nr. 5
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NA HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
de lijkbezorging te wijzigen teneinde de lijkschouwing van minderjarigen nader
te regelen;
Overwegende dat daarvoor een wijziging van de Wet op de beroepen in de
in de individuele gezondheidszorg noodzakelijk is;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
Onder forensisch arts wordt verstaan: een arts als bedoeld in artikel
3 juncto artikel 19a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
B
In artikel 3 wordt na «behandelende arts» ingevoegd: een forensisch
arts.
C
Aan artikel 4 wordt na «gemeentelijke lijkschouwer» toegevoegd: «en
een of meer forensisch artsen voor de schouwing van minderjarigen»
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «lijkschouwer» ingevoegd:
of forensisch arts.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «De behandelende arts
treedt niet op» vervangen door: Onverminderd artikel 7a, eerste lid,
treedt de behandelende arts niet op.
E
Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
1. Indien de schouwing , bedoeld in artikel 7, eerste lid, een minderjarige
betreft, wordt deze door een forensisch arts, niet zijnde de behandelend arts,
verricht.
2. De forensisch arts die de schouwing, bedoeld in het eerste lid,
heeft verricht geeft een verklaring van overlijden af als hij er van overtuigd
is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak
3. Indien de forensisch arts die de schouwing heeft verricht meent
niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, brengt
hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier
van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke
stand
4. De officier van justitie kan besluiten dat na de schouwing, bedoeld
in het eerste lid, een postmortaal onderzoek door een kinderarts en een klinische
sectie door een klinisch patholoog plaatsvindt.
5. Onder klinische sectie wordt verstaan een lijkopening door een
patholoog in een algemeen of academisch ziekenhuis.
6. De forensisch arts geeft een verklaring van overlijden af indien
hij, nadat hij over de uitkomsten van het postmortaal onderzoek door de kinderarts
en de klinische sectie door de patholoog anatoom is geïnformeerd, overtuigd
is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld
aan de in het vierde lid bedoelde klinische sectie.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld
aan de in het vijfde lid bedoelde procedure voor wat betreft de wijze waarop
verslag wordt uitgebracht en de personen of instanties aan wie verslag uitgebracht
dient te worden.
F
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: , af te geven door de behandelende
arts en door de gemeentelijke lijkschouwer,.
2. In het tweede lid wordt «de formulieren bedoeld in artikel
10» vervangen door: de formulieren, bedoeld in de artikelen 7a en 10.
G
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
de situatie, bedoeld in artikel 7a, derde lid.
H
In artikel 12 wordt voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst
en wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de overledene minderjarig is, wordt het verlof tot begraving
of verbranding niet verleend dan nadat een verklaring als bedoeld in artikel
7a, tweede of zesde lid, is overlegd, dan wel een verklaring waaruit blijkt
van geen bezwaar van de officier van justitie tegen begraving of verbranding.
ARTIKEL II
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid wordt na «arts» ingevoegd: forensisch
arts
B
Na artikel 19 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 1a. Forensisch artsen
Artikel 19a
Om in het desbetreffende register als forensisch arts te kunnen worden
ingeschreven, wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt
dat de betrokkene voldoet aan de daartoe bij algemene maatregel van bestuur
gestelde opleidingseisen.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,