nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID KOOPMANS
Ontvangen 27 oktober 2006
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel I, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Indien een tot de veehouderij behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk
is gelegen in een zeer kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter
rond een zodanig gebied, zijn de artikelen 19e, 19f, 19g en 19h van de Natuurbeschermingswet
1998 van overeenkomstige toepassing bij het nemen van een besluit inzake de
vergunning voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van die veehouderij.
II
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel IIIA
Na artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 19da
Het verbod, bedoeld in artikel 19d, eerste lid, is niet van toepassing
op het oprichten, veranderen of in werking hebben van een veehouderij als
bedoeld artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij.
III
Aan artikel VI wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij koninklijk besluit
kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop artikel 1, onderdeel Ea,
en artikel IIIA in werking treden.
Toelichting
In de praktijk is er een breed gedragen probleem dat het wetsvoorstel
geen oplossing biedt analoog aan het gevraagde in de motie-Schreijer voor
bedrijven die liggen in de nabijheid van Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden.
Met dit amendement wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij wet te
bepalen dat buiten een zone van 250m rondom een Natura 2000 gebied geen NB-wetvergunning
nodig is voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een veehouderijbedrijf.
Hiermee wordt een koppeling gemaakt met de NB wet. De normstelling van 250m
is analoog aan het voorliggende wetsvoorstel. Door het generieke beleid dat
in Nederland gevoerd wordt wordt de ammoniakemmissie sterk verminderd tot
onder het bepaalde in de NEC-richtlijn. De in werking treding van het bepaalde
in dit amendement is per Koninklijk Besluit. Dit om de regering de gelegenheid
te geven om met de Europese Commissie te overleggen en te onderhandelen over
de wijze waarop Nederland voldoet aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. Op grond
van artikel 6 lid 4 Habitatrichtlijn kan een uitzondering worden gemaakt,
indien geen alternatieve oplossing bestaat voor de activiteit, de activiteit
wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van groot openbaar belang en
de gevolgen van de activiteit worden gecompenseerd.
Koopmans