Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-XIV nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-XIV nr. 1 |
Aangeboden 17 mei 2006
Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)
Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)9
A. | ALGEMEEN | 6 | |
1. | Voorwoord | 6 | |
2. | Verzoek tot déchargeverlening | 7 | |
3. | Leeswijzer | 11 | |
B. | BELEIDSVERSLAG | 13 | |
4. | Beleidsprioriteiten 2005 | 13 | |
5. | Beleidsartikelen | 25 | |
01 | Versterking landelijk gebied | 25 | |
02 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 37 | |
03 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 44 | |
04 | Economisch perspectiefvolle agroketens | 48 | |
05 | Bevorderen duurzame productie | 59 | |
06 | Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 72 | |
07 | Kennisontwikkeling en innovatie | 83 | |
08 | Kennisvoorziening | 90 | |
09 | Kennisverspreiding | 97 | |
6. | Niet-beleidsartikelen | 104 | |
10 | Nominaal en onvoorzien | 104 | |
11 | Algemeen | 105 | |
7 | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 107 | |
C. | JAARREKENING | 110 | |
8. | De verantwoordingsstaat | 110 | |
9. | De Saldibalans | 111 | |
10. | Baten-lastendiensten | 118 | |
Algemene Inspectiedienst (AID) | 119 | ||
Dienst Landelijk Gebied (DLG) | 120 | ||
Dienst Regelingen (DR) | 123 | ||
Plantenziektenkundige Dienst (PD) | 126 | ||
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) | 128 | ||
D. | BIJLAGEN | 131 | |
Bijlage Europese geldstromen | 131 | ||
Bijlage ZBO’s en RWT’s | 140 | ||
Bijlage Opvolging van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer | 141 | ||
Bijlage Publicatieplicht op grond van de Wet Openbaar- making uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 144 | ||
Bijlage Lijst met gebruikte afkortingen | 145 |
Ontwikkeling in samenhang. In grote lijnen geven deze woorden treffend weer wat in 2005 is bereikt met en vanuit het gevoerde beleid:
• In de aanpak van vraagstukken
• In de gewenste rolverdeling daarbij tussen overheden onderling en tussen overheden en andere partijen in de samenleving.
Veel is tot stand gebracht. Op een aantal terreinen zijn de «akkers geploegd en ingezaaid» met goede oogstvooruitzichten. Waar dat verantwoord was is de bemoeienis van LNV / de overheid met de rest van de samenleving ingeperkt. Waar dat gewenst was hebben we een helpende hand toegestoken:
• Om er voor te zorgen dat consumenten zich verzekerd weten van garanties bij aankoop van voedingsmiddelen;
• Om er voor te zorgen dat de stedeling zich welkom weet op een toegankelijk platteland, zoals hij zich dat wenst;
• Om er voor te zorgen dat de burger in ons land verzekerd blijft van natuur en natuurwaarden die gedijen in een ecologische hoofdstructuur;
• Om er voor te zorgen dat de producenten in het agrocomplex bewust en met vertrouwen kunnen kiezen voor «landbouw» en voor «ketens»;
• Om er voor te zorgen dat door innovatie en kennis de economische vitaliteit van het agrocluster blijvend wordt geschraagd;
• Om er voor te zorgen dat in de EU het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsbeleid recht doet aan de Nederlandse wensen;
• Om er voor te zorgen dat de visserijketen duurzaam perspectiefrijk blijft.
Dat is op velerlei manieren gebeurd, zowel in nationaal als internationaal verband. Waar dat aan de orde is zet ik dat in 2006 voort om zo de oogst(baarheid) veilig te stellen.
2. VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieel beheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;
d. de departementale saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
– Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
– De slotwet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2005; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.
– Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
– De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag over het jaar 2005 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:
– Algemeen (voorwoord, déchargeverlening en leeswijzer)
– Beleidsverslag (beleidsprioriteiten, beleidsartikelen, niet-beleidsartikelen en bedrijfsvoeringsparagraaf)
– Jaarrekening (verantwoordingsstaat, saldibalans, baten-lastendiensten)
Daarnaast maken vier bijlagen onderdeel uit van het jaarverslag, bestaande uit de bijlage Europese geldstromen, de bijlage toezichtsrelaties, een toelichting op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de verantwoording van voorgaande jaren en een bijlage met een lijst van afkortingen.
De bijlage Europese geldstromen is opgenomen omdat de verantwoording van de uitgaven met betrekking tot het Plattelandsontwikkelingsplan en de Europese structuurfondsen meer beleidsterreinen beslaat en verdeeld is over verschillende beleidsartikelen. Deze bijlage biedt een algeheel overzicht, waarbij tevens de uitgaven en ontvangsten van de Europese Unie in het kader van het markt- en prijsbeleid zijn opgenomen.
In de begroting 2005 is er in de beleidsagenda geen tabel met beleidsprioriteiten opgenomen. Hierdoor is het ook niet mogelijk een overeenkomstige tabel onder de beleidsprioriteiten in het jaarverslag 2005 op te nemen.
De (niet) beleidsartikelen in het beleidsverslag bevatten financiële gegevens en niet-financiële gegevens. De financiële gegevens zijn opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. De opmerkelijke verschillen tussen oorspronkelijke begroting en realisatie zijn bondig toegelicht. Dit is gedaan voor de verplichtingen, de programma- en apparaatuitgaven en de ontvangsten.
De niet-financiële informatie is opgenomen onder de geoperationaliseerde doelstellingen. Daar waar deze informatie in de begroting kwantitatief is weergegeven zijn in het jaarverslag de kwantitatieve realisatiegegevens opgenomen. De toevoeging van de mate van realisatie (ja/nee/gedeeltelijk), zoals als leidraad genoemd in model 3.50 in de RBV, is hierdoor overbodig en daarom achterwege gelaten.
De voorname beleidsresultaten en de opmerkelijke verschillen in de doelrealisatie zijn beknopt toegelicht. Voor zover de instrumenten niet in de tabellen zijn genoemd, zijn deze in de toelichting opgenomen als ze afwijken van de opsomming in de begroting. Dit laatste geldt ook voor de doelgroepen. Een soortelijke opsomming van doelgroepen en instrumenten die in de begroting staat, is hierdoor overbodig en is daarom in het jaarverslag weggelaten.
In de paragraaf over diensten die een baten-lastenstelsel voeren is per dienst een bondige toelichting gegeven op de taken en op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie tijdens het begrotingsjaar. De prestatiegegevens zijn ondergebracht bij de beleidsartikelen. Voor een aantal diensten die een baten-lastenstelsel voeren is geen eenduidige relatie te leggen tussen de beleidsartikelen en de voortgebrachte producten of diensten. De voortgebrachte producten of diensten zijn daarom ondergebracht onder één van de betreffende beleidsartikelen. Dit betekent dat de Algemene Inspectiedienst te vinden is onder artikel 5, de Dienst Landelijk Gebied te vinden is onder artikel 1, de Dienst Regelingen te vinden is onder artikel 4, de Plantenziektenkundige Dienst te vinden is onder artikel 5 en de Voedsel en Warenautoriteit te vinden is onder artikel 6.
In het jaarverslag wordt tevens ingegaan op de relevante overzichtsconstructies. Op de eerste plaats is dit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De uitgaven die LNV jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking worden onder beleidsartikel 11 verantwoord. Daarnaast heeft LNV deelgenomen aan de overzichtsconstructies Groen in en om de Stad (GIOS) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De uitgaven die met deze overzichtsconstructies zijn gemoeid, zijn verantwoord onder beleidsartikel 1
Het jaar 2005 was vooral een succes vanwege de totstandkoming van het nieuwe mestbeleid en het in de EU verwerven van een gedeeltelijke ontheffing ( tot 2009 ) voor de Nitraatrichtlijn. Vervolgens hebben Eerste en Tweede Kamer ingestemd met de nieuwe meststoffenwet. Hiermee komt voorlopig een einde aan een probleem dat ons land jaren achtervolgd heeft.2005 heeft ook laten zien dat de landbouwsector onder druk staat. Vanuit de WTO en de EU neemt de druk toe om de sector te liberaliseren. Ik heb dat in mijn nota Kiezen voor Landbouw ook beschreven.
De Brusselse discussies over het GLB hebben in 2005 met name in het teken gestaan van de vormgeving van het nieuwe plattelandsbeleid en van de nieuwe suikermarktordening. Over beide onderwerpen heeft intensief overleg met alle betrokken maatschappelijke partijen plaatsgevonden. De Europese Raad heeft met het besluit over de financiële perspectieven het plafond van de landbouwuitgaven intact gelaten. Zowel op Europees niveau als nationaal is een debat gevoerd over de Europese landbouwuitgaven. Het kabinet heeft er in dit debat voor gekozen het plafond tot 2013 te handhaven, onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de brief aan de Kamer (Tweede Kamer, 2004–2005, 21 501-20, nr. 288).
De WTO Doha Ontwikkelingsronde over liberalisering van de wereldhandel is niet voltooid (Hongkong, december 2005). O.a. een nieuw Landbouwakkoord is uitgebleven. Wel is overeengekomen exportsteun te disciplineren dan wel uit te faseren (exportrestituties). De onderhandelingen over de uitvoering alsmede over een substantiële vermindering van handelsverstorende steun en substantiële verbetering van markttoegang worden in 2006 onverminderd voortgezet, ten einde de Ronde einde 2006 alsnog geheel af te kunnen sluiten.
Voor de kwaliteit en de kansen van de natuur is de nieuwe Natuurbeschermingswet van groot belang. Deze is in oktober 2005 in werking getreden. De wet biedt het juridische kader voor de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Met provincies zijn afspraken gemaakt over de financiering van nieuwe provinciale taken in het kader van deze wet.
Kiezen voor Landbouw, de nieuwe Natuurbeschermingswet en het Beleidskader Toezicht op controle zijn goede voorbeelden hoe mijn beleidsfilosofie tot uiting en tot werking komt. Mijn beleidsfilosofie voor het LNV-domein steunt immers vooral op de gedachten:
– Van zorgen voor naar zorgen dat
– Decentraal wat kan, centraal wat moet
– Minder regelgeving, minder bureaucratie, minder lastendruk en minder uitvoeringslast.
Deze benadering vormt het fundament voor mijn aandeel in het realiseren van een andere overheid.
Slecht nieuws bracht het jaar 2005 helaas ook. De gevreesde dierziekte aviaire influenza (AI) rukte op vanuit Zuidoost Azië tot binnen Europa, begin 2006 zelfs binnen de EU. In 2005 is Nederland gevrijwaard gebleven. Ik ben in 2005 intensief bezig geweest met preventieve maatregelen in binnen- en buitenland. In dat licht ben ik zeer content met het akkoord dat in februari 2006 is bereikt over het preventief vaccineren van hobbydieren en buitenuitloop kippen.
Met de inwerkingtreding van de laatste onderdelen uit het nieuwe mestbeleid per 1 januari 2006 is het omvangrijkste onderdeel van de Administratieve Lasten-operatie van LNV voltooid. Samen met een aantal minder omvangrijke projecten zorgt dit er voor dat de doelstelling van 25% reductie nu reeds ruimschoots is behaald. De teller stond ultimo 2005 op -33%.
Er bestaat nog wel een spanning tussen de rekenkundig gerealiseerde administratieve lastenverlichting versus de beleefde lasten. Dat heeft onder andere te maken met het wennen aan nieuwe, vereenvoudigde regels. Ik blijf verder aandacht houden voor die spanning. Vooral ook zeer praktijkgericht door middel van zogenaamde keukentafelbijeenkomsten.
Het Meerjarenprogramma Grote Vereenvoudiging van Regelgeving heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de bereikte reductie-resultaten. Dit programma combineert de verschillende overheidsprojecten door de wet- en regelgeving transparanter, eenvoudiger en met minder lasten voor zowel overheid als bedrijfsleven/burger gepaard te laten gaan. Uitvoerings- en handhavingsaspecten alsmede een publieksvriendelijke en herkenbare overheid spelen hierbij een rol. Nieuwe wetgevingsconcepten worden toegepast (Bruikbare Rechtsorde). De in de Pakketbrief neergelegde doelstelling om in deze kabinetsperiode het aantal stuks regelgeving met nog eens 300 te verminderen tot ca 700 is nu al gehaald. Per 1 januari 2006 bedroeg het aantal 680. Medio maart 2006 stond de teller op 620. Het vereenvoudigingsprogramma wordt voortgezet.
In 2005 is gewerkt aan een aantal maatregelen die per 1 januari 2006 in werking is getreden. Dit betreft onder meer een tariefverlaging van de vennootschapsbelasting naar 29,6% en het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting naar 25,5%. Deze tariefverlaging versterkt ook de concurrentiepositie van het landbouwbedrijfsleven. Voorts een accijnsvermindering voor biobrandstoffen, een accijnsvrijstelling voor kleinschalige elektriciteitsopwekking (IMW), vervallen van de grondwaterbelasting voor beregening en bevloeiing, verruiming van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging en aanpassing van de Natuurschoonwet. De regeling groenfinanciering is met het oog op de bescherming van het milieu aangepast. Deze regeling is in 2005 in werking getreden. Om innovatie te bevorderen is de fiscale regeling Wet Bevordering Speur & Ontwikkelingswerk (WBSO) geïntensiveerd. Er is goedkeuring verkregen van de Europese Commissie voor de fiscale vrijstelling van de subsidie functiewijziging natuur.
Groen ondernemen, innovatieve kracht
In september is de nota Kiezen voor Landbouw uitgebracht. In de afgelopen maanden heb ik, verspreid over het land, in discussiebijeenkomsten de grote lijn van Kiezen voor Landbouw uiteengezet. Bovenal zijn ondernemers uit de agrarische sector uitgebreid aan het woord geweest.
Ik constateer dat betrokkenen bij de sector zich over het algemeen goed kunnen vinden in de omgevingsanalyse en in de opgaven voor de toekomst die ik daaruit heb gedestilleerd. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt ook dat er in de agrarische sector een toenemend vertrouwen is in de toekomst. Het wordt in de sector zeer op prijs gesteld dat het kabinet in de nota expliciet aangeeft dat het Nederlands agrocluster in verschillende opzichten een onmisbare bijdrage levert aan de welvaart en het welzijn in ons land. Dat geldt ook voor de uitspraak dat er ruimte blijft voor de agrarische sector in Nederland en voor het vertrouwen dat het kabinet uitspreekt in toekomst van de agrarische sector. De gesprekken hebben mij gesterkt in de overtuiging dat de agrarische sector in staat is goed om te gaan met de komende ingrijpende veranderingen.
Nederland is een agrarische grootmacht en knooppunt van plantaardige handelsstromen. Om deze positie te behouden werd het fytosanitair beleid versterkt. In 2005 is een basis gelegd voor een betere inrichting van het inspectiesysteem (Project Plantkeur) waarbij in lijn met het programma Andere Overheid, het bedrijfsleven zoveel mogelijk zelf verantwoordelijkheid draagt. In september 2005 heeft LNV een rapport aan de private sector aangeboden over welke taken kunnen worden overgedragen en hoe de ministeriële verantwoordelijkheid voor plantgezondheid gewaarborgd wordt. Voornemen in het rapport is om de keuringen van de Plantenziektenkundige Dienst onder te brengen bij de keuringsdiensten (ZBO’s), onder toezicht van LNV. Uitgangspunt is dat het systeem onverminderd goede fytosanitaire garanties oplevert en internationaal geaccepteerd wordt. Eind november 2005 zijn onderhandelingen over de overdracht van taken gestart met het bedrijfsleven. Implementatie is voorzien in 2007. De Plantenziektenkundige Dienst zal gaan functioneren als fytosanitaire autoriteit, aanspreekpunt voor het buitenland over de uitvoering van fytosanitaire regelgeving, kennisdrager over plantenziekten en toezichthouder. Begin 2005 kreeg de EU hernieuwde toegang tot de Russische markt, dankzij inspanningen van de Europese Commissie en lidstaten, niet in het minst Nederland. Het herstel van de export werd vanuit LNV intensief begeleid. Met het oog op het voorkomen van nieuwe handelsbelemmeringen heeft LNV de personele inzet op markttoegang in het derde kwartaal van 2005 uitgebreid.
Controle op de naleving van fytosanitaire regelgeving door het bedrijfsleven is noodzakelijk voor het behoud van internationaal vertrouwen in de garanties die de overheid afgeeft (met name voor uitvoer en doorvoer van planten). Binnen de Plantenziektenkundige Dienst is een Team Toezicht en Transport opgericht, dat in samenwerking met de Algemene Inspectiedienst en Douane sinds medio 2005 steekproefsgewijs controles uitvoert.
Het debat omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij heeft in 2005 geleid tot een verdere ontwikkeling en consolidatie van de gewenste verschuiving van verantwoordelijkheden. Mijn filosofie om van «zorgen voor», naar «zorgen dat» om te schakelen is hier zichtbaar geworden. Het is nu meer vanzelfsprekend geworden dat partijen zelf aan de slag gaan met de problemen die zij zien. Een duidelijke illustratie daarvan is dat de partijen zelf begin 2005 een bijeenkomst hebben georganiseerd, waar afspraken zijn gemaakt. Deze zijn voortvarend opgepakt, met overigens wisselende resultaten. De Kamer is hierover geïnformeerd (Tweede Kamer, 2004–2005, 28 973, nr. 13).
De rol die LNV heeft, naast borging via wet- en regelgeving, is vooral een stimulerende en faciliterende. De beleidsinzet vanuit mijn departement is in 2005 meer generiek geworden en meer gericht op algemene thema’s zoals versterking van het ondernemerschap en innovatie. De volgende fase in het omschakelingsproces is het opstellen in 2006 van een breed gedragen strategische toekomst- en innovatieagenda voor de verschillende sectoren.
In 2005 zijn in het kader van de Stimuleringsregeling innovatie markt- en concurrentiekracht en de Subsidieregeling demonstratie- en kennisoverdrachtprojecten (onderdeel marktgericht ondernemen) 17 projecten financieel ondersteund. Met deze projecten worden innovaties gestimuleerd en wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
In 2005 heeft Nederland volledig overeenstemming bereikt met de Europese Commissie over het mestbeleid voor de komende 4 jaar. Ook het Nederlandse verzoek om op graslandbedrijven meer dierlijke mest te mogen gebruiken, heeft uiteindelijk de instemming gekregen van een grote meerderheid van de lidstaten. Dit heeft geresulteerd in het afgeven van de derogatiebeschikking door de Europese Commissie in december 2005.
Het mestbeleid heeft als doel het verder verminderen van belasting van het grond- en oppervlaktewater met mineralen. Voor de agrarische bedrijven een zware, maar haalbare opgave met aanzienlijke inkomenseffecten. De beide Kamers der Staten-Generaal hebben ingestemd met de gewijzigde Meststoffenwet. Hiermee is een stelsel van gebruiksnormen geïntroduceerd en het stelsel van dierrechten vereenvoudigd. Binnen het stelsel van gebruiksnormen is veel aandacht besteed aan een fraudebestendig systeem voor mestdistributie. De vermindering van de administratieve lasten en uitvoeringslasten bedraagt ruim 40%. De voorbereidingen voor de uitvoering van het stelsel zijn getroffen.
Het jaar 2005 heeft de start gezien van een nieuwe impuls voor innovatie. Centraal hierin staat het Innovatieberaad dat zorgt voor een coherente innovatieaanpak. De nadruk ligt op participatie van het bedrijfsleven en een open responsieve opstelling van LNV. Het innovatieproces moet vooral zichtbaar worden in gezamenlijke agenda’s, maar ook in een diversiteit van ontwikkelingen, zoals:
– Een effectief samenwerkingsverband met het ministerie van EZ voor het sleutelgebied Flowers & Food.
– De uitwerking van Food and Nutrition Delta, Groene Genetica en de Phytophtoravrije aardappel door en met het bedrijfsleven.
– De ontwikkeling van een sectoragenda voor de tuinbouw met onder andere een nieuwe fase van de «kas als energiebron» en de «intelligente kas», waarin een omslag gemaakt wordt naar geïntegreerde systemen in ketens en netwerken.
Er is een meetinstrument ontwikkeld dat wordt toegepast op kennisbenutting. Verspreiding van kennis naar stakeholders van het LNV-beleid is meer gestuctureerd aangepakt door 5–10 % van het budget hiervoor te bestemmen.
De verankering van het LNV kennisbeleid is versterkt via nationale en internationale samenwerking. In de kabinetsnota aan de Tweede Kamer inzake de brugfunctie van de grote technologische instellingen wordt de organisatie van het kennisbeleid bij LNV genoemd als een best practice.LNV heeft een substantiële bijdrage geleverd aan het internationale netwerk voor de onderzoeksprogrammering (ERA-net; Permanent Comité Landbouwkundig Onderzoek).
Samenwerking binnen het groene onderwijs heeft onder de naam «Groene kenniscoöperatie» een nieuw gezicht gekregen. De Coöperatie werkt aan een eigen innovatieagenda die gestalte krijgt in afspraken over een meerjarige programmering. Daarnaast is de samenwerking van het groene onderwijs met voorlichting, onderzoek en praktijk gestimuleerd. In het kader van de uitvoering van het Plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2003–2004, 27 417, nr. 7) is een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar mogelijke verschillen in bekostigingsniveau als gevolg van de bekostigingsvoorschriften voor de groene instellingen (AOC en HBO groen) en de door OCW bekostigde instellingen voor VMBO, MBO en HBO. De uitkomsten zijn opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (Tweede Kamer 2005–2006 27 417 nr. 10). Algemene conclusie is dat de verschillen in bekostigingsniveau klein zijn en geen aanleiding geven tot actie.
LNV heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de ontwikkeling van de pulsvisserij, die leidt tot minder bodemberoering, grotere vangstselectiviteit en energie-efficiency. Ondanks enkele technische obstakels in de ombouw van een conventioneel vissersvaartuig naar de pulsvisserij zijn de belangrijkste doelstellingen voor de ontwikkeling bereikt:
– Minder bodemberoering en minder bijvangst,
– De kwaliteit van de vis is aanzienlijk beter dan conventioneel gevangen vis,
– Het brandstofverbruik is ca. 40% lager dan gebruikelijk.
– Nederland heeft van de Europese Commissie ontheffing gekregen om met de pulskor aan de slag te gaan op voorwaarde dat er een positief wetenschappelijk advies komt.
De uitdaging ligt nu in het toepasbaar maken van deze innovatieve techniek in de praktijk.
Co-management in de Noordzeevisserij
De Stuurgroep Nijpels, die zich heeft gebogen over de herijking en uitbreiding van het stelsel van co-management in de zeevisserij, heeft begin 2005 een groot aantal aanbevelingen gedaan. Bij de uitwerking daarvan is prioriteit gegeven aan het uitwerken van de problematiek van het motorvermogen. De sector zelf neemt inmiddels verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het gebruik van motoren met een groter vermogen dan de motor op grond van de verstrekte visvergunning zou mogen hebben.
Om het vangstvermogen en de vangstmogelijkheden meer met elkaar in overeenstemming te brengen zijn in september 2005 voor de IJsselmeervisserij en de kottervisserij op de Noordzee saneringstrajecten in gang gezet. Te bereiken doelen zijn: een afname van de visserijcapaciteit op het IJsselmeer van 50%, en een afname van de capaciteit van de Noordzeekottervloot met 20%.
In de Noordzeekottervloot is via sanering inmiddels een capaciteitsvermindering van ca. 15% bereikt.
In de IJsselmeervisserij is de visserij-inspanning teruggebracht met circa 38%.
Het programma CLIENT staat voor Controles op Landbouwgoederen bij Import en Export naar een Nieuwe Toekomst. CLIENT is een initiatief van LNV waarbij samen met bedrijfsleven en andere overheden informatiestromen en controleprocessen bij het binnenkomen en uitgaan van landbouwgoederen zodanig worden ingericht dat hierdoor administratieve en logistieke processen bij zowel overheid als bedrijfsleven verbeteren. CLIENT Import heeft in het kader van de 2-jaarlijkse eEurope Awards in 2005, tijdens een ministeriële conferentie, van een Europese vakjury een «Good Practice label» ontvangen als voorbeeld voor goed eGovernment. In 2005 is gestart met de realisatie van CLIENT export. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een nieuw en geautomatiseerd systeem voor exportcertificering van landbouwgoederen en voor CITES-verklaringen, waarbij tevens «slimmere» inspectieregimes en toepassing van principes van «Toezicht op Controle» ondersteund worden.
In 2005 is in nauwe samenwerking met de provincies hard gewerkt aan de realisatie van de EHS.
Het proces voor de realisatie van de robuuste verbindingen vordert. De provincies begrenzen de robuuste verbindingen, zodat duidelijk wordt waar het instrumentarium kan worden ingezet. Deze robuuste verbindingen zijn een belangrijk onderdeel van de EHS. Het zijn als het ware de levensaders tussen gebieden.
In 2005 is de derde en laatste revisie van Programma Beheer afgerond. Belangrijke maatregelen zijn doorgevoerd ter vereenvoudiging en verlaging van de administratieve lasten. Zo is een goed functionerend instrument ontstaan, waarvoor draagvlak bestaat bij de gebruikers.
Het areaal agrarisch natuurbeheer groeit aanzienlijk sneller dan gepland. Het ecologische effect is voortdurend onderwerp van discussie. Vanwege het gegeven dat niet alle kwaliteitsdoelen worden gerealiseerd met inzet van agrarisch natuurbeheer is in 2005 het project «Het weidevogelverbond» gestart.
In juni 2005 zijn de kaders voor de implementatie van het Natura 2000-netwerk (natuurgebieden aangewezen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn) in Nederland gepresenteerd. Het betrof zowel de hoofdlijnen voor het uitwerken van instandhoudingdoelstellingen, het publiceren van aanwijzingsbesluiten en het opstellen van beheerplannen.
In het kader van de implementatie van Natura 2000 in Nederland zijn in 2005 concept instandhoudingdoelstellingen voor Natura 2000 uitgewerkt. Onderdeel van de voorbereiding van deze doelstellingen is de evaluatie van de staat van instandhouding van soorten en habitattypen in Nederland; dit materiaal vormt tevens de belangrijkste bouwsteen voor de rapportage aan de EU in 2007. De conceptdoelstellingen en hun onderbouwing zijn in oktober 2005 gepubliceerd. Definitieve doelstellingen worden in 2006 gepubliceerd. Daarna zullen de aanwijzingsbesluiten worden uitgewerkt en gepubliceerd.
Eind september 2005 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2005–2006, 26 407, nr. 23) over de nieuwe strategie voor het actieve soortenbeleid: de leefgebiedenbenadering. Deze strategie, gericht op integratie van zowel soorten als (beleids)maatregelen, is tot stand gekomen met een advies van de Task Force Impuls Soortenbeleid. Er is een projectgroep ingesteld die tot nu toe conceptversies van soortenlijsten, gebiedenkaarten, communicatieplannen, financiële onderbouwingen en de beleidsstrategie hebben gemaakt. De leefgebiedenbenadering zal gaan vallen binnen het ILG, wat betekent dat provincies de regisseurs op de uitvoeringsplannen zullen zijn. Op dit moment zijn er pilots in uitvoering (moeras en rugstreeppad) en ontwikkeling (heuvelland) om een beter beeld te krijgen van deze strategie.
Tot het soortenbeleid op basis van de leefgebiedenbenadering in werking kan treden, is de uitvoering van het soortenbeleid het oude Meerjarenprogramma voortgezet op de inhoudelijke basis van het afgelopen Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000–2004 en de daaraan gerelateerde soortbeschermingsplannen. Hierbij is prioriteit gegeven aan de uitvoering van concrete maatregelen en niet aan de ontwikkeling van nieuwe soortbeschermingsplannen.
Wadden en schadeloosstelling kokkelsector
In 2004 heeft het kabinet besloten onder voorwaarden gaswinning onder de Wadenzee toe te staan. In 2005 is werk gemaakt van de juridische uitwerking daarvan en van de totstandkoming van het Waddenfonds. Mede naar aanleiding van de motie Van der Ham (Tweede Kamer 2004–2005, 29 684, nr. 13) heeft het kabinet besloten het Waddenfonds in 20 jaar € 800 mln. beschikbaar te stellen als medefinanciering. Uit het fonds wordt de nadeelcompensatie voor de kokkelsector betaald. Zoals in een brief aan de Kamer is toegelicht (Tweede Kamer, 2005–2006, 29 684, nr. 40) heeft het kabinet de aftrek die verband houdt met het normale ondernemersrisico niet toegepast op de kosten van het sociaal plan en de extra vergoeding voor kleine bedrijven. Het totale bedrag aan nadeelcompensatie is uitgekomen op circa 85 miljoen euro netto.
In het verlengde van de conferentie welzijn gezelschapsdieren die ik in het najaar van 2004 heb georganiseerd, is begin 2005 het Forum welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Onder onafhankelijk voorzitterschap zijn in het Forum de belangrijkste spelers in de gezelschapsdierenwereld vertegenwoordigd.
Via deze werkwijze kies ik voor een aanpak van de problematiek die past in deze tijd. Hoewel dat niet altijd op evenveel enthousiasme en begrip kon rekenen, wil ik af van het automatisme dat alles maar op het bordje van de overheid wordt gelegd. Mijn streven is erop gericht te komen tot een gezamenlijke aanpak waarbij iedere speler zijn eigen verantwoordelijkheid maximaal oppakt en invult. LNV staat daarbij niet aan de kant en zal blijven meedenken en goede initiatieven ondersteunen, bijvoorbeeld financieel, en waar nodig als sluitstuk zorgen voor een borging via regelgeving.
Dit voorjaar biedt het Forum mij zijn eindrapportage aan. Daarna besluit ik over mijn inzet op dit terrein.
In 2005 heeft LNV het initiatief genomen voor een sterke internationale inzet voor de bestrijding van AI. Dit heeft geleid tot strategische detacheringen bij de OIE en de FAO t.b.v. de internationale coördinatie rond AI. Tevens zijn concrete projecten ontwikkeld voor bestrijding in Indonesië en Vietnam. De projecten beogen de capaciteit om AI te kunnen bestrijden in die landen te vergroten, expertise over te brengen en meer kennis te vergaren over het gedrag van het virus en over de effecten van vaccinatie. In Europees verband is van belang dat de bestrijdingsrichtlijn AI in 2005 is afgerond, waarin – mede door de voortrekkersrol van Nederland en LNV – naast de mogelijkheid tot noodvaccinatie ook preventieve vaccinatie van risicogroepen is opgenomen.
Als preventieve maatregel heb ik in 2005 voor het eerst een ophokplicht afgekondigd.
Verder is in nauwe afstemming met andere departementen, betrokkenen en de EU een groot aantal ingezette preventieve maatregelen afgekondigd: vaccinatie dierentuindieren, hobbydieren en buiten uitloop pluimvee, versterkte monitoring van wilde vogels, verbetering early warning en goedkeuring van de mogelijkheid tot gebruik van PCR bij verdenkingen.
En begin 2006 is een Europees akkoord bereikt voor het preventief vaccineren van hobbydieren en buitenuitloop kippen.
Integrale ketenbenadering en Toezicht op controle
Op het terrein van voedselveiligheid en – kwaliteit is met de start van het Programma Integrale ketenbenadering in 2005 ingezet op beperking en modernisering van regels en verdere kostenbesparing door het efficiënter gebruik maken van private kwaliteitssystemen. Dit kan worden gerealiseerd door een andere uitvoering van werkzaamheden en het gebruik maken van private borgingsystemen. Hierdoor kan de directe overheidscontrole efficiënter plaatsvinden of zelfs worden vervangen door toezicht op controle.
Dit traject heeft als belangrijk voordeel dat de regie op de verschillende trajecten in het kader van Voedselketeninformatie kan efficiënter worden ontsloten, een andere invulling kan worden gegeven aan toezicht en controle én regelgeving kan worden gedifferentieerd en zo beter aansluiten bij de structuur van de keten. Het resultaat zal zijn dat meer verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven zal komen te liggen en dat er minder regels en minder lastendruk zal zijn.
In 2005 is het Beleidskader Toezicht op Controle gereed gekomen. Hierin zijn voorwaarden aangegeven voor het invullen van de eigen verantwoordelijkheid en initiatieven van de sector. Private initiatieven die gebruikt kunnen worden om te komen tot aangepaste toezichtsarrangementen worden samen met de initiatiefnemers en betrokken controlerende organisaties verkend en beoordeeld. Hierdoor kan het benodigde maatwerk worden geboden.
Verantwoordelijkheidsverdeling voedselveiligheid
Samen met VWS is de nota Veilig voedsel voor iedereen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid opgesteld. In deze nota wordt geconstateerd dat ons voedsel heel veilig is en dat we ervoor moeten zorgen dat dat zo blijft. De nota is betekenisvol, omdat niet langer wordt gestreefd naar het in het algemeen verder aanscherpen van normen, maar meer zal worden uitgegaan van acceptabele risico’s, waarbij een bredere afweging zal worden gemaakt met andere waarden van voedsel dan alleen veiligheid.
Op 20 mei 2005 is de brief aan de Kamer verzonden, waarin een toelichting wordt gegeven op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen LNV en VWS op het terrein van de voedselveiligheid (Tweede Kamer, 2004–2005, 26 991, nr. 119). De gemaakte afspraken komen erop neer dat LNV verantwoordelijk blijft voor onder meer de regels over diervoeders, zoönosen, illegale groeibevorderaars en voor (de uitvoering van) het beleid rond voedselveiligheidsregelgeving m.b.t. de primaire sector. De verantwoordelijkheid voor de vleeskeuring valt per 1 januari 2006 geheel onder de verantwoordelijkheid van de minister van LNV. Hiertoe is onder andere de nieuwe regeling Vleeskeuring opgesteld.
