nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2007
In het parlementair overleg van 28 juni 2007 (Handelingen der Kamer
II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 87, blz. 4824–4839)
over het wetsvoorstel wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband
met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse
kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht
tezamen, zegde ik u toe te kijken naar specifieke klachten over de termijn
van afhandeling van door aspirant-adoptiefouders gestelde vragen bij deelbemiddeling.
Mijn toezegging was een reactie op vragen van het lid van de Tweede Kamer,
de heer Teeven (VVD).
De heer Teeven gaf aan dat hem berichten bereiken dat de doorlooptijd
van de beantwoording van vragen door de Centrale autoriteit soms erg lang
is. Mij werd gevraagd daar nog eens scherp naar te kijken. Ter nakoming van
deze toezegging bericht ik u het volgende.
Al tijdens het parlementair overleg op 28 juni 2007 gaf ik aan dat
het proces van interlandelijke adoptie de komende tijd de nodige aandacht
zal krijgen. Dit proces zal worden betrokken in het onderzoek van de door
mij ingestelde commissie onder leiding van mevrouw Kalsbeek. Op de uitkomst
van de bevindingen van deze commissie en de effecten daarvan op de afhandeling
van verzoeken en vragen ten aanzien van interlandelijke adoptie, kan ik niet
vooruitlopen. De verwachting is dat de commissie Kalsbeek haar bevindingen
over het algemene deel inzake interlandelijke adoptie komend voorjaar presenteert.
Geluiden dat de procedure bij de Centrale autoriteit in geval van deelbemiddeling
lang duurt, zijn mij bekend. Ze zijn begrijpelijk vanuit het perspectief van
de aspirant-adoptiefouders, maar tegelijkertijd inherent aan de procedure
die voor deelbemiddeling moet worden gevolgd op grond van de Wet opneming
buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) en het Haags Adoptieverdrag. Juist
in deelbemiddelingszaken moet vaak, nadat een informatieve brief naar de aspirant-adoptiefouders
is gestuurd over de verschillende stappen in de procedure, nadere informatie
worden gevraagd over de buitenlandse contacten van de aspirant-adoptiefouders, over de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in het land van
herkomst en over wet- en regelgeving in het land van herkomst. Daarbij gaat
het vaak om landen waarin dergelijke informatie niet eenvoudig te verkrijgen
is en het inwinnen daarvan soms veel tijd vergt. De Centrale autoriteit hecht
eraan om vragen van betrokken aspirant-adoptiefouders zo snel mogelijk te
beantwoorden en om de aspirant-adoptiefouders zo goed mogelijk te informeren
over de voortgang van de procedure. Over het algemeen gaat dat ook goed. In
deelbemiddelingszaken waarin zich geen bijzonderheden voordoen, handelt de
Centrale autoriteit verzoeken om in te stemmen met deelbemiddeling, ondanks
de diverse te nemen stappen, binnen acht weken af.
De Centrale autoriteit is overigens als onderdeel van het Ministerie van
Justitie onderworpen aan regels van intern en extern klachtrecht. In 2006
en 2007 is over de termijn van afhandeling van door aspirant-adoptiefouders
gestelde vragen bij deelbemiddeling bij mij in december 2006 één
klacht ingediend. Deze klacht is met betrekking tot de lange afhandelingsduur
ongegrond verklaard omdat de Centrale autoriteit op dat punt geen verwijt
te maken viel.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin