30 800 I
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Huis der Koningin (I) voor het jaar 2007

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
   
 Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)2
   
B.ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
   
 BIJLAGE: KOSTEN IN ANDERE BEGROTINGEN5

Vaststelling van een begroting voor ontvangsten, zoals aangegeven in de Begrotingsvoorschriften, is voor deze begroting niet van toepassing.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)

De begrotingsstaten, die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Huis der Koningin voor het jaar 2007 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2007. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2007.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven en verplichtingen voor het jaar 2007 vastgesteld. Het in deze begroting opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

DE MINISTER-PRESIDENT,Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

De ramingen van de uitkeringen aan de Koningin, Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima zijn gebaseerd op de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis van 22 november 1972 (Stb. 701) en wijziging daarvan op grond van de wijziging van de Algemene burgerlijke Pensioenwet en de Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001.

De uitkeringen aan de in deze begroting vermelde leden van het Koninklijk Huis zijn opgebouwd uit 3 componenten:

Een A-component, die betrekking heeft op de kosten van personeel. Dit betreft de personeelskosten van degenen, die hun instructie rechtstreeks van de Koningin ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van de Koningin verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Een B-component, die betrekking heeft op de overige, dat wil zeggen niet-personele kosten.

Een C-component, die het inkomensbestanddeel vormt.

De uitkeringen op grond van de A- en B-component betreffen de met de uitoefening van de functie verbonden kostenvergoedingen en vormen geen deel van het eigenlijke inkomen.

De definitieve vaststelling van de A-component geschiedt aan het eind van elk jaar door daarop de procentuele verandering van de salarissen in de sector Rijk toe te passen. De uitkering aan de Koningin volgt daarbij het inkomen van een ambtenaar in schaal 11. De uitkering aan Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima volgen het inkomen van een ambtenaar in schaal 3.

De B-component wordt elk jaar aangepast op basis van de consumenten-prijsindex van alle huishoudens in de maand juni.

De C-component wordt, evenals de A-component, aan het eind van elk jaar vastgesteld. Als berekeningsgrondslag geldt de ontwikkeling van het netto ambtelijk inkomen van de vice-president van de Raad van State. Genoemd netto inkomen wordt berekend door het bruto ambtelijk inkomen te verminderen met de wettelijke inhoudingen zoals onder andere pensioenpremie en loonheffing.

Doordat wordt uitgegaan van het netto inkomen, werken wijzigingen in de salarisstructuur en de wettelijke inhoudingen door in de vaststelling van de inkomensbestanddelen van de C-component.

De in deze begroting opgenomen bedragen zijn voor wat betreft de A- en C-component gebaseerd op het werkelijke uitgavenniveau 2006, verhoogd met de contractloonontwikkeling 2007 volgens het CEP 2006.

De B-component is gebaseerd op het uitgavenniveau medio 2005 verhoogd met de verwachte prijsontwikkeling 2006 en 2007 volgens het CEP 2006.

Indien de werkelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting opgenomen begrotingsbedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2007 is als volgt samengesteld (bedragen x € 1 000):

Uitkering aan:ABCTotaal
De Koningin1 5111 7957624 068
Prins Willem-Alexander294457226977
Prinses Máxima294343226863
    5 908

BIJLAGE: KOSTEN IN ANDERE BEGROTINGEN

Tijdens de behandeling van de begroting 2005 (Huis der Koningin) in november 2004 is een motie aangenomen (kamerstuk II 2004/05, 29 800 III, nr. 10) met als strekking om in het jaarverslag een overzicht op te nemen van de kosten die samenhangen met het Koninklijk Huis. Conform de geldende afspraken op grond van de Wet Financieel Statuut komen de kosten hetzij op declaratiebasis hetzij rechtstreeks ten laste van de begroting van de in onderstaande overzichten genoemde ministeries. Voor zowel de beleidsinhoudelijke als de beheersmatige aspecten van deze begrotingen zijn de betreffende bewindslieden verantwoordelijk. Daarom vormen deze kosten een onderdeel van deze begrotingen respectievelijk de verantwoordingen daarover en vallen derhalve onder de reguliere controle op rechtmatigheid door de auditdienst bij het desbetreffende ministerie. Het overzicht is gebaseerd op de opgaven van de in het overzicht genoemde ministeries.

A) Functioneel declarabele kosten 2007 in andere begrotingen
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties9 795
Verkeer en Waterstaat5 518
Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer8 864
Totaal24 177

Toelichting

Het betreft enerzijds de kosten van het hofpersoneel (uitgezonderd die welke zijn opgenomen in de A-component van de uitkering) en anderzijds kosten samenhangend met onder meer het gebruik van paleizen, auto’s, paarden en rijtuigen. Deze kosten worden – voorzien van een accountantsverklaring – op grond van de Wet Financieel Statuut gedeclareerd bij de genoemde ministeries.

B) Overige kosten 2007 in andere begrotingen
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties9 000
Verkeer en Waterstaat920
Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer29 055
Buitenlandse Zaken1 849
Defensie25 736
Totaal66 560

Toelichting:

Bovengenoemde begrotingen bevatten een raming voor voorzieningen en diensten waarvan de kosten ten laste komen van de Staat. In bovenstaand overzicht wordt dat deel van de kosten weergegeven dat te relateren is aan het Koninklijk Huis. Het overzicht is gebaseerd op de opgaven van de desbetreffende ministeries en betreft kosten voor: beveiliging (DKDB), vliegreizen, onderhoud en instandhouding van paleizen, staatsbezoeken en -ontvangsten en tenslotte de inzet van het militair huis en marechaussee. De rechtmatigheid van de totale begrotingsposten valt binnen de reguliere accountantcontrole van de genoemde ministeries.

Naar boven