30 634
Wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten (omzetting teruggaafregeling bestelauto’s ondernemers in vrijstellingsregeling)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de teruggaafregeling voor bestelauto’s van ondernemers in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen te vervangen door een vrijstellingsregeling en met betrekking tot de autokostenfictie in de loon- en inkomstenbelasting enkele wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt na «registratie» ingevoegd: van een personenauto of motorrijwiel.

2. Na het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, onder vernummering van 2° tot 3°, ingevoegd:

2°. ter zake van de registratie van een bestelauto, worden betaald binnen een maand na het tijdstip waarop het kenteken op naam is gesteld;.

3. In het derde lid wordt «tweede lid, onderdeel a, onder 2°» vervangen door: tweede lid, onderdeel a, onder 3°.

B. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «Indien» ingevoegd: voor een personenauto of een motorrijwiel.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Degene die voor een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto een aanvraag doet voor de opgave van een kenteken, is gehouden daarbij voor dat motorrijtuig het bedrag aan belasting ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c op te geven.

C. In artikel 8 wordt: «personenauto’s, motorrijwielen of bestelauto’s» vervangen door: personenauto’s of motorrijwielen.

D. Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto’s die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming. De vrijstelling wordt niet verleend indien het ondernemerschap voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

2. Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan een bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een andere persoon, wordt de vrijstelling slechts verleend indien deze andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling.

3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, wordt vanaf dat moment het bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt door de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, op aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan.

4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld.

5. Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is, zijn de artikelen 1, derde lid, en 12a van overeenkomstige toepassing.

6. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft, een boete van € 453 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door het verloop van een jaar na het constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin.

7. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bestelauto’s waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

Artikel 13b

1. In afwijking van artikel 13a, derde lid, is het bedrag waarvan vrijstelling is verleend niet als belasting verschuldigd indien:

a. de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, wordt beëindigd omdat de bestelauto buiten Nederland wordt gebracht;

b. de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, wordt beëindigd omdat de bestelauto wordt gesloopt; of

c. de bestelauto is gestolen en een melding van diefstal van de bestelauto is geplaatst in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

2. Het bedrag waarvan vrijstelling is verleend wordt, met overeenkomstige toepassing van artikel 10, alsnog als belasting verschuldigd:

a. op het moment van de tenaamstelling van het kenteken, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, het kenteken dat voor de bestelauto is opgegeven opnieuw wordt tenaamgesteld;

b. op het moment van de hernieuwde aanvang van het gebruik met de bestelauto van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, de bestelauto feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, zonder dat het kenteken opnieuw te naam is gesteld;

c. op het moment van de verwijdering van de melding van diefstal uit het register, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel c, de bestelauto wordt teruggevonden, met dien verstande dat geen belasting verschuldigd is als het kenteken op dat moment nog op naam staat van degene aan wie de vrijstelling is verleend en deze de teruggevonden bestelauto aansluitend opnieuw in gebruik neemt binnen de voorwaarden van de vrijstelling. In het laatste geval blijven de feiten die zich hebben voorgedaan in de periode dat de bestelauto was gestolen buiten beschouwing voor de vraag, of aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling wordt voldaan.

3. Bij de toepassing van het tweede lid zijn de artikelen 5, 6, en 12b van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, de belasting wordt voldaan binnen een maand na de verwijdering van de melding van diefstal uit het register.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

E. Artikel 15b komt te luiden:

Artikel 15b

1. Wanneer degene die gehouden is voor een bestelauto de belasting op aangifte te voldoen voor die bestelauto in aanmerking komt voor een teruggaaf van belasting op grond van artikel 15 of 15a, wordt de teruggaaf niet verleend dan nadat de belasting op aangifte is voldaan, met dien verstande dat de belasting die op aangifte moet worden voldaan, kan worden verrekend met het bedrag van de teruggaaf indien daar in de aangifte om wordt verzocht.

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

F. Artikel 15c vervalt.

G. In artikel 16aa, eerste lid, vervalt «artikel 15b, zesde lid,».

ARTIKEL II

Artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: op verzoek.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 3.20, vijfde lid, wordt «de catalogusprijs met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen» vervangen door: de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde wet.

B. Aan Hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 10a.4 Overgangsbepaling in verband met wijziging artikel 3.20 per 1 juli 2006

Voor auto’s waarvoor het kenteken is opgegeven vóór 1 juli 2006, blijft artikel 3.20, vijfde lid, zoals dit lid op 30 juni 2006 luidde, van toepassing.

ARTIKEL IV

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 13bis, vijfde lid, wordt «de catalogusprijs met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen» vervangen door: de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde wet.

B. Na artikel 36b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36c

Voor auto’s waarvoor het kenteken is opgegeven vóór 1 juli 2006, blijft artikel 13bis, vijfde lid, zoals dit lid op 30 juni 2006 luidde, van toepassing.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de artikelen III en IV terugwerken tot en met 1 juli 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven