30 800 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2007

nr. 105
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2007

Inleiding

In de brief van 14 oktober 2005 (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9) bent u geïnformeerd over de Marinestudie 2005. In deze studie is een pakket maatregelen gepresenteerd waarmee de samenstelling en de middelen van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) beter worden afgestemd op de toekomstige taken. Een belangrijk uitgangspunt van de studie is het toenemende belang van de ondersteuning van landoperaties vanuit zee, de toename van de taken lager in het geweldsspectrum en de afnemende omvang van de klassieke sea control en sea denialtaken. Deze taken en het westerse maritieme overwicht blijven weliswaar van belang, maar vereisen minder en ook andere middelen dan tijdens de Koude Oorlog.

De accenten die de Marinestudie 2005 legt, vergen investeringen in nieuwe capaciteiten en verbeteringen van huidige capaciteiten. Met de brief van 18 mei 2006 bent u geïnformeerd over de eerste drie behoeftestellingen die deel uitmaken van de Marinestudie 2005. Dit betrof achtereenvolgens de verwerving van een joint logistiek ondersteuningsschip, de verwerving van vier patrouilleschepen en de veiligheidsaanpassingen aan de sonar van de Walrusklasse onderzeeboten. Met deze brief informeer ik u over de behoeftestelling voor de kwantitatieve versterking van de twee manoeuvrebataljons van het Korps mariniers.

Marinestudie 2005

Uit de Marinestudie 2005 is gebleken dat de omvang en de samenstelling van de twee manoeuvrebataljons van het Korps mariniers niet zijn berekend op de eisen die tijdens crisisbeheersingsoperaties en bij amfibische operaties aan modern militair optreden worden gesteld. Daarom wordt in de studie aanbevolen de bataljons met elk 125 functies uit te breiden. Voor deze kwantitatieve versterking van het personeel bestaat een behoefte aan extra infrastructuur en aan extra materieel waaronder voertuigen, communicatiemiddelen, wapens, munitie en uitrusting.

De versterking van de mariniersbataljons past in het streven de toekomstige krijgsmacht in te richten met kwalitatief hoogwaardige eenheden die geschikt zijn voor expeditionair optreden, ook in de hogere delen van het geweldsspectrum. Door de bataljons te versterken wordt het voortzettingsvermogen van het Korps mariniers vergroot en worden de eenheden van het CZSK beter in staat gesteld gezamenlijk de operaties op het land te beïnvloeden of te ondersteunen.

Operationeel concept

De afgelopen tien jaar heeft zich een verschuiving voorgedaan van vredesbewarende operaties naar operaties met een robuuster mandaat, waaronder stabilisatiemissies. Voor dergelijke operaties is geen instemming van de strijdende partijen nodig en mede daarom is er meer behoefte aan eenheden die zichzelf afdoende kunnen beschermen en opponenten kunnen afschrikken. Eenheden moeten over een aanzienlijk vermogen tot escalatiedominantie beschikken om de situatie te kunnen beheersen, tegenacties te ontmoedigen en zo nodig zelf effectief te kunnen optreden.

De ervaring leert dat eenheden van bataljonsgrootte voor een relatief groot gebied verantwoordelijk worden gesteld en zelfstandig moeten kunnen opereren. In het gebied van verantwoordelijkheid moeten bovendien vanaf meer locaties voor langere duur uiteenlopende taken tegelijkertijd en gecoördineerd worden uitgevoerd. Om zulke taken met een hoog operationeel tempo over grote afstand te kunnen uitvoeren, moeten manoeuvrebataljons van het Korps mariniers beschikken over toereikende mankracht en organieke logistieke capaciteiten.

Het klassieke concept van amfibisch optreden was gericht op het zeker stellen van één of meer landingsplaatsen voor vervolgoperaties op het land of het uitschakelen van één doel vanuit zee. Modern amfibisch optreden berust op de beginselen van Manoeuvre Warfare, waarbij in een hoog tempo vanuit zee een gericht effect op het land moet worden bewerkstelligd. Om de speciaal daarvoor getrainde en uitgeruste eenheden op het land te ontplooien, zijn specifieke capaciteiten nodig. Modern militair optreden tijdens vredesmissies en amfibische operaties stelt hoge eisen aan de inlichtingenvoorziening, de commandovoering, mobiliteit, zelfbescherming, vuurkracht en logistiek.

Huidige situatie

Vanaf 2001 namen versterkte manoeuvrebataljons van het Korps mariniers deel aan stabilisatiemissies in het grensgebied tussen Ethiopië en Eritrea (UNMEE), in Irak (SFIR) en in Afghanistan (ISAF). Bij de opzet van de manoeuvrebataljons, eind jaren tachtig, waren dergelijke vormen van inzet niet voorzien. Om de versterkte eenheden te kunnen samenstellen was het daarom noodzakelijk de standaard manoeuvrebataljons aanzienlijk aan te passen en uit te breiden met personeel van andere marinierseenheden en het mariniersopleidingscentrum. Er waren dus geen pasklare, bestaande modules in de vorm van inzetgerede subeenheden.

In plaats daarvan moesten groepen en individuele militairen uit de gehele organisatie van het Korps mariniers bijeen worden gebracht. Een dergelijke ad hoc wijze van samenstellen kan gemakkelijk ten koste gaan van de samenhang van het uit te zenden bataljon, omdat personeelsleden niet optimaal op het werk zijn voorbereid en op elkaar zijn ingespeeld – een belangrijke factor om succesvol te kunnen optreden. Dit kan afbreuk doen aan de effectiviteit van de eenheid en kan zelfs tot operationele of veiligheidsrisico’s leiden.

Gewenste situatie

Om verantwoord in het gehele geweldsspectrum te kunnen worden ingezet, is structurele uitbreiding van de twee manoeuvrebataljons van het Korps mariniers noodzakelijk. Daarom is naar aanleiding van de Marinestudie 2005 besloten de personele capaciteit die vrijvalt door de afstoting van vier M-fregatten gedeeltelijk aan te wenden om de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers te versterken. Voorts komt er personeel vrij door de opheffing van de compagnie mariniers op Curaçao, die is aangekondigd in de brief van 2 juli jl. over de hoofdlijnen van het defensiebeleid in de komende jaren. Door deze bataljons elk met 125 volledige functies te versterken, wordt het expeditionaire vermogen van het Korps mariniers aanzienlijk vergroot. De uitbreiding met in totaal 250 functies omvat versterkingen op de eerdergenoemde aandachtsgebieden, te weten de inlichtingenvoorziening, de commandovoering, mobiliteit, zelfbescherming, vuurkracht en logistiek. Het gaat om een aanpassing van de basiscapaciteit die voor iedere operatie noodzakelijk is en die het voortaan overbodig maakt bij operaties de organisatie af te speuren naar personeel dat beschikbaar kan worden gemaakt.

Behoeften

Voor de kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons is extra materieel nodig. Bovendien moet het personeel voor de 250 functies worden gehuisvest. Hieronder wordt uiteengezet waaraan behoefte bestaat als het gaat om infrastructuur, voertuigen, communicatiemiddelen, wapens, munitie en overige uitrusting. Met uitzondering van de infrastructuur (renovatie en nieuwbouw) gaat het om de uitbreiding van materieel dat al bij Defensie in gebruik is of op korte termijn in gebruik zal worden genomen.

Infrastructuur

De manoeuvrebataljons van het Korps mariniers zijn samen met andere operationele marinierseenheden in de Van Braam Houckgeestkazerne (VBHKAZ) te Doorn gelegerd. Deze kazerne biedt te weinig ruimte om 250 man extra personeel onder te brengen. De oplossing is gevonden in de verplaatsing van het gevechtssteunbataljon naar de locatie Buitenveld in Den Helder. Op deze locatie kunnen nog meer marinierseenheden worden geconcentreerd. Behalve het gevechtssteunbataljon uit Doorn gaat het om het amfibische verkenningspeloton vanuit het Mijnendienstcomplex en om elementen van het amfibische ondersteuningsbataljon vanaf Texel. De keuze voor Buitenveld komt tegemoet aan de behoefte van de Commandant der Zeestrijdkrachten om een groter aantal mariniers in Den Helder te legeren met het oog op verdere integratie en een betere communicatie over en weer met de vloot, ter versterking van het maritieme expeditionaire vermogen.

Voertuigen

Omwille van de mobiliteit van de elementen die aan de manoeuvrebataljons worden toegevoegd, moet het operationele voertuigenpark worden uitgebreid. Mobiliteit is nodig om eenheden snel en flexibel op het gevechtsveld te kunnen inzetten. De benodigde uitbreiding betreft wiel- en rupsvoertuigen van uiteenlopende typen. De verwerving van deze voertuigen zal onderdeel zijn van de projecten ter vervanging van wielvoertuigen en ter instandhouding van de resterende all terrain vehicles van het type BV206. Over beide projecten wordt u te zijner tijd per brief geïnformeerd.

Communicatiemiddelen

De verschillende elementen die aan de manoeuvrebataljons worden toegevoegd, dienen uit oogpunt van commandovoering en inlichtingenvoorziening te kunnen communiceren binnen het bataljon. Hiervoor moet informatie – zowel spraak als data – snel en op een veilige manier verspreid worden. Dit leidt tot een behoefte aan draagbare en voertuiggebonden communicatiemiddelen waarmee uiteenlopende afstanden moeten kunnen worden overbrugd. Om in deze behoefte te kunnen voorzien zal bij het project Nimcis (Nieuwe generatie Mariniers Communicatie en Informatie Systeem) worden aangesloten dat thans in uitvoering is. Dit project behelst beveiligde radiocommunicatiemiddelen en informatieverwerkende systemen voor het Korps mariniers ter vervanging van diverse typen radio’s die het einde van hun technische levensduur hebben bereikt. Nimcis verschaft de versterkte manoeuvrebataljons de capaciteit om in een netwerk te opereren.

Wapens, munitie en overige uitrusting

De voorgenomen uitbreiding van de manoeuvrebataljons leidt tot een behoefte aan extra wapens (klein kaliber) plus toebehoren, munitie en overige uitrusting, zoals persoonlijke standaard uitrusting (PSU), persoonlijke gevechtsuitrusting (PGU) en groepsgebonden uitrusting (GGU). In de benodigde aantallen is rekening gehouden met een logistieke reserve.

De persoonlijke wapens (C-7 Diemaco) zullen uit boventallige voorraden van Defensie worden betrokken. Dit geldt ook voor de behoefte aan zware (.50) en middelzware (7,62 mm) mitrailleurs. Omdat deze wapens zonder toebehoren (zoals affuiten, nachtzichtkijkers, houders, magazijntassen, onderhoudsmaterieel, etc.) worden geleverd, moet het aanvullende materiaal afzonderlijk worden verworven. Verder wordt aangesloten bij kleinere projecten die al gaande zijn, zoals de Operationele Aanpassing van het Diemaco geweer (OAD), het snelrichtmiddel (SRIM) en speciale wapens plus toebehoren voor snipers en scherpschutters. Voor de behoefte aan het pistool Glock en het Short Range antitankwapen (SRAT) moet wel een afzonderlijk verwervingstraject worden doorlopen. Er is, ten slotte, behoefte aan een beperkte uitbreiding van de operationele voorraad munitie. Dit betreft voornamelijk klein kaliber munitie, springmiddelen en ladingen voor de SRAT.

De behoefte aan standaard uitrusting, gevechtsuitrusting en groepsuitrusting loopt uiteen van kleding tot persoonlijke uitrusting en bivakmaterieel voor gebruik onder uiteenlopende klimatologische en geografische omstandigheden. Om in deze behoefte te voorzien is een eenmalige uitbreiding van de voorraad nodig. Naast de wapengebonden nachtzichtkijkers (richtmiddelen) zijn ook waarnemingskijkers nodig voor chauffeurs en ander personeel.

Het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) is onderdeel van het Soldier Modernisation Program. Het project voorziet defensiebreed in een extra uitrustingspakket voor operationele eenheden die te voet of uitgestegen in groepsverband infanterietaken uitvoeren. In de behoeftestelling wordt rekening gehouden met de kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons. Over dit krijgsmachtbrede project wordt u te zijner tijd per brief geïnformeerd.

Financiële aspecten investeringen

De verwerving van materieel en infrastructuur ten behoeve van de versterking van de mariniersbataljons behelst een projectomvang groter dan € 50 miljoen in de periode 2007 tot en met 2013. In de vertrouwelijke bijlage bij deze brief treft u aanvullende informatie aan over de investeringskosten van dit project.

