30 800 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2007

30 424
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enige andere wetten in verband met de harmonisatie van de uitkeringsrechten en het onder de werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers brengen van de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en de bestuurders van waterschappen

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2006

Tijdens het overleg op 21 november 2005 over de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik toegezegd in 2006 te bezien of een verdere harmonisatie van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) aan de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) noodzakelijk is (TK 30 300 VII, nr. 20).

In de bijlage treft u een vergelijking aan van de verlengde uitkering bij algemene invaliditeit op grond van de Appa, de arbeidsongeschiktheidsregeling van de WIA en de aanvullende regeling voor het overheidspersoneel.1) Op grond van deze inventarisatie concludeer ik het volgende over de wenselijkheid van aanpassing van de Appa aan de WIA.

Voor het verstrekken van een Appa-uitkering is de vertrekreden van een politieke ambtsdrager in eerste instantie niet van belang. Een politieke ambtsdrager moet zelf vrijelijk kunnen beoordelen of er nog voldoende vertrouwen is om de functie adequaat te blijven uitoefenen of dat hij nog fysiek in staat is om te kunnen blijven functioneren. Dat is een wezenlijk kenmerk van politieke ambtsdragers, waarmee zij zich onderscheiden van werknemers.

De uitkering bij invaliditeit in de Appa is gericht op inkomensbescherming. Om die reden speelt pas na afloop van de reguliere wachtgeldperiode de vraag of de vroegere politieke ambtsdrager op dat moment fysiek geschikt is om te werken.

De ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregelgeving voor werknemers zoals neergelegd in de WIA is vanaf de ziekmelding gericht op re-integratie, veelal bij de eigen werkgever. Indien na twee jaar ziekte bij de poortwachtertoets blijkt dat de re-integratie-inspanningen te beperkt zijn gebleven, wordt de loondoorbetalingsplicht van de werkgever verlengd. Ook de daarop volgende arbeidsongeschiktsheidregeling van de WIA is gericht op deelname aan het arbeidsproces. Gehele of gedeeltelijke arbeidsparticipatie is het streven en deelname aan het arbeidsproces leidt tot een hogere uitkering.

De Appa-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid is, zoals gezegd, gericht op inkomensbescherming. Een Appa-gerechtigde met een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan weliswaar maximaal drie jaar bijverdienen maar deze neveninkomsten worden gekort op de uitkering.

In het verleden volgde het sociale zekerheidsdeel van de Appa in beginsel met enige vertraging de wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen voor werknemers in de markt en bij de overheid. Vanaf 1997 is na de introductie van de verlengde uitkering wegens invaliditeit de Appa echter niet meer aangepast aan wijzigingen in het arbeidsongeschiktheidsregime van werknemers. Het verschil is na de invoering van de WIA nog groter geworden.

Gezien de verschillende doelstellingen van de WIA en de Appa is de vraag gerechtvaardigd of het arbeidsongeschiktheidsregime voor politieke ambtsdragers moet afwijken van dat in de WIA. De introductie van de sollicitatieplicht in de Appa (wetsvoorstel nu bij de Tweede Kamer aanhangig, Kamerstukken II, 2005–2006, 30 424, nr. 2) speelt bij de beantwoording van die vraag een belangrijke rol. Een sollicitatieplicht betekent immers dat de betrokken werkloze ambtsdrager op zoek moet naar nieuw werk. Als dat wordt belemmerd door arbeidsongeschiktheid, kan aan die plicht niet worden voldaan. In overeenstemming met de systematiek van de WIA zou de uitkerende instantie er voor moeten zorgen dat de arbeidsongeschiktheid – als dat mogelijk is – wordt opgeheven. Daarbij moet worden bezien op welke wijze en in welke mate de WIA-regels op deze groep moeten worden toegepast. Bijvoorbeeld een re-integratie bij dezelfde «werkgever» behoort mijns inziens voor een politieke ambtsdrager niet tot de mogelijkheden.

Ik zal de Kamer een wetsvoorstel aanbieden om te komen tot een aanpassing van de Appa na parlementaire goedkeuring van de voorliggende wijziging van de Appa waarin de sollicitatieplicht zal worden ingevoerd. Met inachtneming van de specifieke kenmerken van een politiek ambt zullen dan de wezenlijke aspecten van de WIA-systematiek (zoals keuringsmethodiek, bevorderen re-integratie en het benutten van de restverdiencapaciteit) een vertaling krijgen in de Appa.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven