30 660
Wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 houdende bepalingen betreffende het toezicht op en de controle van derden die collectieve middelen ontvangen en uitgeven, alsmede betreffende de toegang van de Algemene Rekenkamer tot de Nederlandsche Bank N.V. (Derde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 juni 2006 en het nader rapport d.d. 9 augustus 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2006, no. 06.001039, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 houdende bepalingen betreffende het toezicht op en de controle van derden die collectieve middelen ontvangen en uitgeven, alsmede betreffende de toegang van de Algemene Rekenkamer tot de Nederlandsche Bank N.V. (Derde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt er toe de betrokken ministers toegang te geven tot gegevens van derden die collectieve middelen ontvangen of uitgeven, alsmede hen inzage te geven in de controledossiers van instellingsaccountants en hen toe te staan kopieën van dossierstukken te maken. Evenzo krijgt de Algemene Rekenkamer, die reeds over de bevoegdheid beschikt om te controleren bij derden die collectieve middelen ontvangen, het inzage- en kopieerrecht met betrekking tot de controledossiers van de instellingsaccountants.

De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de reikwijdte van het voorstel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 24 maart 2006, kenmerk 06.001039, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 juni 2006, nr. W06.06.0081/IV, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een inhoudelijke opmerking. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met deze opmerking rekening zal zijn gehouden.

1. Het huidige artikel 43 van de Comptabiliteitswet 2001 (Cw 2001) ziet op de informatieverplichtingen voor – kort gezegd – bedrijven en instanties die rechtstreeks of middellijk Europese gelden ontvangen. Het voorstel breidt deze verplichtingen uit tot bedrijven en instanties waaraan ten laste van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie wordt verstrekt, dan wel waardoor bij of krachtens de wet of een overeenkomst gelden aan de Staat worden afgedragen, alsmede tot rechtspersonen met een wettelijke taak die geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen. De omschrijving van de verplichtingen ten aanzien van bedrijven en instellingen die gelden van de Staat ontvangen of afdragen in artikel 43 Cw 2001 sluit grotendeels aan bij de bevoegdheden waarover de Algemene Rekenkamer op grond van artikel 91 Cw 2001 reeds beschikt. Voorgesteld wordt dat een en ander ook zal gelden ten aanzien van het krachtens een wet of een overeenkomst afdragen van gelden aan de Staat. Deze omschrijving is zeer ruim, waardoor naar de bewoordingen van de bepaling ook degenen die belastinggelden afdragen en degenen die het Rijk vanwege de verkoop van overtollige rijksgoederen betalen, onder het bereik van de bepaling worden gebracht. Uit de toelichting is af te leiden dat een zodanig ruime werking van de bepaling niet is beoogd. Onduidelijk blijft echter welke kenmerken de afdrachten aan de Staat die onder het regime worden gebracht, moeten hebben nu de toelichting enkel als voorbeeld de aardgasbaten, die de Minister van Economische Zaken ontvangt op grond van de Mijnbouwwet, de Wet voorraadvorming aardolieproducten en de Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings Aardgas, noemt.

De Raad adviseert de reikwijdte van de voorgestelde bepaling scherper aan te geven en het voorstel daartoe aan te passen.

1. De Raad constateert dat het onduidelijk is aan welke kenmerken de afdrachten aan de Staat moeten voldoen om onder het regime van de onderhavige wetswijziging te vallen en adviseert derhalve de reikwijdte van de voorgestelde bepaling scherper aan te geven.

Aan dit advies is in het in te dienen wetvoorstel gevolg gegeven door zowel in artikel 43, eerste lid onder a, als in artikel 91, het eerste lid onder c, de zinsnede «dan wel door wie bij of krachtens een wet of een overeenkomst gelden aan de Staat worden afgedragen» te schrappen.

In de aan de Raad voorgelegde memorie van toelichting werd ten aanzien van de reikwijdte van de afdrachten verduidelijkt dat het gaat om gelden die instellingen bij of krachtens een wet of een overeenkomst aan een minister dienen af te dragen, met uitzondering van belastinggelden en ontvangsten door het Rijk vanwege de verkoop van goederen en diensten (via prijs/tariefstelling).

Ik ben het evenwel eens met de opvatting van de Raad dat de reikwijdte niet alleen uit de memorie van toelichting, maar ook uit de voorgestelde bepaling zelve moet blijken. Het is echter niet mogelijk deze reikwijdte zodanig te formuleren, dat daaruit een precieze afbakening van de in dit wetsvoorstel bedoelde afdrachten blijkt. Afdrachten aan de Staat kennen immers vele verschijningsvormen, zoals belastingen, heffingen, premies, opbrengsten van staatsdeelnemingen, opbrengsten uit hoofde van verkooptransacties en dergelijke. Het is niet de intentie dat dit wetsvoorstel betrekking heeft op al deze verschijningvormen. Aanvankelijk was het de bedoeling om met name afdrachten in verband met het winnen van aardgas onder het regime van deze wetswijziging te laten vallen. Mede ter vermijding van administratieve lasten dient echter te worden voorkomen dat door een algemeen geformuleerde bepaling in de Comptabiliteitswet, de in deze wetswijziging voorgestelde bevoegdheden (inzake het onderzoeks-, inzage- en kopieerrecht) eveneens van toepassing worden op allerlei andere niet-bedoelde afdrachten.

Daarom wordt er nu voor gekozen de in artikel 43, eerste lid onder a, voorgestelde bepaling uitsluitend te richten op subsidies, garanties en leningen. Indien het in voorkomende gevallen wenselijk is dat de in deze wetswijziging voorgestelde bevoegdheden ook van toepassing zijn op bepaalde afdrachten, dan kan dat specifiek in de desbetreffende wet of overeenkomst worden bepaald. Bijvoorbeeld door in de desbetreffende wet of overeenkomst de artikelen 43, 43a en 43b, alsmede het derde lid van artikel 86, van de Comptabiliteitswet 2001 van overeenkomstige toepassing te verklaren.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Met de redactionele kanttekeningen van de Raad is rekening gehouden.

3. Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt aan de memorie van toelichting nog een passage van technische aard toe te voegen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W06.06.0081/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 43a, vierde lid, «de bevoegdheden vermeld» vervangen door: de bevoegdheden, bedoeld.

– In artikel 91, derde en vierde lid, telkens «(inclusief het Protocol)» schrappen.

– Gelet op het opschrift bij het wetsvoorstel bezien of het wenselijk is een artikel betreffende een citeertitel op te nemen.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven