30 581
Verdrag tot wijziging van de op 16 oktober 1990 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Paramaribo, 24/27 april 2006

C
nr. 3
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 13 juli 2006 en het nader rapport d.d. 29 november 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2006, no. 06.002098, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tot wijziging van de op 16 oktober 1990 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Paramaribo 24/27 april 2006, met toelichtende nota.

Het wijzigingsverdrag beoogt de bestaande luchtvaartrelatie tussen Nederland en Suriname verder te liberaliseren. De wijzigingen hebben betrekking op de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen, de verlening, intrekking of opschorting van vergunningen, alsmede de tarieven. De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

In de toelichtende nota wordt uiteengezet dat Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen (PbEG L 157) (hierna: de verordening) bij de voorbereiding van het wijzigingsverdrag in acht is genomen en dat de desbetreffende wijzigingen tevens zijn afgestemd met de Europese Commissie.

Het wijzigingsverdrag en de verordening hangen inhoudelijk samen met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap van 5 november 2002 in de zogenoemde «Open Skies-zaken».

De Raad merkt op dat in het wijzigingsverdrag is vastgelegd dat een door het Koninkrijk der Nederland aan te wijzen luchtvaartmaatschappij is gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk. Artikel 5 van de verordening bepaalt dat in de situatie dat de overeenkomst een beperking bevat van het gebruik van verkeersrechten of van het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen dat kan worden aangewezen als begunstigde van verkeersrechten, de betrokken lidstaat ervoor zorgt dat verkeersrechten op niet-discriminerende wijze onder de daarvoor in aanmerking komende luchtvaartmaatschappijen van de Gemeenschap worden verdeeld volgens een transparante procedure. Ingevolge artikel 6 van de verordening stellen de lidstaten de Europese Commissie vervolgens onverwijld in kennis van de procedures die zij voor de toepassing van artikel 5 volgen en draagt de Europese Commissie er zorg voor dat deze procedures in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

Het verdient aanbeveling in de toelichtende nota een uitgebreidere beschouwing op te nemen over de wijze waarop in het kader van deze overeenkomst uitvoering is gegeven aan genoemde bepalingen van de verordening. In het bijzonder dient daarbij te worden ingegaan op de in het verdrag overeengekomen vestigingseis voor de door Nederland aan te wijzen luchtvaartmaatschappij.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juni 2006, no. 06.002098, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde wijzigingsverdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 juli 2006, no. W09.06.0199/V, bied ik U hierbij aan.

Aan de opmerkingen van de Raad van State is aandacht geschonken. De toelichtende nota is aangevuld.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Overeenkomst wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U mede namens mijn ambtgenote van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het wijzigingsverdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven