30 550 XIV
Jaarverslag en slotwet ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2005

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV)

Aangeboden 17 mei 2006

Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)

kst-30550-XIV-1-1.gif

Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)9

kst-30550-XIV-1-2.gif

Inhoudsopgave blz.

A.ALGEMEEN6
1.Voorwoord6
2.Verzoek tot déchargeverlening7
3.Leeswijzer11
    
B.BELEIDSVERSLAG13
4.Beleidsprioriteiten 200513
5.Beleidsartikelen25
 01Versterking landelijk gebied25
 02Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)37
 03Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)44
 04Economisch perspectiefvolle agroketens48
 05Bevorderen duurzame productie59
 06Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid72
 07Kennisontwikkeling en innovatie83
 08Kennisvoorziening90
 09Kennisverspreiding97
6.Niet-beleidsartikelen104
 10Nominaal en onvoorzien104
 11Algemeen105
7Bedrijfsvoeringsparagraaf107
    
C.JAARREKENING110
8.De verantwoordingsstaat110
9.De Saldibalans111
10.Baten-lastendiensten118
 Algemene Inspectiedienst (AID)119
 Dienst Landelijk Gebied (DLG)120
 Dienst Regelingen (DR)123
 Plantenziektenkundige Dienst (PD)126
 Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)128
    
D.BIJLAGEN131
 Bijlage Europese geldstromen131
 Bijlage ZBO’s en RWT’s140
 Bijlage Opvolging van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer141
 Bijlage Publicatieplicht op grond van de Wet Openbaar- making uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit144
 Bijlage Lijst met gebruikte afkortingen145

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Ontwikkeling in samenhang. In grote lijnen geven deze woorden treffend weer wat in 2005 is bereikt met en vanuit het gevoerde beleid:

• In de aanpak van vraagstukken

• In de gewenste rolverdeling daarbij tussen overheden onderling en tussen overheden en andere partijen in de samenleving.

Veel is tot stand gebracht. Op een aantal terreinen zijn de «akkers geploegd en ingezaaid» met goede oogstvooruitzichten. Waar dat verantwoord was is de bemoeienis van LNV / de overheid met de rest van de samenleving ingeperkt. Waar dat gewenst was hebben we een helpende hand toegestoken:

• Om er voor te zorgen dat consumenten zich verzekerd weten van garanties bij aankoop van voedingsmiddelen;

• Om er voor te zorgen dat de stedeling zich welkom weet op een toegankelijk platteland, zoals hij zich dat wenst;

• Om er voor te zorgen dat de burger in ons land verzekerd blijft van natuur en natuurwaarden die gedijen in een ecologische hoofdstructuur;

• Om er voor te zorgen dat de producenten in het agrocomplex bewust en met vertrouwen kunnen kiezen voor «landbouw» en voor «ketens»;

• Om er voor te zorgen dat door innovatie en kennis de economische vitaliteit van het agrocluster blijvend wordt geschraagd;

• Om er voor te zorgen dat in de EU het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsbeleid recht doet aan de Nederlandse wensen;

• Om er voor te zorgen dat de visserijketen duurzaam perspectiefrijk blijft.

Dat is op velerlei manieren gebeurd, zowel in nationaal als internationaal verband. Waar dat aan de orde is zet ik dat in 2006 voort om zo de oogst(baarheid) veilig te stellen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

2. VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

– Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

– De slotwet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2005; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.

– Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

– De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

Het jaarverslag over het jaar 2005 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:

– Algemeen (voorwoord, déchargeverlening en leeswijzer)

– Beleidsverslag (beleidsprioriteiten, beleidsartikelen, niet-beleidsartikelen en bedrijfsvoeringsparagraaf)

– Jaarrekening (verantwoordingsstaat, saldibalans, baten-lastendiensten)

Daarnaast maken vier bijlagen onderdeel uit van het jaarverslag, bestaande uit de bijlage Europese geldstromen, de bijlage toezichtsrelaties, een toelichting op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de verantwoording van voorgaande jaren en een bijlage met een lijst van afkortingen.

De bijlage Europese geldstromen is opgenomen omdat de verantwoording van de uitgaven met betrekking tot het Plattelandsontwikkelingsplan en de Europese structuurfondsen meer beleidsterreinen beslaat en verdeeld is over verschillende beleidsartikelen. Deze bijlage biedt een algeheel overzicht, waarbij tevens de uitgaven en ontvangsten van de Europese Unie in het kader van het markt- en prijsbeleid zijn opgenomen.

In de begroting 2005 is er in de beleidsagenda geen tabel met beleidsprioriteiten opgenomen. Hierdoor is het ook niet mogelijk een overeenkomstige tabel onder de beleidsprioriteiten in het jaarverslag 2005 op te nemen.

De (niet) beleidsartikelen in het beleidsverslag bevatten financiële gegevens en niet-financiële gegevens. De financiële gegevens zijn opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. De opmerkelijke verschillen tussen oorspronkelijke begroting en realisatie zijn bondig toegelicht. Dit is gedaan voor de verplichtingen, de programma- en apparaatuitgaven en de ontvangsten.

De niet-financiële informatie is opgenomen onder de geoperationaliseerde doelstellingen. Daar waar deze informatie in de begroting kwantitatief is weergegeven zijn in het jaarverslag de kwantitatieve realisatiegegevens opgenomen. De toevoeging van de mate van realisatie (ja/nee/gedeeltelijk), zoals als leidraad genoemd in model 3.50 in de RBV, is hierdoor overbodig en daarom achterwege gelaten.

De voorname beleidsresultaten en de opmerkelijke verschillen in de doelrealisatie zijn beknopt toegelicht. Voor zover de instrumenten niet in de tabellen zijn genoemd, zijn deze in de toelichting opgenomen als ze afwijken van de opsomming in de begroting. Dit laatste geldt ook voor de doelgroepen. Een soortelijke opsomming van doelgroepen en instrumenten die in de begroting staat, is hierdoor overbodig en is daarom in het jaarverslag weggelaten.

In de paragraaf over diensten die een baten-lastenstelsel voeren is per dienst een bondige toelichting gegeven op de taken en op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie tijdens het begrotingsjaar. De prestatiegegevens zijn ondergebracht bij de beleidsartikelen. Voor een aantal diensten die een baten-lastenstelsel voeren is geen eenduidige relatie te leggen tussen de beleidsartikelen en de voortgebrachte producten of diensten. De voortgebrachte producten of diensten zijn daarom ondergebracht onder één van de betreffende beleidsartikelen. Dit betekent dat de Algemene Inspectiedienst te vinden is onder artikel 5, de Dienst Landelijk Gebied te vinden is onder artikel 1, de Dienst Regelingen te vinden is onder artikel 4, de Plantenziektenkundige Dienst te vinden is onder artikel 5 en de Voedsel en Warenautoriteit te vinden is onder artikel 6.

In het jaarverslag wordt tevens ingegaan op de relevante overzichtsconstructies. Op de eerste plaats is dit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De uitgaven die LNV jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking worden onder beleidsartikel 11 verantwoord. Daarnaast heeft LNV deelgenomen aan de overzichtsconstructies Groen in en om de Stad (GIOS) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De uitgaven die met deze overzichtsconstructies zijn gemoeid, zijn verantwoord onder beleidsartikel 1

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN 2005

Algemeen

Het jaar 2005 was vooral een succes vanwege de totstandkoming van het nieuwe mestbeleid en het in de EU verwerven van een gedeeltelijke ontheffing ( tot 2009 ) voor de Nitraatrichtlijn. Vervolgens hebben Eerste en Tweede Kamer ingestemd met de nieuwe meststoffenwet. Hiermee komt voorlopig een einde aan een probleem dat ons land jaren achtervolgd heeft.2005 heeft ook laten zien dat de landbouwsector onder druk staat. Vanuit de WTO en de EU neemt de druk toe om de sector te liberaliseren. Ik heb dat in mijn nota Kiezen voor Landbouw ook beschreven.

De Brusselse discussies over het GLB hebben in 2005 met name in het teken gestaan van de vormgeving van het nieuwe plattelandsbeleid en van de nieuwe suikermarktordening. Over beide onderwerpen heeft intensief overleg met alle betrokken maatschappelijke partijen plaatsgevonden. De Europese Raad heeft met het besluit over de financiële perspectieven het plafond van de landbouwuitgaven intact gelaten. Zowel op Europees niveau als nationaal is een debat gevoerd over de Europese landbouwuitgaven. Het kabinet heeft er in dit debat voor gekozen het plafond tot 2013 te handhaven, onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de brief aan de Kamer (Tweede Kamer, 2004–2005, 21 501-20, nr. 288).

De WTO Doha Ontwikkelingsronde over liberalisering van de wereldhandel is niet voltooid (Hongkong, december 2005). O.a. een nieuw Landbouwakkoord is uitgebleven. Wel is overeengekomen exportsteun te disciplineren dan wel uit te faseren (exportrestituties). De onderhandelingen over de uitvoering alsmede over een substantiële vermindering van handelsverstorende steun en substantiële verbetering van markttoegang worden in 2006 onverminderd voortgezet, ten einde de Ronde einde 2006 alsnog geheel af te kunnen sluiten.

Voor de kwaliteit en de kansen van de natuur is de nieuwe Natuurbeschermingswet van groot belang. Deze is in oktober 2005 in werking getreden. De wet biedt het juridische kader voor de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Met provincies zijn afspraken gemaakt over de financiering van nieuwe provinciale taken in het kader van deze wet.

Kiezen voor Landbouw, de nieuwe Natuurbeschermingswet en het Beleidskader Toezicht op controle zijn goede voorbeelden hoe mijn beleidsfilosofie tot uiting en tot werking komt. Mijn beleidsfilosofie voor het LNV-domein steunt immers vooral op de gedachten:

– Van zorgen voor naar zorgen dat

– Decentraal wat kan, centraal wat moet

– Minder regelgeving, minder bureaucratie, minder lastendruk en minder uitvoeringslast.

Deze benadering vormt het fundament voor mijn aandeel in het realiseren van een andere overheid.

Slecht nieuws bracht het jaar 2005 helaas ook. De gevreesde dierziekte aviaire influenza (AI) rukte op vanuit Zuidoost Azië tot binnen Europa, begin 2006 zelfs binnen de EU. In 2005 is Nederland gevrijwaard gebleven. Ik ben in 2005 intensief bezig geweest met preventieve maatregelen in binnen- en buitenland. In dat licht ben ik zeer content met het akkoord dat in februari 2006 is bereikt over het preventief vaccineren van hobbydieren en buitenuitloop kippen.

Administratieve lasten

Met de inwerkingtreding van de laatste onderdelen uit het nieuwe mestbeleid per 1 januari 2006 is het omvangrijkste onderdeel van de Administratieve Lasten-operatie van LNV voltooid. Samen met een aantal minder omvangrijke projecten zorgt dit er voor dat de doelstelling van 25% reductie nu reeds ruimschoots is behaald. De teller stond ultimo 2005 op -33%.

Er bestaat nog wel een spanning tussen de rekenkundig gerealiseerde administratieve lastenverlichting versus de beleefde lasten. Dat heeft onder andere te maken met het wennen aan nieuwe, vereenvoudigde regels. Ik blijf verder aandacht houden voor die spanning. Vooral ook zeer praktijkgericht door middel van zogenaamde keukentafelbijeenkomsten.

Het Meerjarenprogramma Grote Vereenvoudiging van Regelgeving heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de bereikte reductie-resultaten. Dit programma combineert de verschillende overheidsprojecten door de wet- en regelgeving transparanter, eenvoudiger en met minder lasten voor zowel overheid als bedrijfsleven/burger gepaard te laten gaan. Uitvoerings- en handhavingsaspecten alsmede een publieksvriendelijke en herkenbare overheid spelen hierbij een rol. Nieuwe wetgevingsconcepten worden toegepast (Bruikbare Rechtsorde). De in de Pakketbrief neergelegde doelstelling om in deze kabinetsperiode het aantal stuks regelgeving met nog eens 300 te verminderen tot ca 700 is nu al gehaald. Per 1 januari 2006 bedroeg het aantal 680. Medio maart 2006 stond de teller op 620. Het vereenvoudigingsprogramma wordt voortgezet.

Fiscale aangelegenheden

In 2005 is gewerkt aan een aantal maatregelen die per 1 januari 2006 in werking is getreden. Dit betreft onder meer een tariefverlaging van de vennootschapsbelasting naar 29,6% en het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting naar 25,5%. Deze tariefverlaging versterkt ook de concurrentiepositie van het landbouwbedrijfsleven. Voorts een accijnsvermindering voor biobrandstoffen, een accijnsvrijstelling voor kleinschalige elektriciteitsopwekking (IMW), vervallen van de grondwaterbelasting voor beregening en bevloeiing, verruiming van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging en aanpassing van de Natuurschoonwet. De regeling groenfinanciering is met het oog op de bescherming van het milieu aangepast. Deze regeling is in 2005 in werking getreden. Om innovatie te bevorderen is de fiscale regeling Wet Bevordering Speur & Ontwikkelingswerk (WBSO) geïntensiveerd. Er is goedkeuring verkregen van de Europese Commissie voor de fiscale vrijstelling van de subsidie functiewijziging natuur.

Groen ondernemen, innovatieve kracht

Kiezen voor Landbouw

In september is de nota Kiezen voor Landbouw uitgebracht. In de afgelopen maanden heb ik, verspreid over het land, in discussiebijeenkomsten de grote lijn van Kiezen voor Landbouw uiteengezet. Bovenal zijn ondernemers uit de agrarische sector uitgebreid aan het woord geweest.

Ik constateer dat betrokkenen bij de sector zich over het algemeen goed kunnen vinden in de omgevingsanalyse en in de opgaven voor de toekomst die ik daaruit heb gedestilleerd. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt ook dat er in de agrarische sector een toenemend vertrouwen is in de toekomst. Het wordt in de sector zeer op prijs gesteld dat het kabinet in de nota expliciet aangeeft dat het Nederlands agrocluster in verschillende opzichten een onmisbare bijdrage levert aan de welvaart en het welzijn in ons land. Dat geldt ook voor de uitspraak dat er ruimte blijft voor de agrarische sector in Nederland en voor het vertrouwen dat het kabinet uitspreekt in toekomst van de agrarische sector. De gesprekken hebben mij gesterkt in de overtuiging dat de agrarische sector in staat is goed om te gaan met de komende ingrijpende veranderingen.

Fytosanitair

Nederland is een agrarische grootmacht en knooppunt van plantaardige handelsstromen. Om deze positie te behouden werd het fytosanitair beleid versterkt. In 2005 is een basis gelegd voor een betere inrichting van het inspectiesysteem (Project Plantkeur) waarbij in lijn met het programma Andere Overheid, het bedrijfsleven zoveel mogelijk zelf verantwoordelijkheid draagt. In september 2005 heeft LNV een rapport aan de private sector aangeboden over welke taken kunnen worden overgedragen en hoe de ministeriële verantwoordelijkheid voor plantgezondheid gewaarborgd wordt. Voornemen in het rapport is om de keuringen van de Plantenziektenkundige Dienst onder te brengen bij de keuringsdiensten (ZBO’s), onder toezicht van LNV. Uitgangspunt is dat het systeem onverminderd goede fytosanitaire garanties oplevert en internationaal geaccepteerd wordt. Eind november 2005 zijn onderhandelingen over de overdracht van taken gestart met het bedrijfsleven. Implementatie is voorzien in 2007. De Plantenziektenkundige Dienst zal gaan functioneren als fytosanitaire autoriteit, aanspreekpunt voor het buitenland over de uitvoering van fytosanitaire regelgeving, kennisdrager over plantenziekten en toezichthouder. Begin 2005 kreeg de EU hernieuwde toegang tot de Russische markt, dankzij inspanningen van de Europese Commissie en lidstaten, niet in het minst Nederland. Het herstel van de export werd vanuit LNV intensief begeleid. Met het oog op het voorkomen van nieuwe handelsbelemmeringen heeft LNV de personele inzet op markttoegang in het derde kwartaal van 2005 uitgebreid.

Controle op de naleving van fytosanitaire regelgeving door het bedrijfsleven is noodzakelijk voor het behoud van internationaal vertrouwen in de garanties die de overheid afgeeft (met name voor uitvoer en doorvoer van planten). Binnen de Plantenziektenkundige Dienst is een Team Toezicht en Transport opgericht, dat in samenwerking met de Algemene Inspectiedienst en Douane sinds medio 2005 steekproefsgewijs controles uitvoert.

Toekomst veehouderij

Het debat omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij heeft in 2005 geleid tot een verdere ontwikkeling en consolidatie van de gewenste verschuiving van verantwoordelijkheden. Mijn filosofie om van «zorgen voor», naar «zorgen dat» om te schakelen is hier zichtbaar geworden. Het is nu meer vanzelfsprekend geworden dat partijen zelf aan de slag gaan met de problemen die zij zien. Een duidelijke illustratie daarvan is dat de partijen zelf begin 2005 een bijeenkomst hebben georganiseerd, waar afspraken zijn gemaakt. Deze zijn voortvarend opgepakt, met overigens wisselende resultaten. De Kamer is hierover geïnformeerd (Tweede Kamer, 2004–2005, 28 973, nr. 13).

De rol die LNV heeft, naast borging via wet- en regelgeving, is vooral een stimulerende en faciliterende. De beleidsinzet vanuit mijn departement is in 2005 meer generiek geworden en meer gericht op algemene thema’s zoals versterking van het ondernemerschap en innovatie. De volgende fase in het omschakelingsproces is het opstellen in 2006 van een breed gedragen strategische toekomst- en innovatieagenda voor de verschillende sectoren.

In 2005 zijn in het kader van de Stimuleringsregeling innovatie markt- en concurrentiekracht en de Subsidieregeling demonstratie- en kennisoverdrachtprojecten (onderdeel marktgericht ondernemen) 17 projecten financieel ondersteund. Met deze projecten worden innovaties gestimuleerd en wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij.

Nieuw mestbeleid

In 2005 heeft Nederland volledig overeenstemming bereikt met de Europese Commissie over het mestbeleid voor de komende 4 jaar. Ook het Nederlandse verzoek om op graslandbedrijven meer dierlijke mest te mogen gebruiken, heeft uiteindelijk de instemming gekregen van een grote meerderheid van de lidstaten. Dit heeft geresulteerd in het afgeven van de derogatiebeschikking door de Europese Commissie in december 2005.

Het mestbeleid heeft als doel het verder verminderen van belasting van het grond- en oppervlaktewater met mineralen. Voor de agrarische bedrijven een zware, maar haalbare opgave met aanzienlijke inkomenseffecten. De beide Kamers der Staten-Generaal hebben ingestemd met de gewijzigde Meststoffenwet. Hiermee is een stelsel van gebruiksnormen geïntroduceerd en het stelsel van dierrechten vereenvoudigd. Binnen het stelsel van gebruiksnormen is veel aandacht besteed aan een fraudebestendig systeem voor mestdistributie. De vermindering van de administratieve lasten en uitvoeringslasten bedraagt ruim 40%. De voorbereidingen voor de uitvoering van het stelsel zijn getroffen.

Kennis en innovatie

Het jaar 2005 heeft de start gezien van een nieuwe impuls voor innovatie. Centraal hierin staat het Innovatieberaad dat zorgt voor een coherente innovatieaanpak. De nadruk ligt op participatie van het bedrijfsleven en een open responsieve opstelling van LNV. Het innovatieproces moet vooral zichtbaar worden in gezamenlijke agenda’s, maar ook in een diversiteit van ontwikkelingen, zoals:

– Een effectief samenwerkingsverband met het ministerie van EZ voor het sleutelgebied Flowers & Food.

– De uitwerking van Food and Nutrition Delta, Groene Genetica en de Phytophtoravrije aardappel door en met het bedrijfsleven.

– De ontwikkeling van een sectoragenda voor de tuinbouw met onder andere een nieuwe fase van de «kas als energiebron» en de «intelligente kas», waarin een omslag gemaakt wordt naar geïntegreerde systemen in ketens en netwerken.

Er is een meetinstrument ontwikkeld dat wordt toegepast op kennisbenutting. Verspreiding van kennis naar stakeholders van het LNV-beleid is meer gestuctureerd aangepakt door 5–10 % van het budget hiervoor te bestemmen.

De verankering van het LNV kennisbeleid is versterkt via nationale en internationale samenwerking. In de kabinetsnota aan de Tweede Kamer inzake de brugfunctie van de grote technologische instellingen wordt de organisatie van het kennisbeleid bij LNV genoemd als een best practice.LNV heeft een substantiële bijdrage geleverd aan het internationale netwerk voor de onderzoeksprogrammering (ERA-net; Permanent Comité Landbouwkundig Onderzoek).

Samenwerking binnen het groene onderwijs heeft onder de naam «Groene kenniscoöperatie» een nieuw gezicht gekregen. De Coöperatie werkt aan een eigen innovatieagenda die gestalte krijgt in afspraken over een meerjarige programmering. Daarnaast is de samenwerking van het groene onderwijs met voorlichting, onderzoek en praktijk gestimuleerd. In het kader van de uitvoering van het Plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2003–2004, 27 417, nr. 7) is een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar mogelijke verschillen in bekostigingsniveau als gevolg van de bekostigingsvoorschriften voor de groene instellingen (AOC en HBO groen) en de door OCW bekostigde instellingen voor VMBO, MBO en HBO. De uitkomsten zijn opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (Tweede Kamer 2005–2006 27 417 nr. 10). Algemene conclusie is dat de verschillen in bekostigingsniveau klein zijn en geen aanleiding geven tot actie.

Pulskor

LNV heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de ontwikkeling van de pulsvisserij, die leidt tot minder bodemberoering, grotere vangstselectiviteit en energie-efficiency. Ondanks enkele technische obstakels in de ombouw van een conventioneel vissersvaartuig naar de pulsvisserij zijn de belangrijkste doelstellingen voor de ontwikkeling bereikt:

– Minder bodemberoering en minder bijvangst,

– De kwaliteit van de vis is aanzienlijk beter dan conventioneel gevangen vis,

– Het brandstofverbruik is ca. 40% lager dan gebruikelijk.

– Nederland heeft van de Europese Commissie ontheffing gekregen om met de pulskor aan de slag te gaan op voorwaarde dat er een positief wetenschappelijk advies komt.

De uitdaging ligt nu in het toepasbaar maken van deze innovatieve techniek in de praktijk.

Co-management in de Noordzeevisserij

De Stuurgroep Nijpels, die zich heeft gebogen over de herijking en uitbreiding van het stelsel van co-management in de zeevisserij, heeft begin 2005 een groot aantal aanbevelingen gedaan. Bij de uitwerking daarvan is prioriteit gegeven aan het uitwerken van de problematiek van het motorvermogen. De sector zelf neemt inmiddels verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het gebruik van motoren met een groter vermogen dan de motor op grond van de verstrekte visvergunning zou mogen hebben.

Sanering visserij

Om het vangstvermogen en de vangstmogelijkheden meer met elkaar in overeenstemming te brengen zijn in september 2005 voor de IJsselmeervisserij en de kottervisserij op de Noordzee saneringstrajecten in gang gezet. Te bereiken doelen zijn: een afname van de visserijcapaciteit op het IJsselmeer van 50%, en een afname van de capaciteit van de Noordzeekottervloot met 20%.

In de Noordzeekottervloot is via sanering inmiddels een capaciteitsvermindering van ca. 15% bereikt.

In de IJsselmeervisserij is de visserij-inspanning teruggebracht met circa 38%.

CLIENT

Het programma CLIENT staat voor Controles op Landbouwgoederen bij Import en Export naar een Nieuwe Toekomst. CLIENT is een initiatief van LNV waarbij samen met bedrijfsleven en andere overheden informatiestromen en controleprocessen bij het binnenkomen en uitgaan van landbouwgoederen zodanig worden ingericht dat hierdoor administratieve en logistieke processen bij zowel overheid als bedrijfsleven verbeteren. CLIENT Import heeft in het kader van de 2-jaarlijkse eEurope Awards in 2005, tijdens een ministeriële conferentie, van een Europese vakjury een «Good Practice label» ontvangen als voorbeeld voor goed eGovernment. In 2005 is gestart met de realisatie van CLIENT export. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een nieuw en geautomatiseerd systeem voor exportcertificering van landbouwgoederen en voor CITES-verklaringen, waarbij tevens «slimmere» inspectieregimes en toepassing van principes van «Toezicht op Controle» ondersteund worden.

Nieuwe paden, vitale natuur

Ecologische hoofdstructuur

In 2005 is in nauwe samenwerking met de provincies hard gewerkt aan de realisatie van de EHS.

Het proces voor de realisatie van de robuuste verbindingen vordert. De provincies begrenzen de robuuste verbindingen, zodat duidelijk wordt waar het instrumentarium kan worden ingezet. Deze robuuste verbindingen zijn een belangrijk onderdeel van de EHS. Het zijn als het ware de levensaders tussen gebieden.

In 2005 is de derde en laatste revisie van Programma Beheer afgerond. Belangrijke maatregelen zijn doorgevoerd ter vereenvoudiging en verlaging van de administratieve lasten. Zo is een goed functionerend instrument ontstaan, waarvoor draagvlak bestaat bij de gebruikers.

Het areaal agrarisch natuurbeheer groeit aanzienlijk sneller dan gepland. Het ecologische effect is voortdurend onderwerp van discussie. Vanwege het gegeven dat niet alle kwaliteitsdoelen worden gerealiseerd met inzet van agrarisch natuurbeheer is in 2005 het project «Het weidevogelverbond» gestart.

Natura 2000

In juni 2005 zijn de kaders voor de implementatie van het Natura 2000-netwerk (natuurgebieden aangewezen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn) in Nederland gepresenteerd. Het betrof zowel de hoofdlijnen voor het uitwerken van instandhoudingdoelstellingen, het publiceren van aanwijzingsbesluiten en het opstellen van beheerplannen.

In het kader van de implementatie van Natura 2000 in Nederland zijn in 2005 concept instandhoudingdoelstellingen voor Natura 2000 uitgewerkt. Onderdeel van de voorbereiding van deze doelstellingen is de evaluatie van de staat van instandhouding van soorten en habitattypen in Nederland; dit materiaal vormt tevens de belangrijkste bouwsteen voor de rapportage aan de EU in 2007. De conceptdoelstellingen en hun onderbouwing zijn in oktober 2005 gepubliceerd. Definitieve doelstellingen worden in 2006 gepubliceerd. Daarna zullen de aanwijzingsbesluiten worden uitgewerkt en gepubliceerd.

Soortenbeleid

Eind september 2005 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2005–2006, 26 407, nr. 23) over de nieuwe strategie voor het actieve soortenbeleid: de leefgebiedenbenadering. Deze strategie, gericht op integratie van zowel soorten als (beleids)maatregelen, is tot stand gekomen met een advies van de Task Force Impuls Soortenbeleid. Er is een projectgroep ingesteld die tot nu toe conceptversies van soortenlijsten, gebiedenkaarten, communicatieplannen, financiële onderbouwingen en de beleidsstrategie hebben gemaakt. De leefgebiedenbenadering zal gaan vallen binnen het ILG, wat betekent dat provincies de regisseurs op de uitvoeringsplannen zullen zijn. Op dit moment zijn er pilots in uitvoering (moeras en rugstreeppad) en ontwikkeling (heuvelland) om een beter beeld te krijgen van deze strategie.

Tot het soortenbeleid op basis van de leefgebiedenbenadering in werking kan treden, is de uitvoering van het soortenbeleid het oude Meerjarenprogramma voortgezet op de inhoudelijke basis van het afgelopen Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000–2004 en de daaraan gerelateerde soortbeschermingsplannen. Hierbij is prioriteit gegeven aan de uitvoering van concrete maatregelen en niet aan de ontwikkeling van nieuwe soortbeschermingsplannen.

Wadden en schadeloosstelling kokkelsector

In 2004 heeft het kabinet besloten onder voorwaarden gaswinning onder de Wadenzee toe te staan. In 2005 is werk gemaakt van de juridische uitwerking daarvan en van de totstandkoming van het Waddenfonds. Mede naar aanleiding van de motie Van der Ham (Tweede Kamer 2004–2005, 29 684, nr. 13) heeft het kabinet besloten het Waddenfonds in 20 jaar € 800 mln. beschikbaar te stellen als medefinanciering. Uit het fonds wordt de nadeelcompensatie voor de kokkelsector betaald. Zoals in een brief aan de Kamer is toegelicht (Tweede Kamer, 2005–2006, 29 684, nr. 40) heeft het kabinet de aftrek die verband houdt met het normale ondernemersrisico niet toegepast op de kosten van het sociaal plan en de extra vergoeding voor kleine bedrijven. Het totale bedrag aan nadeelcompensatie is uitgekomen op circa 85 miljoen euro netto.

Gezelschapsdieren

In het verlengde van de conferentie welzijn gezelschapsdieren die ik in het najaar van 2004 heb georganiseerd, is begin 2005 het Forum welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Onder onafhankelijk voorzitterschap zijn in het Forum de belangrijkste spelers in de gezelschapsdierenwereld vertegenwoordigd.

Via deze werkwijze kies ik voor een aanpak van de problematiek die past in deze tijd. Hoewel dat niet altijd op evenveel enthousiasme en begrip kon rekenen, wil ik af van het automatisme dat alles maar op het bordje van de overheid wordt gelegd. Mijn streven is erop gericht te komen tot een gezamenlijke aanpak waarbij iedere speler zijn eigen verantwoordelijkheid maximaal oppakt en invult. LNV staat daarbij niet aan de kant en zal blijven meedenken en goede initiatieven ondersteunen, bijvoorbeeld financieel, en waar nodig als sluitstuk zorgen voor een borging via regelgeving.

Dit voorjaar biedt het Forum mij zijn eindrapportage aan. Daarna besluit ik over mijn inzet op dit terrein.

Veilig voedsel, bewuste keuze

Aviaire influenza (AI)

In 2005 heeft LNV het initiatief genomen voor een sterke internationale inzet voor de bestrijding van AI. Dit heeft geleid tot strategische detacheringen bij de OIE en de FAO t.b.v. de internationale coördinatie rond AI. Tevens zijn concrete projecten ontwikkeld voor bestrijding in Indonesië en Vietnam. De projecten beogen de capaciteit om AI te kunnen bestrijden in die landen te vergroten, expertise over te brengen en meer kennis te vergaren over het gedrag van het virus en over de effecten van vaccinatie. In Europees verband is van belang dat de bestrijdingsrichtlijn AI in 2005 is afgerond, waarin – mede door de voortrekkersrol van Nederland en LNV – naast de mogelijkheid tot noodvaccinatie ook preventieve vaccinatie van risicogroepen is opgenomen.

Als preventieve maatregel heb ik in 2005 voor het eerst een ophokplicht afgekondigd.

Verder is in nauwe afstemming met andere departementen, betrokkenen en de EU een groot aantal ingezette preventieve maatregelen afgekondigd: vaccinatie dierentuindieren, hobbydieren en buiten uitloop pluimvee, versterkte monitoring van wilde vogels, verbetering early warning en goedkeuring van de mogelijkheid tot gebruik van PCR bij verdenkingen.

En begin 2006 is een Europees akkoord bereikt voor het preventief vaccineren van hobbydieren en buitenuitloop kippen.

Integrale ketenbenadering en Toezicht op controle

Op het terrein van voedselveiligheid en – kwaliteit is met de start van het Programma Integrale ketenbenadering in 2005 ingezet op beperking en modernisering van regels en verdere kostenbesparing door het efficiënter gebruik maken van private kwaliteitssystemen. Dit kan worden gerealiseerd door een andere uitvoering van werkzaamheden en het gebruik maken van private borgingsystemen. Hierdoor kan de directe overheidscontrole efficiënter plaatsvinden of zelfs worden vervangen door toezicht op controle.

Dit traject heeft als belangrijk voordeel dat de regie op de verschillende trajecten in het kader van Voedselketeninformatie kan efficiënter worden ontsloten, een andere invulling kan worden gegeven aan toezicht en controle én regelgeving kan worden gedifferentieerd en zo beter aansluiten bij de structuur van de keten. Het resultaat zal zijn dat meer verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven zal komen te liggen en dat er minder regels en minder lastendruk zal zijn.

In 2005 is het Beleidskader Toezicht op Controle gereed gekomen. Hierin zijn voorwaarden aangegeven voor het invullen van de eigen verantwoordelijkheid en initiatieven van de sector. Private initiatieven die gebruikt kunnen worden om te komen tot aangepaste toezichtsarrangementen worden samen met de initiatiefnemers en betrokken controlerende organisaties verkend en beoordeeld. Hierdoor kan het benodigde maatwerk worden geboden.

Verantwoordelijkheidsverdeling voedselveiligheid

Samen met VWS is de nota Veilig voedsel voor iedereen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid opgesteld. In deze nota wordt geconstateerd dat ons voedsel heel veilig is en dat we ervoor moeten zorgen dat dat zo blijft. De nota is betekenisvol, omdat niet langer wordt gestreefd naar het in het algemeen verder aanscherpen van normen, maar meer zal worden uitgegaan van acceptabele risico’s, waarbij een bredere afweging zal worden gemaakt met andere waarden van voedsel dan alleen veiligheid.

Op 20 mei 2005 is de brief aan de Kamer verzonden, waarin een toelichting wordt gegeven op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen LNV en VWS op het terrein van de voedselveiligheid (Tweede Kamer, 2004–2005, 26 991, nr. 119). De gemaakte afspraken komen erop neer dat LNV verantwoordelijk blijft voor onder meer de regels over diervoeders, zoönosen, illegale groeibevorderaars en voor (de uitvoering van) het beleid rond voedselveiligheidsregelgeving m.b.t. de primaire sector. De verantwoordelijkheid voor de vleeskeuring valt per 1 januari 2006 geheel onder de verantwoordelijkheid van de minister van LNV. Hiertoe is onder andere de nieuwe regeling Vleeskeuring opgesteld.

De genoemde brief gaat ook in op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. In de Algemene Levensmiddelenverordening van de EU wordt de primaire verantwoordelijkheid voor een veilige productie bij de producent gelegd. De nadere invulling van de Algemene Levensmiddelenverordening is het Hygiënepakket. De regelgeving in het kader van dit pakket is per 1 januari 2006 van kracht en geeft heldere kaders voor producenten en ook ruimte om de eigen verantwoordelijkheid waar te maken.

Strategische dialoog voedselkwaliteit

Er heeft een grondige bezinning op het voedselkwaliteitsbeleid plaatsgevonden. Met behulp van de Strategische dialoog Voedselkwaliteit is in 2005 een zo scherp mogelijk beeld geschetst van de zeer dynamische omgeving waarvoor en waarin LNV werkt. Dit beeld is vertaald in strategische doelen voor en inzet van LNV in de komende jaren. In samenspraak met burger en bedrijfsleven heeft LNV op deze wijze «het contract met de samenleving» weer up to date gemaakt en is op een nieuwe manier invulling gegeven aan de «V» van Voedselkwaliteit.

Uit de strategische dialoog is nadrukkelijk naar voren gekomen dat naast voedselveiligheid ook andere, aan het voedselcomplex gerelateerde, waarden moeten worden meegewogen, zoals dierenwelzijn, diergezondheid, economie, milieu en «fair trade».

Consumentenplatform

In 2005 is er een extra ingelaste bijeenkomst van het Consumentenplatform geweest naar aanleiding van de Strategische dialoog Voedselkwaliteit. Daarnaast is het platform drie keer bij elkaar geweest over de onderstaande thema’s:

– «Platteland, ook voor uw vrije tijd?« over recreatie op het platteland

– «Dierenwelzijn, willen we dat weten?» over consumentenpercepties rond dierenwelzijn

– «Diermeel, voer voor discussie» over het al dan niet versoepelen van het huidige verbod op het gebruik van diermeel in diervoeders

Herziening destructiebestel

In 2005 heeft – in vervolg op de brief van 11 november 2004 aan de Tweede Kamer – onderzoek plaatsgevonden naar de marktperspectieven van nieuwe toetreders tot de markt van transport en verwerking van kadavers. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is gewerkt aan een definitief voorstel voor de toekomstige inrichting van de destructiemarkt. De Tweede Kamer zal hierover voorjaar 2006 worden geïnformeerd. Indien de Kamer de voorstellen accordeert, kan het hiermee samenhangende wetgevingstraject tot wijziging van de Destructiewet in de loop van 2006 worden gestart.

Openbaarmaken controlegegevens

Eind 2005 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorgestelde aanpak voor de openbaarmaking van controlegegevens door de VWA. Samen met de minister van VWS heb ik begin 2006 concrete voorstellen aan de Kamer voorgelegd. Na grondig onderzoek zal in 2006 gestart kunnen worden met de openbaarmaking van de in dit project gehanteerde cases: residuen van bestrijdingsmiddelen op groenten en fruit, HACCP slachthuizen en Signaleringsonderzoek transvetzuren.

Vertrouwd platteland, verrassend perspectief

Agenda Vitaal Platteland (AVP) en Plattelandsontwikkeling

In 2005 is in samenwerking met andere departementen en andere overheden het tweede Meerjaren Programma (MJP-2) voor een Vitaal Platteland totstandgebracht. In het MJP-2 zijn de belangrijkste rijksdoelen en -middelen voor het platteland neergelegd. Het vormt het startpunt voor een nieuwe fase in het plattelandsbeleid waarin rijk, provincies, gemeenten en maatschappelijke partijen meerjarige afspraken maken over de uitvoering. O.a. bij de volgende 3 trajecten heeft AVP een belangrijke beleidsmatige invulling gegeven: (i) Voorbeeldproject «Kunst op het platteland»; (ii) Delen van kennis rondom gebiedsgericht werken, inclusief een afsluitende publicatie «Verrassende Ruimte»; (iii) 1e Plattelandsparlement in Nederland. Met een zestal uitgaven van het AVP Bulletin is een groot publiek van bij plattelandsontwikkeling betrokken burgers, beleidsmakers en bestuurders geïnformeerd over actuele zaken.

Vastgoedbeleid en Gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf

Het Kabinet heeft in 2005 besloten om de samenwerking te versterken tussen de departementen die actief zijn op het terrein van vastgoed (Tweede Kamer, 2004–2005, 27 581, nr.23) Daarnaast is besloten om met een Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) zorg te dragen voor enerzijds een gezamenlijk aanpak bij grote, complexe gebiedsprojecten en voor expertise op hoog niveau. LNV neemt actief deel aan deze trajecten.

Investeringsbudget Landelijk gebied

Het investeringsbudget Landelijk Gebied is een majeure operatie om invulling te geven aan het principe «decentraal wat kan en centraal wat moet» door de provincies ruimte te geven in de wijze waarop de rijksdoelen worden gerealiseerd. In 2005 is de relatie met de DLG verhelderd («Taken & aansturing DLG») en de monitoring van prestaties en maatschappelijke effecten ontworpen («project PEIL»). Verder is het voorstel voor de Wet ILG eind 2005 voor advies bij de Raad van State ingediend. Inmiddels is het wetsvoorstel ingediend.

Toegankelijkheid Platteland/wandelbeleid

Ik streef naar een toegankelijk platteland, waarin 16 miljoen Nederlanders kunnen genieten van rust, ruimte, stilte en schoonheid, en onverwachtse ontmoetingen kunnen hebben met landbouwers. In 2005 heb ik de Tweede Kamer toegezegd het wandelbeleid een extra impuls te geven. Met de minister van V&W werk ik aan een betere openstelling van oeverpaden door Waterschappen & Rijkswaterstaat. Verder is in 2005 besloten dat boeren een hogere vergoeding (€ 0,45 p/m p/j) krijgen voor wandelaars op hun boerenland. Bovendien komt er 1000 km extra wandelpad over boerenland in cofinanciering met de provincies. In het verlengde hiervan is ook gewerkt aan de inbedding van de landelijke routenetwerken voor fietsen, varen en wandelen in een meerjarig convenant met provincies (ILG). In 2013 moet er 4750 km knelpuntvrije landelijke wandelroutes zijn. Voor de landelijke fietsroutes is de taakstelling 4500 km en voor het landelijk recreatietoervaartnet 4400 km. Eind 2005 was van deze taakstellingen, door inspanningen gedurende een groot aantal jaren, voor wandelen reeds 3624 km gerealiseerd, voor fietsen 1374 km en voor varen 2094 km.

Recreatie en gezondheid

In het verstedelijkt Nederland liggen rijksdoelen van recreatie, groen in en om de stad, landschap en plattelandsontwikkeling heel dicht bij elkaar. Voor een vitale stad mogen natuur, groen en recreatiefaciliteiten niet ver weg liggen. In de hoogstedelijke omgeving is een groot gebrek aan speelruimte voor kinderen. Het landelijk gebied is van grote betekenis voor de bevolking, zowel in de nabijheid van grote steden als in de gebieden daar ver omheen.

In 2005 is de vernieuwing van het stedelijk en landelijk recreatiebeleid daadwerkelijk van start gegaan. Het credo «6 halen 1 betalen» is toegelicht in de Tweede Kamer: Recreatie in en om de stad draagt bij aan vermindering van de automobiliteit, aanpak van milieuproblemen als fijnstof, verbetering woon- en leefklimaat, verbetering volksgezondheid en verbetering van de biodiversiteit. Dit credo stond mede centraal op een grote GIOS-conferentie begin 2006. In dit brede verband zijn ook de contacten met Ministerie VWS aangehaald (tegengaan van vetzucht door meer bewegen in de buitenlucht). Daarnaast heeft LNV tezamen met VROM ingespeeld op de breed opgezette actie (van NOC*NSF, ANWB en SBB) voor meer ruimte voor sport, bewegen en recreatie.

Plattelandsontwikkelingsprogramma

In 2005 heeft de Europese Raad van Landbouwministers een akkoord bereikt over de plattelandsverordening die voor de periode 2007–2013 van kracht zal zijn. Bovendien is met het akkoord over de meerjarenbegroting in december 2005 ook duidelijk geworden dat Nederland voor de periode 2007–2013 een kleiner bedrag uit het Europees plattelandsfonds zal ontvangen dan in de huidige periode (2000–2006). Rijk en Provincies werken gezamenlijk aan het opstellen van een plattelandsstrategie en -programma (POP2) voor de nieuwe periode. Met de staatssecretarissen van VROM en V&W en de provincies zijn afspraken gemaakt over de inhoudelijke prioriteiten die het rijk in het POP2 wil stellen en over de verdeling van de middelen over de vier zogenaamde assen: concurrentieversterking, beheer van natuur en landschap, diversificatie van de plattelandseconomie en Leader.

De Kamer is hierover reeds ingelicht (Tweede Kamer, 2005–2006, 29 717, nr. 2).

Reconstructie zandgebieden

De provincies hebben de laatste ontbrekende reconstructieplannen afgerond. De uitvoering is van start. Er is ruimte geboden aan provincies voor gebiedsgericht werken binnen het bestaand financieel instrumentarium en daarmee zijn integrale gebiedsprojecten kansrijker gemaakt.

5. BELEIDSARTIKELEN

01 Versterking landelijk gebied

Versterking landelijk gebied

kst-30550-XIV-1-3.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Versterking van het landelijk gebied is gericht op kwaliteitsverbetering en het in onderlinge samenhang versterken van de verschillende functies in het landelijk gebied. Deze doelstelling valt uiteen in de volgende operationele doelen (OD):

– Gebiedenbeleid (1.11): een verbetering van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur;

– Reconstructie (1.12): een integrale aanpak van specifieke problemen in concentratiegebieden van landbouw en natuur;

– Landelijk Natuurlijk (1.13): de verbetering van de kwaliteit van natuur- en landschap in het landelijk gebied;

– De stedelijke omgeving (1.14): bevorderen van recreatie in en om de stad;

– Recreatie (1.15): het verder ontwikkelen van gevarieerde recreatiemogelijkheden op het platteland.

– Internationaal natuurlijk (1.16): een structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN278 670275 250351 761334 298220 335113 963
       
UITGAVEN302 528320 914272 159293 003279 38213 621
Programma-uitgaven228 682245 902206 706228 182218 6459 537
U0111 Gebiedenbeleid81 94693 37566 71971 63464 9166 718
– Landinrichting 67 88547 74042 60141 5741 027
– Kavelruil 1 8851 8051 4441 654– 210
– SGB 15 50911 92824 43418 3706 064
– specifieke projecten 6 1105 2443 0953 318– 223
– uitfinanciering diversen 1 986260 60
U0112 Reconstructie zandgebieden11 3504 3716 4178 95014 006– 5 056
– Reconstructie pilots 1 3113333
– Reconstructie voorbereiding/uitvoering 2 0603 2174 1179 206– 5 089
– Experiment intensieve veehouderij  3 2004 8004 8000
– Uitfinanciering NUBL 1 000
U0113 Landelijk Natuurlijk62 80165 36853 26859 86053 6296 231
– Rijksbijdrage SBB 10 77111 3809 89410 694– 800
– Verwerving 6 6382 7492 9002 780120
– Landinrichting 11 6619 60712 93710 3572 580
– Programma Beheer 6 89211 29610 67512 128– 1 453
– Overig beheer 26 36514 18815 07014 500570
– Overige regelingen 3 0414 0488 3843 1705 214
U0114 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad»35 29745 29942 27947 31750 243– 2 926
– recreatiegroen in de stad 4 2433 63401 500– 1 500
– grootschalig groen; verwerving a) 28 79926 43236 54325 04511 498
– grootschalig groen; inrichting 9 3254 3716 08117 653– 11 572
– regionaal groen 2 9002 9002 922– 22
– Groene hart Impuls 2 9324 9421 7932 663– 870
– bosaanleg buiten de randstad (PPS) 000460– 460
U0115 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied35 27635 53535 94137 98933 6374 352
– Verwerving 3 1742 53202 739– 2 739
– Inrichting 3 8083 6344 5104 125385
– Landelijke routenetwerken 2 4033 0474 8561 6103 246
– Rijksbijdrage SBB 20 65722 4632200321 716287
– Beheer recreatieschappen 1 4071 4074 2541 4072 847
– Versterking sector 4 0862 8582 3662 040326
U0116 Internationaal natuurlijk2 0121 9542 0822 4322 214218
– Internationale natuurprojecten en contributies 1 9542 0822 4322 214218
Apparaatsuitgaven73 84675 01265 45364 82160 7374 084
U0121 Apparaat72 68571 58010 1726 9085 8631 045
U0122 Baten-lastendienst1 1613 43255 28157 91354 8743 039
       
ONTVANGSTEN4 61390 09168 90581 80876 2995 509

a) incl. randstadgroenstructuur

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door het versneld afronden van langjarige landinrichtingsprojecten in het kader van de taskforce landinrichting. Daarnaast zijn meer verplichtingen aangegaan ten behoeve van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) (deels opgenomen in de 2e suppletore begroting).

De hogere uitgavenrealisatie op de programma-uitgaven ad € 9,5 mln. houdt op Gebiedenbeleid voor € 6,1 mln. verband met de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB). Hiervoor is € 5,2 mln. beschikbaar gesteld door het Ministerie van VROM (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting). Op «landelijk natuurlijk» zijn de hogere uitgaven ad € 6,2 mln. o.m. veroorzaakt door een hogere bijdrage aan het Faunafonds als gevolg van hogere tegemoetkomingen voor schade veroorzaakt door inheemse diersoorten en Programma Beheer (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Samenhangende met de intrekking van de Wet Grevelingen is ultimo 2005 een 1e termijn betaald voor de afkoop van het Rijksaandeel in de beheerskosten van het Natuur- en recreatieschap de Grevelingen ad € 2,9 mln. op Realisering recreatiemogelijkheden.

Tenslotte zijn meeruitgaven gedaan ad € 2,4 mln. aan routenetwerken, versterking van de recreatieve sector en landinrichting (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting.

Tegenover deze hogere uitgaven staan lagere uitgaven ad € 5,1 mln. voor reconstructie zandgebieden als gevolg van achterblijvende kasuitgaven in het urgentieprogramma reconstructie (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting). Voorts zijn uitgaven ad € 1,5 mln. die oorspronkelijk waren geraamd voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) verantwoord door het Ministerie van VROM (OD 01.14).

Tenslotte zijn de uitgaven op Groen in en om de stad voor de Groene Hart Impuls en de Publiek- Private Samenwerking (PPS) € 1,3 mln. lager uitgevallen.

Binnen «Groen in en om de stad» heeft zich bovendien een verschuiving voorgedaan van Inrichting naar Verwerving van € 11,5 mln. als gevolg van extra aankoopmogelijkheden.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgaven
Personeel DP/RLG65,261,23 99263,462,43 956
Personeel DN22,658,91 32921,557,41 234
Materieel  1 032  593
Overig apparaat  555  80
Bijdrage aan AID/DR/DLG  57 913  54 874
Totaal apparaatsuitgaven  64 821  60 737

De hogere uitgaven bij Materieel en Overig apparaat worden voornamelijk veroorzaakt door hogere ICT kosten en voorbereidingskosten van het inwerking treden van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Bij de bijdrage aan de baten-lastendiensten is o.m. sprake van extra additionele opdrachten en de uitvoering van nieuwe afspraken met de provincies door DLG inzake het Uitvoeringscontract SGB 2005–2006 (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
Totaal81 80876 299
Landinrichtingsrente42 84840 161
Bijdragen van derden22 98222 553
EU-ontvangsten8 45410 496
Overige ontvangsten7 5243 089

De hogere ontvangstenrealisatie houdt o.m. verband met meer ontvangen landinrichtingsrente (€ 2,7 mln.), aangezien er meer dan de afgelopen jaren is overgegaan tot afkoop van landinrichtingsrente. Voorts is sprake van meer terugontvangen subsidievoorschotten (€ 2,8 mln.) en hogere opbrengsten jachtakten (€ 1,6 mln.). Hiertegenover staan lagere EU-ontvangsten in het kader van het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) ad € 2,0 mln.

Overzichtstabel voor prestaties verwerving – 2005 (in ha)

Taakstellingen en prestaties in ha.Restant-taakstelling per 01–01–2004Realisatie 2004Restant-taakstelling per 01–01–2005Realisatie 2005Restant-taakstelling per 01–01–2006
1.13 Landelijk Natuurlijk (DN)     
– Bos & Landschap3 661793 5821313 451
1.14 Stedelijke omgeving (DP)     
– Grootschalig groen (RODS)7 0286666 3621 6614 701
1.15 Recreatie (DP)     
– Recreatie in landinrichting751576940694
2.11 Verwerving droge EHS (DN)     
– Nieuwe natuur31 0163 14427 8723 90623 966
– Robuuste verbindingen15 79321315 58050315 077
2.12. Verwerving natte EHS (DN)     
– natte natuur2 1262091 9172081 709

01.11 Gebiedenbeleid

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentPrestatiesRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1. Landinrichtinga Afronding28 79027 28435 000
 b Onderhanden670 920638 762560 000
2. Vrijwillige Kavelruila Afronding4 3005 4165 000
 b Onderhanden1 300
3. SGBa afgerond150 projecten266 projecten300 projecten
 b onderhanden606 projecten622 projecten750 projecten
4. Specifieke projecten 37 projecten61 projecten30 projecten
5. Overige zaken Uitfinanciering diversenNUBL (-)WCL (-)WCL (-)

Landinrichting en Kavelruil

De versnelling in de klassieke projecten, waarover medio 2005 bestuurlijke afspraken zijn gemaakt met de provincies (Taskforce Landinrichting), heeft in 2005 nog niet geleid tot een groei in de omvang van afgesloten projecten. De omvang van de afgeronde landinrichtingsprojecten is op hetzelfde niveau gebleven als 2004. De voorbereiding voor de versnelde afronding kost tijd; medio 2005 zijn er bestuursovereenkomsten gesloten. De verwachting is dat in 2006 en volgende jaren wel meer projecten worden afgesloten.

De onderhanden inrichtingsprojecten zijn overigens met ruim 32000 ha afgenomen. Dit komt tot uiting in realisatie van landinrichtingsprojecten voor gebiedenbeleid. De prestatie voor kavelruil in 2005 is conform begroting.

SGB

In 2005 zijn 266 projecten gerealiseerd en is het aantal onderhanden projecten gestegen tot 622 projecten. De meeste onderhanden projecten komen voort uit het uitvoeringscontract 2001–2004 (UC 2001–2004) van rijk met provincies. De realisatie van de afspraken uit de UC’s komt, na een trage start, goed op gang. Over de realisatie van de SGB zijn afspraken gemaakt in de uitvoeringscontracten 2001–2004 en het uitvoeringscontract 2005–2006. De realisatie met betrekking tot het uitvoeringscontract 2005–2006 is in 2005 enerzijds minder snel opgang gekomen dan gepland door de extra inspanning die provincies hebben gepleegd om het uitvoeringscontract 2001–2004 conform afspraken af te ronden; anderszijds is inmiddels duidelijk dat provincies een langere aanlooptijd nodig hebben om de projecten op te starten.

01.12 Reconstructie

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1. Voorbereiding & uitvoering reconstructie2 plannen10 plannen12 plannen
2. Experiment verplaatsing intensieve veehouderij *5 bedrijven9 bedrijven16 bedrijven

Voorbereiding & uitvoering reconstructie

De planvorming in de reconstructie is afgerond. Door de realisatie van 10 plannen in 2005 zijn alle 12 reconstructieplannen in de vijf provincies vastgesteld door Provinciale Staten en goedgekeurd door het Rijk. In het Uitvoeringscontract 2005–2006 zijn afspraken gemaakt over doelen en middelen in uitvoeringsovereenkomsten 2005–2006.

Alle partijen hebben veel geïnvesteerd in de omslag van planvorming naar uitvoering. Bij de vijf reconstructieprovincies was de aandacht in 2005 vooral gericht op de opbouw van een uitvoeringsorganisatie en het stimuleren van gemeenten, waterschappen, landbouw- en natuur- en milieuorganisaties om te komen met integrale uitvoeringsgerede projecten.

Verplaatsing Intensieve Veehouderij (VIV)

De te verplaatsen intensieve veehouderij bedrijven (met investeringsplannen op korte termijn) liggen op niet duurzame en weinig perspectiefvolle plekken en worden met financiële ondersteuning van het rijk verplaatst naar een planologisch betere en duurzame locatie. In 2004 en 2005 hebben respectievelijk 5 en 9 bedrijven een koopovereenkomst met BBL ondertekend.

01.13 Landelijk Natuurlijk

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Opgestelde landschapsontwikkelingsplannen door gemeenten 128
Start implementatie nationale landschappen 2020
Opstellen kwaliteitsagenda Landschap 11
Verkenningen groene diensten in uitvoering212
Aantal opgestelde Soortenbeschermingsplannen235

Prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1 Verwerving overig bos/landschap in landinrichting76 ha13179 ha
2 Inrichting bosuitbreidingslocaties in landinrichting waarvan:   
  – afronding4 ha4460 ha
  – onderhanden625 ha581520 ha
3 Inrichting overig bos/landschap in landinrichting, waarvan:   
  Groene vlakelementen   
  – afronding123 ha123180 ha
  – onderhanden2 542 ha2 4192 100 ha
  Groene lijnelementen   
  – afronding221 km113200 km
  – onderhanden1 793 km1 6891 600 km
  Blauwe lijnelementen   
  – afronding42 km35100 km
  – onderhanden636 km606520 km
4 Opstellen landschapsont-wikkelingsplannen8128
5 Verkenning Groene Diensten212
6 Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap   
6a – beheerd door SBB  
6b – beheerd door PNB’s47 000 ha
7 Bosaanleg op landbouwgrond1 066 ha2 532 ha1 700 ha
8 Weidevogelbeheer   
9 Beheer wintergasten en natuurbraak15 800 ha53 786 ha16 491 ha
10 Landschapsbeherende stichtingen121212
11 Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond1 869 ha2 378 ha1 869 ha
12 Belvedere subsidieregeling   
13 Faunafonds   
14 Regeling draagvlak natuur   
15 Soortenbeschermingsplannen239

Ad 2 en 3 De inrichting van bosuitbreidingslocaties en de inrichting van bos- en landschap binnen landinrichtingsprojecten betreffen meerjarige trajecten. De voortgang in een bepaald jaar betreft een momentopname omdat de prestaties veelal worden gerealiseerd met in eerdere jaren bestede middelen.

Ad 6 Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap wordt verantwoord in artikel 3. Voor de inmiddels gesloten regeling voor functiewijziging van landbouwgrond naar bos buiten de EHS hebben enkele voor de sluiting ingediende aanvragen nog tot verplichtingen geleid.

Ad 8 Weidevogelbeheer wordt verantwoord in artikel 3.

Ad 9 Op basis van het beleidskader faunabeheer (Kamerstuk 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 58) is beheer van wintergasten en natuurbraak hoger dan begroot. Het betreft de ganzenfoerageergebieden waarvoor in 2005 voor circa 53 000 ha verplichtingen zijn aangegaan.

Ad 11 De post inkomenscompensatie bos op landbouwgrond is hoger uitgevallen omdat in 2005 een achterstand in betalingen is weggewerkt. Dit heeft boekhoudkundig geleid tot een hoger aantal hectares.

01.14 De stedelijke omgeving

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
  LNV verwervings- en landrichtingsinstrumentarium   
1. Recreatiegroen in de stad (ISV-2)
2a. Grootschalig groen:   
  Verwerving666 ha1 661 ha360 ha
  Inrichting   
  – Afgerond132 ha415 ha220 ha
  – Onderhanden2 333 ha2 107 ha2 190 ha
2b. Regionaal groen   
  – Kaderwet LNV projectbijdragen0 ha35 ha
3. Groene Hart Impuls (projecten)412835

ISV-2

Het gaat om een LNV bijdrage aan het VROM programma ISV-2. Realisatie & verantwoording vindt derhalve plaats op de VROM begroting.

Grootschalig groen verwerving

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft in 2005 in totaal 1 661 ha aangekocht voor recreatie om de stad (Grootschalig groen). Een groot deel hiervan (764 ha) betrof een grote transactie via een investeringsmaatschappij. Bij deze transactie heeft Dienst Domeinen gronden doorgeleverd, die volledig waren belast met erfpacht (zogenaamd «bloot eigendom»). Dergelijke gronden zijn verhoudingsgewijs goedkoper dan de reguliere grootschalig groen transacties. Naast regulier begrotingsgeld, heeft LNV voor alle transacties overigens ook geld van BBL (verkoop VINAC ruilgronden) en Ministerie van VROM (bufferzones) ingezet.

Grootschalig groen inrichting

De realisatie heeft in 2004 vertraging opgelopen waardoor een groot aantal hectare niet in 2004 definitief kon worden afgerond. In 2005 konden deze hectare alsnog worden gerealiseerd, terwijl de uitgaven daarvoor grotendeels in 2004 werden gedaan. Hierdoor lopen de uitgaven aan inrichting en het gerealiseerde aantal hectare in 2005 niet synchroon.

Regionaal Groen

Voor alle projecten zijn plannen ingediend en zijn de middelen toegezegd aan de uitvoerende overheden. Er zijn nog geen beleidsprestaties genoemd omdat er nog geen projecten zijn afgerond. Zodra projecten zijn afgerond worden de prestaties opgenomen. Eind 2010 is de uiterste opleveringstermijn van alle projecten. Per 31 december 2005 lopen er 10 projecten, met een oppervlakte van 403 hectare (onderhanden werk).

01.15 Recreatie in het landelijk gebied

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1. Toegankelijkheid nationale landschappen0p.m.
2. Toegankelijkheid buiten nationale landschappen (uitfinanciering)   
  a. Verwerving57 ha0 ha80 ha
  b. Inrichting   
  * Inrichting recreatieve paden   
  – afgerond39 km60 km50 km
  – onderhanden522 km466 km450 km
  * Inrichting vlakelemeneten   
  – afgerond156 ha4 ha15 ha
  – onderhanden173 ha203 ha300 ha
3. Landelijke routenetwerken (RVR)   
  * Wandelen344 km237 km260 km
  * Fietsen954 km272 km464 km
  * Varen52 km181 km283 km
4. Beheer recreatieve voorzieningen natuur- en bosgebieden   
  * Staatsbosbeheer215 275 ha216 902 ha217 015 ha
  * Midden-Delfland & Grevelingen4 250 ha4 270 ha4 287 ha
5. Versterking recreatieve sector in projecten («overig RVR»)   
  * Bevorderen kennis- en deskundigheid (KIC) projecten435545
  * Overige projecten (niet KIC)18330

Recreatie in Landinrichting & verwerving

Dit doel is inmiddels vervallen, dus is er uitsluitend nog sprake van uitfinanciering. In 2005 heeft geen verwerving meer plaatsgevonden. Er zijn in 2005 meer paden (km) ingericht dan in 2004. Het jaar 2004 was uitzonderlijk voor de vlakelementen, omdat toen een heel groot project gereedkwam («Aak Vlaai» in de Biesbosch). De realisatie vindt overigens plaats in de vorm van kleine projecten (bestekken) en dit is op landelijk niveau moeilijk om tot in detail te sturen.

Staatsbosbeheer en recreatieschappen

De gerealiseerde prestaties zijn nagenoeg conform begroting.

Routenetwerken.

De gemiddelde kosten per km wijken af van de geplande kosten. In 2005 zijn relatief meer dure kilometers aangelegd dan verwacht, met name in de recreatietoervaart (vaarroutes). Bij een gelijkblijvend budget zijn dan uiteindelijk ook minder kilometers gerealiseerd.

Rijk en provincies voeren gezamenlijk een nulmeting uit voor de Landelijke Routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Deze nulmeting is nodig omdat onvoldoende bekend is in welke mate de routenetwerken knelpuntvrij zijn. Het onderzoek moet leiden tot een overzicht van de belangrijkste knelpunten per route, waarbij de provincies criteria opstellen voor de definitie van een knelpunt. Op basis hiervan wordt voor elk routenetwerk de definitieve restanttaakstelling bepaald. De nulmeting wordt in 2006 afgerond.

Versterking sector

De hoeveelheid projecten is afhankelijk van het beschikbare budget en de grootte van de ingediende projecten. In 2005 heeft het Kennis- en Informatiecentrum / Stichting Recreatie relatief veel kleine projecten ingediend.

01.16 Internationaal natuurlijk

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Aantal Memorandums of Understanding42
Het aantal in 2005 startende internationale natuurprojecten757575
Grensoverschrijdende landschappen5
Uitvoeringsprogramma ELC1
UNESCO werelderfgoed cultuurlandschap1

Evaluaties artikel 1

OD 01.11

In 2005 is de Stimuleringsregeling Gebiedsgericht Beleid geëvalueerd. De voornaamste conclusie hieruit is dat de SGB-regeling niet voldeed aan de verwachtingen en dat de SGB weinig effectief was. De regeling heeft wel een positieve bijdrage geleverd aan het gebiedsgericht werken.

De ervaringen uit de SGB evaluatie worden meegenomen bij de opstelling van de ILG-overeenkomst.

OD 01.14

Grote Stedenbeleid (GSB) & Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing deel 1 (ISV-1), De bijbehorende rapportage is nog niet afgerond. Naar verwachting zullen de resultaten in het voorjaar 2006 naar de Tweede Kamer gaan.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Prestatiegegevens

De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:

01 Versterking landelijk gebied

02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

04 Economisch perspectiefvolle agroketens

De prestaties die op deze vier beleidsartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.

Inzet in uren en % van totaal uren per productgroep
ProductenRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Verwerving grond101 25111%116 25912%83 85211%
Vervreemding grond16 7812%19 2452%20 5633%
Exploitatie grond23 4293%18 2172%22 7223%
Planvorming126 36414%111 60511%118 69815%
Planuitvoering331 27736%408 92441%302 55838%
Adviezen aanvragen53 7216%66 8697%58 2567%
Uitvoering subsidieregelingen98 97611%92 3399%111 26114%
Advisering algemeen en beleid145 57316%125 40513%56 1477%
Informatieverstrekking13 3341%25 8463%19 4742%
Totaal910 706100%984 709100%793 531100%

De realisatie van uren is hoger dan begroot omdat de opdracht van LNV t.o.v. de begroting substantieel groter is en de gerealiseerde uren voor tweeden en derden niet verdeeld naar producten in de begroting zijn opgenomen. De begroting bestaat daarom alleen uit de uren in het kader van het uitvoeringscontract tussen provincies en rijk en de directe uren voor LNV. In de realisatie zijn hierbij ook de uren voor tweeden en derden opgenomen.

Aantallen prestaties per productgroep
ProductenPrestatieRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Verwerving grondHa verworven5 0608 8006 700
Vervreemding grondHa vervreemd7 9406 5005 800
Exploitatie grondHa gemiddeld in bezit41 40043 70043 600
PlanvormingHa onderhanden283 800283 910364 000
PlanuitvoeringHa onderhanden670 920638 762587 110
Adviezen aanvragenGeleverde adviezen aanvragen9 3135 750*7 100
Advisering algemeen en beleidSchriftelijke Adviesopdrachten128232152

* Er heeft een herdefiniëring van de prestatie plaatsgevonden

De grootste afwijking is te zien in de hectares onderhanden op het gebied van inrichting, deze zijn circa 80 000 ha lager dan begroot. De redenen hiervoor zijn onder meer de late ondertekening van de uitvoeringscontracten tussen LNV en provincies en onduidelijkheid in de toepassing van de normkostensystematiek. Op het gebied van verwerving en vervreemding zijn de gestelde doelen overtroffen, en ook op het gebied van planuitvoering is meer gerealiseerd dan begroot.

Het aantal adviesopdrachten is ca 80 hoger dan geraamd, in 2005 zijn hierin de adviesopdrachten aan alle opdrachtgevers, zoals LNV, andere ministeries en provincies, meegeteld.

Doelmatigheidsindicatoren20032004raming 2005realisatie 2005
gem aantal direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten1 0431 0571 1201 150
Verhouding tussen directe en indirecte uren61%/39%63%/37%63,9%/36,2%67%/33%
Verhouding tussen directe en indirecte uren waarbij fin toeslag is toegerekend aan dir uren64%/36%67%/33%68%/32%70%/30%
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief) 85,6886,6086,30

De geraamde doelmatigheidsdoelen zijn in 2005 ruimschoots behaald. Hiermee ligt DLG op koers om de in de strategische ondernemingsvisie vastgelegde meerjarige doelmatigheidsontwikkeling te realiseren.

Voor de vergelijkbaarheid van de indicator «gemiddelde prijs per uur» zijn de dotaties aan voorzieningen voor reorganisatie en huisvesting en de vrijval WW-voorziening buiten de tariefberekening gehouden.

02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

kst-30550-XIV-1-4.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) behelst een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, met als doel:

Behoud en verbetering van biodiversiteit. Voor alle in 1982 voorkomende soorten en populaties zijn in 2020 duurzame condities voor hun voortbestaan gegarandeerd.

Verbetering van het milieu, zoals de productie van schoon water en het vastleggen van CO2.

Bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden.

Het voldoen aan recreatieve behoefte in de samenleving.

Het creëren van een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat.

De EHS als beleidsinstrument is geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (1990). In de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» (2000) is het concept van de EHS nader uitgewerkt en versterkt, onder andere door de introductie van de robuuste verbindingen. In 2004 is het belang van de EHS nogmaals bevestigd in de Agenda Vitaal Platteland (AVP) en is de EHS ruimtelijk verankerd in de Nota Ruimte, waarmee de Staten-Generaal onlangs hebben ingestemd. Het streven is erop gericht dat de EHS in 2018 is voltooid.

In het kader van de in het Hoofdlijnenakkoord overeengekomen uitgavenintensivering heeft het kabinet extra geld gereserveerd voor de realisatie van de EHS (Kamerstukken II, 2002–2003, 29 200 XIV, nr. 3).

In 2005 heeft het kabinet, in nauwe samenwerking met provincies, terreinbeherende organisaties en andere betrokkenen, verder vorm gegeven aan de EHS. Het kabinet realiseert zich dat de realisatie van de EHS een ambitieus project is, waarvan het welslagen afhankelijk is van de inzet van alle betrokkenen.

Over de wijze waarop de verschuiving van minder verwerving naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer vorm krijgt zijn in 2005 afspraken met provincies gemaakt in het «Beleidskader omslag van minder verwerving naar meer beheer» (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 97).

In de hierna volgende paragrafen worden de bereikte resultaten gepresenteerd en toegelicht, uitgesplitst naar achtereenvolgens de categorieën verwerving droge EHS (02.11), verwerving natte EHS (02.12), inrichting droge EHS (02.13) en inrichting natte EHS (02.14).

In onderstaande tabel worden per EHS-categorie de restanttaakstellingen en het te verwerven areaal weergegeven.

Taakstellingen en prestaties in ha.Restant-taakstelling per 01–01–2004Realisatie 2004Restant-taakstelling per 01–01–2005Realisatie 2005Restant-taakstelling 2006 e.v.j.
Nieuwe natuur31 016 ha3 144 ha27 872 ha3 906 ha23 966 ha
Robuuste verbindingen15 793 ha213 ha15 580 ha503 ha15 077 ha
Natte EHS2 126 ha209 ha1 917 ha208 ha1709 ha

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN281 048184 672173 505181 807136 18645 621
Waarvan garantieverplichtingen9 1009 07654 62947 2419 07638 165
       
UITGAVEN243 900195 530124 251127 319149 027– 21 708
Programma-uitgaven225 836174 239104 568107 043131 065– 24 022
U0211 Verwerving droge EHS186 248135 23264 40475 03374 0041 029
– Verwerving  64 40475 03374 0041 029
U0212 Verwerving natte EHS17 7645 3609 9956 01211 563– 5 551
– Verwerving  9 9956 01211 563– 5 551
U0213 Inrichting droge EHS18 64727 38623 18019 43732 21712 780
– Landinrichting  23 18019 43732 217– 12 780
U0214 Inrichting natte EHS3 1776 2616 9896 56113 281– 6 720
– Landinrichting  6 9896 56113 281– 6 720
Apparaatsuitgaven18 06421 29119 68320 27617 9622 314
U0221 Apparaat17 33219 2263 1393 5722 927645
U0222 Baten-lastendiensten7322 06516 54416 70415 0351 669
       
ONTVANGSTEN22 07341 00415 7916 19510 568– 4 373

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere realisatie aan garantieverplichtingen houdt verband met het aangaan van nieuwe leningen in het kader van de leenconstructie (€ 22,1 mln.) ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties (PNB’s) (opgenomen in de 1e suppletore begroting) en het oversluiten van bestaande leningen die in opdracht van LNV zijn gesloten door het Groenfonds ten behoeve van de realisatie van de EHS (€ 16,0 mln.).

De lagere uitgavenrealisatie houdt voornamelijk verband met het ontbreken van aankoopmogelijkheden van natte EHS-gebieden, hetgeen tot lagere verwervings- en inrichtingsuitgaven natte EHS heeft geleid (opgenomen in 2e suppletore begroting). Daarnaast is een deel van het budget voor natte EHS overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren (opgenomen in de 2e suppletore begroting). Tevens is een deel van het budget (€ 2,8 mln.) voor natte natuur aangewend om de ecologische druk op het IJsselmeer te verminderen door de uitkoop van IJsselmeervissers (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Tenslotte zijn op Inrichting droge EHS minder uitgaven gerealiseerd vanwege planologische en technische problemen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidRaming
1 Personeel DN45,858,92 69643,657,42 505
2 Materieel  657  338
3 Overig apparaat  219  84
4 Bijdrage aan DLG  16 704  15 035
  Totaal apparaatsuitgaven  20 276  17 962

Bij de bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied is onder meer sprake van extra additionele opdrachten en de uitvoering van nieuwe afspraken met de provincies door DLG.

Toelichting op de ontvangsten

 Realisatie 2005Begroting 2005
Totaal6 19510 568
EU-ontvangsten2 1597 230
Bijdragen van derden3 9213 175
Overige ontvangsten115163

De lagere EU-ontvangsten worden veroorzaakt door het feit dat er binnen het toegestane plafond van declarabele uitgaven bij het Plattelandsfonds van de Europese Commissie minder uitgaven voor grondverwerving zijn gedeclareerd dan oorspronkelijk begroot. Tegenover deze lagere declaratie staat een hogere declaratie voor maatregelen op het gebied van waterbeheer. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar bijlage D Europese geldstromen.

02.11 Verwerving droge EHS

Verwerving van grond ten behoeve van Staatsbosbeheer vindt plaats door het Bureau Beheer Landbouwgronden met financiering van het Rijk. Grondaankopen ten behoeve van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen) financiert het Rijk met behulp van de leenconstructie, waarover in 2004 afspraken zijn gemaakt tussen Natuurmonumenten, de provinciale Landschappen, het Groenfonds en het ministerie van LNV. In 2005 is daarvoor € 22,1 miljoen euro geleend.

De verwervingsbudgetten in 2006 en 2007 zijn ruimer dan die voor 2005. Daarom is met de provincies afgesproken dat zij grondaankopen in 2005 kunnen voorfinancieren. In 2005 is 21,8 miljoen euro voorgefinancierd. Dit bedrag zal in 2006 worden terug betaald.

De hier vermelde realisatiecijfers zijn aan de verschillende categorieën toegerekend op basis van de in de begroting opgenomen budgetten.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Robuuste verbindingen te verwerven213 ha503 ha415 ha
Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. Robuuste verbindingen) te verwerven3 144 ha3 906 ha2 479 ha

Prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Verwerving robuuste Verbindingen213 ha503 ha415 ha
Afronding bestaande Natuurterreinen544 ha
Verwerving nieuwe natuur3 144 ha3 906 ha1 160 ha
– waarvan NURG 269 ha228 ha
– waarvan Maaswerken 125 ha285 ha

De verwerving van grond ten behoeve van de droge EHS, inclusief de robuuste verbindingen, is in 2005 voortvarend ter hand genomen. Nu de bruto-begrenzing van de robuuste verbindingen is opgenomen in de Nota Ruimte, zijn provincies aan de slag gegaan met de specifieke planvorming en realisatie.

In de bovenstaande tabel zijn de hectares die zijn verworven door voorfinanciering nog niet als beleidsprestatie verantwoord. Feitelijk is er daarom meer grond voor de droge EHS verworven dan hier is vermeld. Deze voorgefinancierde hectares zullen worden verantwoord in het jaar dat het rijk deze budgetten aan de provincies terugbetaalt.

02.12 Verwerving natte EHS

In deze operationele doelstelling wordt de aankoop van grond ten behoeve van natte natuur verantwoord. De doelstelling is toename van het arsenaal natte natuur in 2010 met 7000 ha. Hiervan wordt 3000 ha verworven in de Zuid-Hollandse Delta. De overige hectares zijn reeds in overheidsbezit. De hier gepresenteerde gegevens hebben dus alleen betrekking op de Zuid-Hollandse Delta.

De doelstelling van de projecten natte natuur zijn nader omschreven in de Samenwerkingsovereenkomst Veiligheid en Natte Natuur (2000) van de ministeries van V&W en LNV (Kamerstukken II, 1999–2000, 25 017, nr. 29). Financiering vindt plaats met ICES2-middelen.

De verschuiving van minder verwerving naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer heeft geen betrekking op natte natuur.

De uitvoering van het project Zuid-Hollandse Delta is in maart 2005, vooruitlopend op de afspraken met provincies over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), overgedragen aan de provincie Zuid-Holland.

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1 Verwerving terreinen Natte natuur209 ha208 ha304 ha

De aangekochte hectares hebben uitsluitend betrekking op het project Zuid-Hollandse Delta.

De realisatie van het aantal verworven hectares is lager dan de begroting doordat zich weinig aankoopmogelijkheden in het desbetreffende gebied hebben voorgedaan.

02.13 Inrichting droge EHS

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Percentage taakstelling ontsnippering gerealiseerd78
Inrichting robuuste verbindingen3 ha0 ha102 ha
Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl.robuuste verbindingen) ingericht1 656 ha933 ha1 650 ha

Het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO), een versterking en verbreding van het bestaande ontsnipperingsbeleid, is in maart 2005 met de Tweede Kamer besproken (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 652, nr. 1 en 2). Het LNV-gedeelte van het MJPO bestaat uit het oplossen van de 43 knelpunten tussen natuur en rijksinfrastructuur (weg, spoor, water) in de robuuste verbindingen. In 2005 hebben vooral voorbereidings- en verkenningsactiviteiten plaatsgevonden. De in de begroting 2005 gepresenteerde streefwaarde had betrekking op het oude ontsnipperingsbeleid. Dat beleid ging uit van het ontsnipperen van 90% van het totale aantal knelpunten. Het nieuwe beleid gaat uit van het ontsnipperen van 100% van de in het MJPO genoemde knelpunten in de periode t/m 2018. Het totale aantal MJPO-knelpunten bedraagt 208. Van de 43 knelpuntprojecten waren eind 2005 4 (deel)projecten gereed, 1 in uitvoering en 12 in voorbereiding.

Zoals vermeld bij 02.11 zijn provincies bezig met de begrenzing en planvorming van robuuste verbindingen en is er ten behoeve van robuuste verbindingen ook een aanzienlijke hoeveelheid grond verworven. Tot daadwerkelijke inrichting van de verbindingen heeft dat in 2005 nog niet geleid. In de Voorjaarsnota 2005 is een fasering aangebracht in het realiseren van de robuuste verbindingen vanaf 2006 (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 105 XIV, nr.2). Hierdoor zal het zwaartepunt in de daadwerkelijke realisatie van de robuuste verbindingen in de periode na 2010 liggen.

Prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Inrichting robuuste verbindingen   
– onderhanden3 ha0 ha102 ha
Inrichting nieuwe natuur   
– afronding72 ha933 ha1 650 ha
– onderhanden3 450 ha26 052 ha27 747 ha
Inrichting reservaten   
– afronding663 ha 
– onderhanden12 539 ha 
Inrichting natuurontwikkeling   
– afronding921 ha 
– onderhanden8 592 ha 
Inpassing bestaande natuur   
– afronding1 780 ha 
– onderhanden1 289 ha 
Ecologische verbindingszones   
– afronding66 km 
– onderhanden293 km 

De inrichting van de EHS vindt veelal plaats door middel van meerjarige projecten. Gedurende enkele jaren worden wel inrichtingskosten gemaakt, maar pas als het project wordt afgerond gelden de betreffende hectares als gerealiseerde beleidsprestaties. Dit heeft als consequentie dat de jaarlijks bestede budgetten niet rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. De prestaties zijn immers veelal gerealiseerd met in voorgaande jaren bestede middelen. In de bovenstaande tabel wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen «onderhanden werk» en «afronding».

Afronding: de daadwerkelijk in 2005 afgeronde inrichtingsprojecten.

Onderhanden werk: het aantal hectares in inrichtingsprojecten waarvoor een verplichting is aangegaan en waarbij de werkzaamheden zijn gestart, maar nog niet zijn afgerond.

De in de kolom «begroting 2005» genoemde categorie nieuwe natuur is een samenvoeging van de categorieën nieuwe natuur, reservaten en natuurontwikkeling uit de kolommen «realisatie 2004». Vanaf de begroting 2005 wordt geen onderscheid meer gemaakt in de verschillende categorieën nieuwe natuur.

In verband met planologische problemen bij de wijziging van bestemmingsplannen en het verlenen van vergunningen is een vertraging ontstaan bij het afronden van inrichtingsprojecten ten behoeve van de EHS.

02.14 Inrichting natte EHS

Omdat een aantal inrichtingsprojecten die LNV (mede) financiert, bijvoorbeeld in het IJsselmeergebied, worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat, is een deel van het inrichtingsbudget voor natte natuur overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Streefwaarden/prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Inrichting terreinen natte natuur   
– afgerond383 ha14 ha255 ha
– onderhanden3 787 ha4 305 ha1 905 ha

Ook in dit begrotingsartikel wordt onderscheid gemaakt tussen «onderhanden werk» en «afronding» (zie 2.13).

Net als bij de inrichting van de droge EHS is het aantal daadwerkelijk afgeronde hectares in 2005 beperkt. Dat wil niet zeggen dat geen voortgang wordt geboekt bij de inrichtingsprojecten. Zo verkeren de projecten in Noord-Nederland in de eindfase en zijn eind 2005 enkele grote projecten in de Zuid-Hollandse Delta in uitvoering genomen.

Daarnaast is een deel van het budget overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren. De bijbehorende beleidsprestaties zijn derhalve niet in de tabellen opgenomen.

Evaluatie beleidsartikel 2

In september 2005 verscheen de jaarlijkse Natuurbalans van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) (Kamerstukken II, 30 242, nr.1). De kabinetsreactie op de Natuurbalans is in november 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 242, nr.2).

In de begroting 2005 is vermeld dat de Algemene Rekenkamer mogelijk een onderzoek zal doen naar de realisatie van de EHS. Dat onderzoek vindt inderdaad plaats. De Algemene Rekenkamer zal het onderzoeksrapport naar verwachting in de loop van 2006 publiceren.

03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

kst-30550-XIV-1-5.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Natuur en Landschap: Samen werken aan kwaliteit.

Het kabinet hecht groot belang aan de tot stand koming van de EHS en aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving voor de natuur (biodiversiteit) en de mensen. Hiervoor heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken; in deze kabinetsperiode € 700 miljoen voor EHS en reconstructie en vanaf 2008 € 250 miljoen extra per jaar.

In 2005 is in nauwe samenwerking met de provincies hard gewerkt aan de realisatie van de EHS.

Het proces voor de realisatie van de robuuste verbindingen vordert. De provincies begrenzen de robuuste verbindingen, zodat duidelijk wordt waar het instrumentarium kan worden ingezet. Deze robuuste verbindingen zijn een belangrijk onderdeel van de EHS, het zijn als het ware de levensaders tussen gebieden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN170 574174 662329 653246 075141 849104 226
       
UITGAVEN141 795135 269158 284182 857173 0679 790
Programma-uitgaven118 576120 169137 804159 165153 8535 312
U0311 Beheer van de EHS118 576120 169137 804159 165153 8535 312
– Rijksbijdrage SBB 43 60253 45452 83149 7123 119
– Programma Beheer 55 34655 19878 67679 168– 492
– Beheer nationale parken 4 8894 4435 4655 563– 98
– Overlevingsplan Bos en Natuur 5 55611 2787 0129 348– 2 336
– Overige beheersregelingen 10 77613 43115 18110 0625 119
Apparaatuitgaven23 21915 10020 48023 69219 2144 478
U0321 Apparaat10 4505 7912 0692 6092 139470
U0322 Baten-lastendiensten12 7699 30918 41121 08317 0754 008
       
ONTVANGSTEN3 9338 1467 69617 02314 1632 860

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met het besluit om, in het kader van de omslag van minder verwerving naar meer beheer, alle technisch juiste aanvragen voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer te honoreren (grotendeels opgenomen in de 2e suppletore begroting).

De rijksbijdrage aan SBB is € 3,1 mln. hoger uitgevallen dan geraamd. Dit is een gevolg van enerzijds de loon- en prijsbijstelling die in 2005 is uitgekeerd en anderzijds het gevolg van een hogere bijdrage voor projecten in het kader van het Overlevingsplan Bos en natuur. Laatstgenoemde projecten zijn in de begroting 2005 geraamd op het onderdeel Overlevingsplan Bos en natuur terwijl de daarmee gepaard gaande uitgaven verantwoord zijn op het onderdeel «Rijksbijdrage SBB». Daarnaast zijn de lagere uitgaven voor het overlevingsplan Bos en natuur een gevolg van vertragingen in de voortgang van de werkzaamheden bij subsidie-ontvangers.

Op het onderdeel «overige beheersregelingen» zijn uitgaven verantwoord voor de implementatie van de nieuwe Natuurbeschermingswet die op 1 oktober 2005 in werking is getreden (opgenomen in de 1e suppletore begroting).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
3 Personeel DN34,457,11 96531,857,41 825
5 Materieel  498  256
6 Overig apparaat  146  58
7 Bijdrage aan DR/DLG  21 083  17 075
  Totaal apaaraatsuitgaven  23 692  19 214

De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen (DR) is het gevolg van extra uitvoeringsinspanning te behoeve van het subsidieregelingenstelsel Programma beheer vanwege het grote aantal aanvragen.

03.11 Beheer van de EHS

De deelname van particulieren aan de realisatie van de EHS komt goed op gang. De deelname aan de regeling particulier natuurbeheer vergt van boeren een ingrijpende beslissing. Daarnaast vergt het proces dat in het kader van de ruimtelijke ordening doorlopen moet worden de nodige tijd. Dit heeft tot gevolg dat de beleidsinzet om particulieren meer in te schakelen in het natuurbeleid een aanlooptijd nodig heeft. In 2005 is er voor 1 126 hectare nieuwe verplichtingen aangegaan (hierop vindt vanaf 2006 betaling plaats). Hiermee wordt de in 2004 ingezette groei van het particulier natuurbeheer bestendigd.

In de prognose van de uitbreiding SAN areaal is uitgegaan van 22000 ha, in de verwachting dat een groot aantal bestaande beschikkingen moest worden vernieuwd door de wijziging van de subsidieregeling. De subsidieregeling diende aangepast te worden om te voldoen aan de eisen van de Europese Commissie. De beschikkingen die vernieuwd zijn betreffen in feite dus reeds bestaand areaal onder de SAN. De areaalgroei in het verslagjaar is 9 500 ha (hierop vindt vanaf 2006 betaling plaats).. Vanwege het gegeven dat niet alle kwaliteitsdoelen worden gerealiseerd met inzet van agrarisch natuurbeheer is in 2005 het project «Het weidevogelverbond» gestart. Dit project moet duidelijkheid en draagvlak opleveren inzake de vraag welke beleidsaanpassing gewenst is. De uitkomst van dit project levert tezamen met de uitkomst van de ecologische evaluatie die, zoals aan de Kamer toegezegd in het voorjaar 2007 gereed is, de basis om het weidevogelbeleid te evalueren.

In 2005 is de laatste revisie van Programma Beheer afgerond. Met de afsluiting van deze derde revisieronde is er een goed functionerend instrument ontstaan, waarvoor draagvlak bestaat bij de gebruikers. Belangrijke maatregelen zijn doorgevoerd ter vereenvoudiging en verlaging van de administratieve lasten. Een van de belangrijke wijzigingen is de introductie van de verzamelaanvragen. Dit biedt de beheerders de mogelijkheid om voor hun gehele bezit 1 aanvraag in te dienen, dan wel 1 aanvraag voor meerdere beheerders.

Streefwaarden

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Uitbreiding beheer droge natuur excl. robuuste verbindingen5 018 ha  
Uitbreiding beheer droge natuur excl. particulier natuurbeheer 3 142 ha3 000 ha
Uitbreiding particulier natuurbeheer 1 126 ha800 ha
Uitbreiding beheer natte natuur0 ha14 ha850 ha
Uitbreiding agrarisch natuurbeheer640 ha9 660 ha22000 ha

De uitbreiding beheer natte natuur heeft vertraging opgelopen door het feit dat verwerving en inrichting van deze gronden meer tijd kost dan voorzien. Door een regelingswijziging in de SAN zijn voor een groot aantal agrariërs al in een eerder stadium nieuwe beschikkingen opgesteld, waardoor de uitbreiding van het areaal agrarisch natuurbeheer in 2005 aanzienlijk lager is dan geraamd.

Prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap464 324 ha489 527 ha440 813 ha
– waarvan beheerd door SBB213 838 ha215 607 ha216 813 ha
– waarvan beheerd door PNB’s250 486 ha273 920 ha224 000 ha
Particulier natuurbeheer (functieverandering)2 040 ha3 288 ha2 074 ha
Agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer (SAN)73 621 ha81 915 ha85 500 ha
Overlevingsplan bos- en natuur300 projecten273 projecten300 projecten
Behoud historische buitenplaatsen268 buitenplaatsen270 buitenplaatsen260 buitenplaatsen
Herstel historische buitenplaatsen11 buitenplaatsen14 buitenplaatsen35 buitenplaatsen
Natuurbeschermingswet175 gebieden221 gebieden175 gebieden

In de realisatie kan nog geen onderscheid worden aangebracht tussen binnen en buiten EHS, daarom zijn onder beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap ook de prestaties buiten de EHS (artikel 1.13) meegerekend. Mede dankzij de inspanningen van de provincies en andere partijen begint de realisatie van particulier natuurbeheer aan te trekken. Binnen Herstel historische buitenplaatsen zijn minder maar grotere projecten gerealiseerd.

Staatsbosbeheer

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Terreinbeheer   
Doeltypebeheer Natuur, Bos en Landschap213 838 ha215 607 ha216 813 ha
Doeltypebeheer Recreatie215 275 ha216 902 ha217 785 ha

04 Economisch perspectiefvolle agroketens

Economisch perspectiefvolle agrotekens

kst-30550-XIV-1-6.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is de bevordering van duurzame en vitale agroketens. Het rijk ziet zich geplaatst voor de uitdaging om de condities te scheppen waaronder de agrosector zich duurzaam kan ontwikkelen en rekening houdt met maatschappelijke wensen. Dit doet het rijk onder meer door:

– het stimuleren en faciliteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

– het stimuleren van vernieuwing in de keten op gebieden van duurzaamheid, marketing, kwaliteit, garantiesystemen en differentiatie in niche markten zoals streek- en biologische producten;

– de inzet van het internationaliseringsinstrumentarium (inclusief de instrumenten van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken);

– het ondersteunen van belangrijke processen van herstructurering in de veehouderij, de glastuinbouw en de visserij.

Op deze wijze draagt de overheid bij aan (her)nieuw(d) perspectief voor de agrosector en blijft de Nederlandse agrosector internationaal concurrerend op vooral hoog ontwikkelde markten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN110 08199 22046 43383 10451 94231 162
       
UITGAVEN178 73282 61960 30661 35366 320– 4 967
Programma-uitgaven127 68052 49133 31434 86041 606– 6 746
U0411 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex11 0286 6775 9246 6306 419211
– Bilaterale economische samenwerking 2 9702 6692 9873 378– 391
– Masterplan Duitsland/Nachbarland Niederlande 161    
– Energie 1 4651 6901 5521 5520
– Agrologistiek 3608555121 000– 488
– Transparantie en ICT   104 104
– Client 1 286221836 836
– Overig 435489639489150
U0412 Herstructurering veehouderij93 51018 4514 1892 9054 857– 1 952
– RBV – 1 4 088465000
– SEP Veehouderij/IOZV   202
– Herstructurering veehouderij 14 3633 7245763 191– 2 615
– Overig   2 3271 666661
U0413 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie8 56716 84617 87715 52523 401– 7 876
– RSG 4 0162 2462 6867 549– 4 863
– Stidug 6 19711 1619 51012 385– 2 875
– Energie en demoregeling 1 7849681 4972 986– 1 489
– Inrichting 4 0642 9111 122429693
– Overig 78559171052658
U0414 Herstructurering Visserij14 57510 5175 3249 8006 9292 871
– Vlootstructtuurbeleid 10 5175 3246 9336 9294
– Verbetering binnenvisserij   2 86702 867
Apparaatsuitgaven51 05230 12826 99226 49324 7141 779
U0421 Apparaat23 50819 62521 7295 6505 122528
U0422 Baten-lastendienst27 54410 5035 26320 84319 5921 251
       
ONTVANGSTEN118 26516 6959 62410 06112 842– 2 781

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie is deels (ca. € 13 mln.) is toe te schrijven aan het feit dat de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) eind 2004 is opengesteld. De verplichtingen hiervoor zijn in 2005 aangegaan (opgenomen in de 1e suppletore begroting). Daarnaast is in verband met de sanering van de kottersector voor het uit de vaart nemen van schepen voor een bedrag van bijna € 10 mln. verplichtingen aangegaan (opgenomen in de 2e suppletore begroting). Met beide was in de begroting geen rekening gehouden.

De lagere uitgaven in het kader van herstructurering veehouderij worden vooral veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven in het kader van de zgn. Koopmansgelden (landinrichting en kennisprojecten zoals Koe in de wei) op de beleidsartikelen 1 en 7 is verantwoord (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).

In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) en de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden is minder uitgegeven als gevolg van vertraging in de uitfinanciering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Tevens is € 2,8 mln. aangewend voor de uitkoop van IJsselmeervissers (opgenomen in de 2e suppletore begroting)

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterkteGemiddelde prijsUitgavenGemiddelde sterkteGemiddelde prijsBudget
Personeel DL47,353,82 54841,760,52 525
Personeel I&H38,362,42 39040,757,22 330
Materieel  516  198
Overig apparaat*  196  69
Bijdrage aan DR  5 381  5 073
Bijdrage aan AID  14 607  14 472
Bijdrage aan PD  227  0
Bijdrage aan VWA  242  0
Bijdrage aan DLG  386  47
Totaal apparaatsuitgaven  26 493  24 714

De hogere uitgaven baten-lastendiensten betreffen onder meer extra bijdragen aan de Plantenziektenkundige Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit in verband met de uitvoering van het programma CLIENT (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Toelichting op de ontvangsten

 Realisatie 2005Begroting 2005
EU-ontvangsten RSG1 1142 852
Ontvangsten Visserij01 700
Overige ontvangsten8 9478 290
Totaal10 06112 842

In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) is sprake van € 1,7 mln. lagere EU-ontvangsten, doordat er vertraging is opgetreden in de uitfinanciering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Omdat de sanering van kottervaartuigen pas in december 2005 heeft plaatsgevonden, zijn de EU-ontvangsten niet meer in 2005 gerealiseerd.

De overige ontvangsten ad € 8,9 mln. betreffen voornamelijk middelen die vanuit het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw ter beschikking zijn gesteld voor extensiveringsprojecten en de experimenten knelgevallen intensieve veehouderij. Daarnaast zijn ten behoeve van uitgaven in het kader van Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) middelen (€ 1,1 mln.) overgeheveld vanuit het O&S fonds voor de Landbouw naar de LNV-begroting (opgenomen in de 1e suppletore Begroting).

04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex

Om het bedrijfsleven te stimuleren tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is de MVO-stimuleringsprijs voor de 3e keer uitgereikt tijdens de TV uitzending «MVO in bedrijf». Ook de TV uitzending Agrologistiek in de serie Nederland in bedrijf was met 600 000 kijkers een groot succes.

Het programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES) is in 2005 grotendeels uitgevoerd en heeft geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. Hiertoe is gebruik gemaakt van bestaand generiek instrumentarium zoals identificatie – en sectorale handelsmissies, handelscontactbijeenkomsten, vakbeurzen, handelsreizen met individuele matchmaking waarbij een op een contacten worden bevorderd, seminars en symposia. Landbouwwerkgroepen / High Level Meetings werden gehouden in een aantal landen waar de overheidsbemoeienis met bedrijfslevenactiviteiten nog aanzienlijk is.

In 2005 werd de versterkte inzet in de vorm van seminars, handelsreizen, missies en vakbeurzen op de in 2004 toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren voortgezet. In overleg met het (MKB) bedrijfsleven om de prioriteiten van het bedrijfsleven te inventariseren werd een toegesneden programma van handelsbevorderende activiteiten uitgevoerd in de belangrijkste nieuwe lidstaten. Daarnaast werd gestart met de opzet van een Holland Park in China.

Evenals in 2003 en 2004 werd ook in 2005 in de hoog ontwikkelde West Europese markt met Nederlandse inzendingen op vakbeurzen zoals «Biofach» en «Organic» extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd daar waar mogelijk samengewerkt met of voortgeborduurd op activiteiten van de Task Force Biologische Landbouw. In Mexico werd op verzoek van de glastuinbouwsector een steunpunt (Netherlands AgriBusiness Support Office) opgericht.

De voorbereidende fase voor het ICT programma CLIENT, onderdeel export, is in 2005 volgens schema uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een realisatieplan voor systeembouw. Het CLIENT programma richt zich op de ontwikkeling van een nieuw en geautomatiseerd systeem voor exportcertificering van landbouwgoederen en voor CITES-verklaringen, waarbij tevens «slimmere» inspectieregimes en toepassing van principes van «Toezicht op Controle» ondersteund worden. Begin 2006 zal worden besloten of het systeem daadwerkelijk gebouwd zal worden.

In 2005 is tevens een start gemaakt met een strategische studie Biobased Economy. De uitkomsten van deze studie zullen mede de basis vormen voor het te voeren beleid op dit terrein.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Gerealiseerde bilaterale (agro)-economische samenwerkingsactiviteiten (BES)77%76%75%
Geactualiseerde energiebesparingsplannen en meerjarenplannen 2005–2008 van het totaal aantal toegetreden bedrijven en sectoren 100%80%

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentAantal prestatiesAantal prestatiesAantal prestaties
Bilaterale economische samenwerking129134120
Agrologistiek11119
Overige (projecten)111213

De Agrologistieke pilotprojecten zijn gericht op systeeminnovaties op het terrein van duurzaamheid en vervoersefficiëntie en worden met name bestuurlijk ondersteund door het platform Agrologistiek. Inmiddels bevinden er zich 2 pilotprojecten in een afrondende bouwfase (DOC kaas en Agriport A7).

04.12 Herstructurering (melk)Veehouderij

In de brief van LNV en VROM aan de Tweede Kamer (TK 2004–2005, 29 939, nr. 2) is de inzet van de € 122 mln. Koopmansmiddelen aangegeven. Die inzet zag er als volgt uit:

1. Landschapsbehoud in (milieu-) probleemgebieden: € 50 miljoen

2. Versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten: € 30 miljoen

3. Kavelruil: € 20 miljoen

4. Projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu: € 12 miljoen

5. Kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij: € 10 miljoen

Het LNV-aandeel hierin is € 73 miljoen en het VROM-aandeel € 49 miljoen.

In het najaar 2005 is tijdens de begrotingsbehandeling van LNV de motie Snijder-Hazelhoff en Atsma, nr. 44 (30 300XIV) aangenomen. In deze motie werd ten aanzien van het eerste punt, Landschapsbehoud in (milieu) probleemgebieden, aangedrongen op een alternatieve aanwending van de € 50 mln. Een nadere invulling zal gezamenlijk met VROM worden uitgewerkt.

In 2005 zijn de eerste bestedingen van de € 30 mln. impuls voor de afronding van klassieke landinrichtingsprojecten gaan lopen. Dit volgens de afspraken die met de provincies gemaakt zijn in het uitvoeringscontract 2005/2006. Het grootste deel van de impuls zal in de jaren 2006–2008 besteed worden.

Ook zijn met de provincies afspraken gemaakt over de besteding van het budget voor kavelruil. Naast het budget dat LNV heeft gereserveerd (€ 20 mln.) hebben de provincies eenzelfde bedrag ter beschikking gesteld. Hierbij worden verder nog de mogelijkheden onderzocht om het bedrag op te hogen met EU-cofinanciering uit POP2.

In 2005 is naast de lopende projecten in Limburg en de Veenkoloniën een nadere invulling gegeven aan de middelen voor de pilotprojecten voor melkveehouderij en milieu. Daarnaast ondersteunt LNV praktijkgericht onderzoek ter bevordering van innovaties en de verspreiding van deze innovaties. Dit wordt o.a. vormgegeven door middel van de «Melkvee-academie«. Hiermee is in 2005 gestart. Via deze academie wordt op een vernieuwende en vraaggestuurde wijze, vanuit de deelnemende melkveehouders zelf, kennis ontwikkeld en verspreid.

Streefwaarden

De streefwaarde voor extensivering van de melkveehouderij (ha. per melkkoe) is nog niet beschikbaar. In het MJP2 (en dus ook de begroting) zal deze streefwaarde vervangen worden door een aantal nieuwe indicatoren.

Om de inplaatsing van grondgebonden melkveehouderijbedrijven in het gebied Veenkoloniën te bevorderen en om perspectief te bieden aan bedrijven, die vanwege milieuoverwegingen moeten wijken in kwetsbare gebieden (pilotproject «Inplaatsing melkveehouderij in de Veenkoloniën»), is inmiddels de eerste van de 6 melkveebedrijven ingeplaatst. Diverse andere kandidaten voor inplaatsing zijn bekend en onderzoeken momenteel de mogelijkheden. Naar verwachting zal dit project niet in 2006 worden afgerond, aangezien dit afhangt van het vinden van geschikte locaties.

Verder zijn er twee projecten, gericht op de extensivering van bestaande melkveehouderijen, gestart. In 2005 is een ander derde project voorbereid, dat naar verwachting begin 2006 kan starten.

04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie

De doelstelling van 1000 ha nieuw glas wordt nagenoeg gehaald, zij het niet in 2006 maar in 2007/2008. Reden hiervoor is dat de realisatie van de plannen, met name het onderdeel investeringen, tijd neemt.

Eind 2004 is de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) opengesteld voor een bedrag van in totaal € 16 miljoen, waarvan € 12 miljoen voor het onderdeel investeringen (inclusief clusterplannen) en € 4 miljoen voor het onderdeel afbraak. Voor dit laatste onderdeel bleek veel belangstelling, getuige het feit dat het subsidieplafond binnen één dag was bereikt. Dit is aanleiding geweest om in 2005 de RSG nog een keer open te stellen, namelijk € 5 miljoen voor het onderdeel afbraak en nog € 0,5 miljoen voor het onderdeel investeringen (dit laatste was een restant van de openstelling RSG investering in 2004). Wederom bleek het onderdeel afbraak een groot succes en was het subsidieplafond binnen één dag bereikt.

In 2005 is er geen openstelling in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden (Stidug) geweest. Het ruimtelijk beleid in het algemeen en de 10 gebieden in het bijzonder zijn geëvalueerd. Dit heeft geleid tot de beleidsbrief «nadere uitwerking ruimtelijk beleid glastuinbouw» (TK 2004–2005, 29 800, nr. 111). Medio 2006 worden met alle actoren uit bedrijfsleven en overheden nadere bestuurlijke afspraken gemaakt.

Streefwaarden

Perspectiefvolle en duurzame landbouw

Op basis van de openstelling 2002 is met de RSG in 2005 nog 11 ha is gerealiseerd. Bij de openstelling van ultimo 2004/begin 2005 is aan 234 ha subsidie toegekend. Inmiddels is daarvan in 2005 12 ha gerealiseerd. In 2005 is er een lager aantal ha gerealiseerd dan verwacht vanwege vertraging in de investeringsaanvragen. De komende jaren wordt een inhaalslag verwacht. Het oorspronkelijke doel om in totaal 1000 ha te realiseren is nog steeds in zicht. T/m 2005 is in totaal 738 ha nieuw glas gerealiseerd.

Voor de IRG zijn er in 2005 6 projecten gehonoreerd. Dit is meer dan verwacht omdat gemeenten sneller hun aanvragen hebben ingediend.

Implementatie energiebesparingsbeleid

Met betrekking tot energie is vastgelegd:

SectorEnergie-EfficiencyverbeteringAandeel Duurzame energie
 Begroting 2005Streefwaarde 2010Realisatie t/m 2003 *Begroting 2005Streefwaarde 2010Realisatie t/m 2003 *
Glastuinbouw t.o.v. 1980 65%49% 4%≥ 0,5%
Paddestoelen t.o.v. 199520% 20,6%5% 4,3%
Bloembollen t.o.v. 199522% 14,3%4% 2,65%

* Definitieve realisatie t/m 2003

Glastuinbouw

De weergegeven resultaten zijn de definitieve resultaten van 2003. De energie efficientie index in de glastuinbouw voor 2003 bedraagt 51% ten opzichte van 1980. Dat houdt in een verbetering met 49% ten opzichte van 1980. Hierdoor is de energie efficiency met 49% verbeterd ten opzichte van 1980. Ondanks een lichte verbetering ten opzichte van 2002 blijft de energie efficientie index achter op schema. De verbetering is het gevolg van een gelijkblijvend primair brandstofverbruik per m2 en een hogere fysieke productie per m2 in 2003.

De glastuinbouw verbetert de energie efficiency geleidelijk in de afgelopen jaren. Het aandeel duurzame energie bedroeg in 2003 minimaal 0,5%.

In de jaarlijkse energiemonitor is geen raming van de energie efficiëntie index voor 2004 opgenomen, omdat op basis van de gangbare bronnen geen betrouwbaar gasverbruik voor de totale sector vastgesteld kan worden.

Meerjarenafspraken energie Paddenstoelen

De energie efficiency is in 2004 met 25,1% verbeterd ten opzichte van 1995.

De doelstelling met betrekking tot de energie efficiency – 20% in 2005 – is daarmee ruimschoots gerealiseerd.

In 2004 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,1%. Hiermee ligt de sector nipt op schema om het streven van 5,0% duurzame energie in 2005 te halen.

De lopende Meerjarenafspraak energie is met 1 jaar verlengd tot 31 december 2006. De verlenging wordt door de sector benut voor het opzetten van een nieuwe, waar mogelijk verbeterde Meerjarenafspraak energie.

Meerjarenafspraken energie Bloembollen

De energie efficiency is in 2004 met 18,3% verbeterd ten opzichte van 1995. Hiermee ligt de sector achter op schema voor het halen van 22% energie efficiency in 2005. In 2004 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,2%. Hiermee is de doelstelling van 4% in 2005 reeds behaald. Ook de lopende Meerjarenafspraak energie Bloembollen is met 1 jaar verlengd tot 31 december 2006 om te komen tot een nieuwe, waar mogelijk verbeterde Meerjarenafspraak energie.

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen

In 2004 werd werden weer minder gewasbeschermingsmiddelen, uitgedrukt in kilogrammen actieve stof (a.s.) per ha, gebruikt: 17,2 kg a.s. per ha in 2004 ten opzichte van 19,6 kg a.s. per ha in 2003. Hiermee wordt voldaan aan de convenantsdoelstellingen.

Bij meststoffen is ten opzichte van voorgaande jaren een kleine toename van het gebruik te zien. Dit duidt op een verdere teeltintensivering. Het verbruik in 2004 bedraagt 916 kg stikstof(N)/ha en 197 kg fosfaat(P)/ha, wat op het niveau van de verbruiksdoelstelling in 2010 ligt. De toename in het gebruik hoeft, gezien de toename van «gesloten» en recirculerende bedrijven, geen toename van de emissie en daarmee een toename van de milieubelasting te betekenen. De doelstellingen voor 2010 zullen op grond van de Kaderrichtlijn Water en Nitraatrichtlijn opnieuw worden bezien (bron: voortgangsrapport Glastuinbouw en Milieu 2004).

Prestatiegegevens

InstrumentRealisatie 2004 Aantal prestatiesRealisatie 2005 Aantal prestatiesBegroting 2005 Aantal prestaties
RSG investeringen61 ha23 ha115 ha
RSG glasafbraak0,5 ha23 ha40 ha.
STIDUG6 projecten5 projecten*6 projecten
IRG 6 projecten3 projecten
Energie en demoregeling  voorlichting, demo en onderzoek

* Doordat de locatie Luttelgeest in een latere fase alsnog is afgevallen, is het aantal gerealiseerde projecten voor 2005 teruggedraaid naar 5.

4.14 Herstructurering visserij

Duurzaamheid krijgt in het visserijbeleid o.a. invulling door te streven naar biologisch verantwoorde visserij door een sector die vanuit een gezond sociaal-economisch perspectief de gevolgen voor het ecosysteem beperkt. Dit maakt in een aantal situaties vermindering van de vangstcapaciteit via herstructurering noodzakelijk.

Streefwaarden

– Evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot. Terugbrengen omvang van de vloot in 2005. Streefwaarde 2005: 2 400 Bruto ton.

– Vermindering van de visserijcapaciteit op het IJsselmeer met ten minste 35%.

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentPrestatiePrestatiePrestatie
Vlootstructuurbeleid/capaciteitsvermindering0  
Vrijwillige sanering zeevisserij2 440 BT2 400 BT
Vrijwillige sanering IJsselmeervisserij– 38%– 35%

Toelichting op de realisatie

Naar aanleiding van de zorgwekkende economische situatie in de Nederlandse kottersector en verschillende analyses die wezen op een aanzienlijke overcapaciteit, is najaar 2005 een saneringsregeling opengesteld. Eind 2005 waren 29 saneringsaanvragen goedgekeurd. Voor 6 aanvragen is in 2005 uitbetaald. Daarmee was een capaciteitsreductie van 2 440 BT gemoeid.

Doel van de saneringsregeling in de IJsselmeervisserij is het terugbrengen van de visserijcapaciteit door het uitkopen van het meest schadelijke vistuig. De streefwaarde voor de capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij is tussentijds bijgesteld naar 50%, te realiseren eind 2006. In 2005 zijn 13 aanvragen voor definitieve beëindiging, en 17 aanvragen voor een vermindering van de visserij ingediend. Hiermee is de visserij-inspanning teruggebracht met circa 38%.

Van de meest schadelijke vistuigen (schietfuik, grote fuik, en staand net) is respectievelijk 42%, 7%, en 14% uit de visserij genomen. Het totaal aantal vergunninghouders is teruggebracht van 85 naar 72.

Evaluatie

In 2005 is een externe evaluatie uitgevoerd van de co-innovatieprogramma’s. De belangrijkste conclusie is dat co innovatie een waardevol, maar te duur instrument is. De bereikte resultaten hebben veel meer betrekking op netwerkvorming en leren samen te werken bij introductie en opschaling van vernieuwingen en minder op het realiseren van «nieuwe» innovaties (oorspronkelijke doel). De belangrijkste aanbeveling is dan ook om een nieuw goedkoper instrument te ontwikkelen dat zich richt op het keten-, netwerkverband realiseren van vernieuwingen. Dit door het door het faciliteren van kennismontage binnen operationele, organisatorisch en strategische (samenwerkings-)processen.

«Duurzaam gebruik energie glastuinbouw» Hiermee werd bedoeld een beleidsevaluatie voor heel GLAMI. Vanwege de herijking van GLAMI was dat in 2005 niet wenselijk. Deze evaluatie komt wel t.z.t. in de stuurgroep GLAMI.

«Meerjarenafspraken energie (bloembollen en paddestoelen)» Deze evaluatie (paddestoelen) is zo goed als afgerond. Conclusies komen zo snel mogelijk.

De evaluatie van het Enig Programmerings Document bij het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij is najaar 2005 afgerond. De belangrijkste conclusies waren:

Een substantieel deel van de FIOV middelen is bestemd voor vier programma’s/regelingen:

– Sanering. De doelstelling van sanering wordt vrijwel volledig gehaald. De Nederlandse kottervloot is hierdoor sinds het jaar 2000 met 20–25% verkleind.

– Praktijkproef met de pulskor. De praktijkproeven met de pulskor zijn in een ver gevorderd stadium. De eerste introducties kunnen in de tweede helft van 2006 worden verwacht.

– Innovatieve aquacultuurprojecten. Het programma heeft een aantal innovatieve aquacultuur-projecten gesteund. De resultaten kunnen nog niet worden beoordeeld.

– Pelagische visserij. Binnen dit onderdeel zijn verschillende projecten t.b.v. de pelagische visserij gesteund.

Dienst Regelingen (DR)

In dit hoofdstuk zijn de tabellen met kengetallen opgenomen, zoals deze in de begroting 2005 van Dienst Regelingen zijn gepresenteerd.

Productenkader

(x € mln.)
 Integrale kostenSubsidie omvang
BeleidsartikelRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005*Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
1. Versterking landelijk gebied1,91,92,213,216,17,0
2. Verwerving en Inrichting EHS0,00,00,02,00,00,0
3. Beheer EHS11,512,59,363,998,5100,0
4. Economisch perspectiefvolle Agroketens1,32,50,82,88,432,0
5. Bevorderen Duurzame productie2,466,275,553,423,848,0
6. Voedselveiligheid, -kwaliteit en diergezondheid1,71,81,84,36,413,0
7. Kennisontwikkeling en innovatie0,00,00,02,60,00,0
9. Kennisverspreiding0,40,80,410,810,28,0
11. Algemeen38,832,530,0341,8311,8300.0
Totaal58,0118,2120,0494,8475,2508,0

* Teneinde de vergelijkbaarheid te vergroten zijn in de kolom begroting 2005 een tweetal rubriceringsfouten globaal gecorrigeerd Overigens komen deze rubriceringfouten niet meer voor in de begroting 2006

Uurtarief

Het uurtarief is over 2005 gehandhaafd op gemiddeld € 57,38 Hierin zijn in het jaar 2005 geen aanpassingen toegepast

Telefoon

 Begroting 2005Realisatie 2005
Aantal af te handelen telefoongesprekken650 000433 000

Het aantal telefoontjes is sterk achtergebleven. Vanwege de invoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Nieuw Mestbeleid was rekening gehouden met een «worst case scenario». Dit scenario is niet uitgekomen, hetgeen leidde tot een lagere realisatie.

Bezwaarschriften

 Begroting 2005Realisatie 2005
Minas (aantal)8 0004 340
% toegewezen30%85%
% afgewezen70%15%
Overige (aantal)6 2306 402
% toegewezen30%27%
% afgewezen70%73%

Naast de lagere aantallen bij Minas, valt ook het hoge percentage toegewezen bezwaren op. Het percentage dat daarna in een eventueel beroep wordt goedgekeurd ligt overigens slechts op 0,9%. In de mestregelgeving zijn in de loop van de tijd veel wijzigen van beleid en regelgeving geweest waardoor reeds lopende bezwaren alsnog werden toegekend. Bovendien worden in de bezwaarfase nogal eens nieuwe aangiftegegevens verstrekt waardoor met die nieuwe gegevens bezwaren gegrond worden verklaard. Hierdoor is het percentage toegekende bezwaren relatief hoog.

Beroepsschriften

 Begroting 2005Realisatie 2005
Minas (aantal)300507
Overige726619

In 2005 heeft Backoffice Assen veel lopende zaken met betrekking tot het «oude» Minas-beleid afgehandeld. In dit kader is er extra inzet gepleegd op de Beroepszaken Minas, wat het verschil van 207 beroepschriften tussen realisatie en begroting verklaart.

05 Bevorderen duurzame productie

Bevorderen duurzame productie

kst-30550-XIV-1-7.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Algemene doelstelling is de bevordering van duurzame productie door sectoren in de land-, tuinbouw en visserij. Voor de laatstgenoemde sector betekent dit specifiek het bevorderen van een visserij die rekening houdt met de draagkracht van het ecosysteem in het water.

De productiesectoren staan voor een forse opgave om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van de samenleving ten aanzien van product en productiewijze. Deze verwachtingen – bijvoorbeeld ten aanzien van voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en milieu – ontwikkelen zich snel en vormen de «licence to produce» voor het bedrijfsleven waarbij de op Europees niveau afgesproken normen, in principe richtinggevend zijn. Het is primair aan het bedrijfsleven zelf om daarop in te spelen en «tekorten» tussen dat wat de samenleving verlangt en dat wat het bedrijfsleven biedt, weg te werken.

De overheid ondersteunt dit proces door enerzijds heldere randvoorwaarden te stellen en anderzijds ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te stimuleren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN266 206156 916173 574229 405196 22533 180
       
UITGAVEN151 326211 480216 567218 332181 97136 361
Programma-uitgaven55 695113 143110 97665 00337 56827 435
U0511 Bevorderen biologische landbouw8 25910 0578 1637 8656 7141 151
– Stimulering van de biologische primaire productie 4 0973 5232 1272 534– 407
– Professionalisering van de ketens 2 4041 9291 403 1 403
– Platform biologica 475437530 530
– Publieksvoorlichting 1 8571 5412 888 2 888
– Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) 1 026706565330235
– Kwaliteitszorg 120    
– Intensivering   03 500– 3 500
– Overig 78273523502
U0512 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen40 45683 82368 54027 13217 2749 858
– RBV-2 59 84740 5131 304 1 304
– Vestigings-/investeringssteun jonge agrariërs   5793 749– 3 170
– Mineralenheffing  15 33710 605 10 605
– Overig, w.o. duurzame landbouw/kennis- ontwikkeling en -verspreiding 23 97612 69014 64413 5251 119
U0513 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk4 5482 7883 5274 2364 515– 279
– Kleine toepassingen en GNO’s  1 4531 437 1 437
– Diversen ZOGT 1 18164267 67
– Bijdrage aan KCB en CTB 1 6071 3151 6503951 255
– Bevorderen Innovatie/Verbeteren Management  94159995– 836
– Bevorderen effectief en duurzaam middelenpakket   1 700– 1 700
– Intensivering Handhaving, monitoring en verantwoording  233461 325– 979
– Stimuleringsprojecten   100– 100
– Overig   577577
U0514 Verbeteren dierenwelzijn1 9857 19213 2291 4713421 129
U0515 Ecologisch duurzame visserij4479 28317 51724 2998 72315 576
– Samenwerkingsovereenkomst 2 8642 8492 5982 800– 202
– Verbetering van de binnenvisserij 9381 02418 10082817 272
– Technische maatregelen en onderzoek 5 48113 6441 9702 545– 575
– Innovatie visserij   1 5792 350– 771
– Overig   52200– 148
Apparaatsuitgaven95 63198 337105 591153 329144 4038 926
U0521 Apparaat36 49832 17235 83113 41412 749665
U0522 Baten-lastendiensten59 13366 16569 760139 91513 16548 261
       
ONTVANGSTEN47 67780 62496 10223 16930 660– 7 491

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere uitgaven biologische landbouw hebben o.a. betrekking op de biologische voorlichtingscampagne, die in 2004 is gestart (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

In het verleden betaalde Mineralenheffingen kunnen over een periode van 6 jaar worden verrekend. Als gevolg hiervan hebben in 2005 voor € 10,6 mln. terugbetalingen aan boeren plaatsgevonden. Hier staan € 11,2 mln. ontvangsten uit heffingen tegenover (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Er is minder uitgegeven in het kader van de vestigings- en inkomenssteun jonge agrariërs doordat vertraging is opgetreden bij de indiening en beoordeling van plannen van jonge agrariërs.

De hogere uitgaven Dierenwelzijn hebben voornamelijk betrekking op In Beslaggenomen Goederen. Tegenover de hogere uitgaven staan hogere inkomsten (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

De hogere uitgaven aan ecologisch duurzame visserij houden verband met voorschotbetalingen (20%) aan de kokkelvisserijsector voor schadevergoedingen als gevolg van het kabinetsbesluit om met ingang van 2005 geen vergunningen te verlenen voor mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterkteGemiddelde prijsBudgetGemiddelde sterkteGemiddelde prijsUitgaven
Personeel DL4864,53 09847,664,53 070
Personeel Visserij9756,25 447103,454,15 593
Materieel  3 614  3 854
Overig apparaat*  1 255  269
Bijdrage aan Dienst Regelingen  95 094  95 606
Bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst  15 692  11 933
Bijdrage aan de AID  29 096  24 078
Bijdrage aan VWA  33  0
Totaal apparaatsuitgaven  153 329  144 403

De hogere bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst is voornamelijk veroorzaakt door een extra betaling in verband met de liquiditeitspositie ultimo 2005 van de PD. De bijdrage aan de Algemene Inspectiedienst is hoger in verband met de overkomst van de buitendienst van Dienst Regelingen en de uitvoering van benodigde cross compliance maatregelen (opgenomen in de 1e suppletore begroting).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw2 5071 200
Mineralenheffing11 2247 261
Duurzame visserij5 12614 638
Overige (w.o. EU-ontvangsten)4 3127 561
Totaal23 16930 660

In 2005 is in € 2,5 mln. ontvangen vanuit het Ontwikkelingen saneringsfonds voor de Landbouw voor de uitfinanciering van de 2e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en voor uitgaven in het kader van het mestbeleid, beleidsvoorbereidende activiteiten, respectievelijk het ontwikkelen van nieuw mestbeleid (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

In het kader van de Mineralenheffing is € 11,2 mln. ontvangen. Hiertegenover staan € 10,6 mln. uitgaven (U05.12) in verband met in het verleden betaalde mineralenheffingen, die over een periode van 6 jaar kunnen worden verrekend. Per saldo is in 2005 € 0,6 mln. ontvangen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

De ontvangsten op het onderdeel duurzame visserij zijn € 9,5 mln. lager dan geraamd. Hiertegenover staan lagere uitgaven op het terrein van de duurzame visserij.

Daarnaast is a.g.v. lagere uitgaven voor enkele subsidieregelingen (o.a. jonge agrariërs, Biologische landbouw) in 2005 minder EU-cofinanciering ontvangen.

05.11 Bevorderen biologische landbouw

Het jaar 2005 stond in het teken van de uitvoering van de tweede nota biologische landbouw (TK 2004–2005, 29 842, nr. 1). Ook is het tweede Convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw in uitvoering, zij het met enige vertraging vanwege Brusselse kaders met betrekking tot staatssteun. De eerste resultaten worden in 2006 verwacht.

Voor wat betreft de consumentenbestedingen in 2005 blijkt uit de EKO-monitor (LEI) dat het marktaandeel van de belangrijkste productgroepen als volgt is gegroeid:

Productgroep2002200320042005
Aardappelen Groente Fruit (AGF)3,9%3,7%3,9%4,8%
Zuivel2,5%2,6%2,8%2,1%
Vlees1,4%2,0%2,3%2,7%
Brood1,8%1,8%2,2%2,1%
Overig Food0,9%0,9%1,0%0,9%
Totaal biologisch1,6%1,6%1,8%1,9%

In 2005 zijn de Kaderregeling Kennis en Advies en de Subsidieregeling demonstratie en kennisoverdrachtprojecten opengesteld. De openstelling van de Kaderregeling Kennis en Advies was net als in 2004, gericht op boeren die wilden omschakelen alsmede biologische ondernemers die hun bedrijf willen uitbreiden. Met behulp van de Kaderregeling is de omschakeling van 248 agrariërs gefaciliteerd.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Groei in ha+ 6 290+ 610 
Totaal ha48 155 ha48 765 ha 
Groei in aantal bedrijven– 65– 36 
Totaal aantal bedrijven t/m 20051 3831 377 
% biologische landbouw (ha) op totaal areaal landbouw2,5%2,5%2010 / 10%
Aandeel biologisch in consumentenbestedingen1,8% 2007 / 5%

Het areaal biologische land- en tuinbouw is met 610 ha licht gestegen. Omdat ook het totale areaal land- en tuinbouw in 2005 is gestegen, blijft de relatieve omvang van het biologische areaal staan op 2,5%.

De relatieve omvang van de biologische omzet is met 1,9% licht gestegen. Daarmee komt er in 2005 een einde aan de omzetdaling als gevolg van de prijzenslag in het supermarktkanaal.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005
PublieksvoorlichtingWinkeldemonsratiesMediacampagne en winkeldemonstraties
Platform biologicaBeleidsondersteuningBeleidsondersteuning
Professionalisering van de ketensProjecten/ProcessenConvenant Taskforce MBL
Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV)Uitfinanciering eerdere openstellingUitfinanciering eerdere openstelling
Kaderregeling Kennis en Advies Kennisnetwerk vergroten
Vervolgbeleid Vergoeding certificeringskosten
RSBP Uitfinanciering eerdere openstelling

05.12 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen

Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV)

In 2005 zijn alle aanvragen van zowel de 1e en 2e tranche van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) afgehandeld. Tevens is in mei 2005 de evaluatie van de RBV gereed gekomen en naar de Tweede Kamer gezonden (TK 2004–2005, 29 800, nr. 86). Uit de evaluatie bleek dat de RBV over het algemeen een succesvolle regeling is geweest. Er hebben 4500 bedrijven deelgenomen, waarbij 16 miljoen kilo forfaitair fosfaat uit de markt is genomen. Het doorhalen van de productierechten heeft tevens geleid tot een vermindering van de stikstofproductie met 24,7 miljoen kilo en een vermindering van de ammoniakemissie van 7,8 miljoen kilo. Met deze regeling is 53% van het voor 2003 verwachte mestoverschot uit de markt gehaald. De helft van de deelnemende bedrijven heeft daarnaast gebruik gemaakt van de mogelijkheid om stallen te slopen. In totaal is 3 miljoen vierkante meter stal gesloopt. De kosten hiervan kwamen voor rekening van de betrokken provincies. In de komende jaren zal de aandacht nog uitgaan naar het afhandelen van de resterende bezwaar- en beroepsschriften.

MINAS

2005 was het laatste jaar waarin MINAS nog van kracht was. Anticiperend op het nieuwe mestbeleid is de uitvoering en handhaving van MINAS zoveel mogelijk gericht op de risicobedrijven. Eén van de maatregelen daarvoor is dat de groep bedrijven met een mestproductie van minder dan 170 kg/ha/jaar is vrijgesteld van de verplichting om over de jaren 2003, 2004 en 2005 een MINAS-aangifte te doen. Deze bedrijven worden namelijk als weinig risicovol gezien waar het gaat om het voldoen aan de MINAS-verliesnormen. Met deze vrijstelling is beoogd zowel bedrijven als de uitvoering te ontlasten.

Voorbereiding Nieuw Mestbeleid: Voorlichting, handhaving en controle

Met ingang van 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van kracht. Het ontwikkeltraject zal ook nog de komende jaren de nodige aandacht vergen. Dit geldt met name voor de uitvoeringsorganisatie.

Over het nieuwe stelsel is in 2005 uitvoerig gecommuniceerd met de sector in de vorm van infobulletins, toegesneden brochures en via de 15 voorlichtingsbijeenkomsten in het land waarop 7 000 ondernemers aan hebben deelgenomen. Om de handhaving van de nieuwe mestwet- en regelgeving adequaat gestalte te kunnen geven is een handhavingsstrategie en een handhavingsdocument opgesteld. Daarbij is gewerkt conform het principe van programmatisch handhaven. Hierbij gaat het in essentie om het stellen van meetbare handhavingsdoelen en het volgen en bewaken van de effectiviteit van de handhaving. Daarbij wordt de aandacht vooral gericht op risicobedrijven.

Jonge agrariërs

In april 2005 is de subsidieregeling Jonge Agrariërs opengesteld (SJA), waarmee jonge boeren middels een investeringssubsidie gestimuleerd worden te investeren in de duurzaamheid van het bedrijf. Ook een aantal provincies participeert hierin. De belangstelling voor deze regeling was groot. Derhalve is een bedrag van € 5 mln. uit de voor 2006 voorziene openstelling, verschoven naar deze openstelling. De openstelling is daarmee verhoogd van € 10 mln. naar € 15 mln. De provincies dragen € 2,7 mln. bij. Deze bedragen zijn inclusief de EU-cofinanciering van 50%.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Streefwaarde 2005
Jonge agrariërs: 3360
Overnames middels Borgstellingsfonds-faciliteiten   
Mest en mineralen:p.m.*p.m.*100%
Minas: percentage bedrijven zonder overschrijding van de verliesnormen   

* Cijfers komen pas in de loop van 2006/2007 beschikbaar a.g.v. de systematiek MINAS, waarbij bedrijven pas op 1 september jaar t+1 de mineralenaangifte over jaar t hoeven in te dienen

In 2005 waren reeds de plafonds van het Borgstellingsfonds bereikt. Om toch te kunnen voldoen aan de vraag naar borgstellingen is aan het bestuur extra garanties geboden. Bedrijfsovernames zijn gedeeltelijk via het Borgstellingsfonds gefaciliteerd en gedeeltelijk door de Stimuleringsregeling Jonge Agrariërs. Vandaar dat het BF-deel met 33 overnames achterblijft bij de streefwaarde van 60.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005
Kaderregeling kennis en Advies (bedrijfsontwikkelingsplannen)220 aanvragen231 aanvragen
Stimuleren van jonge boeren na bedrijfsovername door investeringssteun 911 aanvragen

Via de Kaderregeling Kennis en Advies zijn in 2005 op basis van de openstelling van 2003 en 2004 resp. 46 en 185 aanvragen voor een bijdrage in de kosten van bedrijfsontwikkelingsplannen toegewezen.

In het kader van de subsidieregeling Jonge Agrariërs (SJA) zijn 1452 aanvragen ingediend. In totaal zijn er 911 aanvragen gehonoreerd, waarvan 841 uit het nationale budget en 70 uit het provinciale budget.

05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk

In het licht van de doelstelling de gewasbeschermingspraktijk te verduurzamen zijn enkele belangrijke stappen gezet. Zo is door middel van toelating en vrijstelling een groot aantal teeltkundige knelpunten opgelost.

In het kader van het Convenant gewasbescherming, waarin naast de ministeries van LNV en VROM, de Land en tuinbouworganisatie (LTO), de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFYTO), AGRODIS (de vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermingsmiddelen), de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (WEWIN), de Unie van Waterschappen (UvW) en Plantum Nederland (brancheorganisatie voor de sector plantaardig uitgangsmateriaal binnen de Nederlandse Land- en Tuinbouw) participeren, zijn diverse projecten tot stand gekomen. Eind 2005 heeft een tussenrapportage van het convenant plaatsgevonden. De belangrijkste activiteiten van de convenantpartijen waren onder meer de uitwerking van de sectorplannen in regionale en sectorale projecten, de ondersteuning van kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming en het opstellen van teeltvoorschriften. Verder is het project Schone Bronnen (verbetering drink- en oppervlaktewater mbv het bedrijfsleven) afgerond en zijn er verscheidene toelatingsaanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s) geïnitieerd.

Streefwaarden

Met betrekking tot de milieubelasting geldt als streefwaarde voor 2005 een reductie t.o.v. 1998 van 75%. Met betrekking tot de vermindering van het aantal knelpunten voor drinkwaterwinning uit oppervlaktewater geldt als streefwaarde voor 2005 een vermindering t.o.v. 1998 met 50%. Cijfers die aangeven in hoeverre deze streefwaarden 2005 zijn bereikt, zijn in de tweede helft van 2006 beschikbaar.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
(Fonds) kleine toepassingen36 projecten1617
Gewasbeschermingmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s) 28,5

Het aantal prestaties is gebaseerd op de volledige periode tot en met 2007 o.b.v. het te verwachten aantal aanvragen. Dit is tevens de verklaring waarom het aantal gerealiseerde GNO’S relatief laag lijkt.

05.14 Verbeteren dierenwelzijn

Ten aanzien van dierenwelzijn geldt dat het streven erop gericht is dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. De inzet van Nederland is erop gericht om actief het dierenwelzijn op Europees niveau te verbeteren.

Landbouwhuisdieren

Zo is in 2005 veel inzet gepleegd om via de Vleeskuikenrichtlijn te komen tot minimumnormen voor de vleeskuikenhouderij, geldend voor alle ondernemers in de Europese Unie. Naast regelgeving zet de overheid vooral in op het faciliteren en stimuleren van de sector. Waardevolle initiatieven uit het veld, zoals bijvoorbeeld de wens van de sector en de Dierenbescherming om te komen tot het uitbannen van het onverdoofd castreren van biggen, worden ondersteund.

Gezelschapsdieren

Begin 2005 is het Forum Welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Hierin zijn alle relevante partijen, inclusief LNV, vertegenwoordigd. Het Forum heeft in 2005 gewerkt aan een actieplan waarin via een gedeelde verantwoordelijkheid de problematiek wordt aangepakt. Het actieplan zal begin 2006 gereed zijn.

Regeling In Beslaggenomen Goederen

In het kader van de Regeling In Beslaggenomen Goederen is ca. € 1,2 miljoen uitgegeven aan opslag- en bewaarkosten, waartegenover een opbrengst van ca. € 0,3 miljoen aan verkochte goederen stond.

Noodfonds Vogelpest

Bij het Noodfonds, opengesteld voor bedrijven die als gevolg van door de overheid getroffen maatregelen tijdens de vogelpest failliet dreigden te gaan, zijn in totaal 322 aanvragen ingediend. Ultimo 2004 waren 306 aanvragen afgerond. In 2005 zijn de resterende 16 aanvragen afgehandeld. In totaal is er vanuit het Noodfonds voor een bedrag van € 13,9 mln. uitgekeerd. In 2006 worden de bezwaren en beroepen afgehandeld.

Streefwaarden

Welzijnsindex

Waar het gaat om het transparant maken van het product en de productiewijze, is gestart met het ontwikkelen van een welzijnsindex voor de kalveren. De verdere ontwikkeling van de index zal nog zeker 2 jaar in beslag nemen. Getracht wordt om ook met de andere grote sectoren te komen tot het ontwikkelen van een dergelijke monitor.

Alle dierentuinen Europese vergunning

47 dierentuinen in Nederland hebben een vergunning. Daarnaast zitten 3 dierentuinen nog in de procedure om een vergunning te krijgen. Zij hebben zich in 2005 aangemeld.

Afbouw Honden- en Katten Besluit

In 2005 was het Honden- en Katten Besluit nog steeds van kracht. In 2006 wordt, mede aan de hand van de bevindingen van het Forum welzijnsgezelschapsdieren, de Tweede Kamer nader geïnformeerd o.a. omtrent de toekomst van het Honden- en kattenbesluit.

Gezelschapsdieren

Naar aanleiding van de discussie over het intrekken van het Honden- en Kattenbesluit, is in 2005 het Forum Welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Via het Forum wordt gewerkt aan een juiste invulling van ieders rol en verantwoordelijkheid teneinde zo het welzijn van gezelschapsdieren daadwerkelijk te verbeteren.

05.15 Ecologisch duurzame visserij

Het visserijbeleid is gericht op duurzaamheid. Doelen daarbij zijn:

– Gezonde visbestanden door een verantwoorde visserij, die is gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt en daar maatschappelijke verantwoordelijkheid voor neemt.

– Integraal visstandbeheer op de (Staats)binnenwateren.

– Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met specifieke aandacht voor welzijnsvriendelijke productie en doding van kweekvis.

– Een zelfstandige economisch rendabele visserijketen, die in sociaal economische en culturele zin als waardevol wordt erkend.

Streefwaarden

Verantwoorde visserij

De Nederlandse zeevisserij vist in Europese wateren binnen de quota. De visquota voor Nederland en de uitputting daarvan in 2005 geven het volgende beeld.

SoortGebiedActueel quotumBenutting
TongNoordzee13 578 ton10 888 ton (80%)
ScholNoordzee23 215 ton22 278 ton (96%)
KabeljauwNoordzee2 319 ton1 648 ton (71%)
HaringNoordzee81 957 ton81 709 ton (99%)
MakreelWestelijke wateren20 061 ton20 061 ton (100%)
HorsmakreelWestelijke wateren47 853 ton42 972 ton (90%)

Stimulering van visserijtechnieken die het mariene ecosysteem ontlasten. Het gaat daarbij met name om het doorontwikkelen van de zogenaamde elektropulskor, waarvan in 2005 de 1 jaar durende proef op praktijkschaal is afgerond. De belangrijkste doelstellingen voor de ontwikkeling zijn bereikt. Men vangt aanzienlijk minder commercieel niet-interessante biomassa, de kwaliteit van de gevangen vis is aanzienlijk beter dan conventioneel gevangen vis en niet in de laatste plaats: het brandstofverbruik is 20–40% lager dan gebruikelijk.

Stimulering van innovatieve aquacultuurprojecten in lijn met het actieplan van de Europese Commissie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur. LNV vervult via het secretariaat van het Innovatie Platform Aquacultuur (IPA) een faciliterende en coördinerende rol bij het introduceren van innovatieve initiatieven in de aquacultuur. Er is de afgelopen periode een aantal opmerkelijke initiatieven ontwikkeld dat bijdraagt aan een verdere duurzame groei van de sector. Daarom is aquacultuur met subsidies gestimuleerd, niet alleen op het terrein van de kweek van vis, maar ook op het terrein van onderzoek en scholing.

Duurzaam beheer van bestanden, die de Nederlandse zeevisserijvloot buiten de Europese wateren mag bevissen. Deze visserijactiviteiten zijn begeleid met onderzoek gericht op bevordering van duurzaamheid en onderzoek naar mogelijkheden ter bescherming van kwetsbare en bedreigde soorten te voorkomen.

Implementatie nieuw beleidskader voor de schelpdiervisserij in de kustwateren. Voor de verdere verduurzaming van bestaande activiteiten in de schelpdiervisserij ondersteunt LNV het onderzoeksproject Duurzame Schelpdiervisserij.

Integraal visstandbeheer op (staats)binnenwateren.

Privatisering van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij en fusie met de Nederlandse Vereniging van Sportvisfederaties (NVVS) tot het Nationale Centrum voor Visstand en Sportvisserij (NCVS). Het fusieproces tussen de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties is nagenoeg afgerond. Beide organisaties gaan in 2006 samen verder onder de naam Sportvisserij Nederland. Daarmee zal de sportvisserijsector een grotere verantwoordelijkheid krijgen bij de toekomstige inrichting van het visstandbeheer. De beroeps-binnenvisserij blijft voor de belangenbehartiging aangesloten bij het Productschap Vis. Dit betekent dat men niet langer automatisch een beroep kan doen op de OVB voor ondersteuning bij visstandbeheer. Het fusieproces vergt wetswijziging. Een voorstel tot wijziging van de Visserijwet is ingediend (nr. 30 211) bij de Tweede kamer en zal naar verwachting in 2006 in behandeling worden genomen. Met de beroepsbinnenvisserij zijn afspraken gemaakt op het terrein van ondersteuning bij het visstandbeheer.

Bevordering van beheers- en inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de migratie van geslachtrijpe aal. Deze maatregelen hangen samen met de plannen van de Europese Commissie op dat terrein. Deze zijn eind 2005 gepresenteerd en worden in de eerste helft van 2006 op werkgroepniveau en in de Europese Raad besproken.

Viskweek

Stimulering van de Nederlandse viskweeksector. Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur vergt specifieke aandacht voor welzijnsvriendelijke productie en doding van kweekvis en het gebruik van diergeneesmiddelen. LNV heeft onderzoek naar de ontwikkeling van houderij- en welzijnsdossiers en de opbouw van een gegevensbestand diergeneesmiddelen ondersteund.

Prestatiegegevens

BeleidsinstrumentOnderdelenRealisatie 2005Begroting 2005
SamenwerkingsovereenkomstOnderzoeken visserij niet-Europese wateren in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met MauritaniëBestandsinzichtenBestandsinzichten; selectievere vistechnieken
Verbetering BinnenvisserijOmvorming OVBVoorstel wijzigingsvoorstel Visserijwet ingediendProcesbegeleiding
 Monitoringsprogramma aal Bestandsinzichten + Aanpak aalmigratie
ViskweekHouderij- en welzijnsdossiers t.b.v. uitbreiding «lijst voor productie te houden diersoorten»Protocol (nieuwe) te houden soortenAanbevelingen kweekvis
 Opbouw gegevensbestand diergeneesmiddelen Bepaling wachttijden
InnovatieInnovatieprojecten pelagische visserijKustvisserij en viskweek MosselsectorAangepaste netvoorzieningenVermindering milieubelasting
EU-verplichtingWaarnemers walvisachtigenOnderzoek ongewenste bijvang zeezoogdierenOnderzoek ongewenste bijvang zeezoogdieren
Technische maatregelen en Onderzoek (FIOV)Selectieve vistechniekenPraktijkproef pulskor afgerondPraktijkproef pulskor
 «F-project»Verbetering bestandsbeoordelingVerbetering bestandsbeoordeling
Voedselveiligheid, veterinair en welzijn Evaluatie is afgerond en leidt tot technische aanpassingen monitoringEvaluatie sanitair en welzijn

Algemene Inspectiedienst (AID)

Prestaties

De prestaties van de AID bestaan uit het aantal directe uren per product/dienst waartoe de AID een opdracht heeft verkregen en de daarmee bereikte resultaten. Onderstaande tabel geeft per productgroep het aandeel in de omzet van de AID in 2005 weer.

Prestaties 2005 per productgroep
 Realisatie 2005Begroting 2005
productgroepprestaties (in uren)aandeel (in %)prestaties (in uren)aandeel (in %)
controle541 35067,3425 60058,5
verificatie140 21417,4179 90024,7
opsporing107 33613,4102 62014,1
beleidsadvisering14 9711,916 5202,3
handhavingcommunicatie3580,02 8000,4
Totaal804 229100727 440100

Het aantal gerealiseerde controle-uren valt hoger uit dan de initiële begroting voor het jaar 2005. Ten dele is dit het gevolg van de toegenomen vraag vanuit de opdrachtgevende beleidsdirecties ten opzichte van de oorspronkelijke omvang van het werkpakket. Voorts heeft in de verantwoording een verschuiving plaatsgevonden van het product verificatie naar het product controle. Dit is het gevolg van het feit dat ten tijde van het opstellen van de oorspronkelijke begroting de definitieve definiëring van het product verificatie nog niet bekend was. Deze is in de loop van 2004 beperkt tot de TAB-verificaties. Hierdoor ontstaat in bovenstaande tabel een vertekend vergelijk tussen de oorspronkelijke waarde en de realisatie. De onderrealisatie op het product handhavingcommunicatie is het gevolg van het feit dat de gemiddelde personele formatie onvoldoende was bezet. Het betreft hier een relatief nieuw handhavinginstrument waarvan de implementatie langer heeft geduurd dan in eerste instantie was voorzien.

Doelmatigheidsgegevens

Resultaten doelmatigheid
Prestatie-indicatorNormMeetwaarde
Percentage gegronde klachten op aantal gecontroleerden0,02%0,002%
Goedkeurende accountantsverklaring.JaJa
Gemiddelde kostprijs per uur€ 76€ 70
Percentage gerealiseerde verkoopbare uren100%99,1%
Ziekteverzuimpercentage5,2%3,8%
Treffers bij (selecte) controles15%22,4%
Tijdigheid verificaties TAB60%64%

De doelmatigheidsscores zijn bepaald op basis van de realisatiecijfers over de periode januari tot en met december. Ten opzichte van de normering is de gemiddelde doelmatigheid met 18,3% is gestegen.

Gedurende het jaar 2005 is gebleken dat de invoering van het doelmatigheidsmeetplan leidt tot extra sturing op deze criteria door het management. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het aantal treffers bij controles is gestegen, wat deels ook volgt uit het instellen van controleselectie-units.

Plantenziektenkundigedienst (PD)

Kwantitatieve gegevens
Producten PD 2005EenheidAantal
Basistarief1stuks68 860
Zendingsinspecties2minuten1 612 015
Weringsinspecties groente en fruit3rekentonnen1 365 069
Weringsinspecties snijbloemen1 000 rekenstelen3 482 328
Bedrijfs- en perceelinspectiesinspecties17 242
Fytosanitaire beschikkingenaantal2 918
Enkelvoudige auditsaantal52
Samengestelde auditsfactureerbare uren665
Diagnosesfactureerbare uren30 132
Advies LNVfactureerbare uren28 263
Advies derden en overige overhedenfactureerbare uren12 294
Methodenontwikkelinguren3 956
Overige kennisontwikkelinguren15 950
Derden bedrijfs- en perceelinspectiesfactureerbare uren27 933
Gewasbeschermingsbeschikkingenuren4 317
Certificaten zonder inspectieaantal251 212
Documentcontrole (3)aantal76 455

1 Incl voorrijtarieven tot 1 april.

2 Incl omgerekende kwartieren tot 1 april.

3 Vanaf 1 april.

06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid

Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid

kst-30550-XIV-1-8.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Het doel van het LNV-beleid op het gebied van voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid is dat het gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel hoog blijft en dat er sprake is van een veilig en kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon. Zo worden gezondheidseffecten van voedselrisico’s beheerst, blijft het vertrouwen in voedsel behouden, zijn dieren gezond en worden de gevolgen van uitbraken van dierziekten beperkt.

Deze doelstelling richt zich daarmee op zowel de productie als de consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid en voedselveiligheid. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige manier met voedsel om te gaan.

In internationaal en Europees verband worden normen gesteld aan de voedselkwaliteit en diergezondheid. LNV draagt namens Nederland bij aan het totstandkomen van deze normen.

Binnen de internationale kaders is LNV verantwoordelijk voor het bieden van de (wettelijke) kaders waarbinnen producenten en consumenten elk hun verantwoordelijkheid kunnen invullen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN264 325424 698149 811109 97790 40219 576
       
UITGAVEN257 926419 356147 834110 85692 86317 993
Programma-uitgaven103 974360 09797 50655 73550 0775 658
U0611 Bewaking en verhoging van het diergezond-heidsniveau en bestrijding van dierziekten83 654304 26254 66227 80318 2079 596
– Preventieve diergezondheid 796472448607– 159
– I&R 3 6887 7544 7154 000715
– Monitoringsprogramma’s 7 2567 5399 5466 0003 546
– Handhaving EU dierziektevrije status 3 5482 1861 2241 000224
– Crisisorganisatie dierziektebestrijding 4 4834 7813 6916 600– 2 909
– BSE 00000
– BTW-Varkenspest  16 064000
– Vogelpest (AI) 259 91910 7261580158
– Schikking fokverbod KVP 24 0704 8807 93307 933
– Overig 50226088088
U0612 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit20 32055 83542 84427 93231 870– 3 938
– Ketengarantiesystemen 800 85800– 715
– Risicomanagement 6 3314 7791 9043 000– 1 096
– Handhaving niveau voedselveiligheid 8 84017 7557 9228 500– 578
– Destructie 37 87020 18117 93419 000– 1 066
– Overig 1 99412987570– 483
Apparaatsuitgaven153 95259 25950 32855 12142 78612 335
U0621 Apparaat153 95233 85617 4697 42912 259– 4 830
U0622 Baten-lastendiensten 25 40332 85947 69230 52717 165
       
ONTVANGSTEN170 36349 91255 14715 295015 295

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De bijdrage aan I&R is hoger uitgevallen door hogere uitvoeringskosten bij introductie van het paardenpaspoort en uitloop van de ontwikkeling van het I&R-systeem nieuwbouw runderen (opgenomen in de 1e suppletore begroting).

De uitgaven aan monitoringsprogramma’s worden gedeeltelijk verantwoord in het Diergezondheidsfonds. De bijdrage aan het DGF is hoger uitgevallen vanwege hogere uitgaven aan de reguliere bewakingsprogramma’s in 2003 en 2004 en betaling van claims van ondernemers m.b.t. kosten voor het ophalen van mest tijdens de AI-crisis in 2003 (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).

De uitgaven voor de crisisorganisatie dierziektebestrijding zijn lager vanwege het elders verantwoorden van uitgaven aan de MKZ-vaccinproductie (beleidsartikel 7). Verder vallen de uitgaven voor het beheer van de voorraad markervaccin Klassieke Varkens Pest (KVP) lager uit dan oorspronkelijk begroot.

Uitgaven voor Schikking fokverbod KVP waren niet begroot (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting) omdat de afwikkeling hiervan in 2004 was voorzien. De afwikkeling van de claims neemt als gevolg van juridische processen meer tijd in beslag dan gepland en loopt door tot in 2006.

De uitgave voor Ketengarantiesystemen is lager uitgevallen vanwege verschuiving van het LNV beleid naar Toezicht op Controle en Integrale ketenbenadering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Voor wat betreft Risicomanagement geldt dat er aan het fokkerijprogramma, dat de inzet van een scrapieresistente ram verplicht, lagere uitgaven zijn gedaan.

Destructie uitgaven vallen lager uit omdat o.a. het aanbod van kadavers in 2005 lager was dan begroot.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
Personeel VD78,968,55 33477,268,25 264
Personeel BRD  20611,655,3636
Personeel RDA3,080,02301,871,1127
Materieel  1 199  9 105
Overig apparaat  459  298
Bijdrage aan VWA/CE en VWA/RVV  33 983  16 725
Bijdrage AID  11 421  9 437
Bijdrage DR  2 289  1 194
Totaal apparaatsuitgaven  55 121  42 786

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) is per 1 maart 2005 overgegaan naar het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen van het ministerie van VWS.

LNV heeft een additionele bijdrage verstrekt voor de door Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA) gemaakte kosten voor de overdracht van de roodvleesbandkeuring naar de private sector (€ 9,3 mln.). Daarnaast heeft de VWA minder inkomsten gerealiseerd dan begroot als gevolg van de krimpende markt en sluiting van enkele slachterijen. Deze lagere inkomsten zijn door LNV gecompenseerd (€ 2,4 mln.). Daarnaast is de bijdrage verhoogd voor ontstane boventalligheid als gevolg van beleidswijzigingen (€ 3 mln.).

Als gevolg van een interne verschuiving worden ook uitgaven voor rechtsbescherming verantwoord op de bijdrage aan Dienst Regelingen (DR). Verder zijn extra activiteiten uitgevoerd in het kader van dierziektebestrijding.

De bijdrage aan de Algemene Inspectie Dienst (AID) is hoger door meer inzet voor controles op het gebruik van hormonen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
Totaal15 2950
EU-ontvangsten Vogelpest3 7680
EU-ontvangsten MKZ9 4720
I&R-Varkens7500
Overig1 3050

Toelichting op de ontvangsten:

Vanuit de EU zijn bijdragen ontvangen voor de MKZ-crisis 2001 en de AI-crisis 2003. De overige ontvangsten hebben onder meer betrekking op ontvangen bijdrage voor TSE testen op geiten (opgenomen in 1e en 2e suppletore begroting).

06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten

Het diergezondheidsbeleid is gericht op het voorkomen van uitbraken van aangifteplichtige dierziekten. Indien er desondanks toch een uitbraak plaats vindt, zijn de inspanningen van LNV erop gericht dat de gevolgen van een uitbraak beperkt blijven. In dat geval staan centraal het behoud van de gezondheid van de dierpopulatie en de bescherming van de volksgezondheid tegen risico’s die verband houden met dierziekten. Daarbij wordt rekening gehouden met de intrinsieke (eigen) waarde van het dier en worden verstoringen van de (inter)nationale handel zo veel mogelijk voorkomen.

In 2005 is geïnvesteerd in het voorlichten van de sector over dreigende uitbraken van dierziekten, de mogelijkheid het eigen bedrijf daartegen te beschermen en de noodzaak eventuele verdenkingen te melden. Met deze voorlichting is aandacht gevestigd op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor preventie van dierziekten.

LNV is primair verantwoordelijk voor de bestrijding van de zogeheten lijst A-dierziekten en een aantal voor de mens (levens)bedreigende zoönosen. In 2005 is de status «vrij van voormalige OIE lijst A-ziekten», en een belangrijk aantal voormalige OIE lijst B-ziekten, gehandhaafd.

In aanvulling op de reguliere monitoring heeft in dit kader in 2005 bemonstering plaatsgevonden van wilde vogels en van alle bedrijven met dieren gevoelig voor Aviaire Influenza. In het kader van de preventieve aanpak is adequate en actieve monitoring, bewaking en early warning van groot belang voor het zo vroeg mogelijk kunnen signaleren van een (potentiële) uitbraak.

Ten behoeve van een effectieve en doelmatige bestrijding van dierziekteuitbraken heeft LNV in 2005 verder gewerkt aan het optimaliseren van de crisisorganisatie op het terrein van diergezondheid en voedselveiligheid. In 2005 zijn de voorbereidingen afgerond voor een grootschalige oefening Mond- en Klauwzeer die begin 2006 heeft plaatsgevonden.

In 2005 is een project opgestart gericht op de implementatie van de tweede fase van de nieuwe Europese verordening I&R schapen en geiten. In verband met het complexe karakter van deze implementatie is door LNV besloten de streefdatum van 1 januari 2007 te verschuiven naar de (EU-verplichte datum) 1 januari 2008. In 2005 zijn voorbereidingswerkzaamheden uitgevoerd voor de uitvoering van een praktijkproef (pilot) in 2006.

Tenslotte is vermeldenswaard dat in 2005 een effectieve overgang van een aantal taken naar het PVV is gerealiseerd met betrekking tot het TSE-fokkerijbeleid bij schapen, dat als doel heeft het fokken van een scrapie-ongevoelige schapenstapel.

Streefwaarden

Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2005 zijn genoemd.

– In 2005 is de voorgenomen voorlichting uit het plan van aanpak over preventie en bestrijding van dierziekten uitgevoerd.

– De algemene en specifieke monitoring en Early Warning met betrekking tot de bestrijdingsplichtige dierziekten is voortgezet.

– In verband met vertraging in de bouw van het nieuwe I&R-systeem voor runderen zal het systeem op 1 april 2006 operationeel worden. De I&R-meldingsdiscipline is in 2005 voortgezet en bedroeg eind 2005 98.4%. Het aantal zwevende runderen is in 2005 verminderd tot onder de 10 000 en bedroeg eind 2005 2 493 runderen.

– De nieuwe I&R voorschriften voor schapen en geiten zijn per 1 juli 2005 geïmplementeerd. In 2005 heeft, onder meer via vakbladen, gerichte communicatie plaatsgevonden over de nieuwe verplichtingen inzake I&R schapen en geiten. De grote belangstelling (ruim 350 aanmeldingen) voor de in 2006 uit te voeren praktijkproef (pilot) met electronische I&R laat zien dat de sector bekend en betrokken is met de nieuwe I&R-verplichtingen.

– De door de EU verleende status officieel vrij te zijn van voormalige OIE lijst A-ziekten en een belangrijk aantal voormalige OIE lijst B-ziekten is gecontinueerd. In het kader van de Aviaire Influenza status zijn alle bedrijven met AI gevoelige dieren minstens 1 maal bemonsterd. In 2005 verliep uitvoering van het Early Warning nog niet optimaal. Verbetering van de naleving van Early Warning is in 2006 een belangrijk onderwerp.

– In het kader van het landelijke scrapiefokkerijprogramma was de fokkerijpopulatie eind 2005 grotendeels ongevoelig voor scrapie. Eind 2005 bestonden ongeveer 900 bedrijven volledig uit scrapie ongevoelige dieren.

– De LNV crisisorganisatie m.b.t. dierziekten en voedselveiligheid is in 2005 verder geoptimaliseerd. De beleidsdraaiboeken voor de bestrijding van Mond- en Klauwzeer en Afrikaanse Varkenspest zijn afgerond. Voor de (aanpassing van de) beleidsdraaiboeken Klassieke Varkenspest, Aviaire Influenza, Voedselveiligheid en Kernongevallen zijn concepten gereed. Met name t.a.v. de dreiging van Aviaire Influenza heeft LNV in 2005 extra inzet gepleegd.

– In november 2005 is, in samenwerking met de Duitse deelstaten Nordrhein Westfalen en Niedersachsen, een crisisoefening voor MKZ gehouden om de paraatheid van de crisisorganisatie op uitvoeringsniveau te toetsen.

– In 2005 is in overleg met alle partijen een aantal afspraken gemaakt over de beperking van de risico’s van insleep van dierziekten via reizigersbagage, inclusief controles daarop.

Prestatiegegevens

  Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentPrestatie  
Voorlichting, communicatieVoorlichtingprogramma’s preventie en bestrijding van dierziekten11
BasismonitoringBedrijfsbezoeken1 0091 000
 Telefonische consulten9 11011 000
 Secties GD5 9268 500
Monitoring KVPSecties GD4 1485 000
Monitoring WildOnderzoek wilde zwijnen378300
ScrapieprogrammaErfelijkheidstesten48 00035 000
 Geruimde bedrijven2075
Monitoring TSE’sMonitoring BSE521 880500 000 runderen
 Monitoring TSE schapen en geiten42 13024 000 schapen en geiten
Identificatie en registratieOplevering operationeel nieuwbouw I&R systeem rundper 1 april 20061
 Implementatie I&R schapen en geitenper 1 juli 2005 
 Controle en Handhaving I&R rundGerealiseerd5% van de houderijen
Herziening monitoring-systematiekUitwerking notitie voorgestane monitoringsprogrammaProject Voedselketeninformatie 
Bewakingsprogramma’sPrevalentieonderzoek Brucellose, Leucose, Brucella melitensis5 0265 200 bedrijven
Crisisorganisatie dierziektebestrijdingBeheervoorraad markervaccin KVPGerealiseerd 
 High Containment UnitGerealiseerd 
 Oefening crisisorganisatieGedeeltelijk uitgevoerd, gedeeltelijk voorbereid1
 Optimalisering draaiboeken bestrijdingsplichtige ziekten2 gereed4 concepten5

Toelichting op afwijkende prestatiegegevens

– De afname van secties bij GD wordt deels veroorzaakt door de afname van de veestapel en deels doordat dierenartspraktijken meer secties uitvoeren. Thans wordt onderzocht of de resultaten van die secties kunnen worden gebruikt als input voor de monitoring.

– De hogere realisatie bij de erfelijkheidstesten in het kader van het fokprogramma op scrapie-ongevoeligheid (GD) is te danken aan het succes van de verplichting tot het inzetten van scrapieresistente dekram, waardoor er veel meer veehouders testen hebben laten uitvoeren dan verwacht.

– Het lagere aantal geruimde bedrijven in het kader van het scrapiemonitoring en -bestrijding (VWA) is deels te verklaren doordat het bedrijf van oorsprong van positief geteste dieren niet met 100% zekerheid is te achterhalen.

– De toename van het aantal geteste dieren in het kader van de monitoring TSE schapen en geiten is veroorzaakt doordat vanaf februari 2005 (EU-verplicht) alle slachtgeiten boven de 18 maanden worden getest. Daarnaast zijn ook meer geitenkadavers getest.

06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselveiligheid

Het voedselkwaliteitsbeleid richt zich op het brede spectrum aan waarden dat verbonden is met de productie en consumptie van voedsel. De overheid wil niet alleen een hoog voedselveiligheidsniveau handhaven, maar ook bevorderen dat andere kwaliteitsaspecten worden geïntegreerd in de voedselkolom. Producenten worden aangezet tot de productie van kwalitatief hoogwaardige producten. Consumenten worden gestimuleerd om, op basis van adequate informatievoorziening, een bewuste en – vanuit kwaliteitsperspectief bezien – verantwoorde keuze te maken bij de samenstelling van het voedselpakket. Daarbij wil de overheid de consument ook bewust maken van het belang van een zorgvuldige voedselbehandeling- en bereiding.

Ook in 2005 is met succes de veiligheid gewaarborgd van voedselproducten en- ketens, hoofdzakelijk door implementatie en controle en handhaving van (meest) Europese wet- en regelgeving. De VWA en AID hebben een belangrijk aandeel in het beheersen en reduceren van de belangrijkste risico’s voor de voedselveiligheid. Uit de VWA-monitor is gebleken dat consumenten zich ten opzichte van het voorgaande jaar minder zorgen maken over de veiligheid van voedingsmiddelen (VWA-monitor, medio 2005).

In 2005 heeft LNV de controle- en opsporingsactiviteiten geïntensiveerd en met succes afgerond.

Er is goede voortgang geboekt met het beleid t.a.v. zoönosen en TSE’s. Het multidisciplinaire onderzoek naar beheersstrategieën voor Campylobacter is afgerond, waardoor de Tweede Kamer kon worden geïnformeerd over de herijking van het beleid en de invoering van het verbod per 2007 op Salmonella en Campylobacter besmet vers pluimveevlees.

In het kader van het transparant maken van de voedselproductieketen zijn in 2005 twee pilotprojecten gerealiseerd. LNV zal samen met EZ een keurmerkensite ontwikkelen waarmee consumenten zich kunnen informeren over de betekenis van keurmerken. Daarnaast heeft het Voedingscentrum Nederland de Ketencampagne succesvol afgerond, die dient om consumenten bewust te maken van de voedselproductieketen en hun eigen invloed daarop. Aanvullend is een meerjarenplan opgezet voor de communicatie over voedselkwaliteit en zal het LEI een onderzoek uitvoeren naar «consumenten en vraagsturing». Dit zal input zijn om het consumentenbeleid van LNV strategisch vorm te geven.

De minister van VWS heeft in 2005, mede namens zijn collega van LNV, de Tweede Kamer toegezegd in 2006 een gezamenlijke reactie te geven op de afgeronde evaluatie van het Besluit Biotechnologie bij dieren. Daarbij zal worden bezien hoe de regelgeving vereenvoudigd kan worden met één toets voor vervaardiging van genetisch gemodificeerde proefdieren. Handhaving van het Besluit biotechnologisch handelen bij dieren zal niet leiden tot meer inzicht in de ethische aanvaardbaarheid van de toepassing van biotechnologie bij dieren voor medisch onderzoek. Wel kan geconstateerd worden dat de instelling van het Besluit de aandacht voor de positie van het dier expliciet en onvermijdelijk heeft gemaakt.

Streefwaarden

Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2005 zijn genoemd.

– Inzake het traject «toezicht op controle diervoedersector» (GMP+) is besloten voor de evaluatie in 2007 geen zelfcontrole te laten plaatsvinden. Wel is een bijdrage geleverd aan de versterking van de private controle op het diervoederstransport (pilot Transport en Logistiek Nederland en het Produktschap Diervoeder). Daarnaast heeft de VWA een intentieverklaring getekend met TRUSQ (een samenwerkingsverband van de zes grootste diervoederproducenten), waarbinnen een pilot toezicht op controle zal worden uitgevoerd.

– Uit de jaarlijkse VWA-monitor (medio 2005) bleek dat het consumentenvertrouwen redelijk hoog is gebleven. Ten opzichte van het voorgaande jaar maken consumenten zich minder zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen.

– Het huidige niveau van voedselveiligheid is gewaarborgd door (afspraken over) doeltreffend en doelmatig toezicht en controle op (meest Europese) wet- en regelgeving:

– de Europese kaderrichtlijn voedselveiligheid, de Algemene Levensmiddelenverordening;

– de (nieuwe) Europese diervoederregelgeving;

– de regelgeving m.b.t. veilige en verantwoorde verwerking van destructiemateriaal;

– Europese verordeningen m.b.t. de etikettering en traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

– Na een aanbestedingsprocedure zijn contracten afgesloten met drie initiatiefnemers voor het uitvoeren van pilots binnen het Programma Alternatieve Verwerking slachtafvallen. De verwachting is dat deze pilots in 2006 daadwerkelijk zullen gaan draaien.

– De registratiekosten van diergeneesmiddelen zijn met ingang van 2005 volledig door de aanvragers opgebracht.

– In 2005 is de continuïteit en zorgvuldigheid van de vergunningverlening voor biotechnologisch handelen bij dieren geborgd door verdere professionalisering van de vergunningverlening. In 2005 zijn niet alle vergunningen binnen de wettelijke termijnen afgehandeld; de daaraan ten grondslag liggende aanloopproblemen zijn inmiddels opgelost.

Prestatiegegevens

InstrumentPrestatieRealisatie 2005Begroting 2005
KetengarantiesystemenVisie op de voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en uitwerken de rol van de overheidOnderdeel beleidskader Toezicht op Controle 
 Overeenkomst met keten voor de toepassing van ketengarantiesystemen en overschakelen naar «toezicht op controle»2 pilotprojecten2
Traceerbaarheid en HACCPPlan van aanpak stimulering met beschrijving van verantwoordelijkheid overheid en bedrijfslevenGerealiseerd Onderdeel implementatie General Food Law 
OnderzoekAnalyse van interventiestrategieën bestrijding campylobacterGerealiseerd 
 Onderzoeksproject vraagsturing11
Algemene LevensmiddelenverordeningImplementatie diverse onderdelen:– hygiëneverordeningen– diervoederhygiëneverordening– controleverordening Feed & FoodPer 1 januari 2006 
ConsumentenplatformBijeenkomsten Consumentenplatform33
 Consumentenpanels99
 Consumentenenquêtes33
Bestrijding en beheersing zoönosenSalmonella ruiming, beheersing campylobacterGerealiseerd 
Transparantie product en productiewijzePilotprojecten22
Communicatie en voorlichtingConsumentenonderzoek, informatievoorziening via internet, telefoon, media en lesmateriaalGerealiseerd 
Handhaving en toezichtInspecties, analyses, erkenningsverplichtingen en (overige) toezichtstaken overeenkomstig regelingsafspraken met de VWA/RVV, AID, COKZ, DR, etc.10 rapportages, aangevuld met diverse afzonderlijke rapportages12 rapportages
 Handhaving verbod illegale groeibevorderaars door inzet AID3 periodiek rapportages, aangevuld met diverse afzonderlijke rapportages4 rapportages
Verwerking dierlijke bijproductenPilots alternatieve verwerking slachtafvallen3 contracten voor pilots3

Toelichting op prestatiegegevens

– Ketengarantiesystemen: de focus van het LNV beleid is verschoven van ketengarantiesysteem naar Toezicht op Controle en Integrale ketenbenadering. Er is daarom geen aparte visie tot stand gekomen. De voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en een uitwerking van de rol van de overheid zijn opgenomen in het in 2005 opgestelde beleidskader toezicht op controle.

– Traceerbaarheid en HACCP: er is geen afzonderlijk plan van aanpak opgesteld voor de implementatie van HACCP en traceerbaarheid. Dit beleidsonderdeel is uitgevoerd binnen de implementatie van het hygiënepakket.

Evaluatie

In 2005 zijn een tweetal evaluaties uitgevoerd van oefeningen van de crisisorganisatie op het gebied van voedselveiligheid en dierziektebestrijding:

– Naar aanleiding van de resultaten van de crisisoefening voedselveiligheid, die in december 2004 is gehouden, is begin 2005 een evaluatie opgesteld. Op grond van de evaluatie is het concept-beleidsdraaiboek crisisbeheersing voedselveiligheid aangepast.

– In 2005 heeft LNV deelgenomen aan de interdepartementale crisisoefening «Nationale Stafoefening Nucleair» van 25 mei 2005. Op 3 november is de evaluatie van deze crisisoefening door de minister van BZK en staatssecretaris van VROM naar de Tweede Kamer gestuurd. Op grond van de evaluatie zal het LNV-beleidsdraaiboek voor de bestrijding van de gevolgen van kernongevallen worden aangepast en zal tevens het LNV Handboek crisisbesluitvorming op enkele punten worden uitgebreid.

In de Europese verordeningen aangaande etikettering en traceerbaarheid van GGO’s, die 18 april 2004 van kracht zijn geworden, is opgenomen dat deze eind 2005 zullen worden geëvalueerd. Om input te kunnen leveren voor de Europese evaluatie heeft LNV in 2005 onderzoek gedaan naar de administratieve en uitvoeringslasten van de verordeningen voor de Nederlandse overheid en bedrijfsleven. Verder is onderzocht in hoeverre de keuzevrijheid die de verordeningen bieden door etikettering voldoet aan de verwachting van de consument. Naar aanleiding van de resultaten zal nog een standpunt geformuleerd worden door Nederland bij de behandeling van de uitkomsten van de Europese evaluatie.

De Europese Commissie heeft in 2005 een evaluatie uitgevoerd van de uitvoering van de verordening dierlijke bijproducten. In deze evaluatie zijn – onder meer – meegenomen de resultaten van de FVO-missies in de 25 lidstaten. Deze resultaten zijn, samen met de «compliance reports» van de lidstaten, gepresenteerd aan de Landbouwraad in het «Report on Animal by-products». Naar aanleiding hiervan is overeengekomen dat de Europese verordening dierlijke bijproducten zal worden herzien; een nationale beleidsevaluatie zal hiervan onderdeel uitmaken.

Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

Prestatie-indicatoren
 Begroting 2005Realisatie 2005
Inspectie levensmiddelen87 18984 144
Inspectie niet-levensmiddelen12 64915 201
Inspectie veterinair-technologisch13 02610 162
Inspectie drank horeca tabak32 53629 721
Inspecties import4 3004 403
Monsteronderzoek microbiologisch51 89051 184
Monsteronderzoek chemisch63 36064 491
Monsteronderzoek centrale handhaving12 60014 908
Aantal keuringsuren879 050877 652

Kwaliteitsindicatoren

Er is onderscheid tussen inter- en extern gerichte kwaliteitsindicatoren

  Prognose 2005Realisatie 2005
Intern gerichte indicatoren   
Doorlooptijd monsters 90% < 10 weken95% < 10 weken
Doorlooptijd proces-verbaal 90% < 1 jaar71% < 1 jaar
Doorlooptijd bestuurlijke boete  90% < 20 weken61% < 20 weken
Percentage herinspecties 20%17%
Percentage maatregelen n.a.v. inspecties 20%25%
Percentage maatregelen n.a.v. monsteronderzoek 20%4%
Realisatie geïncasseerde versus opgelegde bestuurlijke boete 96%93%
Extern gerichte indicatoren   
Aantal bezwaarschriftenLNV9066
 VWS102
 Dierziektenp.m.
Aantal schadeclaimsLNV/VWS10068
 Bedragp.m.€ 51 750
Aantal klachtentotaal330211
 – welzijn – 38
 – certificering – 69
 – algemeen – 14
 – bestemming – 13
 – identificatie – 17
 – traces – 60

07 Kennisontwikkeling en innovatie

Kennisontwikkeling en innovatie

kst-30550-XIV-1-9.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is het ontwikkelen van kennis die van meerwaarde is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en een duurzaam gebruik van de groene ruimte door alle actoren.

Het doel wordt gerealiseerd langs de volgende drie beleidslijnen:

Kennisbasisonderzoek: het instandhouden van een (onderzoeks)kennisinfrastructuur (7.13).

Beleidsondersteunend onderzoek: onderzoek gericht op de beantwoording van kennisvragen (7.14).

Wettelijke onderzoekstaken (7.15).

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN419 649343 756261 583213 252201 49011 762
       
UITGAVEN310 276316 098309 301220 163205 55614 607
Programma-uitgaven301 896309 869304 846215 979201 18114 798
U0713 Kennisbasis 118 067121 33132 58126 5516 030
– Bekostiging WU 97 77996 317   
– DLO, strategisch onderzoek 20 28825 01432 58126 5516 030
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek 158 552128 318120 077123 180– 3 103
– Stimuleringsprogramma’s 17 7717 9098 17011 715– 3 545
– Bijdrage Innovatienetwerk 3 2803 3823 2203 514– 294
– Bijdrage DLO 136 101114 474106 41298 8777 535
– Open programmering onderzoek 1 4002 5532 2759 074– 6 799
U0715 Wettelijke onderzoekstaken 33 25055 19763 32151 45011 871
Apparaatsuitgaven8 3806 2294 4554 1844 375– 191
U0721 Apparaat8 3806 2294 4554 1844 375– 191
       
ONTVANGSTEN13 47416 17117 44010 64615 158– 4 512

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie houdt met name verband met meer onderzoekswerkzaamheden door DLO in opdracht van LNV (€ 7,4 mln.), productie en registratie van het MKZ-vaccin (€ 2,2 mln.) en de toegekende loonbijstelling (€ 1,9 mln.). (opgenomen in de 1e/2e suppletore wet).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
Personeel DWK/DK Den Haag40,464,22 59549,159,82 936
Personeel Innovatienetwerk10,570,774310,581,6857
Materieel DWK/DK Den Haag  178  95
Materieel Innovatienetwerk  459  208
Overig apparaat  209  312
Totaal apparaatsuitgaven  4 184  4 408

In het voorjaar 2005 zijn Directie Wetenschap en Kennisoverdracht (DWK) en het Expertisecentrum LNVopgegaan in de nieuwe beleidsdirectie Kennis. De apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen 7 (Kennisontwikkeling en innovatie), 8 (Kennisvoorziening) en 9 (Kennisverspreiding) die betrekking hebben op directie Kennis locatie Den Haag en het InnovatieNetwerk worden in overeenstemming met de begroting 2005 onder begrotingsartikel 7 verantwoord. Directie Kennis locatie Ede wordt (conform de begroting) in 2005 verantwoord onder begrotingsartikel 11. In 2006 zullen de apparaatsuitgaven van beide vestigingen van Directie Kennis verantwoord worden binnen eenzelfde beleidsartikel (26 Kennis en Innovatie).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2005Begroting 2005
Totaal10 64615 158
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen8 98911 141
FES-ontvangsten/diverse ontvangsten7214 000
Diverse ontvangsten onderzoek432 
Ontvangsten apparaat DWK50417

Op het onderdeel «rente en aflossing» werd per saldo € 2,2 mln. minder ontvangen. Oorzaak is het niet realiseren van een geraamde afdracht door DLO aan LNV in verband met verkoopopbrengsten.

De geraamde FES-ontvangsten worden doorgeschoven naar 2006 en volgende jaren.

Diverse ontvangsten onderzoek hebben betrekking op verschuivingen binnen de LNV-begroting (€ 0,7 mln.) en teruggevorderde bedragen die in voorgaande jaren teveel waren toegekend (€ 0,9 ).

07.13 Kennisbasis

Operationele doelstelling is het instandhouden van een (onderzoeks) kennisinfrastructuur voor deagrofoodsector en de groene ruimte door middel van het ontwikkelen van strategische expertise.

De richting van de kennisbasis op hoofdlijnen is vastgelegd in het Strategisch Plan 2003–2006 van Wageningen UR. Dit plan is geen statisch geheel en wordt op basis van jaarlijkse strategische conferenties met deelname van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, de kenniswereld en het beleid geactualiseerd in jaarplannen. De inhoudelijke strategische planning op het niveau van kenniseenheid wordt hiermee dynamisch ingevuld. Een nieuwe planning- en verantwoordingssystematiek voor de kennisbasis WUR/DLO is in 2005 afgerond. De voorbereiding van een nieuw strategisch plan voor de periode na 2006 is gestart.

Binnen het totale DLO-budget is de kennisbasis WUR/DLO in 2005 opnieuw verruimd, waardoor de mogelijkheden voor andere partijen, waaronder het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen, om samenwerkingsrelaties met Wageningen UR aan te gaan werden verbeterd. Tot en met 2007 is een verdere verruiming aan de orde. De inhoudelijke invulling is zowel ingegeven door uitkomsten van de visitaties van de afzonderlijke instituten als door wensen en financieringsmogelijkheden door derden, bijvoorbeeld Europese Commissie en bedrijfsleven.

Streefwaarden

A Aanwezigheid goedgekeurd strategisch plan en rapportage resultaten programma’s kennisbasis
OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Goedgekeurd strategisch planaanwezigaanwezigaanwezig
Rapportage over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma.Rapportage over 2003 aanwezigRapportage over 2004 aanwezigaanwezig

De 2e strategische conferentie heeft in maart 2005 plaats gevonden.

B Positieve beoordeling wetenschappelijke kwaliteit DLO
OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Positieve beoordelingen door visitatie100%100%100%

In 2005 waren geen visitaties gepland. Het oordeel is daarom gebaseerd op eerdere visitaties.

C Beoordeling DLO als «gezonde organisatie»
Omschrijving streefwaardeRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Adequate verantwoording (periodieke managementrapportage en jaarverslag)aanwezigaanwezigaanwezig

De in managementrapportage en jaarverslag opgenomen verantwoording sluit aan op het gevraagde.

Vanwege een verslechtering van rendement en weerstandsvermogen DLO alsmede afnemendeinkomsten en perspectieven op marktontwikkelingen past WUR zich momenteel als organisatie aan.

Het betreft afbouw van expertise waar geen vraag naar is, kostenreductie op overhead/ondersteuning en het versterken van de marktpositie (Focus 2006). Het in 2005 gerealiseerde traject is in overeenstemming met deze plannen.

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentAantalUitgavenAantalUitgavenAantalUitgaven
DLO kennisbasisonderzoek 25 014 32 581 26 551
Wageningen Universiteit promoties214     
WU Onderzoekscholen6     

De uitgaven voor kennisbasisonderzoek zijn binnen het totale DLO-budget (afspraak in Rijksbegroting LNV 2005) verhoogd. De autonome bijdragen (met name rente en aflossing van aan DLO verstrekte leningen) zijn ook besteed uit dit begrotingsonderdeel (in de begroting 2005 waren de autonome bijdragen opgenomen onder 7.14 bouwtaken en integratievergoeding). Prestatiegegevens over promoties en onderzoekscholen worden ingaande 2005 begroot en verantwoord binnen artikel 8 Kennisvoorziening.

07.14 Beleidsondersteunend onderzoek

Operationele doelstelling is het generen van nieuwe kennis ter beantwoording van (kennis-) vragen vanoverheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.

Het vraagarticulatieproces is in 2005 versterkt. Binnen het beleidsondersteunend onderzoek is de onderzoekprogrammering nu gekoppeld aan de hoofdbeleidsthema’s van LNV.

Een meetmethode voor kennisbenutting is geïmplementeerd. In 2006 wordt deze verder uitgebouwd.

De waardering van gebruikers binnen en buiten de overheid voor de resultaten (beantwoording vangestelde vragen, doorwerking en benutting) van beleidsondersteunend onderzoek bij de WUR/DLO is hoog. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek naar kennisbenutting.

De middelen die zijn ingezet ten behoeve van het onderdeel stimuleringsprogramma’s hebben resultaten opgeleverd in de vorm van rapporten van instellingen als NWO, RIVM, Louis Bolk Instituut en de onafhankelijke Technology Assesment Stuurgroep. Ook in 2005 is hiermee onderzoek dat in samenwerking tussen kennisinstituten tot stand komt gestimuleerd. Bruggen tussen verschillende disciplines in de kennisarena op belangrijke terreinen als landbouw en milieu, ethiek en (dierlijke) productie en biologische landbouw zijn hiermee geslagen. Belangrijke onderdelen in 2005 waren het Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw (Transforum Agro en Groen) en de POP-cofinanciering.

Het InnovatieNetwerk Groene ruimte en Agrocluster leidt tot goede bruikbare resultaten (zie voor een nadere toelichting onder «evaluatie»). Onder de naam InnovatieNetwerk worden de activiteiten voor een volgende periode van 5 jaar (2006–2010) gecontinueerd met handhaving van de kerntaak: het ontwikkelen en realiseren van systeeminnovaties.

Er zijn ook projecten aanbesteed in de open kennismarkt (open programmering). Onderwerpen waren onder andere «Sleepnetvisserij», «Duurzaam bodemgebruik» en «Effecten toenemende marktwerking lokale economie».

De resultaten van de door LNV gefinancierde kennis, inclusief de kennisontwikkeling ten behoeve van beleidsondersteuning, zijn toegankelijk gemaakt via internet, www.kennisonline.wur.nl, alsmede op het virtuele informatie- en communicatieplatform www.groenkennisnet.nl waarvan binnen het groen onderwijs veel gebruik wordt gemaakt.

Streefwaarden

Beoordeling beleidsondersteunend onderzoek vanuit het beleidsdomein voedsel en groen
OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Percentage positief beoordeelde programma’s100 %=> 90%
Percentage kennisbenutting afgerond onderzoek75%70 % 

Jaarlijks vindt beoordeling plaats van de mate waarin is beantwoord aan vooraf gestelde vragen en bepaling van de kennisdoorwerking bij gebruikers (van het lopende onderzoek). Daarnaast is een meetmethode ontwikkeld voor de mate waarin kennis een jaar na publicatie van de onderzoekresultaten benut wordt.

Prestatiegegevens

}

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Instrument Uitgaven Uitgaven Uitgaven
WUR/DLO onderzoekprogramma’s 114 474 106 412 93 399
WUR/DLO bouwtaken en integratievergoeding     4 878
Stimuleringsprogramma’s 7 909 8 170 11 715
Innovatienetwerk groene ruimte en agrocluster 3 382 3 220 3 514
Open programmering onderzoek 2 553 2 275 9 074

Aan WUR/DLO zijn additionele opdrachten verstrekt passend binnen en gedekt uit andere begrotingsonderdelen. WUR/DLO bouwtaken en integratievergoeding zijn besteed binnen begrotingsonderdeel 7.13 Kennisbasis. Voor de overige onderdelen (niet WUR/DLO) is een beperkter dan geraamd programma tot uitvoering gekomen vanwege vertraging bij de uitvoering. De niet binnen open programmering onderzoek bestede middelen zijn grotendeels ingezet om tekorten bij de wettelijke onderzoekstaken op te lossen.

07.15 Wettelijke onderzoekstaken (WOT)

Operationele doelstelling is het nakomen van wettelijke verplichtingen en geratificeerde internationaleverdragen voor zover daarin onderzoeksverplichtingen voor LNV zijn opgenomen.

Alle WOT-uitvoeringsovereenkomsten zijn door de Commissie van toezicht (die op basis van de uitvoeringsovereenkomsten door LNV en WUR is ingesteld) positief beoordeeld (zie onderstaande streefwaarde). De desbetreffende overeenkomsten leiden tot voor het LNV-beleid essentiële informatie met betrekking tot dierziekten, voedselveiligheid, natuur- en milieubeleid en de economische situatie van de groene sector. Er is een traject gestart om uitgaven voor het in stand houden van een noodvoorraad MKZ-vaccin te beperken. Nieuwe uitvoeringsovereenkomsten op het gebied van Informatievoorziening natuur en Advisering natuur en milieu zijn voorbereid.

Streefwaarden

Rapportage over behaalde resultaten
OmschrijvingRealisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Percentage jaarprogramma’s met positieve beoordeling100%100 %100%

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentAantalUitgavenAantalUitgavenAantalUitgaven
DLO clusters WOT855 197663 321751 450

Alle voorgenomen WOT-uitvoeringsovereenkomsten zijn uitgevoerd: Besmettelijke dierziekten, Voedselveiligheid, Genetische bronnen (inclusief Europese en nationale rassen), Natuur Milieu Planbureau, Wettelijk visserij onderzoek en Economische informatievoorziening. Daarnaast is de MKZ-vaccinproductie uitgevoerd. Het verschil met realisatiecijfer 2004 en begrotingscijfer 2005 is een gevolg van het feit dat Europese en nationele rassen (in 2004 en 2005) en MKZ-vaccinproductie (in 2004) nog als aparte overeenkomsten werden beschouwd.

De uitgaven voor productie en registratie MKZ-vaccin waren € 6,6 mln. hoger dan geraamd vanwege registratieverplichtingen en tegenvallers m.b.t. eerder geraamde verkoopopbrengsten. De resterende verhoging van de uitgaven betreft verschuivingen binnen de begroting als gevolg van het opnemen in WOT-uitvoeringsovereenkomsten van onderdelen die eerder deel uitmaakten van de programmering beleidsondersteunend onderzoek. Het onderdeel beleidsondersteunend onderzoek is daardoor structureel met een overeenkomstig bedrag verlaagd.

Evaluatie

Het InnovatieNetwerk Groene ruimte en agrocluster is geëvalueerd. Het InnovatieNetwerk heeft over de periode 2001–2005 een groot aantal grensverleggende concepten voor systeemvernieuwingen ontwikkeld. Kas als energiebron, Agroparken, Nieuwe dorpen, Smaaklessen, Tuinbouwcluster Academie en Coolboxx zijn daarvan voorbeelden. Deze concepten zijn door de praktijk positief onthaald en beloven grotendeels tot concrete toepassing te komen.

M&O beleid

Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt ondermeer tegengegaan doordat een verklaring van deinstellingsaccountant vereist is waarin deze verklaart dat voldaan is aan de geldende wet- enregelgeving.

08 Kennisvoorziening

Kennisvoorziening

kst-30550-XIV-1-10.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is het waarborgen van een kwalitatief hoogwaardig stelsel van groen voorbereidend, middelbaar en hoger beroepsonderwijs, alsmede universitair onderwijs dat goed toegankelijk is en doelmatig functioneert.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN416 550513 614584 933615 533574 22841 305
       
UITGAVEN400 375423 230463 315590 380561 97128 409
Programma-uitgaven400 375423 230463 315590 380561 97128 409
U0811 Voorzieningen groen onderwijs400 375423 230463 315590 380561 97128 409
– Bekostiging WU32 27335 24439 791140 906135 9364 970
– Bekostiging HBO-groen52 44952 60055 39755 25755 448– 191
– Bekostiging VMBO/MBO groen315 002334 717354 627380 392359 34421 048
– IPC’s  12 82713 15010 5792 571
– ASC-subsidie65166967367566411
       
ONTVANGSTEN8013395552 297302 267

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie is grotendeels een gevolg van loon- en priisbijstelling (opgenomen in de 2e suppletore begroting) en de versnelde uitbetaling van de zkoo-vergoeding i.v.m het nieuwe zorgstelsel (€ 16,7 mln.) Leerlinggebonden ICT-bijdragen (€ 3,7 mln.), middelen voor kinderopvang en extra zorg (€ 0,6 mln.) en middelen voor veiligheid (€ 0,9 mln.), inventaris (€ 0,6 mln.), materieel (€ 0,7 mln.) en arbeidsmarktbeleid (€ 1,7 mln.) zijn vanuit artikel 9 toegevoegd aan de rijksbijdrage voor VMBO en MBO-groen (AOC’s). De bijdrage aan de IPC’s is verhoogd met € 2,2 mln. op basis van de wettelijke voorwaarden (opgenomen in de 1e suppletore begroting).

De verplichtingenrealisatie valt €12,9 mln. hoger uit dan de uitgavenrealisatie vanwege het vastleggen van de rijksbijdrage 2006 in 2005, inclusief een stijging van loon- en prijsbijstelling 2005 (€1,7 mln.) en leerlingaantallen mbo/vmbo (€ 11,2 mln.).

De hogere ontvangstenrealisatie is een gevolg van teruggevorderde bedragen die in voorgaande jaren teveel waren toegekend.

08.11 Voorzieningen groen onderwijs

Operationele doelstelling is het bevorderen en waarborgen van aanbod en kwaliteit van voorzieningen van groen voorbereidend, middelbaar en hoger beroepsonderwijs alsmede universitair onderwijs en onderzoek door adequate bekostiging, toezicht en monitoring van financiële en inhoudelijke kengetallen.

De bekostiging van het groen onderwijs heeft plaats volgens het wettelijk kader, geldende regelingen en afspraken. Waar relevant is voor adequate bekostiging en toezicht afgestemd met OCW. In het kader van de uitvoering van het Plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2003–2004, 27 417, nr. 7) is een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar mogelijke verschillen in bekostigingsniveau als gevolg van de bekostigingsvoorschriften voor de groene instellingen (AOC en HBO groen) en de door OCW bekostigde instellingen voor VMBO, MBO en HBO. De uitkomsten zijn opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2005–2006 27 417 nr. 10). Algemene conclusie is dat de verschillen in bekostigingsniveau klein zijn en geen aanleiding geven tot actie. Bekostiging van AOC’s loopt ingaande 2005 in opdracht van LNV via Cfi (agentschap OCW). Voor het HBO-groen was dit al in 2004 het geval. LNV en OCW werken nauw samen in het kader van het «Vervolgonderzoek Rekenschap» (Commissie Schutte). Onderzoeken bij de instellingen zijn afgerond en de terugvorderingen zijn grotendeels afgehandeld.

Streefwaarden

A Kwaliteit van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek LNV-instellingen
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Positieve beoordeling Onderzoekscholen (erkenning KNAW)gerealiseerdgerealiseerd
Positieve beoordeling WO en HBO onderwijs (accreditatie NVAO)gerealiseerdgerealiseerd
Positieve beoordeling MBO onderwijs (volgens kwaliteitsonderzoek inspectie)zie toelichtinggerealiseerd
Positieve beoordeling VMBO onderwijs (volgens kwaliteitsonderzoek inspectie/kwaliteitskaartzie toelichtinggerealiseerd

(Her-) erkenning van onderzoeksscholen vindt plaats op basis van het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoeksscholen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De onderzoekscholen C.T. de Wit Onderzoekschool for Production Ecology and Resource Conservation (PE&RC) en Wageningen Institute of Animal Sciences (WIAS) zijn op basis van beoordeling in 2004 (met waarderingen«good» tot «excellent») in 2005 hererkend. In 2005 waren (conform het 6-jaarlijks traject) geen herbeoordelingen aan de orde.

De kwaliteit van alle opleidingen WO/HBO-groen wordt gewaarborgd via accreditatie (op basis van positieve beoordelingen in visitatierapporten) en de toets nieuwe opleidingen door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie. Alle door LNV bekostigde opleidingen WO/HBO waren in 2005 geaccrediteerd. In 2005 is het rapport gepubliceerd van de WU-visitatie (2004/2005) Life Sciences and Natural Resources. Het oordeel van de visitatiecommissie is overwegend voldoende. De nieuwe WU-opleiding Aquaculture and fisheries is in 2005 door de NVAO positief getoetst. Voor het HBO zijn in 2005 de bestaande opleidingen Laboratoriumtechniek en Tropische landbouw agri-systems management geaccrediteerd en de nieuwe opleiding Project en procesmanagement land en water positief getoetst (allen van Van Hall/Larenstein). In de in 2005 door de NVAO gepubliceerde meta-evaluatie van de visitatie HBO-landbouwwetenschappen (over-all oordeel voldoende) wordt geconstateerd dat drie van de vijf instellingen onvoldoende scoren voor interne kwaliteitszorg. De NVAO constateert dat de kwaliteitszorgcyclus vaak blijft steken bij het evalueren en bijstellen van de module-inhoud terwijl de stap naar een gericht verbeterbeleid niet helder wordt gemaakt. LNV treedt in overleg met de sectoren om aanpak van de gesignaleerde punten te bespreken.

De kwaliteit van de opleidingen VMBO en MBO wordt driejaarlijks beoordeeld door de Inspectie van het onderwijs. De beoordeling heeft betrekking op drie aspecten, namelijk kwaliteitszorg, onderwijs/leren en opbrengsten. Op basis van het driejaarlijks beoordelingstraject voldoet kwaliteitszorg bij twee AOC’s (van de 12) nog niet aan de norm. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar (6 niet voldoende). Onderwijs/leren en opbrengsten voldoen nog niet bij respectievelijk twee en zes instellingen. Dit is een iets lagere score dan vorig jaar (resp. 0 en 5 niet voldoende). Volgens het Onderwijsverslag 2005 scoort het groen mbo gemiddeld iets beter dan het overig mbo. Het groen vmbo moet zich volgens de Onderwijsinspectie op de onderdelen die met formele verantwoording te maken hebben (kwaliteitszorg en onderwijstijd) en specifieke deskundigheid (toetsing) verbeteren.

B Alle instellingen voor «groene opleidingen» hebben hun solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit (ten behoeve van continuïteit van de instellingen) op orde
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Aantal WO-groen instellingen11
Aantal HBO-groen instellingen16
aantal MBO/VMBO-groen instellingen (inclusief IPC’s en Aequor)1315

Het onder de norm blijven van een instelling moet binnen de context van de instelling worden bezien en komt na onderzoek naar de oorzaken in overleg met de desbetreffende instelling aan orde. Er zijn in samenwerking met OCW maatregelen genomen om te voorkomen dat een bepaalde instelling ten gevolge van terugvordering in het kader van het «Vervolgonderzoek rekenschap» in de gevarenzone komt. De acute financiële problematiek bij Stichting STOAS is in 2005 opgelost. Enerzijds door een éénmalige extra bijdrage van LNV en anderzijds doordat Stichting STOAS per 1 januari 2006 met Aeres-Groep fuseert en een strategische alliantie aangaat met HAS Den Bosch.

De solvabiliteit wordt als «redelijk tot goed» beoordeeld indien het eigen vermogen (inclusief egalisatierekening, exclusief voorzieningen) meer dan 10% bedraagt van het totaal vermogen. Bij één HAO-instelling (dezelfde instelling als het voorafgaande jaar) is dit niet het geval. De liquiditeit is redelijk tot voldoende wanneer de vlottende activa tenminste 60% bedragen van de kortlopende schulden. Bij twee HAO-instellingen (waarvan er één in het voorafgaand jaar ook onder de norm scoorde) en twee AOC’s (zelfde instellingen als in het voorafgaand jaar) is dit niet het geval. De rentabiliteit wordt als acceptabel beoordeeld indien het resultaat groter is dan – 1% van de totale baten (uit gewone bedrijfsvoering). Eén HAO-instelling en een AOC scoorden lager (bij de HAO-instelling was dit in het voorafgaand jaar ook zo). Bevindingen in dit kader worden in gesprekken met instellingen aan de orde gesteld.

C Er is sprake van een geslaagde instroom binnen het groen onderwijs
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Geslaagde instroom WO-groen91%=> 90 %
Geslaagde instroom HBO-groen77 %=> 90 %
Geslaagde instroom MBO-groen81 %=> 90 %
Geslaagde instroom VMBO-groen92 %=> 90 %

De niet geslaagde instroom wordt gemeten aan de hand van het aantal leerlingen dat in het 1e jaar van inschrijving de instelling verlaat. De instroom per onderwijssector wordt als geslaagd beschouwd als het aantal voortijdige schoolverlaters niet groter is dan 10 % (norm begroting 2005). In lijn met OCW-beleid zijn en worden maatregelen genomen om het vroegtijdig schoolverlaten te beperken door middel van maatregelen op het gebied van competentiegericht leren en doorstroming VMBO–MBO.

D Alle instellingen voor «groene opleidingen» realiseren een acceptabel diplomarendement
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
WO-groen11
HBO-groen06
MBO-groen112
VMBO-groen1212

Het diplomarendement van een WO-, HBO- of MBO-instelling wordt (norm begroting 2005) acceptabel geacht als minimaal 75 % van de uitstroom een diploma behaalt. Voor het VMBO bedraagt dit percentage 85 %.

Hoewel maar één MBO- en geen enkele HBO-instelling aan deze norm voldoet zijn de prestaties niet ongunstig ten opzichte van het overig onderwijs:

Binnen het HBO-groen heeft 65 % 8 jaar na inschrijving een diploma behaald. Voor het gehele HBO is dit 58 % (Kengetallen HBO-raad).

Binnen het MBO-groen verlaat gemiddeld 65 % van de leerlingen de instelling met een diploma, voor het gehele MBO is dit 60 % (onderwijsdeelname 1990–2010 beeld 2005, OCW).

In lijn met OCW-beleid zijn en worden maatregelen genomen om de gediplomeerde uitstroom te bevorderen.

E Alle instellingen voor «groene opleidingen» realiseren een acceptabele gemiddelde verblijfsduur
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
WO-groen11
HBO-groen66
MBO-groen712
VMBO-groen1212

De gemiddelde verblijfsduur van ingeschreven deelnemers aan een instelling wordt acceptabel geacht indien de gemiddelde duur waarin het einddiploma wordt behaald minder dan 15 % boven het landelijk gemiddelde ligt.

WU-studenten blijken in vergelijking tot het landelijk gemiddelde sneller het diploma te behalen (Feiten en cijfers 2000–2004 OCW).

Bij alle HAO-instellingen ligt de gemiddelde tijd waarin het diploma wordt behaald minder dan 15% boven het gemiddelde van alle HAO-instellingen.

Bij 5 AOC’s ligt de verblijfsduur voor MBO niveau-1 gediplomeerden meer dan 15 % boven het gemiddelde van alle AOC’s. In overleg met de instellingen zal dit punt aan de orde worden gesteld.

Prestatiegegevens

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
InstellingAantalAantalPrijs/eenh.* € 1 000Uitgaven * € 1 000AantalPrijs/eenh.* € 1 000Uitgaven* € 1 000
Wageningen Universiteit basisvoorziening/SOC/investeringen   92 995  85 704
Wageningen Universiteit component 1e jaars9781 1433,824 3631 1443,884 441
Wageningen Universiteit getuigschriften ongedeeld62252337,9519 84852338,0019 872
Wageningen Universiteit getuigschriften bachelor 3221,276813221,32682
Wageningen Universiteit getuigschriften master 9216,681 5359016,681 501
Wageningen Universiteit promoties21417979,2414 18417983,3914 926
Wageningen Universiteit Onderzoekscholen66998,325 9906998,325 990
ISRIC (International Soil Reference and Information Centre)   1 121  1 097
KNAW-fellows   189  599
HBO-groen (aantal studenten)8 3448 4266,5655 2578 4366,5655 367
AOC’s (niet gebaseerd op leerlingaantallen)   17 484  21 860
AOC’s BOL (aantal deelnemers)15 06215 0625,4181 50715 0605,1677 692
AOC’s BBL (aantal deelnemers)8 7758 7753,1527 6798 7613,0126 375
AOC’s VMBO/LWOO (aantal leerlingen)12 99113 8688,86122 84713 6008,26112 363
AOC’s overig VMBO (aantal leerlingen)21 93822 2075,89130 87522 2005,49121 789
IPC’s (aantal leerling cursistweken)19 44117 8860,7413 15019 4410,5410 579
ASC-subsidie (Afrika Studie Centrum)   675  664

Bij het VMBO en MBO is sprake van gestegen leerlingaantallen. In de toekomst wordt een verdere stijging verwacht. De prijzen per eenheid zijn gestegen als gevolg van indexering en beleidsmaatregelen (zie budgettaire gevolgen van beleid).

Evaluatie

De voor 2005 voorziene evaluatie heeft nog niet plaatsgevonden omdat de overdracht van de bekostiging HBO, MBO en VMBO aan de baten-lastendienst CFI aan het ministerie van OCW recent is geschied.

M&O beleid

Bij bekostiging wordt in principe gelijke bekostiging met OCW in acht genomen. Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt ondermeer tegengegaan doordat een verklaring van de instellingsaccountant vereist is waarin deze verklaart dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving. Een aantal instellingen is bovendien voor controle (review) bezocht door de auditdienst LNV. Door OCW en LNV is een controleprotocol opgesteld. In 2005 is een inhaalslag met betrekking tot eindafrekening openstaande verplichtingen grotendeels afgerond.

In 2001 is door de accountantsdienst van het ministerie van OCW onderzoek gedaan naar mogelijke onregelmatigheden bij universiteiten, hoger beroepsonderwijs en beroeps- en volwasseneneducatie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor de ministers van OCW en LNV aanleiding geweest om de zogenoemde Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap opdracht te geven een breed en diepgaand onderzoek in deze sectoren uit te voeren. De commissie bracht in april 2004 haar eindrapport uit en in mei 2005 een vervolgrapport. Op basis van het Algemeen Overleg van 30 september 2004 is de verdere aanpak vormgegeven en hebben de onderwijsinstellingen voorgenomen besluiten ontvangen. De werkzaamheden van de Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap zijn inmiddels afgerond. De terugvorderingen ten gevolge daarvan zijn grotendeels afgehandeld, met uitzondering van enkele die in 2006 volgen.

09 Kennisverspreiding

Kennisverspreiding

kst-30550-XIV-1-11.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is het bevorderen van kennisbenutting ter ondersteuning van het LNV-beleid met het zwaartepunt op de volgende actuele hoofdthema’s:

Vitale, duurzame land- en tuinbouw.

Natuur en Landschap.

Ruimte op het platteland.

Voedselkwaliteit.

Het doel is gerealiseerd langs de volgende drie beleidslijnen:

Bevorderen van verspreiding en benutting van kennis ten behoeve van LNV-beleid in het onderwijs. Belangrijk aandachtspunt was de ontwikkeling van onderwijsinstellingen tot kenniscentra met een schakelfunctie tussen enerzijds (praktijk) onderzoek en LNV en anderzijds bedrijfsleven en maatschappij als geheel (9.16).

Instandhouding en ontwikkeling van de ondersteuningsstructuur van het groene onderwijs. Belangrijke aandachtspunten waren een betere ontsluiting en beheer van publieke kennis in het LNV-domein en het zorgen voor een adequate infrastructuur ten behoeve van maximale synergie tussen de instellingen (9.16).

Algemeen onderwijsbeleid: vernieuwing van het groene onderwijsstelsel. Belangrijk aandachtspunt was het ontwikkelen van een competentiegerichte leeromgeving met doorlopende leerlijnen, gericht op de individuele wensen en mogelijkheden van de leerling en op leren in een praktische context (9.17)

Voorlichting gericht op specifieke doelgroepen. Belangrijk aandachtspunt was het stimuleren van de centrale rol van het groene onderwijs bij kennisverspreiding (scholing/voorlichting) ter ondersteuning van LNV-beleid (9.18).

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begroting 2005Verschil
 2002200320042005  
VERPLICHTINGEN106 40971 64954 63054 20761 981– 7 774
       
UITGAVEN83 13462 41957 39154 04563 241– 9 196
Programma-uitgaven82 16862 01157 02953 28162 632– 9 351
U0916 Vakdepartementaal onderwijsbeleid 36 00128 72031 29329 6941 599
– VIA-regeling 1 1059354142 201– 1 787
– Regeling cursusonderwijs 1531452181 759– 1 541
– Regeling praktijkleren 25 83314 51817 12915 9601 169
– Overig vakdepartementaal 8 9109 4697 9538 974– 1 021
– Innovatie groen ond. 3 6535 5798004 779 
U0917 Algemeen onderwijsbeleid 19 58320 16116 52924 800– 8 271
– Overige regel. WU, Alg.020303371– 68 
– Overige regel. HBO-groen, Alg.1 7811 8071 0093 794– 2 785 
– Overige regel. VMBO/MBO-groen, Alg.9 05512 54611 16413 454– 2 290 
– Regelingen ICT 8 7475 7884 0537 181– 3 128
U0918 Voorlichting 6 4278 1485 4598 138– 2 679
Apparaatsuitgaven966408362764609155
U0922 Baten-lastendiensten966408362764609155
       
ONTVANGSTEN1 8399401 7571054560

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De lagere uitgavenrealisatie (€ -9,4 mln.) is met name het gevolg van een toevoeging van€ 8,2 mln. aan de normatieve bekostiging onderwijs (beleidsartikel 8) vanuit algemeen onderwijsbeleid en uitvoering van voorlichtingsprojecten binnen de beleidsartikelen 1, 4 en 5 (€ 1,2 mln.) (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).

09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid

Operationele doelstelling is het bevorderen van kenniscirculatie en netwerken tussen onderwijsinstellingen, (praktijk)onderzoek en/of bedrijfsleven ter ondersteuning van de realisatie van LNV-beleid (de eerdergenoemde thema’s). De resultaten dienen verankerd te worden in het initiële en postinitiële onderwijs (scholing, voorlichting). Daarnaast betreft deze doelstelling het instandhouden en de verdere ontwikkeling van een hoogwaardige ondersteuningsstructuur voor het groene onderwijs c.q. kennissysteem in aanvulling op de algemene infrastructuur (OCW).

Op 20 april 2005 is de Groene kenniscoöperatie opgericht, een samenwerkingsverband waarin AOC’s, HAO en Wageningen UR participeren om meer synergie te bereiken voor de vernieuwing van het publieke systeem van kennis(verspreiding) en voor aansturing/organisatie van de gezamenlijke ondersteuningsstructuur. Er is een bestuur gevormd met vertegenwoordigers van de diverse onderwijsgeledingen. In het kader van de Regeling innovatie groen onderwijs zijn in 2005 46 kenniscirculatieprojecten opgestart.

Streefwaarden

A Regionale kenniscirculatie

In 2005 werd, gekoppeld aan de LNV-beleidsthema’s, binnen de Regeling innovatie groen onderwijs uitvoering gegeven aan 77 kenniscirculatieprojecten voor 16 groene onderwijsinstellingen voor MBO, HAO en WO. In 2005 zijn 46 driejarige projecten met een omvang van € 4 mln. gestart. Daarnaast zijn binnen de Regeling innovatie groen onderwijs projecten uitgevoerd met onderwijskundige thema’s, die verantwoord worden onder 9.17 algemeen onderwijsbeleid.

De streefwaarden voor de regionale kenniscirculatie zullen na vaststelling van het meerjarig programma Kennisverspreiding 2006–2010 en het uitvoeren van een nulmeting in overleg met de instellingen in 2006 worden vastgesteld.

De Regeling innovatie groen onderwijs lijkt gezien het grote aantal aanvragen goed aan te sluiten bij de eigen ambities en mogelijkheden van de instellingen. De kaders worden ten opzichte van de oude regelingen VIA en Regeling cursusonderwijs als minder knellend ervaren.

Uit een inhoudelijke beoordeling van gerealiseerde projecten binnen de voorloper van de Regeling innovatie groen onderwijs (2004) blijkt dat het merendeel (62 %) tot positieve resultaten leidt.

B Aangescherpte regeling praktijkleren

Het betreft het toekennen van budget voor praktijkleerprojecten aan AOC’s, HAO/WU en de Vereniging Buitengewoon Groen (groene afdelingen scholengemeenschappen OCW). Het opstellen van een nieuwe aangescherpte regeling is uitgesteld.

C Vernieuwing van vorm en inhoud van de groene infrastructuur
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Aantal beleidsthema’s vastgelegd en ontsloten in Virtueel kennisplatform3 beleidsthema’s5 beleidsthema’s
Aantal gerealiseerde aansluitingen Groen kennisnet45 14732 000

De thema’s gewasbescherming, paardenhouderij en voedselveiligheid zijn vastgelegd. De twee niet gerealiseerde thema’s komen in 2006 aan bod.

Specificatie van de aansluitingen Groen kennisnet
doelgroepRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Leerlingen35 36325 000
Docenten6 8335 000
Onderzoek330500
Leerbedrijven4201 000
overheid367500
Overige dienstverleners1 834 

Prestatiegegevens

 Realisatie 2005Begroting 2005
InstrumentUitgaven (x € 1 000)Budget (x € 1 000)
VIA-regeling4142 201
Regeling cursusonderwijs2181 759
Regeling praktijkleren17 12915 960
Overig vakdepartementaal7 9538 974
Innovatie groen onderwijs5 579800

De regelingen VIA en Cursusonderwijs zijn aflopende regelingen. Niet voor lopende verplichtingen benodigde budgetten zijn (conform in 2004 gemaakte afspraken) besteed binnen de Regeling innovatie groen onderwijs die beide regelingen vervangt. Hogere uitgaven voor het onderdeel regeling praktijkleren zijn een gevolg van nabetalingen over de jaren 2001–2003. Het budget voor innovatie groen onderwijs is (conform in 2004 gemaakte afspraken met de instellingen) behalve uit de onderdelen VIA-regeling en Regeling cursusonderwijs ook aangevuld uit het vakdepartementale budget voor Overig vakdepartementaal beleid. De resterende middelen overig vakdepartementaal zijn besteed voor ontwikkeling van onderwijsinstellingen tot kenniscentra en ondersteunende instellingen.

09.17 Algemeen onderwijsbeleid

Operationele doelstelling is het bevorderen van algemene onderwijskundige vernieuwingen van het onderwijs in de LNV-instellingen in lijn met het OCW-beleid ter zake, rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs.

Er zijn in het kader van de Regeling Innovatie groen onderwijs 29 onderwijsvernieuwingsprojecten gestart gericht op competentiegericht leren en gebruik ICT.

De invoer van de competentiegerichte kwalificatiestructuur verloopt volgens plan. LNV loopt voorop met de invoering van competentiegericht leren, vernieuwing/vermindering van examens en efficiëntere leerroutes.

Streefwaarden

A Vernieuwing van vorm en inhoud van de initiële groene opleidingen

In 2005 werd in het kader van de Regeling innovatie groen onderwijs uitvoering gegeven aan 55 innovatieprojecten voor onderwijskundige thema’s (competentiegericht leren en ICT) voor 15 instellingen binnen alle soorten groen onderwijs. In 2004 zijn 26 projecten gestart met een omvang van € 3,9 mln. In 2005 zijn 29 projecten gestart met een omvang van € 4 mln.

B Competentiegerichte kwalificatiestructuur
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Aantal wettelijke beroepsvereisten LNV in de competentiegerichte kwalificatiestructuur11
Aantal gestarte pilots op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving11

Het wettelijk beroepsvereiste van dierenartsassistent is in 2005 in de competentiegerichte kwalificatiestructuur opgenomen. Het totaal aantal wettelijke beroepsvereisten dat voor eind 2007 moet worden opgenomen bedraagt nu 6; mestmonsternemer vervalt. De 5 resterende beroepsvereisten worden in de eerste helft van 2006 in het referentiedocument kwalificatieprofielen opgenomen.

De pilot had betrekking op alle wettelijke beroepsvereisten.

In het kader van het groene leertraject is een nieuw examenprogramma en- systematiek voor het vmbo-groen ontwikkeld, dat in het voorjaar 2006 maar verwachting wordt vastgesteld.

C Doorlopende leerlijnen
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Pilot starten in het kader van vermindering van het aantal soorten diploma’s vmbo en mbogerealiseerdgerealiseerd
Haalbaarheid bekend om in 4 jaar vmbo + niveau 1 mbo en in 7 jaar vmbo + niveau 4 mbo te halengerealiseerdgerealiseerd
Geslaagde doorstroom van groen VMBO naar groen MBO33 %=> 40 %
Geslaagde doorstroom van groen MBO naar groen HBO13 %=> 15 %

Efficiëntere leerlijnen zijn haalbaar. Een regeling vernieuwende projecten doorlopende leerlijnen VMBO/MBO (gebaseerd op Vmbo: het betere werk», april 2005) met doel integrale leerlijnen in te voeren is eind 2005 opengesteld.

Er is een lichte stijging van de doorstroom VMBO-MBO ten opzichte van 2004 (32 %).

De geslaagde doorstroom MBO-HBO is gemeten t.o.v. de relevante groep MBO-gediplomeerden niveau 3 en 4.

D Kenniskringen/lectoren
OmschrijvingRealisatie 2005Streefwaarde 2005
Aantal kenniskringen/lectoren HBO-groen1115

Van de lectoraten is 4,8% binnen het HBO-groen ingevuld. Dit steekt gunstig af tegen een half zo hoog aandeel van het groene HBO in de totale studentenpopulatie.

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Instrument Uitgaven Uitgaven Uitgaven
ICT 5 788 4 053 7 181
Overige regelingen (OCW-conforme regelingen t.b.v. onderwijskundige vernieuwing) 14 373 12 476 17 619

Hogere uitgaven zijn een gevolg van verschuivingen binnen de LNV-begroting. De middelen zijn OCW-conform toegevoegd aan de rijksbijdrage AOC’s binnen begrotingsartikel 8.

09.18 Voorlichting

Operationele doelstelling is het realiseren van een optimale kennisdoorstroming over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s van LNV-beleid.

Streefwaarden

Er zijn 37 aanbestede communicatieprojecten uitgevoerd (€ 2,9 mln.). Voorbeelden van nieuw gestarte voorlichtingsprojecten zijn «Verkenning trilateraal waddenbeheer», «Oriëntatie landbouw en zorg», «Communicatie natuurwetgeving» en «De toekomst van het platteland». Veel afgeronde communicatieprojecten zijn door betrokken partijen als succesvol beoordeeld. Voorbeelden zijn »investeren in ecologie», «doorwerking wet- en regelgeving in internationale afspraken», «energievoorlichting glastuinbouw», «realisatie ecologische hoofdstructuur», «internationaal biodiversiteitsbeleid», «soortenbescherming».

Daarnaast is subsidie verstrekt in het kader van de structurele relatie met DLV (0,6 mln.).

Ook is voorlichting vanuit onderwijsinstellingen binnen de Groene kenniscoöperatie (School als kenniscentrum) voortgezet (€ 1,1 mln.).

Via Syntens is subsidie verstrekt voor (EZ-conforme) innovatiestimulering binnen de sectoren tuinbouw en platteland (€ 0,8 mln.). Uit een steekproef onder de in 2005 door Syntens begeleide ondernemers blijkt dat de pilot innovatiestimulering binnen de sectoren Tuinbouw en Platteland goed is verlopen.

Prestatiegegevens

 Realisatie 2004Realisatie 2005Begroting 2005
Instrument Uitgaven Uitgaven Uitgaven
Voorlichting 8 148 5 459 8 400

De lagere besteding is vooral een gevolg van verschuiving binnen de LNV-begroting. Het betreft eerdergenoemde besteding binnen de beleidsartikelen 1, 4 en 5 (€ 1,2 mln.) en dekking van een tekort bij het vakdepartementaal onderwijsbeleid (€ 1,6 mln.). Daarnaast werden de motie Verhagen (€- 0,2) en de loonbijstelling 2005 (€ 0,1 mln.) verwerkt.

Evaluatie

Via-regeling en Regeling cursusonderwijs zijn in 2005 geëvalueerd. De evaluatie heeft geleid tot enkele aanbevelingen die zullen worden meegenomen in de aanpassing van de Regeling innovatie groen onderwijs.

M&O beleid

Subsidies worden verstrekt aan onderwijsinstellingen dan wel door de Dienst Regelingen (DR). Voor wat betreft de instellingen wordt misbruik en oneigenlijk gebruik ondermeer tegengegaan door het vereiste van een verklaring van de instellingsaccountant dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving. De regelingen die via DR lopen zijn ingebed in het M&O-kader dat DR hanteert (controlememorandum e.d.).

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

10 Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen «Nominaal en onvoorzien»

Bedragen x € 1 000
Nominaal en OnvoorzienRealisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2005Realisatie 2005
VERPLICHTINGEN000690
      
UITGAVEN000690
U1021 Prijsbijstelling00000
U1022 Loonbijstelling000690
U1023 Onvoorzien00000
Ontvangsten   00

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De in 2005 bij Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling is toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.

11 Algemeen

Algemeen

kst-30550-XIV-1-12.gif

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma opgenomen dit niet vallen onder de voorgaande beleidsartikelen. Dit betreft: de apparaatsuitgaven van staf- en andere directies van het departement, uitgaven in het kader van actieplan emancipatie, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen.

Budgettaire gevolgen «Algemeen»

Bedragen x € 1 000
AlgemeenRealisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2005 Realisatie 2005
VERPLICHTINGEN317 924287 051247 143200 769238 409
      
UITGAVEN318 432287 320247 145200 765238 408
Programma uitgaven70 99148 94443 42241 66149 612
U1111 Emancipatie93603020428
U1113 Internationale contributies7 4767 4716 3767 4198 228
U1114 Uitvoering van EU-maatregelen63 42241 41337 01634 03841 356
Apparaatsuitgaven247 441238 376203 723159 104188 796
U 11.21 Apparaat226 741204 863171 403159 104188 796
U 11.22 Baten-lastendienst20 70033 51332 32000
      
ONTVANGSTEN301 680389 150474 161259 534420 646

Toelichting op de uitgaven en ontvangsten:

De hogere uitgaven bij internationale contributies en uitvoering van EU-maatregelen hangen samen met uitgaven voor het in 2005 gehouden FAO-LNV congres «Water for food» en de betaling van de verplichting aan Cargill (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

De hogere ontvangsten hebben met name betrekking op hogere landbouwheffingen ad. € 152 mln. als gevolg van een toename van de importvolumes en hogere apparaatsontvangsten ad € 9 mln. Tegenover de hogere apparaatsontvangsten staan hogere apparaatsuitgaven (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

(bedragen x € 1 000)
 Begroting 2005Realisatie 2005
 Gemiddelde sterkteGemiddelde prijsTotaalGemiddelde sterkteGemiddelde prijsTotaal
Personeel1 28359,776 5581 30861,580 507
Materieel budget  24 753  24 292
Mat.Ministerie alg.en huisvest.  33 489  48 493
Overig apparaat*  24 304  35 504
Bijdrage aan agentschap  0  0
Totaal apparaatsuitgaven  159 104  188 796

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.

De totale apparaatsuitgaven laten ten opzichte van het geraamd budget een stijging zien:

– De hogere uitgaven op het onderdeel materieel ministerie en huisvesting zijn het gevolg van de renovatie van het hoofdgebouw, de uitgaven voor vervangende locaties aan het Willem Witsenplein en de Laan van NOI, vernieuwing en uitplaatsing van het rekencentrum van LNV naar het gebouw Center Court, omscholingskosten voor herplaatsingskandidaten, een initieel tekort en vanwege investeringen op het terrein van concern brede ICT voor het adequaat functioneren van de LNV systemen.

– De hogere uitgaven bij overig apparaat hangt samen met de bundeling van centrale faciliteit voor FPU en de grote belangstelling voor de FPU (Remkes) regeling.

– De hogere personele uitgaven zijn het gevolg van de loonbijstelling en de afwikkeling van het Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Regeling (BTZR).

7 BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen in de bedrijfsvoering en de aandachtspunten in de bedrijfsvoering die, mede gebaseerd op een risico-analyse, op directieniveau en LNV-niveau naar voren zijn gekomen. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Daarnaast wordt ingegaan op het departementale M&O-beleid en de totstandkoming van beleidsinformatie.

Algemeen

In de begroting is aangegeven dat het realiseren van de financiële en personele taakstelling, mede in het kader van het motto «minder beleid, minder inzet, minder regels», ook in 2005 inzet en aandacht vergt. Uitgangspunten uit het Programma Andere Overheid en het principe «van zorgen voor naar zorgen dat» waren belangrijke overwegingen in de organisatie-ontwikkelingstrajecten die ook in 2005 hebben plaatsgevonden.

In maart 2005 zijn het Expertisecentrum LNV en de Directie Wetenschap en Kennisoverdracht samengevoegd tot de Directie Kennis. Daarnaast is de Dienst ICT-Uitvoering (DICTU) tot stand gekomen, waarmee de ICT-uitvoering in een centrale dienst is samengevoegd. Op 1 januari 2006 werd de lang voorbereide fusie van Rijkskeuringsdienst voor Vee en Vlees (RVV), de Keuringsdienst van Waren (KvW) en de Centrale Eenheid tot de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) een feit. Op deze datum is aan de VWA en de Dienst Regelingen (DR) de status van baten-/lastendienst verleend. De Dienst Regelingen is voortgekomen uit een samenvoeging van de Dienst LNV-loket, de Dienst Basisregistraties en de bestaande baten-/lastendiensten LASER en Bureau Heffingen.

Menig organisatieonderdeel was daarnaast in 2005 bezig met grotere en kleinere interne herschikkingen ten behoeve van een doelmatiger en doeltreffender primair proces. Waar mogelijk wordt de organisatie flexibeler ingericht om beter aan te kunnen sluiten bij de ontwikkelingen in de samenleving.

Qua omvang is LNV in 2005 gekrompen van 6965 fte naar 6718 fte. LNV heeft daarmee de totale krimptaakstelling van 1084 fte, zoals geformuleerd in de Houtskoolschets en het Strategisch Accoord, in 2005 gerealiseerd. Een deel van deze krimp is gerealiseerd doordat medewerkers gebruik maakten van de FPU+-regeling.

Gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen

De uitvoering van het Verbeterprogramma LNV van de Bestuursraad, heeft geleid tot verdere versterking van de aansturingsrelaties binnen LNV. In 2005 is voor het eerst gewerkt met de geïntegreerde jaarplan- en begrotingscyclus. Dat leidde tot een meer transparante koppeling tussen (VBTB-) doelen en middelen en interne lastenverlichting. Alle sturingsinformatie is geïntegreerd in het Management Control Systeem (MCS) en aan de hand van een stoplichtenrapportage wordt per directie en dienst zowel de beleidsvoering als de bedrijfsvoering gemonitord.

Gekoppeld aan het MCS is er een werkwijze bepaald om te komen tot de zogenaamde Managementverklaringen met betrekking tot het «in control» zijn op het gebied van bedrijfsvoering: financieel en materieel beheer, rechtmatigheid en de betrouwbare totstandkoming van beleidsinformatie (prestatiegegevens). De gekozen opzet is in lijn met het kabinetsstandpunt op het IBO-rapport Regeldruk en controletoren, waarin de bestaande verantwoordelijkheid van het lijnmanagement voor de doelmatigheid en rechtmatigheid van de bedrijfsvoering wordt benadrukt.

Aandachtspunten in de bedrijfsvoering

Ten aanzien van het financieel beheer was in het jaarverslag 2004 een tweetal aandachtspunten opgenomen. Het betrof de implementatie van de wijzigingen in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening) en de versterking van de onafhankelijke positie van het betaalorgaan DLG binnen de DLG-organisatie.

In 2005 zijn de voorzieningen ten behoeve van de implementatie van de GBCS-Verordening getroffen. Het implementatietraject is complex vanwege de ingewikkelde regelgeving en de betrokkenheid van meerdere betaalorganen en diensten bij de controles op de subsidie- en randvoorwaarden. Gelet op het financieel belang krijgt de EU-conforme implementatie ook in 2006 bijzondere aandacht. Het gaat dan met name om de onderlinge afstemming met decentrale overheden van controles op randvoorwaarden.

DLG heeft het met FEZ (erkenning betaalorganen) en de Auditdienst (certificerende instantie) afgestemde plan in 2005 uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een verdere centralisatie van de betaalorgaantaken binnen de DLG-organisatie. Met de implementatie is de onafhankelijke positie van het betaalorgaan voldoende gewaarborgd. De Auditdienst heeft over het EOGFL-jaar 2005 DLG geadviseerd op regionaal niveau een strakker systeem van supervisie te hanteren op te nemen beslissingen inzake subsidieverlening.

De Algemene Rekenkamer heeft over 2003 een «ernstige onvolkomenheid» gerapporteerd in het voorschottenbeheer. Door het ministerie zijn maatregelen genomen die ertoe hebben geleid dat de ernstige onvolkomenheid bij het jaarverslag 2004 is omgezet in een «onvolkomenheid». De toezegging om de resterende oude voorschotten af te wikkelen in 2005 is ondanks de grote inzet niet volledig gerealiseerd. Voor een deel ligt de oorzaak in de aard van de regelingen en daaruit voortvloeiende lange doorlooptijden. De resterende oude gevallen zullen, waar dat ook maar enigszins mogelijk is, in 2006 afgewikkeld zijn.

Door het ministerie zijn inmiddels maatregelen genomen ter voorkoming van gelijksoortige situaties in de toekomst. De afwikkeling van nieuw ontstane voorschotten vindt in het leeuwendeel van de gevallen conform de interne LNV-instructie plaats. De bewaking is gericht op het tijdig signaleren van eventuele problemen.

Bij het beheer van enkele specifieke regelingen heeft de Auditdienst geconstateerd dat extra aandacht nodig is vanuit de lijn op onder andere de aanwezigheid van accountantsverklaringen en, meer algemeen, het tijdig en volledig beschikbaar hebben van relevante informatie voordat uitvoeringsbesluitvorming wordt afgerond. De specifieke verbeterpunten worden in 2006 opgepakt.

Reorganisaties en fusies hebben bij enkele baten-/lastendiensten tot gevolg gehad dat in 2005 de gewenste capaciteit voor het feitelijk financieel beheer niet volledig kon worden ingezet. Daarom moest een groter beroep worden gedaan op externen dan wenselijk is.

De Europese Commissie heeft geconstateerd dat het proces van onregelmatigheidsmeldingen aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding van de Europese Commissie (OLAF) verdere verbetering behoeft. In dat kader worden de bestaande procedures aangepast en het toezicht op de meldingen verder aangescherpt.

Er zijn in 2005 maatregelen genomen om kleine tekortkomingen in de informatiebeveiliging binnen de diverse organisatieonderdelen aan te pakken. In 2006 zullen het Algemeen Kader Informatiebeveiliging en het Standaard Beveiligingsniveau worden herzien. Daarnaast kunnen interdepartementale trajecten (o.a. de herziening van het VIR) mogelijk extra eisen stellen aan de informatiebeveiliging.

Belangrijk punt voor de aansturing van externe zelfstandige organisaties (RWT’s en ZBO’s) is dat alle financiële verantwoordingen over 2005 van een goedkeurende accountantsverklaring, waaronder een oordeel over de rechtmatigheid, zijn voorzien. Over 2004 ontbreken in 8 accountantsverklaringen het oordeel over de rechtmatigheid. Ook voor 2006 blijft dit een aandachtspunt.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Wanneer er sprake is van financiële regelingen met een risico van misbruik en oneigenlijk gebruik door eindbegunstigden, is een risico-analyse vastgelegd in een zogenoemd controlememorandum bij de (ontwerp)regeling verplicht. De risico’s, de controlemaatregelen en de bijbehorende kosten kunnen aanleiding zijn om de (ontwerp)regeling te vereenvoudigen of anderszins aan te passen.

Het beleid is ook gericht op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Voor de communautaire regelingen bepaalt de Europese Commissie in belangrijke mate het te voeren M&O-beleid.

De directie FEZ ziet toe op de naleving van het M&O-beleid binnen LNV. Dit toezicht wordt ingevuld via de «in control» verklaringen van LNV-directeuren/hoofden betaalorganen en eigen waarnemingen. De actualiteit van controlememoranda is ook voor 2006 een belangrijk aandachtspunt.

Beleidsinformatie en evaluaties

De totstandkoming van de beleidsinformatie, die in het jaarverslag is opgenomen, kan op onderdelen nog verder verbeterd worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met eventuele nieuwe eisen op grond van de aangekondigde wijzigingen in de RPE (follow-up VBTB-evaluatie) voor de begroting en de verantwoording. Een van nieuwe elementen, waarmee eind 2005 is gestart, is de beleidsdoorlichting. In de begroting 2007 zal een planning worden opgenomen van uit te voeren beleidsdoorlichtingen. Dit zal ook gevolgen hebben voor de uit te voeren evaluaties. De ontwikkelingen op dit gebied worden op departementaal niveau bewaakt.

C. JAARREKENING

8. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2005 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) Bedragen x € 1 000
  (1)(2)(3)
ArtOmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL1 875 4761 974 232419 2992 306 0682 096 716587 245430 592122 484167 946
           
 Beleidsartikelen1 674 6381 773 398159 7652 067 6591 858 308166 599393 02184 9106 834
1Versterking landelijk gebied220 335279 38276 299334 298293 00381 808113 96313 6215 509
2Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)136 186149 02710 568181 807127 3196 19545 621– 21 708– 4 373
3Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)141 849173 06714 163246 075182 85717 023104 2269 7902 860
4Economisch perspectiefvolle agroketens51 94266 32012 84283 10461 35310 06131 162– 4 967– 2 781
5Bevorderen duurzame productie196 225181 97130 660229 405218 33223 16933 18036 361– 7 491
6Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid90 40292 863 109 978110 85615 29519 57617 99315 295
7Kennisontwikkeling en innovatie201 490205 55615 158213 252220 16310 64611 76214 607– 4 512
8Kennisvoorziening574 228561 97130615 533590 3802 29741 30528 4092 267
9Kennisverspreiding61 98163 2414554 20754 045105– 7 774– 9 19660
           
 Niet-beleidsartikelen200 838200 834259 534238 409238 408420 64637 57137 574161 112
10Nominaal en onvoorzien6969    – 69– 690
11Algemeen200 769200 765259 534238 409238 408420 64637 64037 643161 112

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

9 DE SALDIBALANS

Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2005

2.1 Saldibalans per 31 december 2005

1)Uitgaven ten laste van de begroting 20052 096 711 058 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 2005587 242 791
3)Liquide middelen17 403 985    
    6a)Rekening-courant RIC2 068 179 499
8)Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)590 398 667 9)Ontvangsten buiten begrotingsverband(=intra-comptabele schulden)49 091 420
10)Openstaande rechten0 10a)Tegenrekening openstaande rechten0
11)Extra-comptabele vorderingen2 150 880 451 11a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen2 150 880 451
12a)Tegenrekening extra-comptabele schulden330 408 12)Extra-comptabele schulden330 408
13)Voorschotten2 882 364 147 13a)Tegenrekening voorschotten2 882 364 147
14a)Tegenrekening garantiever- verplichtingen279 742 407 14)Garantieverplichtingen279 742 407
15a)Tegenrekening openstaande Verplichtingen2 165 602 234 15)Openstaande verplichtingen2 165 602 234
16)Deelnemingen0 16a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal10 183 433 357  Totaal10 183 433 357

2.2 Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2005 2 096 711 058

De uitgaven over 2005 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven.

Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2005 587 242 791

De ontvangsten over 2005 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten.

Balanspost 3 Liquide Middelen 17 403 985

De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden.

Hierin is opgenomen o.a. het saldo per 31 december 2005 van het Groenfonds ad. € 11 366 000.

Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën 2 068 179 499

Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2005.

Toelichting

Bedrag
Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: 
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 442 980 357
EOGFL-Garantie625 199 142
Totaal2 068 179 499

Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband 590 398 667

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend, en vallen buiten het budgetrecht.

Specificatie

Bedrag
Algemeen23 379 247
Vordering landbouwheffing7 604 905
Te verrekenen projecten31 062 012
EU EOGFL Garantie uitgaven528 352 503
Totaal590 398 667

EU EOGFL Garantie-uitgaven

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het EOGFL-Garantie, van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

EOGFL-garantie
BoekjaarLNV Boekjaar 2004LNV Boekjaar 2005Uitgaven totaalOntvangsten EUNog te ontvangen
2005502 346 077754 207 3591 256 553 4361 256 492 57760 859
2006 528 291 644528 291 644 528 291 644
Totaal502 346 0771 282 499 0031 784 845 0801 256 492 577528 352 503

De EOGFL-uitgaven 2006 hebben betrekking op de (declaratie)maanden november en december 2005 en zijn ontvangen in januari en februari 2006.

Het saldo van het bedrag over 2005 ad. € 60 859 zal met de goedkeuring van de jaardeclaratie van het betreffende jaar worden verrekend.

Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband 49 091 420

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend

Specificatie

Bedrag
Algemeen6 294 305
EU projecten Brussel15 279 727
EU EOGFL Garantie: Beschikbare gelden voor uitkeringen in het kader van SLOM4 743 940
Contante waarborgen produktschappen4 642 400
Af te dragen loonheffing en sociale premies18 131 048
Totaal49 091 420

Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen 2 150 880 451

De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen.

Specificatie

Totaalbedrag
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen11 839 935
Landbouwgronden1 265 919 363
Leningen130 542 498
Gestelde zekerheden622 862 471
Vorderingen betaalorganen tbv EOGFL-Garantie54 762 453
Te vorderen douanerechten van bedrijfsleven14 815 401
Algemeen50 138 330
Totaal2 150 880 451

Toelichting landbouwgronden:

Het saldo bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 782 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 402 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd.

Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 82 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.

Toelichting leningen:

Bedrag
St. Groninger landschap23 458
WUR (Stichting DLO)102 010 410
WUR Praktijkonderzoek23 679 181
WUR IAC/ILRI4 829 449
Totaal130 542 498

Gestelde zekerheden

BetaalorgaanSpecificatie
HPA267 359 913
PZ256 989 339
PVVE26 115 087
PT50 387 524
LASER22 010 608
Totaal622 862 471

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De zekerheden worden door de Europese Betaalorganen gesteld en bewaakt.

Balanspost 12 Extra comptabele schulden 330 408

De extra comptabele schulden hebben betrekking op nog te verrichten uitgaven, welke voortvloeien uit ontvangsten die ten gunste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend.

Bedrag 
Verschuldigd aan EU330 408

Balanspost 13 Voorschotten 2 882 364 147

Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2005 nog niet waren verrekend.

(x €1000)
Beleidsartikelen20052004200320022001 en eerderTotaal
01 Versterking Landelijk gebied47 78631 92832 77319 82036 202168 509
02 Verwerving en inrichting EHS21 1353 7416 4532 7323 35637 417
03 Beheer EHS101 22768 68048 95735 75136 781291 396
04 Econ.pers.volle agroketens18 3536 0921 3491 74918 21145 754
05 Bevord. Duurzame productie42 33723 79011 3809 1328 12594 764
06 Bevorderen voedselveiligheid26 79915 4908 3628 69214 14373 486
07 Kennisontwikkeling212 188297 91210 3498 30818 863547 620
08 Kennisvoorziening589 832457 71739 98433 677206 2621 327 472
09 Kennisverspreiding48 54646 40536 91946 59326 373204 836
11 a. medebewindskosten30 103000030 103
11 b. algemeen diversen2 12451049002 683
Totaal1 140 430952 265196 575166 454368 3162 824 040
Overige voorschotten25 090    25 090
Correctie kennis   33 234 33 234
Totaal     2 882 364
(x € 1000)
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2005Bedrag
Beginstand 1 januari2 378 429
Verstrekte voorschotten+ 1 215 728
Eindafgerekende voorschotten–/– 711 793
Eindstand 31 december2 882 364

Medebewindskosten: Op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.

(x € 1000)
  Bedrag
Stand 1–1–2005 32 037
Bij:30 103 
Af:–/– 32 037 
  –/– 1 934
Stand 31–12–2005 30 103
(x € 1000)
ProductschapOmschrijving2005Totaal
HPAVs.medebewind12 81712 817
PZVs.medebewind7 2367 236
PVVEVs.medebewind5 9955 995
PTVs.medebewind3 2253 225
PVIVIVs.medebewind830830
 Totaal30 10330 103

Overige openstaande voorschotten

Voorschotten t.b.v. operationele programma’s in het kader van gemeenschappelijke marktordening groente en fruit.

Balanspost 14 Garantieverplichtingen 279 742 407

Garanties

Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen.

Balanspost 15 Openstaande verplichtingen 2 165 602 234

Het saldo van de openstaande verplichtingen per 31 december 2005 kunnen vanaf 2006 tot betaling leiden.

(x €1000)
HoofdbeleidsterreinenStand per 01–01–2005In 2005 aangegaan +Negatieve bijstelling –/–Uitgaven –/–Stand per 31–12–2005
01 Versterking landelijk gebied555 107334 29848 277293 003548 126
02 Verwerving/inrichting EHS109 088134 5665 287127 318111 049
03 Beheer EHS501 306246 07422 363182 856542 162
04 Econ.pers.voll.agroketens50 35983 10316 78761 35355 322
05 Bevord.duurz.produktie54 786229 4055 478218 33160 381
06 Bevord.voedselveiligheid24 114109 9772 600110 85620 636
07 Kennisontwikkeling223 296213 251662220 163215 722
08 Kennisvoorziening531 341615 53281590 380556 413
09 Kennisverspreiding34 09354 2071 41054 04432 845
11 Algemeen4238 4080238 4076
Subtotaal2 083 4952 258 823102 9452 096 7112 142 662
Buiten begrotingsverband24 85215 3891 30615 99522 940
Totaal generaal2 108 3472 274 212104 2502 112 7062 165 602

2.3 De Staat van Garantie-verplichtingen

Garantie verplichtingen per 31 december 2005.
Artikela) ten behoeve vanb) aanIngangs datumlooptijd in jarenMaximaal verleendLopende verplichting
04a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Land- en Tuinbouw  92 200 00050 030 000
 Subtotaal artikel  92 200 00050 030 000
02a) Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen    
 b) AMEV16-05-1994145 134 1861 509 827
 b) Alg. Spaarbank voor Nederland01-04-1992303 630 2422 898 568
  05-06-1992304 537 8023 624 581
 b) Internationale Nederlanden24-01-199730907 561793 782
 b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds21-12-1989202 722 6811 907 707
  16-07-1990302 722 6812 049 055
  24-01-1996304 537 8023 903 580
  28-03-1996304 537 8023 936 455
  11-07-1997196 096 8754 334 952
  26-05-1998303 176 4622 795 372
 b) Bank Nederlandse Gemeenten01-04-1997304 084 0223 544 181
  02-06-1997185 912 1483 985 195
  22-07-1997204 056 1412 959 323
  22-12-1997302 722 6812 363 784
  22-10-1998304 991 5824 382 458
  15-03-1999304 084 0223 651 623
  15-04-1999104 168 1501 860 460
  30-06-1999202 362 5061 857 478
  01-07-1999302 722 6812 425 929
  30-01-2001202 834 5172 473 355
  28-02-2001309 075 6048 513 125
  01-10-2001205 230 0004 557 511
  19-11-2001309 075 0008 449 351
  24-12-2002109 100 0009 100 000
  18-09-20032018 513 81916 675 580
 b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis15-12-1997202 359 6571 720 215
 b) Würtembergische Hypothekenbank14-01-200005932 3800
 b) Ned. Waterschaps Bank01-09-20021012 942 44311 684 443
 b) Ministerie van Financiën16-12-2003209 076 0008 766 000
  01-06-20041021 452 78120 412 781
  15-11-2004109 076 0008 906 000
  15-12-20041024 100 00023 650 000
  05-01-20051022 100 00022 100 000
  15-09-20051016 064 65916 064 659
  30-12-2005109 076 0009 076 000
 Subtotaal artikel  254 116 887226 933 330
08a) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs  14 103 4892 621 388
 a) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer  748 737157 689
 Subtotaal artikel  14 852 2262 779 077
 Totaal generaal  361 169 113279 742 407

10. BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
Algemene Inspectiedienst   
Totale baten51 94361 1229 179
Totale lasten51 94359 2507 307
Saldo van baten en lasten01 8721 872
    
Totale kapitaalontvangsten11 99211 389– 603
Totale kapitaaluitgaven16 02814 897– 1 132
    
Dienst landelijk Gebied   
Totale baten90 561100 0949 533
Totale lasten89 76199 2569 495
Saldo van baten en lasten80083838
    
Totale kapitaalontvangsten10 0607 246– 2 814
Totale kapitaaluitgaven15 2806 534– 8 746
    
Dienst Regelingen   
Totale baten137 401141 9054 504
Totale lasten141 226141 176– 50
Saldo van baten en lasten– 3 8257294 554
    
Totale kapitaalontvangsten21 21519 548– 1 667
Totale kapitaaluitgaven34 87726 059– 8 818
    
Plantenziektenkundige Dienst   
Totale baten27 09330 0122 919
Totale lasten28 53331 2102 677
Saldo van baten en lasten– 1 440– 1 198242
    
Totale kapitaalontvangsten2 700300– 2 400
Totale kapitaaluitgaven4 1962 020– 2 176
    
VWA/Centrale Eenheid   
Totale baten182 338193 60911 271
Totale lasten183 883196 57412 691
Saldo van baten en lasten– 1 545– 2 965– 1 420
    
Totale kapitaalontvangsten9 4243 266– 6 158
Totale kapitaaluitgaven12 6617 267– 5 394

Algemene Inspectiedienst (AID)

Algemeen

De Algemene Inspectiedienst (AID) is de controle- en opsporingsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Kerntaak van de dienst is handhaving van de wet- en regelgeving op de beleidsterreinen van LNV. Onder handhaving wordt «het geheel van activiteiten gericht op de bevordering van naleving van wet- en regelgeving» verstaan. In het kader van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

De AID heeft per 1 januari 2005 formeel de status van baten-lastendienst gekregen. De verantwoording over 2005 heeft dan ook volgens de richtlijnen van het baten-lastenstelsel plaatsgevonden.

Per saldo heeft de AID over 2005 een positief resultaat van € 1,9 mln. behaald. De omzet valt hoger uit dan in de initiële begroting is voorzien. Dit is het gevolg van een toegenomen vraag naar de producten van de AID vanuit de opdrachtgevers. Om de extra omzet te kunnen realiseren, is extra personele capaciteit en materieel ingezet. Dit leidt ertoe dat ook de kosten hoger zijn dan in de begroting is geraamd.

Balans per 31 december 2005

(bedragen x € 1 000)
 31–12–200501–01–2005
Activa  
Immateriële activa1 3271 555
Materiele activa  
– grond en gebouwen
– installaties en inventarissen1 4351 464
– overige materiele vaste activa (hardware)6 2104 950
Debiteuren1958
Vordering moederdepartement2 3532 831
Nog te ontvangen1 6791 434
Liquide middelen4 6920
Totaal activa17 71512 292
   
Passiva  
Eigen vermogen
– exploitatiereserve
– verplichte reserve
– onverdeeld resultaat1 872
Voorzieningen1 0721 377
Leningen bij MvF5 4947 969
Crediteuren3 436388
Nog te betalen5 8412 558
Totaal passiva17 71512 292

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement51 54160 1998 658
Opbrengst derden400832432
Rentebaten29189
Totaal baten51 94361 1229 179
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personeel34 56839 9055 337
– materieel12 79916 1663 367
Rentelasten289225– 64
Afschrijvingskosten   
– materieel2 9352 239– 696
– immaterieel1 102715– 387
Dotaties voorzieningen   
Buitengewone lasten2500– 250
Totaal lasten51 94359 2507 307
Saldo van baten en lasten01 8721 872

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20050  
2. Totaal operationele kasstroom4 0378 2004 163
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 3 715– 12 075– 8 360
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)0147147
3. Totaal investeringskasstroom– 3 715– 11 928– 8 213
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)– 8 27708 277
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 4 036– 2 8221 214
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)11 99211 242– 750
4. Totaal financieringskasstroom– 3218 4208 741
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005 (=1+2+3+4) maximale roodstand € 0,5 mln.)14 6924 691

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Algemeen

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) realiseert groene plannen voor 16 miljoen Nederlanders. DLG zoekt altijd naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Bij het inrichten van groene gebieden voor recreatie, natuur, water of landbouw, vertaalt DLG abstract beleid naar uitvoering in concrete projecten. Hiervoor verwerft en ontwikkelt de dienst gronden, richt die grond opnieuw in en draagt het gebied vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en individuele agrariërs.

Ook brengt DLG geldstromen bij elkaar en heeft de dienst inzicht in subsidiemogelijkheden. DLG werkt binnen één opdracht voor meerdere overheden. Met de hulp van het uitgebreide netwerk van overheden en organisaties worden projecten gerealiseerd.

DLG is een agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit(LNV). De dienst werkt voor bestuurlijke opdrachtgevers en voert wettelijke taken uit.

Balans per 31 december 2005

Bedragen x €1 000
 31–12–200531–12–2004
Activa  
Immateriële vaste activa2 8143 021
Materiele vaste activa00
– Grond en gebouwen00
– Installaties en inventarissen1 8891 773
– Overige materiële vaste activa4 3954 812
Voorraden00
Debiteuren4 9573 468
Nog te ontvangen van het moederdepartement00
Overig nog te ontvangen2 3482 080
Liquide middelen11 7927 987
Totaal activa28 19423 141
   
Passiva  
Eigen vermogen  
– Exploitatiereserve1 7750
– Verplichte reserves00
– Onverdeeld resultaat8382 321
Leningen bij het MvF11 6728 149
Voorzieningen4 3102 449
Crediteuren2 1942 942
Nog te betalen aan het moederdepartement475396
Overige nog te betalen6 9296 884
Totaal passiva28 19423 141

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement73 09379 0265 933
Opbrengst overige departementen1 919871– 1 048
Opbrengst derden8 74013 2394 499
Rentebaten88240152
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Verborgen opbrengsten6 7216 718– 3
Totaal baten90 561100 0949 533
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personeel58 28169 06510 784
– materieel18 62917 226– 1 403
Rentelasten459239– 220
Afschrijvingskosten000
– materieel3 4522 516– 936
– immaterieel1 769817– 952
Overige lasten   
– Dotaties aan voorzieningen4502 6362 186
– Buitengewone lasten03939
Verborgen lasten6 7216 718– 3
Totaal lasten89 76199 2569 495
Saldo van baten en lasten80083838

Het tweede jaar van het agentschap heeft DLG met een begroting vergelijkbaar saldo van baten en lasten bereikt. Op de te onderscheiden posten is wel sprake van verschillen.

Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV-opdracht. DLG heeft in 2005, in vergelijking met de op basis van voorzichtige uitgangsputen opgestelde begroting, binnen het geformuleerde beleid meer opdrachten van derden kunnen uitvoeren. Hierdoor zijn de opbrengsten van derden ongeveer € 1,8 mln. hoger uitgevallen. Daarnaast zijn in de opbrengsten derden ook de niet begrote doorberekende additionele kosten ad € 1,7 mln. opgenomen, alsmede een bedrag ad €  1,0 mln. voor de bijdrage van de provincies aan het betaalorgaan.

De uitbreiding van de LNV-opdracht en de toename van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden hebben geleid tot een toename van de personeelskosten. Toename van de personeelskosten is mede ontstaan door door derden uitgevoerd groot onderhoud aan bestaande informatiesystemen, inclusief de Oracle conversie. Door doelmatiger te werken is deze toename in verhouding tot de opbengsten relatief beperkt gebleven. In 2005 is door DLG minder geïnvesteerd in activa, dan aanvankelijk was begroot. Positief effect hiervan waren de lagere afschrijvingskosten. Daarnaast is in 2005 de reorganisatievoorziening gedeeltelijk benut. De met dit besluit samenhangende kosten bestaan voornamelijk uit extra huisvestingskosten en kosten in verband met reistijdcompensatie.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005

Bedragen x € 1 000
 -1– 2(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20052 1207 9855 865
2. Totaal operationele kasstroom6 0213 639– 2 382
  3a. Totaal investeringen (-/-)10 0603 996– 6 064
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)01 1851 185
3. Totaal investeringskasstroom– 10 060– 2 8117 249
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0546546
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)5 2202 538– 2 682
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)10 0606 061– 3 999
4. Totaal financieringskasstroom4 8402 977– 1 863
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)2 92111 7918 870

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

Dienst Regelingen is tezamen met enkele andere uitvoerende organisaties van het Ministerie de «huisuitvoerder» van LNV regelingen. De DR streeft er daarnaast naar om – op niet-commerciële basis – ook andere (overheids)opdrachtgevers te verwerven. De DR streeft er naar partner in beleid voor opdrachtgevers te zijn vanuit een transparante en zakelijke verhouding. De belangrijkste opdrachtgever van DR is het moederdepartement LNV. Het betreft ondermeer regelingen op het terrein van:

• De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

• Identificatie en Registratie van dieren, percelen en bedrijven;

• Vergunningen en ontheffingen;

• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

• Het mestbeleid;

• De crisisbestrijding.

Het gaat hierbij enerzijds om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: ooipremieregeling), waarbij de subsidieverkrijger «voordeel» heeft bij de uitvoering. Maar anderzijds gaat het om het uitvoeren van «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook bijvoorbeeld organisaties als natuurbeschermingsorganisaties.

Algemeen

De Dienst Regelingen is per 1 januari 2006 een officiële baten-lastendienst van LNV. In 2005 is sprake van een zogenaamde tijdelijke agentschap status. De balans per 31 december 2005 fungeert als openingsbalans voor de jaarrekening 2006 voor de baten-lastendienst. Vanaf begin 2005 is door Dienst Regelingen één geïntegreerde administratie gevoerd voor de gehele dienst. In de uitgangspunten voor de verslaggeving 2005 zijn verder geen bijzonderheden ten opzichte van 2004.

Dienst Regelingen heeft over 2005 een positief resultaat gerealiseerd van circa € 1,5 mln. Dit ligt € 5,3 mln. boven het begrote resultaat van negatief circa 3,8 mln. De baten zijn circa € 4,5 mln. hoger, hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt door hogere opbrengsten LNV (€ 2,1 mln.) De lasten zijn circa € 0,8 mln lager ten opzichte van de begroting. De personele lasten zijn lager dan begroot (€ 7,4 mln.), terwijl de materiële lasten hoger zijn (€ 9,8 mln.). Dit heeft vooral te maken met de uitbesteding binnen LNV van de ICT-diensten en de daaraan gekoppelde overplaatsing van personeel naar de Dienst ICT-Uitvoering (DICTU). Hierdoor zijn posten die onder personeel zijn begroot, verantwoord onder de automatiseringskosten binnen de materiële lasten. De afschrijvingen zijn lager dan begroot (€ 3,9 mln).

Dienst Regelingen heeft over 2005 een positief resultaat behaald van € 1,5 mln. In afwachting van besluitvorming over de resultaatbestemming door het moederdepartement, is het behaalde resultaat over 2005 voorlopig als onverdeeld resultaat in de balans opgenomen.

Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar het vervolg van deze jaarrekening.

Balans per 31 december 2005

Bedragen x € 1 000
 31-12-0531-12-04
Activa  
Immateriële vaste activa25 84811 365
Materiële vaste activa  
– grond en gebouwen1 1141 476
– installaties en inventarissen2 3272 462
– overige materiële vaste activa3 7186 073
Debiteuren3 0455 469
Nog te ontvangen7 7905 022
Liquide middelen36 97826 849
Totaal activa80 82058 716
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
– exploitatiereserve7 0644 436
– onverdeeld resultaat1 4982 629
Voorzieningen1 00077
Leningen bij het MvF21 83611 359
Schuld bij het Moederdepartement3122 198
Crediteuren9 7974 996
Nog te betalen39 31333 021
Totaal passiva80 82058 716

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement116 194118 2482 054
Opbrengst overige departementen2 3531 174– 1 179
Opbrengst derden18 60021 6153 015
Rentebaten254868614
Totaal baten137 401141 9054 504
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personeel75 19267 813– 7 379
– materieel52 24562 0919 846
Rentelasten977659– 318
Afschrijvingskosten   
– materieel3 3263 913587
– immaterieel9 4864 966– 4 520
Overige lasten   
– Dotaties voorzieningen0965965
– Buitengewone lasten000
Totaal lasten141 226140 407– 819
Saldo van baten en lasten– 3 8251 4985 323

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005

Bedragen in € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening-courant RHB 1 januari 200529 06526 846– 2 219
2 Totaal operationele kasstroom– 4 21117 49121 702
  Totaal investeringen (-/-)– 21 215– 20 690525
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)0180180
3 Totaal investeringskasstroom– 21 215– 20 510705
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 13 662– 6 2677 395
  Beroep op leenfaciliteit (+)21 21519 415– 1 800
4 Totaal financieringskasstroom7 55313 1485 595
5 Rekening-courant RHB   
31 december 2005(=1+2+3+4)11 19236 97525 783

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Profiel

De Plantenziektenkundige Dienst (PD) bewaakt en bevordert de gezondheid van planten vanuit een internationale context. De kerntaak van de PD is het weren, vrijwaren, bestijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Hiermee wordt beoogd een duurzame, concurrerende en veilige landen tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlands landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijk van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.

De wettelijke basis van de werkzaamheden van de PD ligt besloten in Plantenziektenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de Plantenziektenkundige Dienst een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van LNV ontvangt de Plantenziektenkundige Dienst een bijdrage van het moederdepartement. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of gelijkmatige arbeidsfilm.

De «opbrengst moederdepartement» 2005 heeft betrekking op de vergoeding voor de dienstverlening ten behoeve van het ministerie van LNV. De hogere bijdrage houdt verband met extra kosten die zijn gemaakt voor de implementatie van het nieuwe Reduced Checksysteem en de verbetering van het factureringsproces. Het voorziene negatieve resultaat over 2005 is € 0,2 mln. lager uitgevallen. Het negatieve saldo wordt voor € 0,5 mln. veroorzaakt door een tekort op activiteiten voor derden, voor € 0,4 mln door een afgesproken intering op het eigen vermogen en voor € 0,3 mln door hogere personeelskosten gedetacheerd personeel.

Balans per 31 december 2005

Bedragen x € 1 000
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa9721 356
Materiële activa  
– grond en gebouwen
– installaties en inventarissen2 0831 738
– overige materiële vaste activa499579
Voorraden
Debiteuren3 3944 477
Nog te ontvangen2 880895
Liquide middelen9082001
Totaal activa10 73611 046
   
Passiva  
Eigen vermogen  
– exploitatiereserve1 068669
– verplichte reserve
– onverdeeld resultaat– 1 198399
Leningen bij MvF3 5674 336
Voorzieningen6981 081
Crediteuren1 169491
Nog te betalen5 4324 070
Totaal passiva10 73611 046

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement12 08114 4002 319
Opbrengst derden15 01215 183171
Rentebaten04444
Buitengewone baten0385385
Exploitatie000
Totaal baten27 09330 0122 919
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personeel17 01118 2841 273
– materieel5 6768 4522 776
– huisvesting3 2213 005– 216
Rentelasten220202– 18
Afschrijvingskosten   
– materieel897650– 247
– immaterieel478444– 34
Overige lasten   
– Dotaties voorzieningen30134104
– Bijzondere lasten1 00039– 961
Totaal lasten28 53331 2102 677
Saldo van baten en lasten– 1 440– 1 198242

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20056 6131 989– 4 624
2. Totaal operationele kasstroom– 35623658
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 2 700– 9511 749
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom– 2 700– 9511 749
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 1 496– 1 069– 427
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)2 700300– 2 400
4. Totaal financieringskasstroom1 204– 769– 1 973
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005 (=1+2+3+4)5 082892– 4 190

Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is binnen de rijksoverheid integraal verantwoordelijk voor het toezicht, de risicocommunicatie en de onafhankelijke risicobeoordeling op het terrein van voedsel- en productveiligheid en diergezondheid. Door de koppeling van deze drie kerntaken wil de VWA haar missie «zichtbare risicoreductie» realiseren. De jaarrekening 2005 is de eerste geïntegreerde jaarrekening van de baten-lastendienst VWA.

De VWA bestaat uit 4 dienstonderdelen, namelijk de directie Toezichtsbeleid & Communicatie, de Dienst Uitvoering, het bureau Risicobeoordeling en de directie Bedrijfsvoering.

Algemeen

In 2005 is de fusie tussen de VWA/VW, VWA/RVV en VWA/CE tot stand gekomen. In september 2005 is de reorganisatie afgerond en vanaf 1 januari 2006 fungeert de VWA als één baten-lastendienst. Het personeelsbestand van de VWA is gekrompen van 2 656 FTE naar 1 937 FTE ultimo december 2005. Om als één agentschap te kunnen opereren zijn in 2005 de neiuwe waarderingsgrondslagen voor de VWA vastgesteld.

Balans per 31 december 2005

Bedragen x € 1 000
 31-12-200531-12-2004*
Activa  
Immateriële activa1 4791 206
Materiële activa00
– grond en gebouwen00
– installaties en inventarissen19 97622 516
– overige materiële vaste activa00
Voorraden1 3241 809
Debiteuren4 8366 456
Nog te ontvangen15 2209 773
Liquide middelen13710 526
Totaal activa42 97252 286
   
Passiva  
Eigen vermogen  
– exploitatiereserve748748
– verplichte reserves00
– onverdeeld resultaat– 2 9650
Leningen bij het MvF25 05125 163
Voorzieningen5741 846
Crediteuren6 0499 455
Nog te betalen13 51515 074
Totaal passiva42 97252 286

* De stelselwijziging als gevolg van de nieuwe afschrijvingstermijnen is in de balans 2004 verwerkt.

Totaal is door inhaalafschrijvingen ad € 2,669 mln. de boekwaarde van de activa afgewaardeerd en tlv het EV gebracht. Als gevolg van het harmoniseren van de grondslagen heeft voorraadvorming in de beginbalans van de KvW plaats gevonden voor een bedrag van € 0,534 ten gunste van het eigen vermogen

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begroting*RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement16 85633 37216 516
Opbrengst overige departementen77 44880 7003 252
Opbrengsten DGF2 500300– 2 200
Opbrengst derden79 50073 381– 6 119
Rentebaten0217217
Overige baten750956206
Buitengewone batenp m1 5081 508
Exploitatiebijdrage03 1753 175
Totaal baten177 054193 60916 555
    
Lasten   
Apparaatskosten168 972187 77618 804
– personele kosten115 378114 587– 791
– materiële kosten53 59473 18919 595
Rentelasten1 6351 506– 129
Afschrijvingskosten7 1126 157– 955
– materieel7 1125 484– 1 628
– immaterieel0674674
Dotaties voorzieningen8801 074194
Buitengewone lasten06161
Totaal lasten178 599196 57417 975
Saldo van baten en lasten– 1 545– 2 965– 1 420

* Het totaal van de baten en lasten van de oorspronkelijk vastgestelde begroting (som begrotingsstaten KvW, RVV, CE) is hoger dan het totaal van baten en lasten van de VWA (geconsolideerd). Het verschil van € 52, mln. betreft onderlinge verrekeningen tussen de drie onderdelen die in het totaal niet meer zichtbaar zijn (eliminatiepost).

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20056 36910 5264 157
2. Totaal operationele kasstroom6 869– 6 38713 256
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 7 879– 3 960– 3 919
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)07171
3. Totaal investeringskasstroom– 7 879– 3 889– 3 990
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)1 54501 545
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 4 782– 3 307– 1 475
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)7 8793 1954 684
4. Totaal financieringskasstroom4 642– 1124 754
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)10 0011379 864

D. BIJLAGEN

BIJLAGE EUROPESE GELDSTROMEN

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Structuurbeleid.

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit het markt- en prijsbeleid, de tweede pijler uit het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en- inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties, interventiemaatregelen en inkomenssteun. Het plattelandsbeleid richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de Unie.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt.

Het structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.

Uitgaven en ontvangsten Europese Unie

Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van LNV zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. De subsidies uit hoofde van de eerste en tweede pijler van het GLB komen uit dezelfde Europese financieringsbron, te weten het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL, afdeling Garantie). De geldstromen uit de eerste pijler hebben voornamelijk betrekking op prijs- en inkomensondersteunende instrumenten en worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale co-financiering door het rijk, andere overheden of private partijen.

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau, die nationaal wordt gecontroleerd. Er zijn geen geldstromen uit het EOGFL, afdeling garantie aan verbonden. Wel worden de afspraken en regelgeving uit het GVB ondersteund door subsidies verbonden aan de structuurfondsen.

De geldstromen verbonden aan het structuurbeleid komen uit andere Europese financieringsbronnen dan het EOGFL, afdeling Garantie. Echter, net als bij de tweede pijler van het GLB dient ook hier sprake te zijn van co-financiering. Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV de geldstromen verbonden met Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV) relevant.

In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programma-gelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt -en prijsbeleid geschieden buiten begrotingsverband en komen via betaalorganen in Nederland rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de LNV-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) wèl op de LNV-begroting verantwoord. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2005.

Tabel 1 Programma-uitgaven voor het jaar 2005; begroting en realisatie (bedragen x € 1 mln.)
 Begroting 2005Realisatie 2005
Financieringsbron BeleidLNVOverig*Waarvan gedekt door EU-bijdrageLNVOverig*Waarvan gedekt door EU-bijdrage
GLB/Plattelandsbeleid      
Duurzame landbouw51,7246,9719,6220,8120,637,63
Natuur en landschap42,9822,3224,0931,1524,0519,53
Waterbeheer14,2015,278,3015,0363,0318,85
Diversificatie0,523,551,314,6512,763,30
Recreatie en toerisme0,0010,353,620,0014,984,98
Leefbaarheid0,0014,465,060,004,289,65
Totaal109,42112,9262,0071,64139,7363,94
 EULNVOverig*EULNVOverig*
GLB/Markt – en prijsbeleid      
Premieregelingen545n.v.t.n.v.t.729n.v.t.n.v.t.
Interventies en restituties555n.v.t.n.v.t.465n.v.t.n.v.t.
Totaal1 100n.v.t.n.v.t.1 194n.v.t.n.v.t.

* Overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2005 die samenhangen met het markt -en prijsbeleid, afgezet tegen de begroting 2005.

De uitgaven voor premieregelingen zijn hoger uitgevallen dan geraamd. In het EOGFL jaar 2005 is voor het eerst de melkpremie (130 mln) uitgekeerd. Interventies en restituties zijn lager uitgevallen. Met name de exportrestituties in de zuivelsector hebben in 2005 een daling laten zien.

Tevens zijn in bovenstaande tabel de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2005 die samenhangen met het plattelandsbeleid afgezet tegen de begroting 2005. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende EU co-financiering op de LNV-begroting verantwoord. In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema’s te onderscheiden. Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet.

Er is bijna 2 mln meer aan EU cofinanciering ontvangen dan begroot. In 2005 zijn er in het POP meer provinciale projecten én minder rijksregelingen uitgevoerd dan geraamd. Daardoor is de realisatie van LNV uitgaven lager en de realisatie van overige partijen hoger dan begroot. De uitgaven op het onderdeel duurzame landbouw zijn lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat bij het onderdeel herverkaveling voor grondverwerving in 2005 géén uitgaven onder het POP zijn gebracht. De uitgaven op de onderdelen waterbeheer en recreatie zijn hoger dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat na de overeenstemming met de EU over de derogatie met betrekking tot de nitraatrichtlijn van start is gegaan met SGB-projecten.

Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de Europese Unie. Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 11 van de LNV-begroting. Tabel 2 bevat de gerealiseerde ontvangsten in 2005. Deze ontvangsten worden onder aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU.

Tabel 2 Ontvangsten in 2005 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (x € 1 mln)
 BegrotingRealisatie
Douanerechten op landbouwproducten  
Hoofdproductschap Akkerbouw718
Productschap Zuivel
Productschap Vee, Vlees en Eieren21
Productschap Tuinbouw
Douane213323
Subtotaal222342
   
Productieheffingen  
Bijdrage in de opslagkosten van suiker  
Productieheffing suiker2254
Productieheffing isoglucose en inuline11
Subtotaal2355
   
Totaal douanerechten en heffingen245397

Markt- en prijsbeleid: de eerste pijler van het GLB

Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en- inkomens. Sinds 1992 is er sprake van continue hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenscompensatie.

In juni 2003 is een nieuwe fase ingegaan in het proces van de hervorming van het GLB. Het belangrijkste kenmerk van deze hervorming is dat de inkomenssteun ontkoppeld wordt van de productie en omgezet wordt in de bedrijfstoeslagregeling. Andere kenmerken zijn:

– Om in aanmerking te (blijven) komen voor de inkomenssteun moet de agrarische producent voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden (ten aanzien van dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, etc.), de zogeheten cross-compliance,. Bij onvoldoende naleving wordt de producent gekort op zijn inkomenssteun.

– Verplichte afroming (modulatie) van middelen van de eerste pijler (markt- en prijsbeleid) ten behoeve van de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het GLB.

De controle op cross-compliance is per 2005 gestart. Per 2006 vindt de ontkoppeling van de productie plaats. Hierdoor «verdwijnt» een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van slachtpremies). Deze zijn opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven (zie ook tabel 1 met de programma-uitgaven voor het jaar 2005) worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord. De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid. In tabel 3 is een aantal prestatiegegevens m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid opgenomen.

Ontwikkelingen

Zoals gesteld betreft de hervorming van het GLB een continu proces.

In november 2005 heeft de Landbouwraad een besluit genomen over de hervorming van de marktordening suiker. De belangrijkste wijzigingen in de marktordening zijn een forse daling van de suikerprijs met 36%. Daaraan gekoppeld is een inkomenscompensatie van de bietentelers van 64,2% door middel van een ontkoppelde inkomenstoeslag. Daarnaast komt er een herstructureringsfonds dat suikerproducenten de mogelijkheid biedt hun productierechten gedurende een periode van vier jaar ter opkoop aan te bieden.

In december 2005 is tijdens de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie afgesproken dat eind 2013 exportsubsidies volledig moeten zijn afgeschaft en overige vormen van handelsverstorende exportsteun worden gedisciplineerd. Een substantieel deel hiervan zal aan het einde van de eerste helft van de implementatieperiode (naar verwachting eind 2010) gerealiseerd moeten zijn.

Tot slot is op de Landbouwraad van 30 mei 2005 een politiek akkoord bereikt over de nieuwe financieringsverordening van het GLB, waarbij vanaf 1 januari 2007 het GLB niet meer vanuit één fonds (EOGFL, Garantie) wordt gefinancierd. De eerste pijler en de tweede pijler zullen dan vanuit twee aparte fondsen (het Landbouwfonds en het Plattelandsfonds) worden gefinancierd.

Tabel 3 Prestaties m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid
 BegrotingRealisatie
Landbouwproducten en SuperheffingmutatiesAantal aanvragen (x 1 000)Restitutie uitgaven (x € 1 mln)Belang per aanvraag (x € 1,-)Aantal aanvragen (x 1 000)Restitutie uitgaven (x € 1 mln)Belang per aanvraag (x € 1,-)
Akkerbouw      
Restituties,productiesteun en invoer van akkerbouwproducten591702 883344*222645
Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten1076763012065542
Zuivelproducten en melk      
Restituties en veredeling van zuivelproducten582754 741592754 661
Uitvoercertificaten9  7  
Invoercertificaten6  1  
Superheffing40  36  
Melkpremie   2325110 913
Vlees en eieren      
Exportrestituties26  4011,4285
Invoerformulieren14  32  
Certificaten11  11  
Slachtpremies kalveren 40  43 
(aantal premiabele kalveren)(800)  (1 035)  
Groenten en fruit      
Exportrestituties40,7518,7520,59295
en marktordening 674 785 7140,013755 769 231
Certificaten2,5  3  
Margarine, vetten en oliën      
In- en uitvoerformulieren/certificaten      
Totaal aantal aanvragen (x 1 000)337  678  

* als gevolg van de wijzigingen in de Contingenteringsregeling Aardappelzetmeel, de Regeling Gedroogde Voedergewassen en de Regeling Landbouwzaaizaden, is het aantal hier genoemde documenten niet meer vergelijkbaar met 2004.

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.)29,830,3
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren404361
Berekend gem. aantal aanvragen per mensjaar8391 878
Berekende gem. uitvoeringskosten per aanvraag (x ? 1,-)8845
Berekende gem. uitgaven per mensjaar (x € 1 000)7484
Apurement (x € 1 mln.)2,310,5

Het plattelandsbeleid: de tweede pijler van het GLB

In 2000 heeft de EU naast de eerste pijler van het GLB de zogenaamde tweede pijler geïntroduceerd: het plattelandsbeleid. Dit beleid krijgt vorm via de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling, die voor Nederland is uitgewerkt in een nationaal Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Dit nationale POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en provincies. De afspraken ter zake zijn vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma’s. Het rijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.

In juni 2003 heeft de EU besloten tot een ingrijpende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een van de genomen besluiten betreft het financiële kader van het GLB en een verschuiving van middelen van de eerste (markt- en prijsbeleid) naar de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Vanaf 2005 is er een verplichte verlaging van de rechtstreekse betalingen aan grotere landbouwbedrijven met 3%, oplopend tot 5% in 2007 en volgende jaren (modulatie). De hiermee vrijkomende gelden zijn beschikbaar voor de versterking van het plattelandsbeleid.

Na de hervorming van het GLB in juni 2003, is een verbreed pakket aan Europese plattelandsmaatregelen beschikbaar gekomen voor de lidstaten (tweede pijler GLB). Lidstaten kunnen ervoor kiezen om deze maatregelen in de plattelandsontwikkelingsprogramma’s op te nemen.

In juni 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de manier waarop Nederland nu in het huidige POP invulling geeft aan de hervormingsbesluiten van het GLB (TK 2003–2004, 21 501–32, nr. 73).

Het huidige Europese plattelandsbeleid loopt tot en met 2006. Het POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het rijk en de provincies. De afspraken tussen rijk en provincie worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma’s. Hiervoor is een juridisch kader gecreëerd op grond waarvan de uitvoering van de provinciale programma’s plaatsvindt. Niettemin is het rijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.

Met het POP wordt Europese financiering verkregen van gemiddeld ca € 60 mln. per jaar. Rijk en provincie dragen €150 mln. per jaar bij. Jaarlijks wordt voor 30 juni gerapporteerd aan de Europese Commissie over de voortgang van de uitvoering. Dit gebeurt op basis van communautair voorgeschreven criteria.

Onderstaande tabel toont de realisatie van lidstaat Nederland in vergelijking met de overige EU-lidstaten

(bedragen * € 1 000)
 BeschikkingRealisatie 2005Onder/overbestedingRealisatie in %
België55 20055 372172100,31
Denemarken53 00049 284– 3 71692,99
Duitsland806 600806 6000100,00
Griekenland150 900161 89010 990107,28
Spanje529 100532 9563 856100,73
Frankrijk875 900880 0294 129100,47
Ierland356 500357 405905100,25
Italië683 400683 4000100,00
Luxemburg13 80017 1673 367124,40
Nederland63 20063 2000100,00
Oostenrijk478 700479 200500100,10
Portugal226 300182 383– 43 91780,59
Finland333 400338 8005 400101,62
Zweden170 600172 4461 846101,08
Engeland162 400162 4000100,00
Totaal4 959 0004 942 532– 16 46899,67

De structuurfondsen: Doelstelling 2, LEADER+ en FIOV.

Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) van belang. Doelstelling 2 levert een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Leader+ levert een bijdrage aan het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden. Het FIOV is gericht op het ondersteunen van de herstructurering van de visserijsector.

Voor de bovengenoemde verschillende instrumenten uit de structuurfondsen worden binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Deze programma’s, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen, zowel richting de Europese Commissie als richting de Tweede Kamer, ligt echter bij de rijksoverheid.

De structuurprogramma’s binnen D2 en Leader+ ontvangen vanuit de EU bijdragen uit respectievelijk het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en EOGFL-Oriëntatie. Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering vanuit Nederland voor hun rekening.

In Nederland is er sprake van een zekere samenhang tussen het plattelandsbeleid van het GLB zoals dat is uitgewerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP, opgesteld op grond van Verordening 1257/99) en het regionale beleid dat gevoerd wordt in het kader van de Doelstelling 2 (voor zover dit betrekking heeft op plattelandsontwikkeling) en Leader+ (Verordening 1260/99). De acties in het kader van Doelstelling 2 (agrarisch luik) en Leader+ hebben een aanvullend karakter t.a.v. de acties in het kader van het POP.

Doelstelling 2

Het kabinet beoogt onder meer via Doelstelling 2 een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Dit gebeurt door ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren.

De Enkelvoudige Programmerings Documenten (EPD’s) voor Oost- en Zuid Nederland die onder doelstelling 2 vallen betreffen zowel een industriële als plattelandscomponent. Inhoudelijk zijn respectievelijk EZ en LNV hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. LNV heeft echter alleen coördinerende verantwoordelijkheid ten aanzien van het EPD Oost-Nederland. EZ heeft dit ten aanzien van het EPD Zuid-Nederland.

De nationale vertaling van de Europese structuurfondsen naar de reconstructie van de zuidelijke en oostelijke zandgebieden, is nader uitgewerkt in de operationele doelstelling Gebiedenbeleid« dat onder het beleidsartikel »Versterking landelijk gebied« (beleidsartikel 1) valt. Rijk en provincies zorgen voor de nationale financiering.

De Mid Term Evaluatie van 2003 heeft geleid tot een betere (continue) bewaking van de financiële voortgang van het EPD. Mede daardoor is in 2004 aan de regels van N+2 voldaan en is automatische decommittering (terugvloeiing van EU geld naar Brussel) voorkomen. Deze werkwijze is in 2005 verder voortgezet. Het EPD programma Oost heeft zo een inhaalslag gemaakt. Naar verwachting zijn de beschikbare budgetten voor de meeste maatregelen volledig of nagenoeg volledig vastgelegd in 2005. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2005.

LEADER+

Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel «het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden».

In 2005 heeft de update van de Mid Term Evaluatie Leader+ plaatsgevonden. Daarin is vooral ingegaan op de mate waarin de in de programma’s gestelde doelen zijn behaald. Uit de evaluatie blijkt dat het Nederlandse programma goed scoort als het gaat om indicatoren. Daarnaast is met het bestede/gecommitteerde geld meer geld in de regio gegenereerd dan begroot. Dit is een duidelijk bewijs van regionaal draagvlak. Wel is er spanning geconstateerd tussen de bottom-up aanpak en de administratieve eisen. Lokale (vaak vrijwilligers) organisaties hebben te weinig professionele menskracht om aan de eisen te voldoen.

Voor de programma’s Zuid en Noord is aan de regels van N+2 voldaan. In de regio West is er sprake geweest van een decommittering van ruim € 1 mln. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers van alle regio’s in 2005.

Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)

In het kader van de Europese Structuurfondsen zijn bijstandsprogramma’s voorzien ten behoeve van de visserijsector. Het doel hiervan is richting te geven aan de herstructurering van de visserijsector en deze herstructurering te vergemakkelijken. Deze bijstandsprogramma’s worden bekostigd vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Doelstellingen van het FIOV zijn 1) de ontwikkeling van de visserij-inspanning die aansluit bij de duurzame exploitatie van de visbestanden en 2) het stimuleren van modern ondernemerschap.

Het Financieringsplan FIOV 2000 – 2006 is onderverdeeld in 5 zwaartepunten, te weten:

– Aanpassing visserij-inspanning

– Vernieuwing/modernisering visserijvloot

– Aquacultuur en binnenvisserij

– Overige maatregelen

– Technische bijstand

Ten behoeve van de bijstandsprogramma’s voor de visserijsector stelt elke lidstaat een Enkelvoudig ProgrammeringsDocument (EPD) op.De Europese Commissie dient dit goed te keuren. Het huidige EDP heeft een looptijd van 7 jaar (2000 tot en met 2006).

De totale maximale bijstand voor de bijstandsprogramma’s vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) voor de genoemde periode bedraagt voor Nederland € 32,1 mln. De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsector die als co-financiering onder het EPD vallen, komen ten laste van de operationele doelstellingen Herstructurering Visserij (beleidsartikel 04.14) en Ecologisch duurzame visserij (beleidsartikel 05.15).

Naast de bovengenoemde bijstandsprogramma’s profiteert de visserijsector ook via het EPD Flevoland van gelden uit het FIOV. Het EPD Flevoland vloeit voort uit de benoeming van Flevoland als ontwikkelingsgebied onder doelstelling 1 van de structuurfondsen en valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken. Op basis van dit EPD ontvangt de provincie zelfstandig een bijdrage uit het FIOV voor de visserijsector op haar grondgebied.

In 2005 is een saneringsregeling voor de kottersector opengesteld. Voorts zijn diverse meerjarige wetenschappelijke onderzoeken naar duurzamere visserijtechnieken gefinancierd.

BIJLAGE ZBO’S EN RWT’S

InstellingRWTZBOBijdrage LNV 2005(x € 1 000)(Beleids-)artikel(en)
   BegrotingRealisatie 
1. Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen(HAS) (6)jn55 44855 2578
2. Wageningen Universiteitjn135 936140 9068
3. Agrarische Opleidingscentra (AOC’s) (13)jn359 344380 3928
4. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouwjj  
5. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK)jj  
6. Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD)jj  
7. Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)jj2 2006706
8. Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE)jj  
9. Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB)jj135 5
10. Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL)jj  
11. Staatsbosbeheerjj82 31184 7281, 2 en 3
12. Faunafondsjj5 70110 2571
13. Bureau Beheer landbouwgrondenjj54 52156 6752
14. Commissie Beheer LandbouwgrondennjPm 
15. Centrale Grondkamernj156 11
16. Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, Onj  
17. Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delflandnj1 4074 2541
18. Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit- , Sier- en Bosbouwgewassennj  
19. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB)jj260 5
20. Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID)nj182 5
21. Inspectiedienst Gezelschapsdierennj  
22. Raad voor het Kwekersrechtnj485 11
23. Voedselvoorzienings in- en verkoopbureaunjPm  
24. Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF)jj  
25. Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouwjj  
26. Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserijjj  
27. Kamer voor de Binnenvisserijnj  
28. Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV)jj  
29. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB)nj  
30. Erkende stamboekverenigingen (28x)nj  
31. Stichting DLOjn176 878202 3147
32. Rendacjn19 00017 9346
33. Stichting Nationaal Groenfondsjn1, 2, 3

BIJLAGE OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGENG VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

In deze bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op gesignaleerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bij het departementale jaarverslag LNV en het DierGezondheidsFonds (DGF) over 2004 en de maatregelen die zijn getroffen om de geconstateerde tekortkomingen in het verslagjaar en de jaren daarna te voorkomen.

Beheer voorschotten overdrachtsuitgaven

De Algemene Rekenkamer heeft over 2003 een «ernstige onvolkomenheid» gerapporteerd in het voorschottenbeheer. Door het ministerie zijn maatregelen genomen die ertoe hebben geleid dat de ernstige onvolkomenheid bij het jaarverslag 2004 is omgezet in een «onvolkomenheid».

Reactie LNV:

De toezegging om alle oude voorschotten af te wikkelen in 2005 is ondanks de grote inzet niet gerealiseerd, waardoor aan de afwikkeling van oude voorschotten in 2006 meer gerichte aandacht wordt gegeven, onder andere door het maken van specifieke afspraken over deadlines en het toezicht daarop.

Administratie van het LNV-concern

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de kwaliteit van de specificaties op balansposten nog niet op orde is. Er is onzekerheid over de hardheid van de vorderingen buiten begrotingsverband. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling binnen de LNV-organisaties, op MT-niveau aandacht en deskundigheid te bevorderen op het gebied van financieel beheer. Tevens is de aanbeveling gedaan proefafsluitingen te verbeteren door niet alleen problemen te signaleren, maar ook direct verbeteracties te initiëren en de Interne controle op de comptabele administratie versterken.

Reactie LNV:

Er is in 2005 een opschoonactie voor niet tijdig afgewikkelde balansposten gestart. Tevens is een instructie opgesteld voor het boeken buiten begrotingsverband en een procedure ontwikkeld die voorziet in periodieke saldobevestigingen aangaande de posten buiten begrotingsverband. De voortgang in de afwikkeling van balansposten wordt onder andere bewaakt door middel van tussentijdse afsluitingen. Het saldo van vorderingen/schulden buiten begrotingsverband is inmiddels aanzienlijk gereduceerd.

In 2005 is de deskundigheid op het terrein van financieel beheer bevorderd door het verplicht stellen van de cursus Financieel Management voor leidinggevenden binnen LNV en de instelling van een Financieel Service Centrum voor beleids- en stafdirecties.

Toezicht op het functioneren van de interne controle

De Algemene Rekenkamer rapporteerde dat zij een daadwerkelijke toetsing van de werking van de interne controle door de directie FEZ niet heeft kunnen waarnemen. Daarnaast plaatst de auditdienst kanttekeningen bij de kwaliteit van het financieel beheer van met name de beleids- en stafdirecties. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling meer aandacht te geven aan actieve controle op de werking van de administratieve organisatie bij de staf- en beleidsdirecties.

Het advies van de auditdienst om de taken te centraliseren kan hiervoor een oplossing bieden.

Reactie LNV:

FEZ maakt bij de toets op de werking van de interne controle bij agentschappen gebruik van tussentijdse afsluitingen, voorzien van een rapportage van de verbijzonderde afdelingen interne controle en een managementverklaring bij de afsluiting van het kalenderjaar. Voor 2006 is afgesproken dat ook bij elke tussentijdse afsluiting een managementverklaring wordt verstrekt.

Voor het kerndepartement is in 2005 gestart met de instelling van het Financieel Service Centrum, waarmee financiële taken worden gecentraliseerd. In 2006 zal de dienstverlening worden uitgebeid naar het gehele kerndepartement. Een project voor de digitalisering van de factuurverwerking (documenten volgsysteem) moet de kwaliteit van de interne controle binnen het kerndepartement verder optimaliseren.

Contractbeheer

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het gebruik en het beheer van contractdossiers nog niet voldoet aan de eisen die de Regeling contractbeheer 1996 eraan stelt. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling het contractbeheer te versterken door gebruik te maken van contractdossiers en de contracten eenduidig vastleggen in het contractenregister.

Reactie LNV:

Deze constatering is voor LNV aanleiding geweest om het departementale toezicht op de naleving van regelgeving inzake het contractbeheer te intensiveren. Zo zijn directies en diensten gericht benaderd en zijn concrete afspraken gemaakt over de gesignaleerde tekortkomingen in het contractenbeheer en zijn in 2005 verbeteringen gerealiseerd. LNV bewaakt de voortgang van de resterende tekortkomingen.

Reviewbeleid

De Algemene Rekenkamer kwalificeerde de uitvoering van het reviewbeleid als een «onvolkomenheid». De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de nog uit te voeren reviews over 2004 alsnog met voortvarendheid uit te voeren. Tevens werd aanbevolen een totaaloverzicht te maken van de regelingen, waarin aangegeven is wat het financieel belang is, of een accountantsverklaring en een controleprotocol aanwezig is. Dit overzicht kan als input dienen voor het reviewbeleid.

Reactie LNV:

De AD heeft met FEZ, in verband met een prioritering, de reviews 2004 uit te voeren in 2005, deels doorgeschoven naar 2006. Als gevolg hiervan blijft extra aandacht nodig voor de tijdigheid van reviews. LNV beschikt in dit kader over een overzicht op basis van het InstrumentenOverzicht Rijk (IOR) waarin het financieel belang per regeling is vermeld.

Subsidiebeheer

De Algemene Rekenkamer kwalificeerde de uitvoering van het subsidiebeheer als een «onvolkomenheid». De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling voldoende accent te leggen op het M&O-risico bij nationale regelingen. Tevens werd aanbevolen om bij het gebruik van accountantsverklaringen deze inhoudelijk te beoordelen en hierop reviews conform het reviewbeleid te laten uitvoeren. Daarnaast werd aanbevolen om vast te leggen welke stappen uit het Handboek Financiële Regelingen niet (helemaal) zijn doorlopen bij het opstellen van nieuwe regelingen.

Reactie LNV:

FEZ maakt in het kader van haar toezichthoudende rol gebruik van de managementverklaringen van LNV-directeuren over onder andere het subsidiebeheer en toetst deze aan haar eigen waarnemingen. Alle accountantsverklaringen worden binnen LNV inhoudelijk beoordeeld. FEZ heeft een adviserende rol in het geval van onvoldoende interne deskundigheid bij de beleidsdirecties.

FEZ toetst alle nieuwe financiële regelingen op aanwezigheid van het in de departementale Handleiding Financiële Regelingen bedoelde «controlememorandum», het gebruik van accountantsverklaringen, bijbehorend controleprotocol en de toepassing van reviews. FEZ koppelt gesignaleerde tekortkomingen direct terug naar de betrokken beleidsdirectie.

BIJLAGE PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT.

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.
FunctieBelastbaar jaarloon 2004Pensioenbijdrage werkgever 2004Totaal 2004Belastbaar jaarloon 2005Pensioenbijdrage werkgever 2005OntslagvergoedingTotaal 2005MotivatieOpmerkingen
Lid Bestuursraad138 62422 379161 003144 54926 219 170 768Periodieke toeslag art. 22a/Arbeidsduur op basis van 40 uur per week 

BIJLAGE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN

AGFAardappelen, Groenten en Fruit
AIAviaire influenza
AIDAlgemene Inspectiedienst
ASCAfrika Studie Centrum
ATOAgrotechnologisch Onderzoek
AVPAgenda Vitaal Platteland
BBLBeroepsbegeleidende Leerweg
BESbilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten
BOLBeroeps Opleidende Leerweg
BRDBureau Registratie Diergeneesmiddelen
BSEBovine Spongiform Encephalopathy
CKSCompetentiegerichte Kwalificatie Structuur
COKZCentraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
CTBCollege Toelating Bestrijdingsmiddelen
CLIENTControle Landbouwgoederen Import Export naar een Nieuwe Toekomst
DGFDiergezondheidsfonds
DLDirectie Landbouw
DLGDienst Landelijk Gebied
DLODienst Landbouwkundig Onderzoek
DNDirectie Natuur
DPDirectie Platteland
DRDienst Regelingen
DWK/DKDirectie Wetenschap en Kennisoverdracht/Directie Kennis
EHSEcologische Hoofdstructuur
EUEuropese Unie
EZMinisterie van Economische Zaken
FIOVFinancieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij
FVOFood en Veterinary Office
GDGezondheidsdienst voor Dieren
GGO’sGenetisch Gemodificeerde Organismen
GLAMIConvenant Glastuinbouw en Milieu
GNOGewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong
HACCPHazards Analysis of Critical Control Points
HAOHoger Agrarisch Onderwijs
HBOHoger Beroeps Onderwijs
I&HDirectie Industrie en Handel
I&RIdentificatie en Registratie
IBVInvesteringsregeling Biologische Varkenshouderij
ICESInterdepartementale Commissie Economische Structuur-versterking
ICTInformatie Communicatie Technologie
ILGInvesteringsbudget Landelijk Gebied
IOZVInkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij
IPAInnovatie Platform Aquacultuur
IPCInnovatie Praktijkcentra
IRGInfrastructuurregeling Glastuinbouw
ISRICInternational Soil Reference and Information Centre
ISVInvesteringsimpuls Stedelijke Vernieuwing
KCBKwaliteits Controlebureau Groenten en Fruit
KICKennis en Innovatiecentrum
KNAWKoninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen
KVPKlassieke Varkens Pest
KvWKeuringdienst van Waren
LEILandbouw Economische Instituut
LNVLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LTOLand- en Tuinbouw Organisatie
LWOOLeerweg Ondersteunend Onderwijs
MBOMiddelbaar Beroeps Onderwijs
MINASMineralen aangiftesysteem
MJP-2Tweede Meerjarenplannen
MJPOMeerjarenprogramma Ontsnippering
MKZMond- en Klauwzeer
MVOMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NEFYTONederlandse Stichting voor Fytofarmacie
NURGNadere Uitwerking Rivierengebied
NVAONederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie
NWONederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OBNOverlevingsplan bos en natuur
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODOperationele doelstellingen
OIEOffice Internationale des Epizoöties
OVBOndersteuning bij visstandbeheer
PDPlantenziektenkundige Dienst
PE&RCC.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation
PNBParticuliere Natuurbescherminsorganisaties
POPPlattelandsontwikkelingsplan
PPSPubliek Private Samenwerking
PRIPlant Research International
PRODUSProject Duurzame Schelpdiervisserij
RBVRegeling Beëindiging Veehouderij-takken
RDARaad voor Dierenaangelegenheden
RIGORegeling innovatie groen onderwijs
RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
RLGRaad voor het Landelijk Gebied
RSGRegeling Structuurverbetering Glastuinbouw
RVRRegeling Versterking Recreatie
RVVRijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
SANSubsidieregeling agrarisch natuurbeheer
SBBStaatsbosbeheer
SBLStimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden
SEPSociaal Economische Plan
SGBSubsidieregeling Gebiedsgericht Beleid
SJASubsidieregeling Jonge Agrariërs
SNSubsidieregeling Natuurbeheer
STIDUGStimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden
TSETransmissible Spongiform Encephalopathies
URUniversiteit en Researchcentrum
UvWUnie van Waterschappen
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VBTBVan Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording
VDVoedselkwaliteit en Diergezondheid
VIA-regelingVersterking en Innovatie Agrarisch onderwijs
VIVVerplaatsing Intensieve Veehouderij
VJNVoorjaars Nota
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VWA/CEVoedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WEBWet Educatie en Beroepsonderwijs
WEWINVereniging van waterbedrijven in Nederland
WIASWageningen Instituut voor Dierwetenschappen
WO/HBOWetenschappelijk Onderwijs/Hoger Beroeps Onderwijs
WOTWettelijke Onderzoeks Taken
WUWageningen Universiteit
ZOGTZicht op Gezonde Teelt
Naar boven