Personeels- en materieelexploitatie

De exploitatiekosten die voortvloeien uit de kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers, vallen uiteen in een personeel en een materieel deel. Deze kosten worden gedekt door het totaalpakket aan maatregelen voortvloeiend uit de Marinestudie 2005. De vertrouwelijke bijlage bij deze brief bevat aanvullende informatie over de exploitatiekosten van dit project1.

Internationale samenwerking

De versterking van de manoeuvrebataljons zorgt er voor dat deze eenheden inpasbaar en geschikt blijven voor operaties met Britse marinierseenheden in de UK/NL Amphibious Force. Nederland handhaaft hiermee een volwaardige inbreng binnen dit partnerschap, wat onder meer van belang is voor de te vormen EU Battlegroup in 2010.

Inschakeling van de Nederlandse industrie

Met uitzondering van de infrastructuur (renovatie en nieuwbouw) gaat het om een uitbreiding van materieel dat al bij Defensie in gebruik is of op termijn in gebruik zal worden genomen. Afhankelijk van het specifieke materiaal of project zijn er mogelijkheden om de Nederlandse industrie te betrekken bij de levering van het materieel.

Tijdschema

De investeringsruimte voor dit project is gegarandeerd door prioriteitstelling en door de uitgaven over een langere periode te spreiden. Ook is rekening gehouden met de mogelijkheden om aan te sluiten bij diverse lopende en geplande verwervingsprojecten voor de verwerving van materiaal. De gehele verwervingsperiode beslaat de jaren 2007 tot en met 2013. Volgens de huidige inzichten kan in 2007 worden begonnen met de verwerving van materieel dat Defensie al heeft, zoals wapens en uitrustingstukken. De werkzaamheden voor de infrastructuur kunnen in 2008 beginnen. De planning is er op gericht om midden 2009 één versterkt bataljon operationeel gereed te hebben en het tweede een jaar later. De verwerving van materieel is dan weliswaar nog niet voltooid, maar dit betreft krijgsmachtbrede projecten zoals het SMP. Deze projecten zijn niet van invloed op de planning voor de operationele gereedstelling van de bataljons.

Risico’s

Het gaat bij het benodigde materieel niet om innovatieve producten. Alle behoeften kunnen van de plank worden verworven, dus in dit opzicht zijn risico’s laag. Een risico is wel de termijn waarbinnen de infrastructuur en het materiaal beschikbaar moeten zijn. Een goede coördinatie is noodzakelijk om de diverse deelprojecten gelijk op te laten lopen. Wat de factor geld betreft is rekening gehouden met een risicoreservering voor nieuwe producten zoals in het SMP, maar ook voor infrastructuur.

Een risico op het gebied van de infrastructuur betreft de benodigde periode om het gebouw te ontruimen dat de firma Multimetaal thans in gebruik heeft. Op grond van de uitspraak van de rechter in de zaak Staat versus Multimetaal wordt overlegd over een schikking die ertoe moet leiden dat de firma nog in 2007 de locatie zal verlaten.

Tot slot

Bij de opzet van de manoeuvrebataljons, eind jaren tachtig, zijn ontwikkelingen zoals de toegenomen inzet in crisisbeheersingsoperaties en het veranderde gevechtsveld niet voorzien. De omvang en samenstelling van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers zijn daardoor niet berekend op de eisen die tijdens vredesmissies en bij amfibische operaties aan modern militair optreden worden gesteld. Daarom zijn bij de deelneming aan recente crisisbeheersingsoperaties deze bataljons steeds kort voor aanvang van de missie versterkt met mariniers uit andere delen van de organisatie. Dit gaat op de langere duur ten koste van het operationele vermogen van het Korps Mariniers en het levert risico’s op. Ook staat dit haaks op het streven van Defensie naar expeditionaire eenheden die snel en flexibel inzetbaar zijn.

Met deze brief heb ik u geïnformeerd over de kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers. De twee manoeuvrebataljons worden elk met 125 functies uitgebreid. Deze versterking vergt een behoefte aan infrastructuur en extra materiaal waaronder voertuigen, communicatiemiddelen, wapens, munitie en uitrusting. Het materiële deel van het project «kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers» zal in uitvoering worden gegeven bij de Defensie Materieel Organisatie. De zorg voor de benodigde infrastructuur zal worden belegd bij de Dienst Vastgoed Defensie.

De staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap


XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven