30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 120
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2007

Op 22 mei jl. heeft de Kamer gevraagd om een brief over de debatten in Amsterdam over de situatie rondom de financiering van het project Westermoskee en uitspraken hieromtrent van de heer Dag in Trouw van 19 mei 2007. Deze brief, die ik mede verstuur namens de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, geeft gevolg aan dit verzoek.

Achtergrond

Fatih Dag, voorzitter van Milli Görüs Amsterdam-West, van de Aya Sofia moskee en directeur van Manderen BV, heeft het slepende conflict rond de te bouwen Westermoskee op het voormalige RIVA-terrein in deelgemeente De Baarsjes op scherp gezet met uitlatingen in het dagblad Trouw. Hij heeft gewaarschuwd voor een demonstratie als de bouw van de moskee niet doorgaat. Ook heeft hij gezegd een opstand «binnen wettelijke grenzen» onder moslims in Nederland te verwachtenen die wel eens uit de hand zou kunnen lopen.1

De feiten

Op 23 mei jl. zijn n.a.v. het conflict twee moties aangenomen in de Amsterdamse gemeenteraad. De eerste motie vraagt het College van B&W Amsterdam voorlopig geen contacten meer te onderhouden met de voorzitter en het bestuur van Milli Görüs Amsterdam-West totdat de «Bibob-procedure» is afgerond.2 De motie roept tevens de heer Dag, het bestuur van Milli Görüs Amsterdam-West én het federatiebestuur Milli Görüs Noord-Nederland op het gebruik van geweld uitdrukkelijk af te wijzen. De tweede motie verzoekt het College samen met het stadsdeel De Baarsjes de bestuurlijke, juridische en organisatorische mogelijkheden te onderzoeken van het in afzonderlijke onderdelen opsplitsen van het project, opdat zoveel mogelijk van het oorspronkelijke plan alsnog tot stand gebracht kan worden.3

In de debatten in de Gemeenteraad zijn voorts nog de volgende, voor het nationale beleid relevante, thema’s aan de orde geweest:

1. de veronderstelde banden tussen Milli Görüs, de Westermoskee en de Moslim Broederschap;

2. de mogelijke betrokkenheid van bestuursleden van Milli Görüs bij «groene beleggingen», en

3. de verhoudingen met Milli Görüs Duitsland.

Ad. 1. Over deze banden heeft de minister van Justitie u eerder geïnformeerd in antwoord op vragen van de Kamerleden Van Toorenburg en Sterk (beiden CDA) (nr. 1290, ingezonden 28 maart 2007). Ik heb geen nieuwe informatie waaruit zou blijken dat personen die gelieerd zijn aan de Moslim Broederschap financiële middelen beschikbaar stellen aan de te bouwen Westermoskee.

Ad. 2. Over de mogelijke betrokkenheid van bestuursleden van Milli Görüs bij «groene beleggingen» verwijs ik u naar de vragen die hierover zijn gesteld door de Kamerleden Karabulut en Irrgang (beiden SP) en Van Dijck en De Roon (beiden PVV) resp. op 15 mei en 5 juni jl. (nrs. 2060714890 en 206071020) aan de ministers van Justitie en Financiën. Op het moment van schrijven van deze brief bereiden deze ministers de beantwoording van deze vragen voor.

Ad 3. Over de invloed van het Duitse hoofdkwartier van Milli Görüs in Keulen, de IGMG (Internationale Gemeinschaft Milli Görüs) zijn op 7 juni vragen gesteld door de Kamerleden Fritsma en Brinkman (beiden PVV) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (nr. 2060717640). Deze vragen zijn op het moment van schrijven nog in behandeling.

Ik wil vooropstellen dat de zaak rond de bouw van de Westermoskee primair een aangelegenheid is van de gemeente Amsterdam.

Ik vind de uitspraken van de heer Dag onacceptabel. Hij heeft weliswaar geen directe dreigementen geuit, maar met zijn uitspraak heeft hij wel de bestaande spanning tussen de Gemeente Amsterdam, woningbouwvereniging Het Oosten en Milli Görüs opgevoerd. Dat de emoties hoog oplopen in deze langslepende kwestie is begrijpelijk. Ik meen echter dat het moskeebestuur juist de taak heeft deze emoties te kanaliseren. De heer Dag heeft inmiddels toegegeven zich ongelukkig te hebben uitgelaten. Ook de besturen van Milli Görüs Amsterdam en Noord-Nederland hebben publiekelijk afstand genomen van deze uitlatingen.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XNoot
1

Zie: Gemeenteblad Gemeente Amsterdam, Motie nr. 229, 1 juni 2007: Motie van het raadslid de heer De Wolf c.s. inzake de bouw van de Westermoskee (uitspraken van de heer U. Dag in Trouw van 19 mei 2007).

XNoot
2

Op grond van de wet-Bibob hebben gemeenten meer bevoegdheden om een aantal vergunningen te weigeren of in te trekken wanneer sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking (mede) gebruikt zal worden ten behoeve van de benutting van voordelen uit criminele activiteiten (malafide ondernemers) of dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van een stafbaar feit.

XNoot
3

Zie: Gemeenteblad Gemeente Amsterdam, Motie nr. 227, 1 juni 2007: Motie van het raadslid de heer De Wolf c.s. inzake de bouw van de Westermoskee.

Naar boven