30 800 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2007

Op 19 december jl. heb ik u een brief gestuurd over de bekostiging in het Voortgezet Onderwijs (Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 85). Bij die brief was o.a. een onderzoeksrapport over de toereikendheid van de materiële bekostiging in het Voortgezet Onderwijs (VO) gevoegd. Dat onderzoeksrapport maakt deel uit van de vijfjaarlijkse evaluatie van de materiële exploitatie. Die evaluatie omvat naast het onderzoek naar de toereikendheid een onderzoek naar de bekostigingssystematiek. In overleg met de begeleidingscommissie, waarin naast het ministerie de besturenorganisaties en de VO-raad vertegenwoordigd waren, is ervoor gekozen om het onderzoek naar de bekostigingssystematiek niet te beperken tot de materiële bekostiging maar om ook de personele bekostiging hierin mee te nemen.

Zoals ik in eerder genoemde brief heb toegezegd, zou ik u nog over het onderzoek naar de bekostigingssystematiek in het VO informeren. Hierbij ontvangt u het eindrapport van dit onderzoek1. In deze brief geef ik een korte samenvatting van de onderzoeksuitkomsten. Het is aan het nieuwe kabinet om eventuele vervolgstappen te zetten.

Onderzoeksaanpak

Bij het onderzoek naar de bekostigingssystematiek gaat het om de wijze waarop de middelen aan het veld worden toegekend; het vond plaats in de vorm van twee zogenaamde versnellingssessies. Destijds is in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een nieuw bekostigingsstelsel voor de exploitatiekosten in het voortgezet opgenomen dat de vijfjaarlijkse evaluatie door een extern bureau zou worden uitgevoerd, dit onderzoek naar de bekostigingssystematiek heeft € 19 040,– gekost.

In de versnellingssessies kregen de deelnemers (voornamelijk schooldirecteuren en financieel verantwoordelijken) een aantal vragen en stellingen voorgelegd die gericht zijn op mogelijke knelpunten in de huidige bekostigingssystematiek en op de gewenste bouwstenen van een nieuw bekostigingsmodel. De deelnemers hebben het belang van de diverse knelpunten en bouwstenen geprioriteerd en deze met elkaar geconfronteerd. Dat heeft vervolgens geleid tot een voorkeursmodel voor de bekostiging in het VO.

Onderzoeksbevindingen

De bevindingen van de onderzoekers komen samengevat op het volgende neer.

Personele en materiële bekostiging

De deelnemers aan de versnellingssessies constateren dat het huidige onderscheid binnen de personele bekostiging (in soorten personeel) en tussen de personele en materiële bekostiging niet langer aansluit bij de werkelijke uitgaven. Dit kan leiden tot ongewenste sturing bij de inzet van middelen en in het nieuwe model kan dit onderscheid vervallen.

Indexering

De deelnemers achten het van groot belang dat het nieuwe model een periodieke indexering kent. Het huidige model houdt hier onvoldoende rekening mee en bovendien worden de prijsontwikkelingen op het gebied van ICT en energie onvoldoende in de indexering doorvertaald.

Incidentele bekostiging

De deelnemers ervaren diverse knelpunten rondom incidentele bekostigingsstromen. Incidenteel stimuleringsbeleid leidt vaak tot structurele uitgaven maar daar staat bekostiging tegenover die ineens stopt. Bovendien gaat de incidentele bekostiging vaak gepaard met administratieve lasten (aanvragen van de extra middelen en specifieke verantwoordingseisen).

Bestuurs- versus schoolbekostiging

De deelnemers zijn het erover eens dat bestuursbekostiging beter aansluit bij de huidige schoolorganisatie dan bekostiging op schoolniveau. Ook werd aangegeven dat het aantal vestigingen een zeer bepalende factor is bij de exploitatie. In de sessies zijn de gevolgen hiervan voor een nieuw bekostigingsmodel niet volledig uitgediept.

Doorlopende leerlijnen vmbo-mbo

De huidige bekostigingssystematiek kent blokkades ten aanzien van het optimaliseren van de doorstroom van vmbo naar mbo. Zo kent het VO een andere verdeling van de huisvestingsverantwoordelijkheid dan het mbo (daar speelt de gemeente geen rol). Dat is belemmerend bij het in één gebouw opnemen van voorgezet en middelbaar onderwijs met als gevolg een beperking bij het inrichten van ononderbroken leerlijnen. Een ander probleem is de BTW-heffing bij het wederzijds inhuren en uitlenen van mensen. De deelnemers geven aan dat het nieuwe bekostigingsmodel ruimte moet bieden bij het inzetten van de bekostiging en dat het eenvoudig en (be)lonend moet zijn.

Huisvestingsverantwoordelijkheid

In de sessies komt de wens naar voren de volledige huisvestingsverantwoordelijkheid bij de scholen te leggen; de toegevoegde waarde van de huidige rol van de gemeente op het gebied van huisvesting wordt niet gezien. De gedeelde huisvestingsverantwoordelijkheid beperkt de beleidsvrijheid. Daarnaast hebben de deelnemers het idee dat er huisvestingsmiddelen voor het onderwijs bij de gemeente onbesteed blijven.

Globale parameters

De deelnemers geven aan dat globale parameters scholen stimuleren om de middelen beleidsrijk in te zetten. Dat neemt niet weg dat wel behoefte blijft bestaan om periodiek het realiteitsgehalte van de bekostiging te toetsen, en dan met name het toereikendheidsaspect.

Parameters

Concreet zijn in de beide sessies de volgende parameters voor een nieuw bekostigingsmodel naar voren gekomen: aantal leerlingen, leerjaar, schoolsoort en leerlingkenmerken.

In hoeverre het aantal vestigingen en een vaste voet een plek moeten krijgen in het nieuwe model is in de sessies onvoldoende naar voren gekomen.

Outputparameters

Er blijkt bij de deelnemers weinig belangstelling te bestaan voor prestatie elementen in een nieuw bekostigingsmodel. Gevreesd wordt dat een hoge afhankelijkheid in de bekostiging van prestaties zal leiden tot ongewenste niveauverlaging en selectie aan de poort.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven