30 551
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2007

De vaste commissie voor Justitie1, de algemene commissie voor Jeugd en Gezin2 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap3 hebben op 29 mei 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie en minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief d.d. 15 mei 2007 van de minister van Justitie, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, inzake de uitvoering de motie-Pechtold c.s. over uitbreiding van het wetsvoorstel 30 551 tot ouderschap van een lesbisch echtpaar en over de mogelijkheid tot erkenning van een kind door sociale moeder (30 800-VI, nr. 60) (30 551, nr. 8).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Pechtold (D66) vraagt zich af, waarom deze vergadering wordt gehouden. Een ruime Kamermeerderheid heeft zich in het verleden immers uitgesproken voor adoptie door homoparen. Een nieuwe onderzoekscommissie, zoals voorgesteld door de minister, vindt hij niet nodig. Er zijn immers tussen 1996 en 2007 vijf onderzoeken verricht naar ouderschap van en adoptie door paren van gelijk geslacht. Uit al die onderzoeken blijkt dat de eigenschappen en kwaliteit van de ouders bepalend zijn voor het welzijn van het kind. Hij noemt nog enkele andere onderzoeken, waaruit eenzelfde conclusie blijkt. Vertraging van de behandeling van het wetsvoorstel is zeker niet in het belang van kinderen die opgroeien bij lesbische ouderparen. Hij benadrukt dat deze wetgeving in Canada, Zweden en Nieuw-Zeeland al realiteit is, terwijl er in Groot-Brittannië hard aan wordt gewerkt. Hij vindt dat het kabinet moet stoppen met het rekken van dit proces.

De heer De Roon (PVV) vindt dat de motie-Pechtold c.s., waarmee zijn fractie heeft ingestemd, in beginsel moet worden uitgevoerd. Maar er moet ruimte zijn voor nader onderzoek, als de minister ten minste duidelijk maakt welke problemen er eventueel kunnen ontstaan. Hij vraagt daarom om een toelichting van het kabinet.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) ziet nut en noodzaak in van het instellen van een onafhankelijke commissie, zoals voorgesteld door de minister. Zij doet de suggestie van een ouderschapsverklaring. Het zou goed zijn, in kaart gebracht te krijgen wat de juridische en afstemmingsrechtelijke consequenties kunnen zijn van een dergelijke verklaring, met daarbij de context van een mogelijke derde persoon die in biologische zin is betrokken bij de conceptie van het kind.

Mevrouw De Pater is het eens met het voornemen van het kabinet om ook naar het internationale draagvlak te kijken. De flitsscheiding en de interlandelijke adoptie door paren van gelijk geslacht hebben tot vaak bizarre consequenties buiten de landsgrenzen geleid. Maar het belangrijkst is de vraag, of behandeling van wetsvoorstel 30 551 moet worden aangehouden tot de commissie haar advies heeft afgerond. Voor haar hoeft dat niet, waarvoor zij een aantal redenen noemt. Het is niet terecht dat alle andere aspirant-adoptiefouders zouden moeten wachten tot een wellicht ingewikkelder vraag voor één groep betrokkenen is beantwoord. Verder wordt aan de oorspronkelijke wens van deze groep ouders, namelijk dat het niet onnodig lang mag duren voor zij juridisch ouderschap kunnen vestigen, met de wetswijziging voldaan, door adoptie vanaf de geboorte mogelijk te maken. Zij verwijst naar haar eerder gehouden pleidooi om de onmogelijke U-bochtconstructie die in het leven is geroepen om echtparen van gelijk geslacht ook in aanmerking te laten komen voor interlandelijke adoptie, zo snel mogelijk ongedaan te maken. Ook daaraan wordt in het wetsvoorstel voldoen. Ten slotte geeft zij de minister in overweging om, mocht een verruiming van het leeftijdscriterium nog nader onderzoek behoeven, daarbij aan specialisten op het gebied van interlandelijke adoptie te denken.

De heer Wolfsen (PvdA) vindt dat uitgangspunt moet zijn dat lesbische, homoseksuele en heteroseksuele paren in gelijke gevallen gelijk worden behandeld, evenals hun kinderen. Alles wat dat ideaal dichterbij brengt, steunt hij. Hij kan de gedachte om een commissie in te stellen wel begrijpen, gelet op de complexheid van de materie, maar het mag niet zo zijn dat de behandeling van wetsvoorstel 30 551 daarvoor wordt stilgelegd. Wat hem betreft wordt die behandeling nog voor het zomerreces van 2007 afgerond. Hij doet de suggestie om in het wetsvoorstel een hardheidsclausule met betrekking tot de leeftijden aan te brengen. De heer Wolfsen kan pas akkoord gaan met het idee van een commissie, als bekend is wat de samenstelling ervan is – het COC moet daar zeker in vertegenwoordigd zijn – welke opdracht zij krijgt en in welk tempo zal worden gewerkt.

De heer Teeven (VVD) wil dat wetsvoorstel 30 551 en de motie-Pechtold c.s. vóór de zomer op de plenaire agenda komen. Wat hem betreft komt er géén commissie. Het heeft zijn voorkeur, de aanpassing van de leeftijdsgrenzen direct mee te nemen, maar dat geeft wellicht problemen. Daarom stelt hij een hardheidsclausule voor, waarmee ouders die niet aan de leeftijdsgrenzen voldoen toch kunnen worden tegemoet gekomen. De commissie zou dan op dat punt nog kunnen rapporteren, later eventueel gevolgd door één of meerdere wijzigingen.

De heer Anker (ChristenUnie) vindt dat dit lastige onderwerp een goede behandeling behoeft. Hij is daarom voorstander van een commissie, maar dat mag niet leiden tot het in lengte van maanden uitstellen van de behandeling. Aan de uitvoering van de motie-Pechtold c.s. zitten enkele juridische voetangels en klemmen, en ook internationaal kunnen er erkenningsproblemen zijn. Hij vraagt de minister, daarop in te gaan. Hij vraagt zich af of de Kamer zich moet gaan bemoeien met de samenstelling van de commissie. Maar als daarover dan toch opmerkingen worden gemaakt door andere fracties, pleit hij voor opneming in de commissie van een vertegenwoordiger van Contrario.

De heer Van der Staaij (SGP) begrijpt dat de minister vraagt of de behandeling van het wetsvoorstel Adoptie door homoparen kan worden aangehouden. Hij is geen voorstander van aanpassing van de wet in de geest van de motie-Pechtold c.s., en vindt het reëel dat de minister een commissie wil instellen, die dan wel onafhankelijk moet zijn, zodat hij er geen enkele behoefte aan heeft zich uit te laten over de samenstelling. Het COC past, vindt hij, niet in een onafhankelijke commissie. Zolang het onderzoek loopt, is het redelijk dat behandeling van wetsvoorstel 30 551 wordt aangehouden. Het wetsvoorstel vindt hij niet in het belang van het kind: het kind wordt opzettelijk een vader of een moeder onthouden. Hij benadrukt dat het wetsvoorstel vooral ideologische haast heeft: ook toen er aanvankelijk geen reële mogelijkheden voor interlandelijke adoptie waren, vonden de voorstanders toch dat dit punt zo snel mogelijk moest worden geregeld.

De heer Van der Staaij benadrukt dat naast het wetsvoorstel steeds een aanpassing van de Wet Opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wet Obka) in het vooruitzicht is gesteld. Hoe staat het daarmee? Moeten er op dit punt geen politieke keuzes worden gemaakt? Is dat niet van geheel andere aard dan de commissie in het kader van de motie-Pechtold c.s.?

De heer De Wit (SP) vindt dat wetsvoorstel 30 551 nu moet worden behandeld. De positie van de meemoeder is in andere landen al lang en breed geregeld, net als de interlandelijke adoptie. Hij kan de vrees van de minister op dit punt daarom niet delen. Hij vindt dat instelling van een commissie de behandeling van wetsvoorstel 30 551 niet mag blokkeren.

