30 602
Wijziging van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel in verband met de wijziging van de financiering van het flexibel pensioen en uittreden van het overheidspersoneel

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat in verband met de wijziging van de financiering van het flexibel pensioen en uittreden van het overheidspersoneel de bepaling wordt gewijzigd betreffende de dekking van financiële lasten voortkomend uit de beëindiging van deelname van werknemers van een instelling aan een vut-overeenkomst;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zinsdeel «uit een vut-overeenkomst ontstane rechten van personen die behoren of behoorden tot het personeel» wordt vervangen door: beëindiging van de gebondenheid aan een vut-overeenkomst

2. Het zinsdeel «voor het geval zo’n instelling ophoudt te bestaan of ophoudt als een zodanige instelling te bestaan» wordt vervangen door: voor het geval zo’n instelling of onderdeel daarvan ophoudt te bestaan of ophoudt als zodanig te bestaan.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven