30 593
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Douglas, 12 oktober 2005

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 maart 2006 en het nader rapport d.d. 24 mei 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2006, no. 06.000238, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 292), met toelichtende nota.

Het voorliggende verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man heeft betrekking op het vermijden van dubbele belasting voor lucht- en scheepvaartondernemingen. Het verdrag hangt samen met het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken (Trb. 2005, nr. 293) en ziet op de zogenoemde «compensating benefits» die zijn overeengekomen teneinde voldoende wederzijdse voordelen voor beide verdragspartners te realiseren. In dit kader is naast het onderhavige verdrag ook het verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling (Trb. 2005, nr. 291) gesloten. Over de goedkeuring van dit verdrag en het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken adviseert de Raad ook heden.

De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 januari 2006, no. 06.000238, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 maart 2006, nr. W06.06.0021/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Uitbreiding werkingssfeer verdrag

Artikel 4 van het verdrag maakt het mogelijk met instemming van het Eiland Man de werkingssfeer van het verdrag uit te breiden met de Nederlandse Antillen en Aruba. In de toelichting wordt echter gesteld, dat een zodanige uitbreiding door de Nederlandse Antillen of Aruba enerzijds en het Eiland Man anderzijds expliciet moet worden overeengekomen en dat een en ander dient te geschieden door middel van separaat goed te keuren verdragen. De tekst van het verdrag en de toelichting zijn aldus niet met elkaar in overeenstemming.

De Raad adviseert de toelichting aan te passen.

1. Naar aanleiding van deze opmerking van de Raad is de nota van toelichting aangepast.

2. Inwerkingtreding en beëindiging

De inwerkingtreding en de beëindiging van het onderhavige verdrag zijn, evenals die in het verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling, gekoppeld aan de inwerkingtreding en beëindiging van het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken. De Raad merkt echter op dat de bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding en beëindiging van deze verdragen niet aan elkaar gelijk zijn.

De Raad adviseert in de toelichtende nota op deze verschillen in te gaan en deze toe te lichten.

3. Looptijd

In artikel 6 van het verdrag is bepaald dat de minimumperiode voordat het verdrag kan worden opgezegd vijf jaar bedraagt te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het verdrag. Tevens is de looptijd gekoppeld aan het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken. De minimale looptijd van dat verdrag beloopt echter twee jaar met een uitloop van drie maanden. In de toelichtende nota is geen aandacht gegeven aan dit verschil in minimale looptijd en is evenmin ingegaan op de verschillen in uitloop van de verdragen.

De Raad adviseert de toelichtende nota aan te vullen.

2. en 3. De Raad merkt terecht op dat de teksten ten aanzien van de inwerkingtreding en de beëindiging van het onderhavige verdrag, het verdrag inzake het uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken en het verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling niet aan elkaar gelijk zijn.

De bepalingen inzake de inwerkingtreding zijn materieel niet verschillend. De drie verdragen treden inwerking nadat aan alle formele vereisten is voldaan in beide landen. De beëindiging is echter wel verschillend op een aantal punten. Ten eerste zijn er andere minimale looptijden opgenomen en ten tweede zal het verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling komen te vervallen indien het niet wordt verlengd.

Alvorens hier nader op in te gaan, zij allereerst nog het volgende opgemerkt. Uitgangspunt is dat de twee verdragen die onderdeel vormen van de «compensating benefits» niet kunnen bestaan indien het verdrag inzake uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken niet bestaat. Indien dit laatste verdrag niet inwerkingtreedt of na inwerkingtreding wordt beëindigd, vervallen ook het lucht- en scheepvaartverdrag en het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Ten aanzien van het verschil in minimumlooptijd, zij er op gewezen dat Nederland in haar verdragen over het algemeen vijf jaar opneemt als minimumlooptijd voordat het verdrag kan worden beëindigd. Echter voor het verdrag inzake het uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken wenste het Eiland Man een kortere periode, nl. twee jaar. Door de koppeling aan dit verdrag hebben het lucht- en scheepvaartverdrag en het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling in principe eenzelfde termijn.

Wat betreft het beëindigen van het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling indien dit niet wordt verlengd, zij opgemerkt dat dit met name is bedoeld om te bezien of het aanhouden van de overeenkomst enig nut oplevert voor beide partijen. Als dit niet het geval is, vervalt het verdrag automatisch.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven