30 577
Wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan «Paarse krokodil»)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 oktober 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

ARTIKEL III wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 2 komt als volgt te luiden:

2. In onderdeel a, post 35, wordt na «voetprothesen;» ingevoegd: hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand;. Voorts wordt in die post na «doven en slechthorenden;» ingevoegd: oorapparaten tegen stotteren;. Ten slotte wordt in die post na «orthopedisch schoeisel;» ingevoegd: hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen;.

2. In punt 3 wordt «zuurstofvat;» vervangen door: zuurstofvat; computermuis-software, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;.

B

ARTIKEL IX komt als volgt te luiden:

ARTIKEL IX

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 8, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld» vervangen door: zoals dat in die aanslag is of wordt opgenomen of zoals dat bij beschikking is of wordt vastgesteld.

2. Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

1. Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn. Indien meer dan een van de personen, bedoeld in de tweede volzin, is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen, wordt voor de toepassing van die volzin uitgegaan van de aangifte waarvan de indieningstermijn het laatst verloopt.

3. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien ten name van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting wordt vastgesteld, kent de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met betrekking tot dat berekeningsjaar toe binnen 13 weken nadat de laatste in dit kader van belang zijnde aangifte inkomstenbelasting is ingediend, of, indien dat eerder is, binnen acht weken na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde aanslag. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt een aangifte inkomstenbelasting die is ingediend vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar geacht te zijn ingediend op 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar. Indien ten name van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner over het berekeningsjaar een beschikking ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen wordt vastgesteld, kent de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met betrekking tot dat berekeningsjaar toe binnen acht weken na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde beschikking. De derde volzin is uitsluitend van toepassing indien de in die volzin genoemde termijn verloopt op een datum die gelegen is na afloop van de in de eerste volzin bedoelde termijn.

2. In het tweede lid wordt «een aanslag inkomstenbelasting» vervangen door: een aanslag inkomstenbelasting of een beschikking ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen.

4. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of uit een eerste vaststelling van een verzamelinkomen of een niet in Nederland belastbaar inkomen».

2. In het tweede lid wordt «wijziging of vaststelling onherroepelijk is geworden» vervangen door: wijziging onherroepelijk is geworden, of, zolang geen aanslag inkomstenbelasting of beschikking verzamelinkomen is vastgesteld, de wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen bekend is geworden.

Toelichting

I. ALGEMEEN

Deze nota van wijziging voegt nog een drietal hulpmiddelen toe aan de posten van tabel I, onderdeel a, bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (waarvoor het verlaagde omzetbelastingtarief geldt).

Het gaat daarbij om te beginnen om hulpmiddelen die specifiek zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand. Daarbij moet met name worden gedacht aan het volgende. Bij het verrichten van werkzaamheden met twee handen, wordtéén hand gebruikt om een voorwerp vast te houden of tegen te houden (te fixeren). Het hulpmiddel waar het hier om gaat, neemt de fixatiefunctie van die ene hand over zodat de goede hand kan worden gebruikt voor het verrichten van de feitelijke werkzaamheden (bijvoorbeeld het openen van een envelop of van een fles, het uitknippen van een plaatje, enzovoorts).

Voorts gaat het om de toepassing van het verlaagde tarief op hulpmiddelen voor het uittrekken van therapeutisch elastische kousen. Het uittrekken van therapeutisch elastische kousen (ook wel steunkousen genoemd) – voorgeschreven bijvoorbeeld bij chronische vaatinsufficiëntie, lymfoedeem, trombose en spataderen – vormt vooral voor de gebruiker (maar ook voor de mantelzorger/(thuis)zorgverlener) een fysiek zwaar belastende activiteit. Verlichting kan plaatsvinden door gebruik te maken van een speciaal daarvoor ontwikkeld hulpmiddel. Meer in concreto gaat het om een op een plint aan de muur aangebracht kastje met daarin een opgerolde band. Die band wordt aan de bovenkant van de steunkous bevestigd en – met behulp van een afstandsbediening – teruggerold in de behuizing, daarbij de kous afrollend en over de voet trekkend. Het gebruiken van dit hulpmiddel resulteert in een herwonnen zelfstandigheid van de gebruiker – er hoeft minder een beroep op anderen te worden gedaan – en bevordert de therapietrouwheid.

Ten slotte wordt voorgesteld om het verlaagde omzetbelastingtarief toe te passen op de levering van computermuis-software voor tremorpatiënten. Het betreft een computerprogramma voor mensen die lijden aan Essentiële (familiaire) Tremor, Multiple Sclerose (MS), de ziekte van Parkinson of een andere aandoening die schuddende of bevende handen veroorzaakt. De software maakt het mogelijk om toch gewoon met een computermuis te werken.

De budgettaire derving gemoeid met de bij deze nota van wijziging toegevoegde medische hulpmiddelen past binnen de budgettaire ruimte die binnen het wetsvoorstel voor het verlaagd BTW-tarief voor bepaalde medische hulpmiddelen is gecreëerd.

Tevens stelt deze nota van wijziging een wijziging voor van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) inzake de wijze waarop de toekenning plaatsvindt van de door de Belastingdienst/Toeslagen uitgevoerde inkomensafhankelijke regelingen. In de huidige systematiek is voor belanghebbenden die voor een aanslag inkomstenbelasting in aanmerking komen, het toekenningsmoment gekoppeld aan de datum waarop de aanslag wordt vastgesteld. Op dat moment staan de inkomensgegevens vast die nodig zijn voor de bepaling van het toetsingsinkomen. De procedure inzake de bevoorschotting is erop gericht de voorschotten voor 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar aan te passen aan de aangiftegegevens zodat de voorschotten zoveel mogelijk gelijk zijn aan de toe te kennen tegemoetkoming. Op deze wijze worden terugvorderingen na 1 juli zoveel mogelijk voorkomen. Dit is met name van belang in verband met het feit dat de berekeningstermijn voor de heffingsrente een half jaar na afloop van het berekeningsjaar begint te lopen. Gevolg van deze wijze van bevoorschotting is dat in het overgrote deel van de gevallen de toekenning op basis van de aanslag inkomstenbelasting niet zal afwijken van de bevoorschotting zoals die op basis van de aangifte heeft plaatsgevonden. Op basis van de huidige toekenningsprocedure wordt in al deze gevallen een extra beschikking verstuurd die geen nieuwe gegevens bevat. Hieraan zijn uitvoeringslasten verbonden voor de Belastingdienst/Toeslagen. Bovendien leiden extra beschikkingen tot onnodige administratieve handelingen (lezen, controleren, opbergen) en kunnen deze verwarring veroorzaken bij de burger. Daarom wordt een wijziging van artikel 19 van de Awir voorgesteld op grond waarvan de tegemoetkoming reeds wordt toegekend op basis van de gegevens in de aangifte. In de situatie waarin de aanslag inkomstenbelasting niet afwijkt van de gegevens in de aangifte betekent dit een forse besparing op het aantal af te geven beschikkingen: het in deze situaties overslaan van een nadere voorschotbeschikking bespaart zo’n 3,5 miljoen beschikkingen. Voor de burger levert het niet hoeven controleren en archiveren van een beschikking (die geen nieuwe gegevens bevat) een tijdsbesparing van 219 667 uren op, uitgaande van 5 minuten per beschikking. Daarnaast dalen de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst/Toeslagen door de verzending van minder beschikkingen met € 3 500 000.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de voorgestelde regeling geen gevolgen heeft voor de mogelijkheid om de tegemoetkoming te herzien indien blijkt dat de in de aangifte vermelde gegevens onjuist of onvolledig zijn.

II. ONDERDEELSGEWIJS

Onderdeel 1

Artikel III (tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968)

Voor de toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting bij deze nota van wijziging.

Onderdeel 2

Artikel IX, onderdeel A (artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De wijziging van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) sluit aan op de toekenningssystematiek van artikel 19, eerste lid, van de Awir zoals die wordt voorgesteld in onderdeel C. Op grond daarvan kan de Belastingdienst/Toeslagen een tegemoetkoming al toekennen op basis van het verzamelinkomen zoals dat is opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting. Dit maakt het noodzakelijk het toetsingsinkomen zoals dat in artikel 8, eerste lid, van de Awir is gedefinieerd te herformuleren. Immers, door het naar voren halen van het toekenningsmoment kan de toekenning in de meeste gevallen niet worden gebaseerd op het verzamelinkomen zoals dat uit de aanslag inkomstenbelasting blijkt, omdat die op dat moment nog niet is vastgesteld. Uiteindelijk blijft het verzamelinkomen zoals dat wordt opgenomen in de aanslag inkomstenbelasting of zoals dat wordt vastgesteld bij afzonderlijke beschikking (de beschikking verzamelinkomen zoals geregeld in artikel 9.4, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001) echter wel bepalend voor de hoogte van het toetsingsinkomen. Dit wordt geregeld door in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, te spreken over het verzamelinkomen zoals dat is of wordt opgenomen in de aanslag c.q. de beschikking verzamelinkomen.

Artikel IX, onderdeel B (artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De tekst van dit onderdeel is identiek aan de oorspronkelijke tekst van artikel IX. Voor de toelichting daarop wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting.

Artikel IX, onderdeel C (artikel 19 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De voorgestelde wijziging van artikel 19, eerste lid, van de Awir ziet op de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkomingtoekent. Teneinde te bewerkstelligen dat de tegemoetkoming in beginsel voor 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar wordt vastgesteld (in welk geval geen heffingsrente is verschuldigd), is de beslistermijn in het eerste lid niet langer meer gekoppeld aan de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting, maar wordt deze gekoppeld aan het moment van indiening van de aangifte inkomstenbelasting. Dit moment is voor de aangiften die worden ingediend vóór 1 april bij fictie vastgesteld op 1 april. De beslistermijn is vervolgens gesteld op 13 weken na de indiening van de laatste in dit kader van belang zijnde aangifte inkomstenbelasting, zodat de toekenning voor 1 juli kan plaatsvinden. De vaststelling wordt gevolgd door een herziening als de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting afwijkt van de gegevens in de aangifte (dit laatste vindt dan plaats op basis van artikel 20 van de Awir). Indien de inspecteur van de Belastingdienst besluit om ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting op te leggen vanwege het feit dat geen aangifte is ingediend, is, net zoals thans het geval is, het moment waarop de aanslag wordt vastgesteld bepalend voor de toekenning. Dit is geregeld in de slotpassage van de eerste volzin. Hierbij zij opgemerkt dat van een dergelijke situatie slechts sprake is, indien al degenen van wie de draagkracht een rol speelt voor de hoogte van de tegemoetkoming (belanghebbende, diens partner en eventuele medebewoners) en die voor een aanslag inkomstenbelasting in aanmerking komen, geen aangifte hebben ingediend.

Voor het niet in Nederland belastbaar inkomen blijft de systematiek onveranderd. Dat wil zeggen, toekenning binnen een termijn van acht weken na vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde beschikking ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen. De laatste volzin regelt dat in situaties dat zowel aanslagen inkomstenbelasting als beschikkingen ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen worden vastgesteld, de beslistermijn voor de Belastingdienst/Toeslagen 13 weken na indiening van de laatste van belang zijnde aangifte bedraagt, tenzij de 8-wekentermijn ter zake van de laatste in dit kader van belang zijnde beschikking niet in Nederland belastbaar inkomen op dat moment bij het einde van die termijn van 13 weken nog niet is verstreken.

De voorgestelde wijziging van het tweede lid van artikel 19 betreft een wetssystematische aanpassing die voortvloeit uit de introductie van de beschikking ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen per 1 januari 2006.

Artikel IX, onderdeel D (artikel 20 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De voorgestelde wijziging van artikel 20 van de Awir hangt samen met de voorgestelde wijziging met betrekking tot het toekennen van tegemoetkomingen. Op grond van de voorgestelde tekst van artikel 19, eerste lid, van de Awir vindt de toekenning plaats op basis van de gegevens in de aangifte. Als een belanghebbende daarna nog een wijziging op de ingediende aangifte aanlevert, leidt dat volgens de huidige regeling niet tot een herziening van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 20. De huidige tekst van artikel 20 ziet op een formele vaststelling of herziening van het fiscale inkomen en niet op een wijziging van de aangifte. Teneinde te voorkomen dat belanghebbende pas na de vaststelling van de definitieve aanslag inkomstenbelasting wordt geconfronteerd met bijvoorbeeld een terugvordering – die in de situatie dat deze meer dan een half jaar na afloop van het berekeningsjaar plaatsvindt bovendien gepaard gaat met heffingsrente – wordt voorgesteld het eerste en tweede lid van artikel 20 uit te breiden tot wijzigingen op de aangifte voordat de aanslag dan wel de beschikking verzamelinkomen is vastgesteld.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven