nr. 2
VOORSTEL
Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd.
Hoofdstuk XIA wordt als volgt gewijzigd:
I
Het opschrift komt te luiden:
HOOFDSTUK XIA. KABINETS(IN)FORMATEURS
II
Onder vernummering van artikel 139a tot artikel 139b wordt een nieuw artikel
139a ingevoegd, dat luidt:
Artikel 139a. Voordracht van kabinets(in)formateur(s)
1. In de eerste vergadering van de Kamer na haar verkiezing beraadslaagt
de Kamer over het doen van een voordracht aan de Koning voor de benoeming
van een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs.
2. Na afronding van een opdracht tot kabinetsinformatie, beraadslaagt
de Kamer binnen een week na de dag waarop de opdracht is afgerond over het
doen van een voordracht aan de Koning voor de benoeming van een formateur
dan wel formateurs.
3. Indien een formateur of informateur zijn opdracht aan de Koning
heeft teruggegeven, beraadslaagt de Kamer binnen een week na de dag waarop
de opdracht is teruggegeven over het doen van een nieuwe voordracht aan de
Koning voor de benoeming van een formateur of informateur dan wel formateurs
of informateurs.
4. Indien de Kamer besluit tot het doen van een voordracht als bedoeld
in de voorgaande leden, laat zij de voordracht vergezeld gaan van een opdracht.
Toelichting
Artikel 153, eerste lid bepaalt dat ieder lid een voorstel kan indienen.
De initiatiefnemers maken van dit recht gebruik in een poging om Hoofdstuk
XIA te wijzigen, zodat de Tweede Kamer een grotere invloed op de formatie
krijgt, en de formatie aan openheid wint.
Het wijzigen van de manier waarop de kabinetsformatie in Nederland geschiedt,
is de afgelopen 40 jaar bij herhaling onderwerp van debat geweest. In 1969
adviseerde de meerderheid van de Staatscommissie van advies inzake de Grondwet
en Kieswet (Commissie Cals–Donner) in de Grondwet een stemming over
de kabinetsformateur op te nemen. De kandidaat die de volstrekte meerderheid
van de stemmen zou behalen, zou automatisch worden belast met de vorming van
het nieuwe kabinet. In 1970 dienden de kamerleden Van Thijn (PvdA), Goudsmit
(D66) en Aarden (PPR) een initiatiefwetsvoorstel in met deze strekking. Dit
wetsvoorstel werd door de Tweede Kamer verworpen. Wel werd tijdens dit debat
de motie-Kolfschoten aangenomen waarin de Kamer werd aangespoord «in
een openbare beraadslaging te onderzoeken of een oordeel kan worden uitgesproken
omtrent een door het staatshoofd te benoemen kabinetsformateur». Deze
beraadslaging leverde vervolgens geen voordracht op, en werd bij navolgende
verkiezingen niet meer herhaald. Uit het debat over haar Nota inzake het Grondwetsherzieningsbeleid
uit 1974, waarin de regering zich voorstander toonde van een stemming over
de aanwijzing van de formateur, trok de regering de conclusie dat het indienen
van voorstellen met die strekking niet opportuun was.
In 1984 stelde de Staatscommissie van advies inzake de relatie kiezers-beleidsvorming
(commissie-Biesheuvel) voor in de wet een verplichting voor de Tweede Kamer
op te nemen om een bindende voordracht aan de Koning te doen voor de benoeming
van de kabinetsformateur. Dit voorstel werd door zowel regering als Kamer
afgekeurd. Vervolgens beval de Tweede externe commissie vraagpunten staatskundige,
bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwingen (Commissie-De Koning) in 1993
aan om bij wet vast te leggen dat na de Tweede Kamerverkiezingen de nieuw
gevormde Tweede Kamer aan de Koning een kabinetsformateur voordraagt die in
beginsel tevens de beoogde minister-president zal zijn. Ook dit voorstel werd
door de Kamer van de hand gewezen. Meest recentelijk stelde de Nationale Conventie
in 2006 in haar (concept) eindrapport voor dat de Tweede Kamer zo snel mogelijk
na de verkiezingen in nieuwe samenstelling in het openbaar beraadslaagt over
de uitslag van de verkiezingen. Dit debat kan resulteren in de voordracht
van een (in)formateur. Indien de Kamer besluit om een informateur voor te
dragen, dan kan – na afronding van zijn opdracht – de Kamer in
een tweede openbaar debat ertoe besluiten een formateur voor te dragen, en
deze de opdracht te geven een door hem te leiden kabinet te vormen.
Onderhavig voorstel strekt er in de eerste plaats toe om binnen het huidige
constitutionele en wettelijke kader de democratische legitimatie van het formatieproces
te vergroten door de Tweede Kamer een grotere invloed te geven op de benoeming
van de (in)formateur(s). Bovendien maakt de voorgestelde toevoeging een meer
volledige publieke verantwoording door de betrokkenen bij de politieke besluitvorming
in het kader van het formatieproces mogelijk. Tevens zal in een eerder stadium
dan nu openlijk verantwoording dienen te worden afgelegd door betrokkenen.
Daardoor wordt de gelegenheid voor verkeerde en verwarrende speculaties in
de publiciteit beperkt.
De initiatiefnemers zou daartoe de volgende bepalingen in het Reglement
van Orde willen opnemen. In de eerste vergadering van de Tweede Kamer in nieuwe
samenstelling na de verkiezingen beraadslaagt de Kamer in het openbaar over
de uitslag van de verkiezingen. Dit debat heeft tot doel te komen
tot de voordracht van een formateur of formateurs. Indien gewenst kan ook
een informateur of informateurs worden voorgedragen. Als tot een voordracht
voor benoeming wordt gekomen, stelt de Kamer tevens een opdracht op voor de
voorgedragen (in)formateur(s). Na afronding van de opdracht van een informateur
beraadslaagt de Kamer binnen een week opnieuw over het doen van een voordracht
aan de Koning van een formateur, en stelt ook voor hem een opdracht op. Indien
een (in)formatiepoging mislukt en de (in)formateur zijn opdracht aan de Koning
teruggeeft, beraadslaagt de Kamer binnen een week opnieuw over het doen van
een nieuwe voordracht. Initiatiefnemers menen dat deze wijzigingen een bescheiden
maar belangrijke stap in de richting van een opener proces van de formatie
vormen.
Als het voorstel van het lid Halsema tot wijziging van artikel 139a van
het Reglement van Orde wordt aangenomen voordat onderhavig voorstel wordt
aangenomen, dan dient de nummering dienovereenkomstig te worden aangepast.
Van der Ham
Duyvendak