30 588
Vaststelling van een nieuwe regeling voor het hoger onderwijs en het onderzoek (Wet op het hoger onderwijs en onderzoek)

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2006

In de procedurevergadering van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 september 2006 heeft zij aangegeven vòòr het Verzamel AO over het hoger onderwijs, gepland voor 4 oktober 2006, te willen beschikken over de zogenaamde «Spoedwet» om een aantal zaken met betrekking tot het Schutte-dossier in samenhang te kunnen bespreken. Het is mij helaas niet mogelijk aan dit verzoek te voldoen. Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State met een verzoek een spoedadvies uit te brengen. Ik hoop het advies begin oktober te ontvangen. Volgens afspraak binnen de ministerraad komt het nader rapport bij dit advies vervolgens in het kabinet aan de orde, waarna het ten spoedigste aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Ik kan deze procedure niet versnellen.

Wel kan ik melden dat de ministerraad op 18 augustus 2006 heeft besloten in het voorstel voor de «Spoedwet» op te nemen dat alleen die studenten voor bekostiging in aanmerking komen die woonachtig zijn in Nederland, België of de Duitse deelstaten Bremen, Nedersaksen of Noordrijnland-Westfalen. In het door uw Kamer aanvaarde voorstel voor de Wet Financiering Hoger Onderwijs (WFHO) komt een vergelijkbare bepaling voor waar het de leerrechten betreft. Na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2006 in de zaak betreffende de Christelijke Hogeschool Nederland is het wenselijk geacht dit ook reeds in de WHW op te nemen. Dit gebeurt met terugwerkende kracht tot de datum waarop het besluit van de ministerraad openbaar is gemaakt, te weten 18 augustus 2006. De instellingen voor hoger onderwijs zijn hiervan per brief van 13 september 2006 ook nog eens afzonderlijk op de hoogte gebracht. Een kopie van de brief is bijgevoegd.1

Ik maak van de gelegenheid gebruik nog twee andere zaken onder de aandacht te brengen:

– De nota van wijziging bij het voorstel voor de Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO) die ik u op 14 september jongstleden heb toegezonden, bevat een wetstechnisch noodzakelijke aanpassing van dit voorstel aan de WFHO zoals die door uw Kamer is aanvaard. Voorafgaand aan die aanvaarding is onder meer door middel van amendering een aantal wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel voor de WFHO aangebracht. Omdat dit bij het opstellen van het wetsvoorstel WHOO was voorzien, is bij een aantal artikelen vermeld «gereserveerd». Die reserveringen zijn nu ingevuld. Op deze manier is geprobeerd een zo groot mogelijke helderheid te bieden over de inpassing van de leerrechten en de herziening van de collegegeldsystematiek in de WHOO. Andere dan strikt technische zaken zijn niet in deze nota van wijziging opgenomen.

– Tijdens een technische briefing van de Commissie door een aantal van mijn ambtenaren op 12 september jongstleden is nog gevraagd naar de regeling van de titulatuur. Van de zijde van de Commissie werd gevraagd of de regeling in het wetsvoorstel WHOO zoals die nu voorligt gelijk is aan de regeling voorgelegd aan de Raad van State. Tijdens de briefing werd verondersteld dat dit het geval was maar dat blijkt bij nader inzien niet zo te zijn. De reden voor de wijziging is gelegen in de besluitvorming die heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het briefadvies van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) «Ontwerp en ontwikkeling» van 8 maart 2006.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

B. J. Bruins


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven