontwikkeld. Ik hoop daar een actieve bijdrage aan te leveren.

De rijksoverheid gaat bovendien, samen met de andere overheden, de markt voor duurzame producten stimuleren door het goede voorbeeld te geven en zelf, als grootste inkoper van Nederland, duurzame producten kopen. De overheid zal parallel aan het inkoopbeleid specifiek aandacht schenken aan innovatieve schone producten, opdat bedrijven eerder bereid zijn te investeren in innovatieve oplossingen. Via innovatieprogramma’s zal het kabinet in overleg met het bedrijfsleven bepalen wat nodig is om de marktintroductie van nieuwe, duurzame technologie te versnellen en hoe we deze producten ook succesvol kunnen exporteren naar de rest van de wereld.

Ook zal het kabinet markten voor duurzame producten stimuleren via een nieuwe impuls aan de vergroening van het belastingstelsel. In het belastingplan 2008 zullen een aantal concrete vergroeningsmaatregelen worden opgenomen. Zo zullen schone en zuinige auto’s goedkoper worden en vuile en onzuinige auto’s duurder.

3. Mooi Nederland

Met de Nota Ruimte en de daarmee samenhangende uitvoeringsnota’s: Nota Mobiliteit, Agenda Vitaal Platteland, Pieken in de Delta, en Ruimte en Cultuur, is een stevig inhoudelijk beeld neergezet van de toekomst van Nederland tot 2030.

Het coalitieakkoord bevestigt de Nota Ruimte als uitgangspunt van beleid. Dat is van grote betekenis voor provincies, gemeenten en particulieren. Zij hebben zich immers met enthousiasme de ruimte eigen gemaakt, die met het motto «decentraal wat kan, centraal wat moet» is gegeven. De afgelopen jaren is in de politiek en samenleving ook duidelijk geworden dat het tweede lid van het motto van de Nota Ruimte, namelijk «centraal wat moet», meer aandacht behoeft. «Verrommeling» is in Uw commissie bij de begrotingsbehandeling 2007 een hoofdpunt geweest en in verband gebracht met de groei van nieuwe bedrijventerreinen langs onder andere snelwegen en de groei van glastuinbouwcomplexen. Klimaatverandering en duurzaamheid vragen daarnaast ook om nieuwe accenten in het ruimtelijke beleid. Klimaatverandering zal in heel Nederland sterk bepalend worden voor de ruimtelijke inrichting, maar de gevolgen zullen het meest verstrekkend zijn in de laaggelegen delen van het land en aan de kust. Vergrijzing en verkleining van huishoudens zijn niet nieuw, maar hier en daar treedt krimp van de bevolking op. Dat leidt tegen 2020 tot aanzienlijke verschillen tussen de landsdelen in de vraag naar ruimte en dat vraagt hernieuwde aandacht voor duurzaamheid.

Het coalitieakkoord benadrukt dat uit het oogpunt van duurzaamheid de onderlinge samenhang tussen ruimtelijke ordening, natuur en landschap, infrastructuur en energieverbruik bevorderd moet worden (het nieuwe MIRT, waarin ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen – ook in financiële zin – meer in samenhang worden bezien, is daar al een eerste uiting van). De ambitie van dit kabinet vergt nieuwe stappen om samenhangend beleid voor de genoemde beleidsterreinen in Nederland te produceren.

Tegen deze achtergrond zal ik binnen het algemene kader van de Nota Ruimte, samen met mijn collega’s van LNV, EZ, OCW en V&W, een aantal nieuwe accenten zetten onder de noemer van het programma «Mooi Nederland». Dit programma beschouw ik als de ruimtelijke uitwerking van de pijler duurzame leefomgeving. Ik ben hierover in gesprek met mijn collega’s. Ik geef in elk geval prioriteit aan:

• tegengaan van de verrommeling van het landschap o.a. via het formuleren van nadere spelregels inzake de ontwikkeling van bedrijventerreinen en glastuinbouwcomplexen en woningbouw;

• vergroten van de kwaliteit van het landschap, o.a. door het opstellen van een structuurvisie Panorama’s en het verder stimuleren van het beleid voor Nationale Landschappen, Groen in en om de stad en Bufferzones;

• formuleren van maatregelen gericht op de aanpassing van Nederland aan de gevolgen van klimaatverandering;

• bevorderen van kwaliteit en duurzaamheid van de woningbouw en verhoging van de woningbouwproductie;

• Slimmer en zuiniger omgaan met de ruimte. Mooi Nederland omvat niet alleen de visie van dit kabinet op de ruimtelijke inrichting van Nederland, maar ook concrete gebiedsgerichte projecten om dit te realiseren en het daarvoor benodigde beleidsinstrumentarium.

4. Burgers in een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving

Een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving is een essentiële voorwaarde voor de verbetering van de fysieke en sociaal-economische omstandigheden. De uitdaging ligt in de combinatie van de toenemende ruimtebehoefte (en de steeds complexer wordende realiseringsmogelijkheden hiervan in het stedelijk gebied) met de aanpak van lokale milieuproblemen. Deze aanpak richt zich dan vooral op de verbetering van de luchtkwaliteit en geluidssanering. Investeringen in een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving zijn voorwaardenscheppend om te komen van «probleemwijk naar prachtwijk».

5. Versterking van de Nederlandse inbreng in de EU en de wereld

In de eerste pijler van het Coalitieakkoord staat dat Nederland een meer actieve en constructieve internationale positie kiest, en voor grensoverschrijdende milieu- en energieproblemen meer Europese samenwerking wil nastreven. Daarom is het mijn prioriteit onze inbreng in de Europese Unie en de wereld te versterken. Het is zaak in de EU en in de internationale milieufora pro-actief te opereren, waarbij het in Nederlands belang is de relatie tussen een ambitieuze milieu-inzet en het bereiken van een level playing field overtuigend neer te zetten.

Vanuit deze gedachte wil ik in de eerste plaats in samenwerking met de staatssecretaris van Europese Zaken het proces verbeteren op basis van de reeks adviezen die de laatste jaren het licht hebben gezien (Van Voorst tot Voorst, Raad van State, SER, ROB, Clingendael en de kabinetsstandpunten die daarover zijn geformuleerd).

Daarnaast is verbetering van de handhaving van de internationale regelgeving nodig, zowel bij de totstandkoming als bij de uitvoering. Betere internationale afspraken over handhaving dragen niet alleen bij aan een betere doelbereiking (milieukwaliteit), maar ook aan het level playing field. Verbeterde uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van met name de Europese milieuregelgeving vergemakkelijkt bovendien de implementatie daarvan.

Ten slotte zal de Nederlandse inbreng in de internationale ontwikkeling op het gebied van ecosystemen, natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit worden versterkt. Dit is – ook in relatie met mijn eerste prioriteit (klimaat/energie) – een terrein waar veel werk verzet zal moeten worden. Dit zal samen gebeuren met de Ministers van LNV en Ontwikkelingssamenwerking.

6. Urgentieprogramma Randstad

Ik hecht er aan dat een visie op het slimmer en zuiniger omgaan met ruimte onderdeel uitmaakt van het Urgentieprogramma Randstad. Daarom wil ik graag bijdragen aan het Urgentieprogramma Randstad waarvan de minister van Verkeer en Waterstaat coördinerend bewindspersoon is. Ik draag daar in ieder geval aan bij met de ontwikkeling van de visie en opgaven voor de Randstad voor 2040 (dit is onderdeel van de uitvoering van de motie Lemstra) en met gebiedsgerichte projecten die de komende jaren binnen de Randstad zullen worden uitgevoerd. Hierbij ligt uiteraard een nauwe relatie met het programma Mooi Nederland.

Het is mijn streven om de visie op de Randstad voor 2040 op hoofdlijnen met het Beleidsprogramma aan de Tweede Kamer te sturen. De visie zal input leveren voor de uitwerking van het Urgentieprogramma Randstad.

7. Slimmere regels, minder lasten en betere uitvoering

Om het draagvlak voor het beleid op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Milieu te behouden en de doelstellingen te halen is vermindering van de (ervaren) regeldruk en verbetering van de kwaliteit van het proces van vergunningverlening en toezicht noodzakelijk. Hiervoor wordt het programma «Slimmere regels, minder lasten en betere uitvoering» opgezet. Doel van dit programma is een verdere vermindering, vereenvoudiging en stroomlijning van de regelgeving en vermindering van administratieve, bestuurlijke en toezichtslasten. Daarnaast richt het programma zich op verbetering van de kwaliteit van de vergunningverlening en toezicht, door verbetering van de werkprocessen, en op het realiseren van een minimaal benodigde schaalgrootte voor de uit te voeren taken. Lopende activiteiten in het kader van het programma Modernisering VROM regelgeving zoals onder meer de omgevingsvergunning en Modernisering algemene regels (Activiteitenbesluit, gebruiksbesluit) zullen met veel inzet worden gecontinueerd en afgerond.

Hetzelfde geldt voor het project «Eenduidig Toezicht» gericht op het realiseren van de «één loket» gedachte voor toezicht door de Rijksinspecties. Doel is vermindering van de toezichtslasten voor bedrijven en instellingen én verhoging van de kwaliteit van het toezicht. De VROM-Inspectie realiseert voor 4 domeinen (chemie, afval, nucleair en buisleidingen) één aanspreekpunt (het frontoffice) dat op één voorspelbare manier toezicht organiseert alsof er één rijkstoezichthouder is. Daarnaast participeert de VROM-Inspectie in 12 andere domeinen (bijvoorbeeld horeca en ziekenhuizen).

8. Duurzame ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling is het vinden van een verantwoorde balans tussen drie aspecten: people, planet en profit (de drie P’s). De drie P’s vormen een rode draad door de zes pijlers uit het coalitieakkoord. Mijn idee is dan ook om op elk van de drie P’s een beperkt aantal thema’s te benoemen, waarop dit Kabinet zichtbare resultaten wil boeken. Over de voortgang zal periodiek worden gerapporteerd. Na besluitvorming in het Kabinet over welke beleidsdossiers uit het Beleidsprogramma specifiek vanuit het duurzaamheidsperspectief zullen worden uitgewerkt, zal ik u hierover informeren.

Naast deze verankering van duurzaamheid in het beleid is het streven ook de bedrijfsvoering van de overheid zelf te verduurzamen. Ik denk hierbij niet alleen aan duurzaam inkopen, maar bijvoorbeeld ook aan energiebesparing, mobiliteitsbeleid werknemers, duurzaam bouwen, duurzame huisvesting en het personeelsbeleid.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven