30 643
Opheffing van het Scheepvaartfonds 1955, wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en herstel van enkele gebreken in andere wetten op het terrein van verkeer en waterstaat

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 oktober 2006

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer. In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over het Scheepvaartfonds 1955 kan ik mededelen dat aan de betrokkenheid van de overheid bij het emigrantenvervoer over zee reeds vele jaren geleden een einde is gekomen waardoor de activiteiten van het Scheepvaartfonds «de facto» al vele jaren geleden zijn gestaakt.

Het Scheepvaartfonds bestaat nog uitsluitend «de jure» en leidt al die jaren een slapend bestaan zonder eigen financiële middelen die na de opheffing van het fonds zouden vrijkomen en op andere wijze zouden kunnen worden ingezet.

De voorgestelde intrekking van de Wet Scheepvaartfonds 1955 kan geschetst worden als het kappen van dor legislatief hout en heeft geen financiële consequentie voor de rijksbegroting.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven