30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2007

Bij de behandeling van de VROM-begroting 20 december jl. heeft het lid De Krom om een notitie gevraagd over de rolstoeltoegankelijkheid van monumentale gebouwen. In reactie op dit verzoek heeft mijn ambtsvoorganger een korte notitie toegezegd over de regelgeving ten aanzien van rolstoeltoegankelijkheid. Deze treft u hierbij aan.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar

Notitie rolstoeltoegankelijkheid monumentale gebouwen

Aanleiding

Bij een werkbezoek aan Rotterdam heeft de heer De Krom geconstateerd dat een monumentaal pand in Rotterdam niet rolstoeltoegankelijk was omdat het een trap bij de hoofdingang had en geen voorzieningen voor rolstoelgebruikers. Naar aanleiding hiervan heeft het lid De Krom gevraagd of de Monumentenwet door ondernemers wordt aangegrepen om hun gebouwen niet te behoeven aan te passen aan rolstoelgebruikers en of er maatregelen nodig zijn om de rolstoeltoegankelijkheid van monumentale gebouwen te verbeteren. Deze notitie beoogt antwoord te geven op de gestelde vragen en begint met een toelichting op de bestaande regelgeving.

Huidige regelgeving voor nieuwe bouwwerken

Het Bouwbesluit 2003 stelt uit oogpunt van bruikbaarheid eisen aan de (rolstoel)toegankelijkheid van nieuwe gebouwen. Zo worden o.a. eisen gesteld aan drempels, hoogte en breedte van gangen, liften en bereikbaarheid van verblijfsruimten. Goede naleving en handhaving van de toegankelijkheidsvoorschriften voorkomt dat gebouwen onvoldoende toegankelijk worden gemaakt voor rolstoelgebruikers.

Kort samengevat schrijft het Bouwbesluit 2003 voor dat alle gebouwen die nieuw worden gebouwd voldoende toegankelijk moeten zijn. Daarom worden er o.a. eisen gesteld aan de breedte van deuren, gangen en vluchtroutes, de oppervlakte van een lift, de hoogte van drempels en de breedte en steilheid van hellingbanen. Het niveau van de nieuwbouwvoorschriften is overgenomen uit het Handboek Toegankelijkheid van de Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad1. Recentelijk zijn de eisen voor de breedte van gangen in nieuwe utiliteitsgebouwen aangescherpt2.

Voor grotere gebouwen (vanaf 400 m2, horeca vanaf 150 m2) geldt de bijkomende verplichting om ervoor te zorgen dat rolstoelgebruikers geheel zelfstandig en drempelvrij het gebouw in en uit kunnen komen en zelfstandig gebruik kunnen maken van een lift als het gebouw meerdere verdiepingen heeft. Deze zone heet de toegankelijkheidssector. Een toegankelijkheidssector zorgt ervoor dat een rolstoelgebruiker zelfstandig een gebouw kan bezoeken. Uit de memorie van toelichting op het Bouwbesluit 2003 valt op te maken dat het de bedoeling van de wetgever is dat de hoofdingang van een gebouw een toegankelijkheidssector heeft. Een toegankelijkheidssector is ook verplicht voor het verblijfsgebied in gebouwen vanaf 400 m2. Voor bijna alle utiliteitsgebouwen van minimaal deze omvang geldt de bepaling dat tenminste 40% van het vloeroppervlak een toegankelijkheidssector heeft en dus toegankelijk is voor rolstoelgebruikers. Op deze manier wordt geregeld dat rolstoelgebruikers niet alleen een gebouw kunnen bezoeken maar er ook in kunnen werken. Voor scholen geldt de verplichting om 100% van het vloeroppervlak toegankelijk te laten zijn voor rolstoelgebruikers, omdat leerlingen voor verschillende vakken van klaslokaal wisselen.

Voor kleine nieuwe gebouwen is het niet verplicht om een toegankelijkheidssector te hebben, maar wordt het aan de verantwoordelijkheid van de betreffende gebouweigenaar overgelaten. Dit vanwege de kosten die b.v. het aanbrengen van een liftinstallatie voor gebouweigenaren met zich mee brengt. In het Bouwbesluit 2003 is de afweging gemaakt dat dure voorzieningen zoals liftinstallaties in redelijker mate niet van alle gebouweigenaren of gebruikers kan worden geëist. Wel blijft voor deze kleinere gebouwen het voorschrift van kracht dat de eigenaren er voor moeten zorgen dat hun gebouwen voldoende toegankelijk zijn. Ook deze gebouwen dienen te voldoen aan de minimale eisen voor bijvoorbeeld de hoogte van drempels en de breedte van gangen, deuren en vluchtroutes.

Het Bouwbesluit 2003 en integrale toegankelijkheid

Het Bouwbesluit 2003 schrijft niet voor dat het gehele nieuw te bouwen gebouw integraal toegankelijk, d.w.z. volledig zelfstandig toegankelijk en bruikbaar voor rolstoelgebruikers. Omdat het Bouwbesluit 2003 het minimaal noodzakelijke voorschrijft, wordt keus om een gebouw integraal toegankelijk te maken overgelaten aan de gebouweigenaar.

Om o.a. rolstoelgebruikers te laten weten dat een gebouw integraal toegankelijk is kan een gebouweigenaar het Internationaal Toegankelijkheidssymbool (ITS-vignet) aanvragen bij de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad (CG-raad). Er geldt geen publiekrechtelijke verplichting voor gebouweigenaren om dit vignet aan te vragen, omdat het een particulier initiatief betreft.

De Rijksgebouwendienst hanteert al sinds 1990 het uitgangpunt dat de rijksgebouwen integraal toegankelijk moeten zijn. De Rijksgebouwendienst heeft hiervoor een eigen toegankelijkheidsgids, die is gebaseerd op het hierboven reeds vermelde Handboek voor Toegankelijkheid.

Huidige regelgeving voor bestaande bouwwerken

Voor bestaande gebouwen gelden geen specifieke voorschriften voor rolstoeltoegankelijkheid. Ondergaat een bestaand pand een functiewijziging dan dient het pand getoetst te worden aan de nieuwbouwvoorschriften die gelden voor de nieuwe functie. Als het pand niet aan de nieuwbouwvoorschriften voldoet dient het pand op deze punten te worden aangepast aan de voor de nieuwe functie geldende nieuwbouweisen.

Ook bij het gedeeltelijk aanpassen van een bestaand pand zijn de nieuwbouweisen voor het te verbouwen gedeelte van toepassing. Als een gebouweigenaar dus besluit om van een bestaand gebouw de entree te wijzigen dan dient deze entree in principe te voldoen aan de nieuwbouweisen. Er bestaat in de bouwregelgeving wel een ontheffingsmogelijkheid als er sprake is van verbouwing van een bestaand pand. Een ontheffing van een nieuwbouweis kan worden aangevraagd als het praktisch onmogelijk is om aan de nieuwbouweis te voldoen b.v. als de plafondhoogte van het bestaande gebouw niet voldoet aan de nieuwbouweis. Deze mogelijkheid kan echter niet zomaar worden aangegrepen om niet aan de eisen voor toegankelijkheid te behoeven voldoen. Het is namelijk de gemeente die beslist of het verzoek om ontheffing wordt gehonoreerd.

Om ervoor te zorgen dat gehandicapten ook in het algemeen dagelijks leven gewoon mee kunnen doen is vorig jaar het Wetboek van strafrecht aangepast. Met deze wetswijziging kan discriminatie van gehandicapten in het sociaal economisch verkeer worden aangepakt, zoals b.v. gebouweigenaren die geen maatregelen willen treffen om hun gebouw toegankelijk te maken voor gehandicapten. Op grond van deze wet kunnen gebouweigenaren verplicht worden voorzieningen te treffen zodat hun gebouwen b.v. wel rolstoeltoegankelijk worden. Het is de rechter die daarin bepaalt wat redelijk is.

Toegankelijkheid van monumentale panden

Zoals hierboven is beschreven dienen alle gebouwen en bouwplannen in Nederland minimaal te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan bouwwerken stelt. Voor monumentale panden geldt dat gemeenten op basis van advies van de lokale monumentencommissie en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) voorwaarden kunnen verbinden aan een bouwplan als het betreffende bouwplan op onderdelen zou leiden tot onaanvaardbare aantasting van de monumentale waarde. In die gevallen weegt de monumentale waarde van het pand of een onderdeel daarvan zwaarder dan het voorschrift uit het Bouwbesluit 2003. De delen van het gebouw die geen monumentale waarde hebben of waarop de voorschriften uit monumentenvergunning geen betrekking hebben, dienen wel gewoon te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 stelt.

Het rolstoeltoegankelijk maken van een monumentaal gebouw kan dus botsen met de wens tot behoud van het monumentale karakter van het betreffende pand. Dit vergt een afweging van de gemeente en plaatselijke monumentencommissie tussen het belang van het behoud van de monumentale waarde en het beoogd gebruik van het pand. Als een hoofdingang van een gebouw vanwege de monumentale waarde niet geschikt is of kan worden gemaakt om voldoende toegang te verlenen aan rolstoelgebruikers, dan kan de gebouweigenaar ervoor kiezen om een andere ingang van het gebouw rolstoeltoegankelijk te maken. Mocht ook het aanbrengen van een alternatieve ingang vanwege de monumentale waarde van het pand niet tot de mogelijkheden behoren dan dient de gebouweigenaar zich af te vragen of het gebouw wel geschikt is om te gebruiken, vooral als het gebouw gebruikt wordt voor publieke dienstverlening.

Het lid De Krom heeft mijn ambtsvoorganger tevens gevraagd om aanbevelingen te doen om de rolstoeltoegankelijkheid van monumentale gebouwen te verbeteren. Mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven dit een stap te ver te vinden. Ook ik acht op dit moment niet opportuun om aanbevelingen te doen. De toegankelijkheidsvoorschriften voor nieuwbouw en renovatie zorgen voor voldoende rolstoeltoegankelijkheid. Goede naleving van deze voorschriften en bij monumentale panden een goede afweging tussen de monumentale status en het belang van de rolstoeltoegankelijkheid, voorkomt dat gebouwen onvoldoende toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Aanvullende regelgeving voor de bestaande gebouwenvoorraad acht ik op grond van de bovengenoemde wijziging van het Wetboek van strafrecht en gelet de ingreep die dit betekent op het eigendomsrecht, op dit moment niet nodig.

Conclusie

Goede naleving en handhaving van de toegankelijkheidsvoorschriften voorkomt dat gebouwen bij nieuwbouw of functiewijziging onvoldoende toegankelijk worden gemaakt voor rolstoelgebruikers. De monumentale status van een pand kan door een gebouweigenaar niet worden aangegrepen om het pand ontoegankelijk te laten zijn voor rolstoelgebruikers. De lokale monumentencommissie en de gemeente wegen uiteindelijk het belang van de behoud van de monumentale waarde van een gebouw en het belang van een goede toegankelijkheid.


XNoot
1

Wijk, M., Handboek voor Toegankelijkheid, 3e druk 1998.

XNoot
2

Staatsblad 2005, 1.

Naar boven