30 592
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met de aanpassing van winsten van verbonden ondernemingen en de toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling; Douglas, 12 oktober 2005

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 maart 2006 en het nader rapport d.d. 24 mei 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2006, no. 06.000240, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met de aanpassing van winsten van verbonden ondernemingen en de toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling; Douglas, 12 oktober 2005 (Trb. 2005, 291), met toelichtende nota.

Het voorliggende verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man heeft betrekking op de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verreken-prijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Het verdrag hangt samen met het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken (Trb. 2005, nr. 293) en ziet op de zogenoemde «compensating benefits» die zijn overeengekomen teneinde voldoende wederzijdse voordelen voor beide verdragspartners te realiseren. In dit kader is naast het onderhavige verdrag ook het verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting voor lucht- en scheepvaartondernemingen (Trb. 2005, nr. 292) gesloten. Over de goedkeuring van dit verdrag en het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken adviseert de Raad ook heden.

De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 januari 2006, no. 06.000240, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 maart 2006, nr. W06.06.0018/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Onderlinge verklaring

In de toelichting op artikel 7 van het verdrag wordt melding gemaakt van de op 12 oktober 2005 getekende interpretatieve onderlinge verklaring over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling, maar de inhoud van deze verklaring wordt niet weergegeven. Evenmin is de verklaring als bijlage aan de toelichtende nota gehecht. De Raad acht de enkele verwijzing naar de website van het Ministerie van Financiën geen vervanging van de toelichtende nota, terwijl ook de beperkte omvang van de onderlinge verklaring geen beletsel vormt om haar op te nemen.

De Raad adviseert de toelichtende nota aan te vullen met de inhoud van de onderlinge verklaring alsmede met een overzicht van de tarieven die op grond van de Income Tax Act 1970 thans gelden voor vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal.

1. Naar aanleiding van deze opmerking van de Raad is de nota van toelichting aangevuld met de verklaring over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Verder gelden voor de vennootschappen de volgende tarieven op grond van de Income Tax Act 1970: 10% voor «trading income» (inkomen anders dan beleggingsinkomsten) onder de 100 miljoen Britse ponden en 15% voor alle winsten boven dit bedrag. «Other income» (beleggingsinkomsten) wordt belast met een tarief van 18%. Voor de toekomst bestaat het voornemen op het Eiland Man om voor deze inkomsten een tarief van 0% in te voeren.

2. Inwerkingtreding en beëindiging

De inwerkingtreding en de beëindiging van het onderhavige verdrag zijn, evenals die van het verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting voor lucht- en scheepvaartondernemingen, gekoppeld aan de inwerkingtreding en beëindiging van het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken. De Raad merkt echter op, dat de bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding en beëindiging van deze verdragen niet aan elkaar gelijk zijn.

De Raad adviseert in de toelichtende nota op deze verschillen in te gaan, en deze toe te lichten.

3. Looptijd

In artikel 9 van het verdrag is bepaald dat de minimumperiode voordat het verdrag kan worden opgezegd vijf jaar bedraagt te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het verdrag. Tevens is de looptijd gekoppeld aan het verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken. De minimale looptijd van dat verdrag beloopt echter twee jaar, met een uitloop van drie maanden. In de toelichtende nota is geen aandacht gegeven aan dit verschil in minimale looptijd en is evenmin ingegaan op de verschillen in uitloop van de verdragen.

De Raad adviseert de toelichtende nota aan te vullen.

2. en 3. De Raad merkt terecht op dat de teksten ten aanzien van de inwerkingtreding en de beëindiging van het onderhavige verdrag, het verdrag inzake het uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken en het verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting voor lucht- en scheepvaartondernemingen niet aan elkaar gelijk zijn.

De bepalingen inzake de inwerkingtreding zijn materieel niet verschillend. De drie verdragen treden inwerking nadat aan alle formele vereisten is voldaan in beide landen. De beëindiging is echter wel verschillend op een aantal punten. Ten eerste zijn er andere minimale looptijden opgenomen en ten tweede zal het verdrag inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling komen te vervallen indien het niet wordt verlengd.

Alvorens hier nader op in te gaan, zij allereerst nog het volgende opgemerkt. Uitgangspunt is dat de twee verdragen die onderdeel vormen van de «compensating benefits» niet kunnen bestaan indien het verdrag inzake uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken niet bestaat. Indien dit laatste verdrag niet inwerkingtreedt of na inwerkingtreding wordt beëindigd, vervallen ook het lucht- en scheepvaartverdrag en het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Ten aanzien van het verschil in minimumlooptijd, zij er op gewezen dat Nederland in haar verdragen over het algemeen vijf jaar opneemt als minimumlooptijd voordat het verdrag kan worden beëindigd. Echter voor het verdrag inzake het uitwisselen van informatie betreffende belastingzaken wenste het Eiland Man een kortere periode, nl. twee jaar. Door de koppeling aan dit verdrag hebben het lucht- en scheepvaartverdrag en het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling in principe eenzelfde termijn.

Wat betreft het beëindigen van het verdrag inzake toegang tot de onderlinge overlegprocedures en toepassing van de deelnemingsvrijstelling indien dit niet wordt verlengd, merk ik op dat dit met name is bedoeld om te bezien of het aanhouden van de overeenkomst enig nut oplevert voor beide partijen. Als dit niet het geval is, vervalt het verdrag automatisch.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Financiën verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven