nr. 8
MOTIE VAN HET LID BAKKER
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in deze kabinetsperiode structureel 64 mln. per jaar
wordt bezuinigd op de publieke omroep met als doel het vergroten van efficiency
en het verkleinen van overhead bij de publieke omroep;
voorts overwegende, dat als gevolg van diverse ontwikkelingen, zoals de
opkomst van een nieuwe commerciële zender, het verlies van bepaalde succesvolle
programma’s aan commerciële concurrenten en de daling van het marktaandeel
van de publieke omroep, sinds medio vorig jaar de reclame-inkomsten voor de
publieke omroep drastisch zijn teruggelopen;
overwegende, dat met name deze teruglopende reclame-inkomsten ertoe leiden
dat in de programmering en de programma’s voor 2007 en 2008 vergaande
bezuinigingen worden doorgevoerd die leiden tot een langdurige zomerprogrammering,
alsmede tot vergaande versobering, danwel het verdwijnen van programma’s;
van mening, dat deze verschraling van programma’s niet gewenst en
niet beoogd is en daarom voorkomen moet worden;
voorts overwegende, dat tijdens de discussie over de herziening van de
(organisatie van) de publieke omroep in 2008, danwel op een later moment,
een meer fundamentele discussie gevoerd kan en zal worden over de wenselijkheid
van reclame op de publieke omroep, maar dat voorkomen moet worden dat intussen
de kwaliteit en kwantiteit van de programma’s verschraalt;
verzoekt de regering:
1. er zorg voor te dragen dat de verschraling en het noodgedwongen schrappen
van programma’s door de terugloop van reclame-inkomsten niet optreedt
en daartoe in de begroting 2007 en 2008 de daartoe benodigde bedragen incidenteel
toe te voegen, in afwachting van de genoemde meer fundamentele
discussie over reclame bij de publieke omroep;
2. op korte termijn – in het kader van de begroting 2007 –
hierover duidelijkheid te bieden aan Hilversum, zodat daarmee rekening kan
worden gehouden bij de invulling van het programmaschema voor volgend jaar,
die thans plaatsvindt;
3. de Algemene Rekenkamer het verzoek te doen om de geldstromen en de
bestedingen in Hilversum door te lichten op rechtmatigheid en doelmatigheid,
zodat met de uitkomsten van dit onderzoek rekening kan worden gehouden bij
meer structurele besluiten over de toekomst van de reclame bij de publieke
omroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
Bakker