30 593
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer; Douglas, 12 oktober 2005

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2006

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 juni 2006.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 juli 2006.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 12 oktober 2005 te Douglas totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het inernationale verkeer (Trb. 2006, 110).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Inleiding en verloop onderhandelingen

De toenemende internationalisering van de economie heeft onder meer tot gevolg dat steeds meer bestanddelen van het inkomen van Nederlandse belastingplichtigen in het buitenland worden gegenereerd, ofwel naar het buitenland (met name laag belastende jurisdicties) worden verplaatst. De informatie die de Belastingdienst nodig heeft voor het vaststellen van de belastingschuld, opdat een juiste belastingheffing plaatsvindt, dient steeds vaker uit het buitenland te komen. Hoewel de belastingplichtige verplicht is deze gegevens te verstrekken, is niet altijd te controleren of dit ook werkelijk (correct) gebeurt. Dit kan de bestrijding van belastingontwijking en fraude belemmeren. Daarom wordt het steeds meer van belang om hulp van het buitenland in te kunnen roepen. Nederland is dan ook voorstander van een zo ruim mogelijke informatieuitwisseling.

Nederland is de eerste Europese lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die met een «gecommitteerd land» in het kader van het OESO-proces omtrent informatieuitwisseling, het Eiland Man, tot overeenstemming is gekomen over een informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken, gebaseerd op het OESO Model Agreement on Exchange of Information on Tax Matters (OESO document DAFFE/CFA(2002)24/FINAL, zie voorts de toelichting op het eveneens te Douglas op 12 oktober 2005 totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man over de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, Trb. 2006, 96).

Tijdens de onderhandelingen over dit informatieuitwisselingsverdrag zijn Nederland en het Eiland Man door middel van compenserende voordelen tot een evenwichtig pakket gekomen, teneinde op bilateraal niveau gelijke concurrentievoorwaarden («level playing field») te scheppen. Dit pakket beoogt te leiden tot een hoog niveau van transparantie en informatieuitwisseling, waarmee tegemoet wordt gekomen aan het Nederlandse belang van informatieuitwisseling en voldaan wordt aan de OESO-standaarden van informatieuitwisseling.

In het kader van de voornoemde compenserende voordelen zijn Nederland en het Eiland Man overeengekomen dat parallel aan het informatieuitwisselingsverdrag gewerkt zal worden aan een bredere economische- en handelsrelatie. Ten behoeve hiervan zal onderzocht worden of partijen kunnen komen tot een belastingverdrag. Een dergelijk verdrag dient te passen in een relatie tussen een OESO-lidstaat en een laagbelastend gecommitteerd land en dient rekening te houden met de specifieke kenmerken van een ieders belastingstelsel. Het komen tot een eventueel allesomvattend belastingverdrag zal in stappen plaatsvinden. Als eerste stap is een tweetal verdragen gesloten: 1) een verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling en 2) een verdrag ter vermijding van dubbele belasting voor lucht- en scheepvaartondernemingen. De inwerkingtreding (en beëindiging) van deze twee verdragen is gekoppeld aan de inwerkingtreding (en beëindiging) van het overeengekomen informatieuitwisselingsverdrag. Verdere besprekingen met het Eiland Man omtrent een belastingverdrag zullen plaatsvinden na bekrachtiging en inwerkingtreding van het informatieuitwisselingsverdrag.

Ten aanzien van het onderhavige verdrag kan in het algemeen nog het volgende worden opgemerkt. Nederland is ervan overtuigd dat het weghalen van fiscale belemmeringen (zoals internationale dubbele belastingheffing) voor de vrije doorgang van goederen, diensten en kapitaal voor beide betrokken landen een voordeel is. Het probleem van internationale dubbele belastingheffing is een gevolg van allerlei internationale economische activiteiten, waaronder de internationale scheep- en luchtvaart. Dergelijke ondernemingen oefenen activiteiten uit in zowel derde landen als in gebieden die niet tot de soevereiniteit van een specifiek land behoren en het is altijd uiterst moeilijk geweest om hun winsten aan de activiteiten in de diverse landen waarin zij opereren toe te schrijven.

Door middel van het onderhavige verdrag zullen de problemen op het gebied van dubbele belastingheffing tussen het Eiland Man en Nederland worden vermeden voor ondernemingen die lucht- of scheepvaartuigen exploiteren in het internationale verkeer.

Dit verdrag is grotendeels gebaseerd op de relevante bepalingen van de OESO Model Tax Convention on Income and Capital1, hierna te noemen: het OESO-modelbelastingverdrag). In de volgende onderdelen is een korte toelichting opgenomen inzake de bepalingen van het verdrag tussen Nederland en het Eiland Man.

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

De budgettaire gevolgen en administratieve lasten zijn verwaarloosbaar.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Definities)

In artikel 1 zijn in het eerste lid diverse definities overeengekomen die in het verdrag worden gebruikt. Deze definities zijn gebruikelijk in de belastingverdragen die Nederland sluit en zijn in overeenstemming met het internationaal gebruik betreffende deze verdragen.

Met betrekking tot de definitie van «Nederland» («the Netherlands») wordt het verdrag, wat het Koninkrijk betreft, allereerst aangegaan voor Nederland, en dus niet voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Wel is in het onderhavige verdrag een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt om het verdrag geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren op de Nederlandse Antillen en/of Aruba (zie artikel 4).

De definitie van de termen «Verdragssluitende Partij» («Contracting Party»), «persoon» («person»), «bedrijf» («company»), «ingezetene van een verdragssluitende partij» («resident of a Contracting Party»), «onderneming van een Verdragssluitende Partij» («enterprise of a Contracting Party») en «bevoegde autoriteit» («competent authority») zijn in de meeste belastingverdragen opgenomen waarbij Nederland partij is en zijn identiek aan de corresponderende definities in het OESO modelbelastingverdrag.

De definitie van «ingezetene van een Verdragssluitende Partij» («resident of a Contracting Party») in subparagraaf (f) is noodzakelijk in verband met de definitie van de term «onderneming van een Verdragssluitende Partij» («enterprise of a Contracting Party») in subparagraaf (g) en de definitie van de term «persoon» («person») in subparagraaf (d) in verband met de definitie van «ingezetene» in de eerdergenoemde subparagraaf (f).

De definitie van de term «internationaal verkeer» («international traffic») in subparagraaf (h) is identiek aan die definitie in artikel 3, eerste lid 1, onderdeel e van het OESO-model belastingverdrag. Ten behoeve van de duidelijkheid geeft deze definitie expliciet aan dat de ondernemer van een schip niet noodzakelijkerwijs haar eigenaar hoeft te zijn maar ook haar huurder of bevrachter kan zijn.

De definitie van de term «inkomen behaald met de exploitatie van scheepvaart of luchtvaart in het internationaal verkeer» («income derived from the operation of ships or aircraft in international traffic») in subparagraaf (i) geeft een nadere omschrijving van welke inkomsten in het kader van dit verdrag worden beoogd.

Het tweede lid voorziet voor begrippen die niet zijn gedefinieerd in het verdrag zelf in een oplossing overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het OESO-model belastingverdrag.

Artikel 2 (Vermijding van dubbele belasting)

Het doel van dit artikel is om te verzekeren dat winsten en vermogenswinsten uit de exploitatie van schepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts in één Partij worden belast. De voorwaarde is gebaseerd op het uitgangspunt dat het heffingsrecht toekomt aan het land waarin de plaats van feitelijke leiding is gevestigd. De bepalingen van dit artikel stemmen overeen met de gebruikelijke internationale praktijk.

Het heffingsrecht over het loon van een tewerkstelling aan boord van een schip of een vliegtuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, kan door het land worden uitgeoefend waar de feitelijke leiding van de onderneming is gevestigd.

Artikel 3 (Onderlinge overlegprocedure)

Dit artikel voorziet in een procedure voor onderling overleg om problemen op te lossen die door toepassing van het verdrag in de ruimste zin van het woord zijn ontstaan. Het bepaalt dat de bevoegde autoriteiten door onderling overleg zullen trachten om een oplossing te zoeken voor de problemen waar belastingplichtigen tegenaan lopen die aan belastingheffing zijn onderworpen welke niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het verdrag.

Het tweede lid schept voor de bevoegde autoriteiten de mogelijkheden om rechtstreeks met elkaar in overleg te treden.

Artikel 4 (Uitbreiding tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba)

Dit artikel maakt het mogelijk om het verdrag geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren voor de Nederlandse Antillen en/of Aruba. Een dergelijke uitbreiding kan echter uitsluitend plaatsvinden als de Antillen en/of Aruba enerzijds en het Eiland Man anderzijds zulks expliciet overeenkomen. Gezien de eigen regelgeving op de Nederlandse Antillen en Aruba, met name ten aanzien van het fiscale regime en de bevoegde autoriteit, zal die uitbreiding dienen te geschieden per afzonderlijke notawisseling, waarbij de door die landen gewenste aanpassingen ten opzichte van het onderhavige verdrag expliciet dienen te worden aangegeven.

Artikel 5 (Inwerkingtreding)

In dit artikel is de inwerkingtreding van het verdrag geregeld overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in verdragen.

In het tweede lid wordt de koppeling gelegd naar het informatieuitwisse- lingsverdrag betreffende belastingzaken: het onderhavige verdrag treedt uitsluitend in werking indien het informatieuitwisselingsverdrag in werking is getreden.

Artikel 6 (Beëindiging)

Artikel 6 regelt de beëindiging van het verdrag en is evenals het inwerkingtredingsartikel overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in verdragen. Als minimumperiode voordat het verdrag opgezegd kan worden is, conform algemeen Nederlands beleid, een termijn gesteld van vijf jaar vanaf de inwerkingtredingsdatum. Deze minimumperiode dient om het verdrag een kans te geven en zekerheid te scheppen voor de betrokken belastingplichtigen.

In het tweede lid wordt evenals het vorige artikel de koppeling gelegd naar het informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken: het onderhavige verdrag wordt zonder kennisgeving beëindigd indien het informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken wordt beëindigd.

3. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden. Het verdrag kan echter blijkens artikel 4 in zijn geheel, of in aangepaste vorm, uitgebreid worden tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba.

De Staatssecretaris van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Internationaal & EG belastingrecht 2005–2006, blz. 802 ev.

Naar boven