nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
ARTIKEL I wordt als volgt gewijzigd:
A. In het eerste lid, aanhef, wordt «onder vernummering van
het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid» vervangen
door: onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid.
B. In het in het eerste lid opgenomen derde lid van artikel 28 worden
de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de aanhef wordt «een beleggingsinstelling» vervangen
door: een lichaam.
2. Onderdeel a komt als volgt te luiden:
a. het houden van aandelen in alsmede het besturen van een ander
lichaam waarvan doel en feitelijke werkzaamheid, afgezien van het eventueel
beleggen van vermogen, bestaan uit het ontwikkelen van vastgoed ten behoeve
van zichzelf of ten behoeve van:
1°. het lichaam;
2°. met het lichaam verbonden lichamen die als beleggingsinstelling
zijn aangemerkt, of
3°. lichamen waarin het lichaam of een onder 2° bedoeld lichaam
een belang heeft van ten minste een derde gedeelte;.
C. Het tweede en derde lid vervallen, alsmede de aanduiding «1.»
voor het eerste lid.
II
ARTIKEL II vervalt.
III
ARTIKEL III wordt vernummerd tot ARTIKEL II.
Daarnaast vervalt in dat artikel de zinsnede «, maar niet eerder dan
met ingang van 1 januari 2007,».
TOELICHTING
Na het uitbrengen van de nota naar aanleiding van het verslag is gebleken
dat de voorgestelde wettekst op enkele punten onnodige beperkingen bevat,
die in de praktijk tot problemen kunnen leiden. Met deze nota van wijziging
worden deze beperkingen weggenomen.
De kring van lichamen waarvoor een belaste projectontwikkelingsdochter
werkzaamheden mag verrichten, was in het wetsvoorstel beperkt tot de beleggingsinstelling
zelf en de met haar verbonden beleggingsinstellingen. Dit zou tot gevolg hebben
dat een projectontwikkelingsdochter geen projectontwikkelingsactiviteiten
voor zichzelf zou mogen verrichten. Ook zou zij in het geheel geen activiteiten
mogen verrichten voor vastgoeddochters van de beleggingsinstelling zelf of
van de met haar verbonden beleggingsinstellingen, als deze vastgoeddochters
niet de status van fiscale beleggingsinstelling (kunnen) hebben. Dergelijke
gevallen doen zich bijvoorbeeld voor als vastgoeddochters in het buitenland
zijn gevestigd.
Verder wekte de tekst de indruk dat een projectontwikkelingsdochter niet
zelf zou mogen beleggen.
Ten slotte voorzag de tekst niet in indirecte belangen van een beleggingsinstelling
in een projectontwikkelingsdochter. Gedacht kan worden aan een beleggingsinstelling
die via een belaste vastgoedbeleggingsdochter een belang houdt in een kleindochter
die projecten ontwikkelt voor de kwalificerende kring van lichamen. Bij de
oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel kon een dergelijk indirect belang
niet als beleggen worden aangemerkt. Om deze beperking weg te nemen is in
deze nota van wijziging in de aanhef van artikel 28, derde lid, «een
beleggingsinstelling» vervangen door «een lichaam». Het
houden van aandelen door een belaste vastgoedbeleggingsdochter in een kleindochter
die projecten ontwikkelt, kwalificeert daarmee voor de belaste vastgoedbeleggingsdochter
(«een lichaam») als beleggen. Dit betekent op haar beurt dat ook
voor de beleggingsinstelling het houden van aandelen in de belaste beleggingsdochter
als beleggen kwalificeert.
Bij de formulering van de wijzigingen is uitgegaan van de tekst van artikel
28 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals die per 1 januari 2007
is komen te luiden ten gevolge van de Wet werken aan winst. Ook is reeds rekening
gehouden met het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten
in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen
en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting
(nr. 30 533). Dit heeft ertoe geleid dat artikel II kon vervallen, evenals
de leden twee en drie van artikel I.
De Staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager