nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
de lijkbezorging te wijzigen teneinde de lijkschouwing van minderjarigen nader
te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
Onder forensisch geneeskundige wordt verstaan: een arts die beschikt over
bij ministeriële regeling vast te stellen kennis en vaardigheden op het
gebied van de forensische geneeskunde en als blijk daarvan een bij die ministeriële
regeling vastgesteld certificaat heeft ontvangen.
B
In artikel 3 wordt na «behandelende arts» ingevoegd: , een
forensisch geneeskundige.
C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «lijkschouwer» ingevoegd:
of forensisch geneeskundige.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «De behandelende arts
treedt niet op» vervangen door: Onverminderd artikel 7a, eerste lid,
treedt de behandelende arts niet op.
D
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
1. Als de overledene waarvan het lijk moet worden geschouwd op het
moment van overlijden nog niet de leeftijd van 18 jaar had bereikt, verricht
een forensisch geneeskundige, niet zijnde de behandelend arts, de schouwing.
2. Degene die de schouwing, bedoeld in het eerste lid, heeft verricht
geeft een verklaring van overlijden af als hij er van overtuigd is dat de
dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak
3. In alle andere gevallen vindt na de schouwing, bedoeld in het
eerste lid, klinische sectie plaats door een gemeentelijke lijkschouwer of
een forensisch geneeskundige.
4. Degene die de sectie, bedoeld in het derde lid, heeft verricht,
geeft een verklaring van overlijden af indien hij overtuigd is dat de dood
is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.
5. Indien degene die de sectie, bedoeld in het derde lid, heeft verricht
meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan,
brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de
officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke
stand.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
over de in het derde lid bedoelde klinische sectie.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
over de in het vijfde lid bedoelde procedure voor wat betreft de wijze waarop
verslag wordt uitgebracht en de personen of instanties aan wie verslag wordt
uitgebracht.
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: , af te geven door de behandelende
arts en door de gemeentelijke lijkschouwer,.
2. In het tweede lid wordt «de formulieren bedoeld in artikel
10» vervangen door: de formulieren, bedoeld in de artikelen 7a, vijfde
lid, en 10.
F
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
de situatie, bedoeld in artikel 7a, derde lid.
G
In artikel 12 wordt voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst
en wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Ingeval de overledene op het moment van overlijden de leeftijd
van 18 nog niet had bereikt, wordt het verlof tot begraving of
verbranding niet verleend dan nadat is overgelegd een verklaring als bedoeld
in artikel 7a, tweede lid, of een verklaring als bedoeld in artikel 7a, vierde
lid, dan wel een verklaring waaruit blijkt van geen bezwaar van de officier
van justitie tegen begraving of verbranding.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,