30 599
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake colleges van bestuur en raden van toezicht

nr. 17
AMENDEMENT VAN HET LID BISKOP

Ontvangen 26 maart 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, punt 2, wordt vervangen door:

2. Onderdeel w, punt 2, komt te luiden:

2. wat een bijzondere instelling betreft: het college van bestuur, of indien artikel 9.1.8 is toegepast, het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat.

II

In artikel I, onderdeel B, punt 2, wordt «9.1.4 en 9.1.7» vervangen door: 9.1.4, 9.1.7 en 9.1.8.

III

In artikel I, onderdeel C, D, punt 1, en F wordt de zinsnede «een door de raad van toezicht, of, indien het een openbare instelling betreft, door het bevoegd gezag aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door: een door de raad van toezicht of het bevoegd gezag aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

IV

In artikel I, onderdeel D, punt 2, wordt «de raad van toezicht of, indien het een openbare instelling betreft, het bevoegd gezag» vervangen door: de raad van toezicht of het bevoegd gezag.

V

Na artikel I, onderdeel J, wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

K

Na artikel 9.1.7 wordt een artikel toegevoegd, luidend:

Artikel 9.1.8. Functionele scheiding bestuur en toezicht

In afwijking van artikel 9.1.4, eerste lid, kan een functionele scheiding tussen bestuur en toezicht worden aangebracht binnen het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat. De artikelen 9.1.4, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 9.1.7 zijn van overeenkomstige toepassing. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een deugdelijke scheiding tussen bestuur en toezicht, vermeldt in de statuten of het bestuursreglement de wijze waarop deze wordt gewaarborgd en vermeldt jaarlijks in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4, de redenen voor de afwijking.

Toelichting

Dit amendement heeft tot doel om enerzijds de hoofdgedachte van de wet (een deugdelijke scheiding tussen bestuur en intern toezicht) overeind te houden, en anderzijds de instellingen meer keuzevrijheid te bieden bij de vormgeving van die scheiding. Hiermee wordt meer recht gedaan aan het principe dat de primaire verantwoordelijkheid voor goed bestuur ligt bij het bestuur van de rechtspersoon.

Dit amendement maakt het mogelijk dat een instelling niet een college van bestuur en een raad van toezicht heeft, maar dat de bestuurlijke en toezichthoudende taken beide worden ondergebracht binnen één orgaan (het bestuur van de rechtspersoon die de instelling in stand houdt). Als gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid, moet wel worden voorzien in een functionele scheiding van bestuur en toezicht. Dit is geregeld door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 9.1.4, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 9.1.7. De bepalingen over de raad van toezicht zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuursleden die met het toezicht zijn belast en de bepalingen over het college van bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuursleden die met het bestuur zijn belast.

Omdat een functionele scheiding tussen bestuur en toezicht in beginsel minder waarborgen biedt voor onafhankelijk toezicht dan een organieke scheiding, moeten de redenen voor de afwijking van de verplichting om een college van bestuur en een raad van toezicht te hebben in het jaarverslag worden vermeld (volgens het beginsel «pas toe of leg uit») en moet in het bestuursreglement worden aangegeven hoe de functionele scheiding tussen bestuur en toezicht wordt gewaarborgd.

Het bestuursreglement, cq de statuten, moeten aan de minister worden toegezonden (artikel 9.1.7). In voorkomend geval kan de bewindspersoon dan bezien of sprake is van een deugdelijke scheiding. Vanzelfsprekend moeten de taken die de wet bij de toezichthouder neerlegt (artikel 9.1.4, derde lid) zijn toebedeeld aan de toezichthoudende leden van het bestuur en moet worden uitgesloten dat de bestuurders daarop invloed kunnen uitoefenen. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een deugdelijke scheiding kunnen verder de volgende criteria worden gehanteerd:

• De toezichthouders moeten in de meerderheid zijn ten opzichte van de bestuurders;

• De voorzitter van het bestuur van de rechtspersoon is altijd een toezichthouder;

• De toezichthouders moeten onafhankelijk ten opzichte van de bestuurders zijn, dus de bestuurders mogen in ieder geval geen invloed hebben op benoeming, schorsing of ontslag van de toezichthoudende leden;

• De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van bestuurders moeten goed zijn gedefinieerd.

De deugdelijke vormgeving van de scheiding tussen bestuur en toezicht binnen instellingen is één van de bekostigingsvoorwaarden voor een instelling. Instellingen zullen dus aan die eisen moeten voldoen. Zo niet, dan kan dat uiteindelijk leiden tot het opschorten of inhouden van de bekostiging.

Het is niet noodzakelijk om een afzonderlijke voorziening te treffen voor het openbaar onderwijs. Ook voor openbare instellingen is een deugdelijke scheiding tussen bestuur en toezicht gewenst, maar gemeenten kunnen op grond van het voorgestelde artikel 9.1.5 voor een openbare instelling de scheiding tussen bestuur en toezicht al zo inrichten als zij dat wenselijk achten. Als het college van B&W namelijk zelf optreedt als bevoegd gezag van de instelling (met een centrale directie zonder bestuurlijke bevoegdheden aan het hoofd van de instelling), ligt het toezicht bij de gemeenteraad – in dat geval is er vanzelf al een (organieke) scheiding tussen bestuur en toezicht. Als een gemeente kiest voor een professioneel bestuur (college van bestuur) met gedelegeerde bevoegdheden, dan moet ook een afzonderlijke raad van toezicht worden ingesteld en is artikel 9.1.4 voor het grootste deel van overeenkomstige toepassing.

Bovendien wordt een model mogelijk, waarbij een instelling een verenigingsvorm hanteert, het toezicht bij de algemene ledenvergadering komt met het bestuur van de vereniging als bevoegd gezag.

Biskop

Naar boven