30 557
Wijziging van de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de taken en bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee en de bijstand aan de Koninklijke marechaussee

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID ANKER

Ontvangen 17 april 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In de considerans vervalt «de wettelijke regeling inzake de opsporingsbevoegdheid van de Koninklijke marechaussee te verduidelijken,».

II

In artikel I, onderdeel A, vervalt punt 2, alsmede de aanduiding «1.» vóór punt 1.

III

Artikel II vervalt.

Toelichting

Dit amendement beoogt de bestaande koppeling van opsporingsbevoegdheid aan de politietaken van de Koninklijke marechaussee (KMar) te handhaven.

Uit rechtspraak op artikel 6, vierde lid, van de Politiewet blijkt dat de rechter onder omstandigheden een overschrijding van het beperkte takenpakket van de KMar best toestaat, maar conform de wettelijke lijn wel hamert op snelle overdracht aan de politie. Incidenten waarbij de KMar een zaak niet of te laat overdraagt aan de politie of uitgebreider onderzoek doet dan nodig is mogen geen reden zijn de opsporingsbevoegdheid dan maar uit te breiden.

Het ingrijpende karakter van strafvorderlijke bevoegdheden maakt controle door de strafrechter op het juiste gebruik van die bevoegdheden noodzakelijk. Het enkel stellen van een instructienorm met handhaving via militair tuchtrecht of een klachtenregeling is vanuit het oogpunt van rechtsbescherming onvoldoende. Bovendien zijn deze wijzen van handhaving hiervoor niet bedoeld.

Een opsporingsambtenaar met een beperkt takenpakket dient zich te houden aan de grenzen van zijn taakveld. In bijzondere omstandigheden wordt optreden van de KMar buiten het eigen takenpakket verwacht en gewaardeerd. De huidige wettelijke regeling biedt daarvoor echter voldoende ruimte, zodat de voorgestelde wijziging op dit punt achterwege kan blijven.

Indien dit amendement wordt aanvaard vervalt in het opschrift «en het Wetboek van Strafvordering».

Anker

Naar boven