Mevrouw Azough (GroenLinks) vindt dat het lijkt alsof het debat opnieuw wordt gedaan. Zij toont zich teleurgesteld over de brief van de minister: een allegaartje. Zij is tegenstander van instelling van een commissie, en bepleit een snelle behandeling van wetsvoorstel 30 551.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Justitie meent dat kabinet en commissie het eens zijn over de uitgangspunten, zij het dat er verschil in aanpak is. Hij benadrukt dat er geen sprake is van op de lange baan schuiven. Ook hij is van mening dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Hij begrijpt waarom de heer Pechtold met zijn motie is gekomen, zij het dat hij een aantal juridische complicaties ziet in de wegen die worden aangeduid in de motie, waarvoor de door hem in te stellen commissie een oplossing zal moeten zoeken. Diezelfde commissie moet volgens de minister ook kijken naar de interlandelijke adoptie en de leeftijdscriteria.

De minister begrijpt dat, ondanks de diverse verruimingen in het wetsvoorstel, volgens de indieners van de motie toch nog te weinig recht wordt gedaan aan het gelijkheidsbeginsel. Met wat in de motie-Pechtold c.s. wordt voorgesteld, wordt in juridische zin iets nieuws gecreëerd, waarvoor wellicht andere, betere oplossingen zijn. De in het buitenland gevonden oplossingen zijn toch een slag anders dan wat raadzaam lijkt voor de Nederlandse verhoudingen. De Raad van State heeft op 8 augustus 2005 al geadviseerd, een aan de erkenning gelijkwaardige regeling te formuleren. Dit alles is voor de minister reden geweest, voor te stellen een onafhankelijke commissie te formeren. Het ligt in de bedoeling dat de commissie een samenstelling heeft die deskundigheid en betrokkenheid uitstraalt. Het lag van meet af aan in de bedoeling om ook iemand in de commissie op te nemen die zich verbonden weet met het gedachtegoed van het COC. De minister zal de suggestie van de ChristenUnie meenemen. Het moet wel om een commissie van deskundigen gaan, waarvan de leden de tijd moeten krijgen om tot zich nemen wat er aan vragen ligt, en daarvoor een goed voorstel te doen. Het lijkt de minister niet erg realistisch ervan uit te gaan dat de commissie al voor het zomerreces tot resultaten komt, wat absoluut niet betekent dat dit op de lange baan wordt geschoven. Hij vindt overigens niet dat de reactie op de motie-Pechtold c.s. wordt gekenmerkt door een lange doorlooptijd. Wat de leeftijdscriteria betreft, kan de minister zich voorstellen dat wordt gekozen voor een benadering met enige flexibiliteit, of een hardheidsclausule. De minister zal de commissie nog informeren over de taakstelling van de commissie. Hij neemt de verplichting op zich, met de voorzitter en de leden van de commissie op te nemen dat zal worden geprobeerd, te komen tot een kortere periode van advisering dan tot het eind van het kalenderjaar.

Nadere gedachtewisseling

De heer Pechtold (D66) vraagt om meer helderheid over de opdracht van de commissie, de samenstelling en de doorloop, en over de vraag om de behandeling van het wetsvoorstel daarop te laten wachten. Verder vraagt hij om de mening van de minister van OCW.

De heer De Roon (PVV) is geneigd, mee te gaan met de minister in diens wens een commissie in te stellen. Maar die commissie moet niet al te veel ruimte worden gegeven. Daarom vraagt hij de minister om toe te zeggen dat hij aan de commissie opdracht geeft in oktober met een advies te komen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) vraagt of er wel advies nodig is over de vraag «erkenning, dan wel ouderschap van rechtswege voor de meemoeder in een lesbische relatie». Zij heeft niet begrepen dat de commissie gaat adviseren over andere aspecten. Advisering over de leeftijdscriteria voor alle aspirant-adoptiefouders hoeft de behandeling van het wetsvoorstel niet op te houden.

De heer Wolfsen (PvdA) concludeert dat de commissie het verzoek van de regering om de behandeling van wetsvoorstel 30 551 in meerderheid afwijst, zodat zal worden verder gegaan met de behandeling. Verder vraagt hij of vóór de behandeling van het wetsvoorstel kan worden aangegeven wie in de commissie zit, wat de opdracht aan de commissie is en in welk tempo een en ander zal gebeuren.

De heer Teeven (D66) vindt dat wetsvoorstel 30 551, en uitvoering van de motie-Pechtold, vóór de zomer aan de orde moeten komen. Wat de leeftijdsgrenzen betreft, verwijst hij naar de brief van de vorige minister, uit februari 2007, over een nota van wijzigingen.

De heer Anker (ChristenUnie) vindt het terecht dat een commissie wordt ingesteld. Hij steunt het verzoek van de minister.

De heer Van der Staaij (SGP) vindt instelling van een commissie logisch. Inderdaad is het vreemd om aan de ene kant te spreken over de leeftijdsgrenzen in het kader van interlandelijke adoptie, en aan de andere kant over de juridische regeling van meemoederschap, en dergelijke. Hoe wordt dat in het vat gegoten? Hoe zit het met de evaluatie van de Wet Obka?

De heer De Wit (SP) handhaaft zijn standpunt. Hij vraagt naar de samenstelling van de commissie. Wat doet de minister als de Kamer besluit wetsvoorstel 30 551 plenair te behandelen?

Mevrouw Azough (GroenLinks) blijft bij haar twijfels over de instelling van een commissie. Zij vindt dat behandeling van wetsvoorstel 30 551 voor de zomer moet worden aangevangen. Hoe reageert de minister op een komende wetsbehandeling, en op de daarbij ingediende amendementen? Hoe ziet de commissie eruit?

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in eerste termijn niet gesproken, aangezien hij zich geheel kan vinden in het door zijn collega van Justitie verwoorde standpunt. Verder ligt het zwaartepunt op het familierecht en het adoptierecht. Homo’s en hetero’s moeten gelijk worden behandeld, wat tot in de haarvaten van de wetgeving moet doorklinken. Hij vindt het erg belangrijk dat in samenspraak met het COC iemand vanuit het gedachtegoed van het COC tot lid van de commissie wordt benoemd. Het doel van de commissie is niet om de boel te vertragen.

De minister van Justitie vindt dat geen sprake is van uitstel, maar wel van een juridisch weloverwogen uitvoering van de doelstellingen. De bestrijding van discriminatie is één van de kerndoelstellingen van het ministerie van Justitie. Hij benadrukt, eerstverantwoordelijke te zijn voor de Commissie gelijke behandeling. De commissie die in dit kader onderzoek gaat doen, is nog niet samengesteld. Als helder is dat langs deze weg kan worden doorgegaan, zal dat zo snel mogelijk gebeuren. De minister zegt toe, de Kamer te informeren over samenstelling en taakstelling van de commissie. Het niet te lang wachten op een verstandige juridische uitwerking van de gezamenlijke doelstellingen heeft als voordeel dat dat kan meelopen in het wetgevingstraject. Er kan worden gedacht aan een advisering in twee gedeelten. Hij vindt behandeling nog voor het zomerreces niet haalbaar.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Verdonk (VVD), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Van der Vlies (SGP), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Zijlstra (VVD), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, Çörüz (CDA), Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Verdonk (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter, Van Toorenburg (CDA).

Plv. leden: Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Biskop (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Nicolaï (VVD), Bouwmeester (PvdA), Van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Gesthuizen (SP), Karabulut (SP), Graus (PVV), De Wit (SP), Azough (GroenLinks), Arib (PvdA), Jan de Vries (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Azough (GroenLinks).

Naar boven