nr. 4
NADER RAPPORT1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 5 september 2006, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 juli
2006, nr. 06.002504, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 20 juli 2006, nr. W09.06.0268/V, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen. Aan de
redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het wetsvoorstel op één
punt aan te vullen. In artikel 91, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
(hierna: de WVW) is bepaald dat gedurende de termijn van geldigheid van het
keuringsbewijs bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden
ingesteld tegen een beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs. Met het
onderhavige wetsvoorstel wordt het vaststelling van de geldigheidstermijn
van een keuringsrapport gedelegeerd naar het niveau van een algemene maatregel
van bestuur. Mogelijk zal worden besloten de geldigheidstermijn te verlengen
van een jaar naar bijvoorbeeld twee jaar. Daarmee zou op grond van het tweede
lid van artikel 91 de bezwaar- en beroepstermijn ook worden verlengd tot twee
jaar. Dit is onwenselijk aangezien het na verloop van tijd steeds moeilijker
wordt te bepalen of een keuringsbewijs al dan niet terecht is afgegeven. Met
het voorstel tot wijziging van het tweede lid van artikel 91 van de WVW wordt
de vaststelling van de bezwaar- en beroepstermijn tevens gedelegeerd naar
het niveau van een algemene maatregel van bestuur, zodat deze termijn onafhankelijk
van de geldigheidsduur van een keuringsbewijs kan worden vastgesteld.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs