30 580
Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 maart 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 1:18, achtste lid, wordt na «4:2» ingevoegd: van de Algemene wet bestuursrecht.

II

In artikel 1:24, tweede lid, wordt na «van overeenkomstige toepassing» ingevoegd: , tenzij het doel of de aard van het onderzoek zich daartegen verzet.

III

Artikel 1:28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Lijfsvisitatie geschiedt op een besloten plaats door personen die, indien zij geen arts of verpleegkundige zijn, van hetzelfde geslacht zijn als de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen.

2. In het vijfde lid, onderdeel e, en het zesde lid wordt «lichaam» telkens vervangen door: onderlichaam.

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het onderzoek van het onderlichaam en met betrekking tot de apparatuur waarmee door kleding van personen kan worden gekeken en het gebruik daarvan. Hierbij kan worden bepaald dat het vierde lid niet van toepassing is bij het gebruik van deze apparatuur.

IV

Artikel 1:32, eerste lid, komt te luiden:

1. Onverminderd artikel 1:5 van deze wet en de communautaire bepalingen ter zake, zijn artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 10 en 24 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing:

a. op de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het bepaalde bij of krachtens:

1°. de in artikel 1:1 bedoelde regelingen;

2°. deze wet;

b. op overige van belang zijnde gegevens voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens:

1°. de in artikel 1:1 bedoelde regelingen;

2°. deze wet.

V

In artikel 1:33, eerste en derde lid, wordt «voor de uitvoering van de» telkens vervangen door: voor de uitvoering van het bepaalde.

VI

In artikel 8:2, zesde lid, wordt «Onze Minister van Financiën» telkens vervangen door: Onze Minister van Financiën dan wel de ontvanger.

VII

Er wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:4

1. Tegen een beschikking die is genomen op grond van een regeling genoemd in de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3, onder B, staat in afwijking van hetgeen omtrent bezwaar en beroep in deze wet is bepaald, beroep open op de rechterlijke instantie, genoemd in die regeling. Indien geen rechterlijke instantie is genoemd, is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Bij het beroep, bedoeld in het eerste lid, is artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

VIII

In artikel 10:5, eerste lid, onderdeel b, wordt «5°. het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze niet bewaart, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie» vervangen door:

5°. het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze niet bewaart;

wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

IX

In de bijlage, onder B, vervalt: – Statistiekwet 1950.

TOELICHTING

Algemeen

Naast dat deze nota van wijziging enkele fouten en omissies herstelt, worden enkele verfijningen aangebracht in het voorstel voor de Algemene douanewet. Deze verfijningen zijn hierna bij het desbetreffende artikel toegelicht en betreffen geen vergaande inhoudelijke wijzigingen. Voorts wordt met artikel VII voldaan aan hetgeen in het nader rapport op het advies van de Raad van State inzake het voorstel van wet, Aanpassingswet Algemene douanewet, dienaangaande is toegezegd.

Artikelen I, IV, V, VIII en IX

Deze wijzigingen betreffen het herstellen van enkele fouten en omissies.

II

Bepaalde onderzoeken lenen zich naar hun doel of aard niet voor overeenkomstige toepassing van artikel 69 van het CDW1 en Deel I, Titel VIII, van het TCDW2 en moeten derhalve daarvan worden uitgezonderd. Hierbij moet worden gedacht aan onderzoeken waarbij het niet mogelijk dan wel niet wenselijk is dat de belanghebbende bij die goederen bij het onderzoek aanwezig is. Hierbij valt te denken aan onderzoeken op locaties waar de toegang voor anderen dan bevoegden uit het oogpunt van veiligheid niet toegestaan is, dan wel tot onwenselijke vertragingen zouden leiden in het logistieke proces. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar geld of verdovende middelen en psychotrope stoffen met behulp van daartoe opgeleide speurhonden in de ruimten waar de bagage afkomstig uit vliegtuigen wordt verzameld. Het is hierbij niet mogelijk of wenselijk dat alle passagiers uit het desbetreffende vliegtuig aanwezig zijn.

III

Met de aanpassing van artikel 1:28, vierde lid, wordt verduidelijkt dat de eis dat lijfsvisitatie geschiedt door mensen van hetzelfde geslacht als dat van de persoon die daaraan wordt onderworpen, niet geldt voor de arts of verpleegkundige, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel e, van artikel 1:28.

Het is in Nederland algemeen geaccepteerd dat artsen en verpleegkundigen ook personen van een ander geslacht dan waartoe zij zelf behoren kunnen onderzoeken.

Met de aanpassingen van artikel 1:28, vijfde lid, onderdeel e, en het zesde lid, wordt alleen een tekstuele verduidelijking aangebracht en geen inhoudelijke.

Met de aanpassing van artikel 1:28, achtste lid, wordt verduidelijkt dat, indien gebruik wordt gemaakt van apparatuur waarmee door kleding van personen kan worden gekeken, afgeweken kan worden van de eis dat lijfsvisitatie geschiedt op een besloten plaats door mensen van hetzelfde geslacht als dat van de persoon die daaraan wordt onderworpen.

Hoewel de huidige stand van de techniek ervoor zorgt dat de persoon die een dergelijke virtuele vorm van lijfsvisitatie ondergaat onherkenbaar op het beeldscherm verschijnt van degene die de beelden moet analyseren is het voornemen voor te schrijven dat de analist in een andere ruimte verblijft dan de persoon die de lijfsvisitatie ondergaat . Hierdoor worden de grondrechten van deze persoon maximaal beschermd.

Dat de virtuele lijfsvisitatie niet in een afgesloten ruimte hoeft plaats te vinden, is ingegeven door het feit dat deze vorm van controle veel lijkt op de uitvoering van een veiligheidscontrole. Deze veiligheidscontroles zijn gemeengoed op luchthavens en hierbij is in de praktijk gebleken dat hierdoor geen onnodige grote psychologische druk wordt veroorzaakt.

VI

Met de aanpassing van artikel 8:2, zesde lid, wordt ten aanzien van de ontvanger dezelfde vereenvoudiging bewerkstelligd als ten aanzien van de minister.

VII

Artikel 8:4 verduidelijkt dat wanneer een belanghebbende bezwaar heeft tegen een beschikking, gegeven op grond van een regeling die is opgenomen in de bijlage behorende bij de artikelen 1:1 en 1:3, onder B, van deze wet, hij beroep moet instellen bij de rechterlijke instantie die is genoemd in die desbetreffende regeling. In een aantal gevallen is geen rechterlijke instantie expliciet aangewezen. De tweede volzin van het eerste lid van artikel 8:4 schrijft dan voor dat de absolute competentie wordt bepaald door artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht. De relatieve competentie wordt vervolgens bepaald door artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Voor de verhouding tussen artikel 8:4 en artikel 8:2 geldt het volgende.

Indien het een beschikking betreft welke zijn grond vindt ingevolge bij of krachtens het CDW dan wel bij of krachtens de Algemene douanewet is de rechtbank Haarlem bevoegd. Indien het echter een beschikking betreft die materieel genomen is bij of krachtens een specifieke wet, is de rechtsgang van toepassing die bij die specifieke wet is aangegeven. Als voorbeeld moge dienen: wanneer een goed door de douane niet wordt vrijgegeven om zijn douanebestemming te volgen omdat dit goed niet voldoet aan de criteria gesteld bij of krachtens de Warenwet, is de rechtbank Haarlem bevoegd indien het beroep louter en alleen zich richt tegen de beschikking de goederen niet vrij te geven (bijvoorbeeld omdat de criteria gesteld bij of krachtens de Warenwet niet van belang zijn voor het vrijgeven van de gewenste douanebestemming). Ingevolge artikel 23 van de Warenwet is de rechtbank Rotterdam bevoegd indien het beroep zich richt tegen de beschikking dat het desbetreffende goed niet zou voldoen aan de criteria gesteld bij of krachtens de Warenwet.

In het tweede lid van artikel 8:4 is artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard indien het beroep wordt ingesteld langs de lijnen van het eerste lid. Door dit van toepassing verklaren is geheel hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht voor deze vormen van beroep onverkort van toepassing, uiteraard tenzij bij een bijzonder wet een afwijking van de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht voortkomt.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302).

XNoot
2

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253).

Naar boven