Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30695-(R1814) nr. 1;A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30695-(R1814) nr. 1;A |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2006
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 september 2006.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 oktober 2006.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 9 april 2005 te Okinawa totstandgekomen verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds II en het eveneens op 9 april 2005 te Okinawa totstandgekomen Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds II (Trb. 2006, 53 en 54).
Een toelichtende nota bij deze verdragen treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 8 september 2006 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.
De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.
Het Multilateraal Investeringsfonds (MIF) financiert activiteiten ten behoeve van de economische groei in Latijns Amerika en het Caribische gebied. Die activiteiten richten zich in de praktijk vooral op de ontwikkeling van het micro- en kleinbedrijf in de armere landen uit die regio die lid zijn van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) en de Caribische ontwikkelingsbank (CDB). Tot die activiteiten behoren het verstrekken van microkredieten. De Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) voert het beheer over het fonds dat is opgericht op 11 februari 1992 te Washington.
Nederland is in 2002 tot het MIF toegetreden met een bedrag van USD 2 miljoen (EUR 2,3 miljoen). De beweegredenen daarvoor zijn aan beide Kamers van de Staten-Generaal toegegaan in de toelichtende nota bij de brief van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken van 28 februari 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 28 262, R1715, nrs. 1 en 262). Belangrijke overwegingen voor toetreding waren dat de activiteiten van het MIF goed aansluiten bij het Nederlandse ontwikkelingsbeleid dat mede gericht is op het versterken van de rol van de private sector bij armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. Voorts passen de activiteiten van het MIF binnen het bredere multilaterale beleid dat is gericht op het steunen van programma’s van multilaterale ontwikkelingsbanken die via kennisopbouw en directe investeringen bijdragen aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Daarnaast biedt het Nederlandse lidmaatschap van het MIF mogelijkheden voor Nederlandse banken en instellingen tot samenwerking met het MIF, onder andere op het terrein van microkrediet. Ook kunnen Nederlandse bedrijven en consultants inschrijven op MIF-projecten.
De op 9 april 2005 is te Okinawa (Japan) tot stand gekomen MIF II verdragen komen in de plaats van de in 1992 overeengekomen verdragen – het Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds (het «Fondsverdrag») alsmede het Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds (het «Beheersverdrag»). Die verdragen zijn daartoe inhoudelijk vernieuwd. Het op 9 april 2005 te Okinawa tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds (het «Fondsverdrag II», Trb. 2006, 53) betreft de organisatorische structuur en de werkzaamheden van het MIF (het «Fonds»). Het op 9 april 2005 te Okinawa tot stand gekomen Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds (het «Beheersverdrag II», Trb 2006, 54) gaat over het beheer van het MIF, de bevoegdheden van de IDB (de «Bank»), en de administratieve verantwoording en rapportage. Tevens bevat het een bijlage met de arbitrageprocedure.
2. Verloop van de onderhandelingen over MIF II
Nadat op 25 januari 2002 het donorencomité gebruik had gemaakt van de mogelijkheid in het oprichtingsverdrag om de duur van het bestaande MIF eenmalig te verlengen tot 31 december 2007, is tijdens de IDB-jaarvergadering van 2003 in Milaan door de Gouverneurs van de IDB besloten tot de instelling van een Bijzondere Commissie om het proces van de totstandkoming van MIF II en de middelenaanvulling te begeleiden. Uitgangspunten daarbij waren verdere verbreding van de donorbasis van het MIF door uitbreiding van het aantal leden-landen en verduidelijking van de rol van het MIF bij het bevorderen van private sector ontwikkeling door de IDB-groep. Nederland was lid van deze Bijzondere Commissie.
In het verlengde van deze besluitvorming is tevens een onafhankelijke evaluatie van het MIF uitgevoerd en is een Strategisch Raamwerk voor MIF II opgesteld, dat door de Gouverneurs is besproken tijdens de IDB-jaarvergadering in 2004 te Lima (Peru).
De onderhandelingen over concepten van het MIF II Fondsverdrag en het bijbehorende Beheersverdrag vonden plaats op 14 september 2004 en op 15–16 november 2004 te Washington. Tijdens een afsluitende vergadering op 24–25 januari 2005 te Windsor (Verenigd Koninkrijk) werd tussen donoren overeenstemming bereikt over de conceptteksten van de verdragen en over het Donors Report. Op 9 april 2005 werden tijdens de jaarvergadering van de IDB te Okinawa de teksten ondertekend.
De uitkomsten van de evaluatie van het MIF en de inhoud van het Strategisch Raamwerk gaven Nederland aanleiding tot een positieve inzet bij de onderhandelingen over, en de totstandkoming van, het MIF II.
De evaluatie door het onafhankelijk evaluatiebureau van de IDB(het Office of Evaluation and Oversight – OVE), waarbij 80% van alle MIF-projecten is geëvalueerd, kwam tot positieve conclusies over het effect van het MIF voor de private sector ontwikkeling. MIF-projecten bleken zeer relevant voor de private sector ontwikkeling, effectief, en innovatief door het introduceren van nieuwe instellingen en diensten vooral voor kleine ondernemingen. De meeste projecten hadden duurzame resultaten, mede door de keuze van haar partnerschappen door het MIF en hechte samenwerking met NGO’s en private organisaties in de regio die een sterke betrokkenheid hebben bij de private sector ontwikkeling. MIF had het grootste effect waar het werkte als agent of change, door innovatieve initiatieven en praktisch bruikbare kennis aan te dragen. Positief te waarderen is voorts het relatienetwerk dat MIF heeft opgebouwd met meer dan 400 belangrijke private sector organisaties in de regio. De initiatieven van MIF vormen een goede aanvulling op de activiteiten van de andere onderdelen van de IDB-groep en van andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingspartners in de regio.
Belangrijke prioriteiten in het Strategisch Raamwerk voor MIF II zijn: een sterk accent op armoedebestrijding en economische groei door private sector ontwikkeling, bevordering van de gelijke behandeling van het mannen en vrouwen (gender-gelijkheid), verdere concentratie van MIF-activiteiten op het micro- en kleinbedrijf met accent op innovatie en verbetering van het ondernemersklimaat. De unieke opzet van het sterke schenkingskarakter van het MIF maakt het mogelijk om de kosten en risico’s voor het ontwikkelen en invoeren van nieuwe ideeën te dragen.
Belangrijk blijft voorts de verdere uitbouw van samenwerking met verenigingen van bedrijven, private organisaties en NGO’s, waarbij deze organisaties in beginsel minimaal de helft van de projectkosten dragen. Daarnaast zal het bestuur van MIF op basis van ontwikkelingsresultaten worden verbeterd. Maatregelen op dat terrein betreffen: het verbeteren van de mogelijkheden tot evaluatie van projecten en programma’s door het verder ontwikkelen van indicatoren voor het meten van aspecten als innovatie, duurzaamheid en bijdrage aan private sector ontwikkeling. Effectiviteit en efficiency zullen verder worden verbeterd door invoering van een monitoringsysteem voor projectuitvoering. Duurzaamheid zal worden verbeterd door een betere verspreiding van informatie over projectresultaten, zoals het houden van workshops en openbaarmaking van project perfomance reports en project completion reports. Voorts zal de ex-post evaluatie worden versterkt.
Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde uitkomsten van de evaluatie van het MIF was de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen over MIF II vooral gericht op verbetering van de inhoud van de verdragen voor MIF II. Daarbij ging het vooral om versterking van de armoededoelstelling van het MIF, verbetering van de monitorings- en evaluatie-instrumenten en van procedures om de resultaten daarvan te vertalen in nieuw beleid, mede op basis van een Mid Term Review. Daarnaast was de Nederlandse inbreng gericht op een grotere deelname van Europese landen in MIF II. Aangezien het belangrijkste deel van de onderhandelingen plaatsvond in de tweede helft van 2004 bood het EU-voorzitterschap Nederland mogelijkheden voor coördinatie van de Europese inbreng in de onderhandelingen. Door het initiëren van informeel vooroverleg kon de samenhang en het gewicht van de voorstellen van de Europese landen in de onderhandelingen over de inhoud van de MIF II-verdragen worden vergroot. De inzet van Nederland om meer Europese landen te betrekken bij MIF II om daarmee het Europese aandeel in het internationale draagvlak voor het MIF te vergroten was succesvol (zie paragraaf 4).
