30 553
Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID GRIFFITH

Ontvangen 4 oktober 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel Y, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Z

Na artikel 104 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 104a

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 17a, 28, 29a, 29b, of 62 van deze wet wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp daarvoor aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

Dit amendement ziet erop toe dat alle in de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 genoemde algemene maatregelen van bestuur/uitvoeringsregelingen, in ontwerp aan de kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd.

Juist met het oog op de met deze wet te realiseren verstrekkende bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is het van groot belang dat inbreuken in de persoonlijke levenssfeer voor betrokkenen voorzienbaar en kenbaar zijn. Tevens komt helderheid ten aanzien van de in de wet genoemde categorieën en begrippen de verantwoording en rechtvaardiging van het gebruik van de betreffende bevoegdheden ten goede.

In de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt verwezen naar verscheidene nader uit te werken regelingen, middels algemene maatregelen van bestuur. Het betreft nadere concretisering van de in de wet opgenomen categorieën en omschrijvingen van;

– «bestuursorganen» (art. 17a);

– «communicatiegegevens» (art. 28);

– «personen of instanties die beroeps- of bedrijfsmatige financiële diensten verlenen, of beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn als vervoerder» (art. 29 a);

– nader te regelen termijnen waarbinnen de gegevens verstrekt dienen te worden en vergoeding van de kosten (art. 29b) en;

– nadere regels met betrekking tot de te treffen technische en organisatorische maatregelen (art. 62).

Dit zijn een aantal zeer essentiële onderdelen waarvan de nadere concretisering van groot belang is voor de kenbaarheid en voorzienbaarheid voor betrokkenen. Om die reden achten wij het noodzakelijk dat deze lagere regelgeving in de nog te ontwerpen algemene maatregelen van bestuur in ontwerp aan de kamers der Staten-Generaal wordt voorgelegd.

Griffith

Naar boven