30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 122
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2007

Met deze brief wil ik u informeren over de uitkomsten van de Samenvattende Jaarrapportage 2005 van het Doelgroepbeleid Milieu en Industrie1, opgesteld door FO Industrie in opdracht van VROM.

De jaarrapportage geeft een totaaloverzicht van de gezamenlijke milieu-inspanningen en -prestaties van de doelgroep industrie en de knelpunten die nog actueel zijn.

In het kader van het Doelgroepbeleid Milieu en Industrie zijn er sinds 1992 oorspronkelijk met elf bedrijfstakken convenanten afgesloten. Op dit moment zijn nog negen convenanten actueel. Deze bedrijfstakken zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor circa 90% van de milieubelasting door de industrie in Nederland. Per bedrijfstak zijn in de convenanten doelstellingen geformuleerd (de Integrale milieutaakstellingen kortweg IMT’s) om de doelstellingen van de NMP-thema’s voor het jaar 2000 en 2010 te realiseren. IMT’s voor het jaar 2010 zijn op dit moment richtinggevend. Voortgang van deze doelstellingen wordt per bedrijfstak door middel van milieujaarverslagen (MJV’s) en bedrijfsmilieuplannen (BMP’s) gevolgd.

Medio 2007 is de Jaarrapportage 2005 gereedgekomen. Voor de volledigheid zend ik u bijgaand de Jaarrapportage 2005 toe. In deze rapportage is de stand van zaken weergegeven over de uitvoering en de voortgang van de IMT’s door zeven bedrijfstakken, te weten: de basismetaalindustrie, de chemische industrie, de zuivelindustrie, de papier- en kartonindustrie, de textiel- en tapijtindustrie, de olie- en glasindustrie en de rubber en kunststofverwerkende industrie. Bij de betonmortel- en betonproductenindustrie en de vleesindustrie zijn de convenanten reeds beëindigd. De vele kleine en middelgrote bedrijven binnen de overige twee bedrijfstakken te weten, de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen, en de metaalelektro industrie werken niet met MJV’s en BMP’s waardoor er geen met de andere bedrijfstakken vergelijkbare gegevens over het jaar 2005 voor handen zijn. De IMT’s bij deze bedrijfstakken worden gerealiseerd door de implementatie van milieumaatregelen uit de bedrijfstakspecifieke werkboeken. Daarom zijn deze vier bedrijfstakken in deze rapportage buiten beschouwing gelaten.

Kort samenvattend kan worden geconcludeerd dat er ten opzichte van het basis jaar 1985 aanzienlijke reducties zijn gerealiseerd maar de IMT-doelstellingen vooral bij thema verzuring en verspreiding naar lucht nog niet zijn gehaald. In de lopende BMP-4 trajecten en in het kader van de realisatie van de NEC-plafonds (National Emission Ceilings) wordt aandacht besteed aan de reductie van de emissies van verzurende stoffen door industrie. Tevens zijn er over de hele linie (soms aanzienlijke) verbeteringen gerealiseerd ten opzichte van 2004.

Per thema kan de volgende samenvatting worden gemaakt:

Verandering van klimaat: voor alle ozonlaagaantastende stoffen zijn de doelstellingen gerealiseerd door de industrie.

Verzuring: voor de verzurende stoffen SO2, NOx en NH3 zijn in 2005 de doelstellingen niet gerealiseerd. Het doel voor VOS is wel gerealiseerd. Momenteel worden in de lopende BMP-4 trajecten en in het kader van de realisatie van de NEC-plafonds uitgebreid aandacht besteed aan de reductie van de SO2- en NOx-emissies, met name bij de basismetaalindustrie en chemische industrie. In deze trajecten wordt door de bedrijven aangegeven op welke wijze zij aan de doelstellingen van de doelgroep denken te gaan voldoen. Voor het reduceren van de NOx-emissies is aanvullend de handel in NOx-emissierechten ontwikkeld. De industrie is minder relevant voor de NH3-emissies (een aandeel van slechts 2%).

Verspreiding naar lucht: gezamenlijke doelstellingen voor een groot deel van stoffen is gerealiseerd (18 van de 31 stoffen). Daarnaast zijn voor de stoffen zink, chroom, fluoride en lood, waarvan de doelen nog niet zijn behaald, aanzienlijke verbeteringen gerealiseerd in 2005 ten opzichte van 2004. Echter dienen voor de stoffen fluoride en cadmium (komt grotendeels vrij bij Basismetaal) en voor etheen (98% Chemische industrie), nog inspanningen te worden verricht. Voor het terugdringen van deze stoffen is aandacht gevraagd in de betreffende BMP-4 trajecten

Verspreiding naar water: met de realisatie van het doel voor chloorfenolen zijn de gezamenlijke doelstellingen voor alle stoffen in 2005 gerealiseerd.

Vermesting: de emissie van vermeste stoffen naar water is geen aandachtpunt meer daar de doelen al zijn bereikt.

Verwijdering: de algemene doelstellingen met betrekking tot het onderwerp afval (een vermindering van de hoeveelheid afval en meer hergebruik en nuttige toepassing van afvalstromen) zijn grotendeels gerealiseerd. De totale hoeveelheid afval is ten opzichte van 1985 gereduceerd met 10% met name door de sterke reductie van het procesafhankelijke niet-gevaarlijk afval (ruim 34%). De hoeveelheid gevaarlijk afval is sinds 1985 wel toegenomen (verdubbeld). Echter wordt een zeer klein deel hiervan wordt gestort (1% in 2005 tegenover 44% in 1985). Het aandeel hergebruik/nuttige toepassing is voor alle deelstromen toegenomen. De olie- en gaswinningsindustrie valt positief op met een sterke afname van de hoeveelheid afval (bijna 25% afname in 2005 ten opzichte van 2004) en de sterk verbeterde afvalverwijdering in 2005 ten opzichte van de voorgaande jaren.

Verstoring: Onder dit thema vallen geur- en geluidshinder en externe veiligheid. Het merendeel van de geluidssaneringsmaatregelen en maatregelen tegen geurhinder is gerealiseerd. Met betrekking tot externe veiligheid voldoet het overgrote deel van de bedrijven aan de (voormalige) CPR-richtlijn (inmiddels is deze richtlijn vervangen door de PGS-publicatiereeksen). Dit is ten opzichte van 2004 verder verbeterd.

• Externe veiligheid blijft een aandachtspunt omdat volgens de DMI jaarrapportage in 2005 nog niet alle bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware ongevallen (BRZO’99) een VBS (Veiligheidsbeheersysteem) voeren of beschikken over een PBZO-document (document voor preventiebeleid voor zware ongevallen) danwel een goedgekeurd Veiligheidsrapport1. In 2005 en 2006 is hier bijzondere aandacht aan besteed door middel van een omvangrijk verbeterprogramma «BeteRZO».

Tenslotte is het percentage van de in 2005 tijdig ingediende milieujaarverslagen (MJV’s) met circa 64% laag te noemen (gelijkgebleven ten opzichte van 2004). Bijna alle ingediende verslagen zijn tijdig beoordeeld. In overleg met de betrokken overheden en bedrijven wordt hierin thans een verbeterslag doorgevoerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

In Nederland is de Europese Seveso II vertaald in het Besluit Risico’s Zware ongevallen (BRZO’99). Bedrijven die onder het BRZO vallen worden afhankelijk van de hoeveelheden opgeslagen stoffen ingedeeld in de categorie PBZO-plichtig (Preventiebeleid Zware Ongevallen) of VR-plichtig (Veiligheidsrapport)-plichtig. Bedrijven binnen deze categorieën dienen een VBS (veiligheidsbeheersysteem) op te stellen, PBZO bedrijven bovendien een PBZO-document en VR-bedrijven een VR-rapport.

Naar boven