30 800 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2007

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2006

Met het oog op het Algemeen Overleg met de Commissie voor Nederlandse Antilliaanse en Arubaanse Zaken op 13 december aanstaande informeer ik u in deze brief over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de staatkundige ontwikkelingen in de Nederlandse Antillen.

Op 2 november jongstleden voerde ik bestuurlijk overleg met de regering van de Nederlandse Antillen, met Curaçao en Sint Maarten. Tijdens het overleg is een aantal afspraken gemaakt over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten. De slotverklaring van het bestuurlijk overleg zond ik u toe (Tweede Kamer 2006–2007, 30 800 IV, nr. 9), hierover spraken wij in een besloten overleg op 16 november jongstleden.

U hebt via de media kunnen vernemen dat de eilandsraad van Curaçao op 27 november jongstleden het bereikte akkoord heeft afgewezen. Ik betreur dat, omdat ik meen dat dit niet in het belang is van het welzijn van de bevolking van Curaçao en dat het de verhoudingen binnen het Koninkrijk niet ten goede komt.

De afwijzing van de eilandsraad Curaçao kan vanzelfsprekend niet zonder gevolgen blijven voor het proces van staatkundige veranderingen. Door de afwijzing van het akkoord heeft Curaçao zich buiten het staatkundige proces geplaatst. De overige vier eilanden van de Nederlandse Antillen mogen echter niet de dupe worden van de afwijzing. Ik zal daarom zowel met de drie kleinste eilanden als met Sint Maarten doorgaan op de ingeslagen weg.

Dit betekent concreet dat thans conform afspraak een stappenplan wordt voorbereid voor de uitvoering van de afspraken die ik met de drie kleinste eilanden heb gemaakt tijdens de miniconferentie op 10 en 11 oktober. Samen met Sint Maarten zal ik eveneens conform de afspraken van 2 november een stappenplan opstellen en de implementatie van de staatkundige veranderingen voorbereiden. Ik zal in januari ook met deze eilandgebieden hierover spreken.

Een belangrijk onderdeel van de afspraken was de sanering van de schulden. Door de afwijzing van het akkoord door Curaçao kan geen sprake meer zijn van schuldsanering van de schulden van het Land (die grotendeels worden toegerekend aan Curaçao) en van Curaçao. Bezien wordt op welke wijze in het kader van de schuldsanering alsnog ondersteuning geboden kan worden aan de vier overige eilanden. Zoals afgesproken zal vrijwillig financieel toezicht worden ingesteld op het Land, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Welke gevolgen de afwijzing van het akkoord en daarmee de afwijzing van de schuldsanering heeft voor de overheidsfinanciën van Curaçao en het Land Nederlandse Antillen zijn nog niet te overzien. Noch kan ik uitsluiten dat afwijzing gevolgen zal hebben voor de inzet van de Nederlandse samenwerkingsmiddelen. Vanuit de waarborgtaak van het Koninkrijk zal Nederland in ieder geval zorgen dat ernstige gevolgen voor de bevolking beperkt blijven.

Het moge duidelijk zijn dat het de afspraken die wij bestuurlijk maakten op 2 november één geheel vormen, van onderhandeling over de afspraken zal daarom geen sprake kunnen zijn. Curaçao heeft er nu voor gekozen de afspraken af te wijzen. Ik sta open voor gesprekken met Curaçao om te bespreken op welke wijze Curaçao weer kan aanhaken bij het proces op het moment dat zij alsnog instemmen met de gemaakte afspraken.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

Naar boven