3. Artikelsgewijze toelichting
Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Investeringsfonds II (Fondsverdrag II)
Artikel I. Algemene doelen en functies
Het algemene doel van MIF II is bevordering van economische groei en armoedebestrijding in de Latijns-Amerikaanse landen door het stimuleren van private investeringen en private sector ontwikkeling. Om deze doelstellingen te bereiken, worden als functies van MIF II onderscheiden: verbetering van het ondernemingsklimaat en het concurrentievermogen van de private sector, bevordering van micro- en kleine ondernemingen en van regionale integratie, verspreiding van kennis, bevordering van innovatieve initiatieven, van milieuvriendelijke en duurzame economische ontwikkeling en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (gender-gelijkheid). Een aantal van deze doelstellingen stonden ook reeds in MIF I. Maar waar MIF I zich beperkte tot economische en sociale groei door particuliere investeringen, is de sindsdien gegroeide praktijk om zich te richten tot kleinschalige projecten voor de armere landen (zie TK 28 262 voornoemd) vastgelegd door thans ook expliciet specifieke ontwikkelingsrelevante doelstellingen op te nemen, waaronder armoedebestrijding en het bevorderen van micro- en kleine ondernemingen.
Artikel II. Bijdragen aan het Fonds
De bijdragen van de donorlanden zijn vastgelegd in Schema A. De Nederlandse bijdrage van USD 18,8 miljoen (EURO 15 miljoen) zal vanaf 2007 in zes gelijke termijnen worden betaald. De bedragen staan op hoofdstuk IX-B van de Rijksbegroting (Ministerie van Financiën) en zullen aan ODA (Official Development Aid) worden toegerekend.
Artikel III. Werkzaamheden van het Fonds
Het MIF II heeft een onderscheiden rol die aanvullend en ondersteunend is voor de activiteiten van de IDB-groep. Het Fonds werkt op basis van de private sector strategieën en programma’s van de IDB voor de betreffende landen. De financieringsmodaliteiten van MIF II hebben de vorm van schenkingen, leningen of risicodragend vermogen. Afgesproken is dat het wezenlijke schenkingskarakter van het Fonds op het in de praktijk gegroeide niveau (ca 75%) zal worden gehandhaafd. Financiering en advisering kunnen betrekking hebben op centrale of lagere overheden, overheidsinstellingen, NGO’s en private sector instellingen. Onder MIF behoorde ca 75% van de ontvangende partijen tot de niet-publieke sector (onder meer NGO’s, Kamers van Koophandel, brancheorganisaties). De verwachting is dat deze situatie onder MIF II in grote lijnen ongewijzigd zal blijven.
Financiering uit het Fonds dient een katalyserend effect op private sector activiteiten te hebben. Het Fonds verstrekt geen financiering voor projecten in een lidstaat als die lidstaat daartegen bezwaar aantekent. Activiteiten van het Fonds moeten duidelijk geïdentificeerde doelen hebben waarvan de resultaten meetbaar zijn op basis van indicatoren. Daarnaast worden individuele projecten en projectclusters periodiek geëvalueerd en worden resultaten van projecten openbaar gemaakt. Hierdoor kan het effect ervan op ontwikkeling worden gemaximaliseerd.
Elke donor kan een vertegenwoordiger aanwijzen bij de vergaderingen van het donorencomité. Dit comité is verantwoordelijk voor de goedkeuring van alle voorstellen voor activiteiten van het Fonds. Het comité zal zoeken naar maximalisering van het comparatieve voordeel van het Fonds door activiteiten te selecteren met een hoog ontwikkelingseffect, effectiviteit, innovatie, gemeten naar de doelstellingen en functies van het Fonds.
Het comité zal streven naar besluitvorming op basis van consensus. Wanneer ondanks redelijke pogingen daartoe geen consensus kan worden verkregen, neemt het comité besluiten bij drievierde meerderheid van het totale aantal stemmen. Elke donor verkrijgt per USD 100 000 bijdrage in MIF en MIF II één stem in het donorencomité. Daarnaast wordt 20% van de stemmen gelijkelijk verdeeld over de deelnemende landen.
Artikel V. Duur van het verdrag
Het MIF II verdrag treedt in werking op of vóór 31 december 2007 zodra donoren, die tenminste 60% vertegenwoordigen van het fondsbedrag genoemd in Schema A, hun akten van bijdrage («Instruments of Contribution») neergelegd hebben. Het verdrag blijft van kracht tot 31 december 2015 en kan eenmaal worden verlengd voor een periode van maximaal 5 jaar.
Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds II (Beheersverdrag II)
De inhoud van het eveneens op 9 april 2005 te Okinawa tot stand gekomen Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds, met bijlage, is inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van het eerdere op 11 februari 1992 te Washington totstandgekomen Verdrag inzake het beheer van het Multilateraal Investeringsfonds (Trb. 2001, 145) bij MIF, zoals uiteengezet in de toelichtende nota bij dat verdrag.
Evenals bij het MIF I beheersverdrag vormt de bijlage A, Arbitrageprocedure, een integraal onderdeel van het verdrag en is deze aan te merken als zijnde van uitvoerende aard.
4. Aandeel van Nederland en financiële gevolgen
Het MIF-management streefde een omvang van MIF II na van USD 500 miljoen voor de periode 2007–2015. Daarbij komt nog een bedrag van USD 200 miljoen uit terugbetalingen op leningen en liquidatie van participaties van het bestaande MIF. Tijdens de pledging (donor) sessie op 25 januari 2005 is door de Verenigde Staten van Amerika USD 150 miljoen toegezegd voor MIF II. Dat betekent een verlaging van het relatieve aandeel van dit land van MIF van 45% naar circa 33% in MIF II. Japan heeft USD 70 miljoen toegezegd, wat neerkomt op een aanzienlijke verlaging van het aandeel van 45% naar circa 15%. De totale relatieve en absolute bijdrage van de Europese landen aan MIF II zal substantieel worden verhoogd: de Europese MIF-landen zegden, al dan niet gekwantificeerd, een voortzetting van het niveau van hun deelname aan MIF II toe. Spanje zegde USD 70 miljoen toe, een substantiële verhoging. Portugal USD 3 miljoen, Italië USD 10 miljoen. Onder voorbehoud van bekrachtiging van MIF II zegde Nederland EURO 15 miljoen (ca USD 18 miljoen) toe, resulterend in een aandeel van ca 3,5% in MIF II. Daarnaast zegden nieuwe Europese landen toetreding tot het MIF II-verdrag toe met de volgende bedragen: Frankrijk USD 15 miljoen, Zwitserland USD 7,5 miljoen, het Verenigd Koninkrijk GBP 12 miljoen (ca USD 22 miljoen) en Zweden USD 5 miljoen. Duitsland gaf aan positief te staan tegenover het MIF, doch op dit moment vanwege budgettaire redenen niet toe te kunnen treden. Door bovengenoemde toezeggingen is de gezamenlijke bijdrage van Europese landen uitgekomen op USD 151 miljoen. Uitgaande van een MIF II met een omvang van USD 500 miljoen resulteert dat in een aandeel van de Europese landen samen van ca 33%.
De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba beraden zich nog over de vraag of medegelding voor hun land van de beide verdragen wenselijk is. Teneinde het mogelijk te maken dat, wanneer de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba die medegelding wenselijk achten, die gelding direct tot stand kan worden gebracht, wordt de goedkeuring voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aangezien het Koninkrijk geen lenende lidstaat is bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, komen de Nederlandse Antillen en Aruba niet aan de «ontvangende kant» in aanmerking voor MIF-projecten. Bij medegelding voor de Nederlandse Antillen en Aruba zouden Antilliaanse en Arubaanse ondernemingen wel, evenals Nederlandse banken, instellingen en bedrijven (zie onder 1), aan de «aanbiedende» kant kunnen participeren in MIF-projecten. Bij voorbeeld zouden Antilliaanse of Arubaanse consultants betrokken kunnen worden in een project-design, of zouden Antilliaanse of Arubaanse producten geleverd kunnen worden aan MIF projecten.
De regering hecht groot belang aan de verdere ondersteuning van de ontwikkeling van het micro- en kleinbedrijf in Latijns Amerika en het Caribische gebied als instrument om de armoede te bestrijden en meent dat een gemoderniseerd MIF II hieraan een essentiële bijdrage kan blijven leveren. Ondergetekenden zijn daarom van mening dat goedkeuring van het onderhavige verdragen en daaraan gekoppeld een Nederlandse bijdrage van EURO 15 miljoen Nederland tot deze ondersteuning in staat stelt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30695-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.