De genoemde brief gaat ook in op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. In de Algemene Levensmiddelenverordening van de EU wordt de primaire verantwoordelijkheid voor een veilige productie bij de producent gelegd. De nadere invulling van de Algemene Levensmiddelenverordening is het Hygiënepakket. De regelgeving in het kader van dit pakket is per 1 januari 2006 van kracht en geeft heldere kaders voor producenten en ook ruimte om de eigen verantwoordelijkheid waar te maken.
Strategische dialoog voedselkwaliteit
Er heeft een grondige bezinning op het voedselkwaliteitsbeleid plaatsgevonden. Met behulp van de Strategische dialoog Voedselkwaliteit is in 2005 een zo scherp mogelijk beeld geschetst van de zeer dynamische omgeving waarvoor en waarin LNV werkt. Dit beeld is vertaald in strategische doelen voor en inzet van LNV in de komende jaren. In samenspraak met burger en bedrijfsleven heeft LNV op deze wijze «het contract met de samenleving» weer up to date gemaakt en is op een nieuwe manier invulling gegeven aan de «V» van Voedselkwaliteit.
Uit de strategische dialoog is nadrukkelijk naar voren gekomen dat naast voedselveiligheid ook andere, aan het voedselcomplex gerelateerde, waarden moeten worden meegewogen, zoals dierenwelzijn, diergezondheid, economie, milieu en «fair trade».
In 2005 is er een extra ingelaste bijeenkomst van het Consumentenplatform geweest naar aanleiding van de Strategische dialoog Voedselkwaliteit. Daarnaast is het platform drie keer bij elkaar geweest over de onderstaande thema’s:
– «Platteland, ook voor uw vrije tijd?« over recreatie op het platteland
– «Dierenwelzijn, willen we dat weten?» over consumentenpercepties rond dierenwelzijn
– «Diermeel, voer voor discussie» over het al dan niet versoepelen van het huidige verbod op het gebruik van diermeel in diervoeders
In 2005 heeft – in vervolg op de brief van 11 november 2004 aan de Tweede Kamer – onderzoek plaatsgevonden naar de marktperspectieven van nieuwe toetreders tot de markt van transport en verwerking van kadavers. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is gewerkt aan een definitief voorstel voor de toekomstige inrichting van de destructiemarkt. De Tweede Kamer zal hierover voorjaar 2006 worden geïnformeerd. Indien de Kamer de voorstellen accordeert, kan het hiermee samenhangende wetgevingstraject tot wijziging van de Destructiewet in de loop van 2006 worden gestart.
Openbaarmaken controlegegevens
Eind 2005 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorgestelde aanpak voor de openbaarmaking van controlegegevens door de VWA. Samen met de minister van VWS heb ik begin 2006 concrete voorstellen aan de Kamer voorgelegd. Na grondig onderzoek zal in 2006 gestart kunnen worden met de openbaarmaking van de in dit project gehanteerde cases: residuen van bestrijdingsmiddelen op groenten en fruit, HACCP slachthuizen en Signaleringsonderzoek transvetzuren.
Vertrouwd platteland, verrassend perspectief
Agenda Vitaal Platteland (AVP) en Plattelandsontwikkeling
In 2005 is in samenwerking met andere departementen en andere overheden het tweede Meerjaren Programma (MJP-2) voor een Vitaal Platteland totstandgebracht. In het MJP-2 zijn de belangrijkste rijksdoelen en -middelen voor het platteland neergelegd. Het vormt het startpunt voor een nieuwe fase in het plattelandsbeleid waarin rijk, provincies, gemeenten en maatschappelijke partijen meerjarige afspraken maken over de uitvoering. O.a. bij de volgende 3 trajecten heeft AVP een belangrijke beleidsmatige invulling gegeven: (i) Voorbeeldproject «Kunst op het platteland»; (ii) Delen van kennis rondom gebiedsgericht werken, inclusief een afsluitende publicatie «Verrassende Ruimte»; (iii) 1e Plattelandsparlement in Nederland. Met een zestal uitgaven van het AVP Bulletin is een groot publiek van bij plattelandsontwikkeling betrokken burgers, beleidsmakers en bestuurders geïnformeerd over actuele zaken.
Vastgoedbeleid en Gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf
Het Kabinet heeft in 2005 besloten om de samenwerking te versterken tussen de departementen die actief zijn op het terrein van vastgoed (Tweede Kamer, 2004–2005, 27 581, nr.23) Daarnaast is besloten om met een Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) zorg te dragen voor enerzijds een gezamenlijk aanpak bij grote, complexe gebiedsprojecten en voor expertise op hoog niveau. LNV neemt actief deel aan deze trajecten.
Investeringsbudget Landelijk gebied
Het investeringsbudget Landelijk Gebied is een majeure operatie om invulling te geven aan het principe «decentraal wat kan en centraal wat moet» door de provincies ruimte te geven in de wijze waarop de rijksdoelen worden gerealiseerd. In 2005 is de relatie met de DLG verhelderd («Taken & aansturing DLG») en de monitoring van prestaties en maatschappelijke effecten ontworpen («project PEIL»). Verder is het voorstel voor de Wet ILG eind 2005 voor advies bij de Raad van State ingediend. Inmiddels is het wetsvoorstel ingediend.
Toegankelijkheid Platteland/wandelbeleid
Ik streef naar een toegankelijk platteland, waarin 16 miljoen Nederlanders kunnen genieten van rust, ruimte, stilte en schoonheid, en onverwachtse ontmoetingen kunnen hebben met landbouwers. In 2005 heb ik de Tweede Kamer toegezegd het wandelbeleid een extra impuls te geven. Met de minister van V&W werk ik aan een betere openstelling van oeverpaden door Waterschappen & Rijkswaterstaat. Verder is in 2005 besloten dat boeren een hogere vergoeding (€ 0,45 p/m p/j) krijgen voor wandelaars op hun boerenland. Bovendien komt er 1000 km extra wandelpad over boerenland in cofinanciering met de provincies. In het verlengde hiervan is ook gewerkt aan de inbedding van de landelijke routenetwerken voor fietsen, varen en wandelen in een meerjarig convenant met provincies (ILG). In 2013 moet er 4750 km knelpuntvrije landelijke wandelroutes zijn. Voor de landelijke fietsroutes is de taakstelling 4500 km en voor het landelijk recreatietoervaartnet 4400 km. Eind 2005 was van deze taakstellingen, door inspanningen gedurende een groot aantal jaren, voor wandelen reeds 3624 km gerealiseerd, voor fietsen 1374 km en voor varen 2094 km.
In het verstedelijkt Nederland liggen rijksdoelen van recreatie, groen in en om de stad, landschap en plattelandsontwikkeling heel dicht bij elkaar. Voor een vitale stad mogen natuur, groen en recreatiefaciliteiten niet ver weg liggen. In de hoogstedelijke omgeving is een groot gebrek aan speelruimte voor kinderen. Het landelijk gebied is van grote betekenis voor de bevolking, zowel in de nabijheid van grote steden als in de gebieden daar ver omheen.
In 2005 is de vernieuwing van het stedelijk en landelijk recreatiebeleid daadwerkelijk van start gegaan. Het credo «6 halen 1 betalen» is toegelicht in de Tweede Kamer: Recreatie in en om de stad draagt bij aan vermindering van de automobiliteit, aanpak van milieuproblemen als fijnstof, verbetering woon- en leefklimaat, verbetering volksgezondheid en verbetering van de biodiversiteit. Dit credo stond mede centraal op een grote GIOS-conferentie begin 2006. In dit brede verband zijn ook de contacten met Ministerie VWS aangehaald (tegengaan van vetzucht door meer bewegen in de buitenlucht). Daarnaast heeft LNV tezamen met VROM ingespeeld op de breed opgezette actie (van NOC*NSF, ANWB en SBB) voor meer ruimte voor sport, bewegen en recreatie.
Plattelandsontwikkelingsprogramma
In 2005 heeft de Europese Raad van Landbouwministers een akkoord bereikt over de plattelandsverordening die voor de periode 2007–2013 van kracht zal zijn. Bovendien is met het akkoord over de meerjarenbegroting in december 2005 ook duidelijk geworden dat Nederland voor de periode 2007–2013 een kleiner bedrag uit het Europees plattelandsfonds zal ontvangen dan in de huidige periode (2000–2006). Rijk en Provincies werken gezamenlijk aan het opstellen van een plattelandsstrategie en -programma (POP2) voor de nieuwe periode. Met de staatssecretarissen van VROM en V&W en de provincies zijn afspraken gemaakt over de inhoudelijke prioriteiten die het rijk in het POP2 wil stellen en over de verdeling van de middelen over de vier zogenaamde assen: concurrentieversterking, beheer van natuur en landschap, diversificatie van de plattelandseconomie en Leader.
De Kamer is hierover reeds ingelicht (Tweede Kamer, 2005–2006, 29 717, nr. 2).
De provincies hebben de laatste ontbrekende reconstructieplannen afgerond. De uitvoering is van start. Er is ruimte geboden aan provincies voor gebiedsgericht werken binnen het bestaand financieel instrumentarium en daarmee zijn integrale gebiedsprojecten kansrijker gemaakt.
01 Versterking landelijk gebied
Versterking van het landelijk gebied is gericht op kwaliteitsverbetering en het in onderlinge samenhang versterken van de verschillende functies in het landelijk gebied. Deze doelstelling valt uiteen in de volgende operationele doelen (OD):
– Gebiedenbeleid (1.11): een verbetering van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur;
– Reconstructie (1.12): een integrale aanpak van specifieke problemen in concentratiegebieden van landbouw en natuur;
– Landelijk Natuurlijk (1.13): de verbetering van de kwaliteit van natuur- en landschap in het landelijk gebied;
– De stedelijke omgeving (1.14): bevorderen van recreatie in en om de stad;
– Recreatie (1.15): het verder ontwikkelen van gevarieerde recreatiemogelijkheden op het platteland.
– Internationaal natuurlijk (1.16): een structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 278 670 | 275 250 | 351 761 | 334 298 | 220 335 | 113 963 |
UITGAVEN | 302 528 | 320 914 | 272 159 | 293 003 | 279 382 | 13 621 |
Programma-uitgaven | 228 682 | 245 902 | 206 706 | 228 182 | 218 645 | 9 537 |
U0111 Gebiedenbeleid | 81 946 | 93 375 | 66 719 | 71 634 | 64 916 | 6 718 |
– Landinrichting | 67 885 | 47 740 | 42 601 | 41 574 | 1 027 | |
– Kavelruil | 1 885 | 1 805 | 1 444 | 1 654 | – 210 | |
– SGB | 15 509 | 11 928 | 24 434 | 18 370 | 6 064 | |
– specifieke projecten | 6 110 | 5 244 | 3 095 | 3 318 | – 223 | |
– uitfinanciering diversen | 1 986 | 2 | 60 | 60 | ||
U0112 Reconstructie zandgebieden | 11 350 | 4 371 | 6 417 | 8 950 | 14 006 | – 5 056 |
– Reconstructie pilots | 1 311 | – | 33 | – | 33 | |
– Reconstructie voorbereiding/uitvoering | 2 060 | 3 217 | 4 117 | 9 206 | – 5 089 | |
– Experiment intensieve veehouderij | 3 200 | 4 800 | 4 800 | 0 | ||
– Uitfinanciering NUBL | 1 000 | – | – | – | – | |
U0113 Landelijk Natuurlijk | 62 801 | 65 368 | 53 268 | 59 860 | 53 629 | 6 231 |
– Rijksbijdrage SBB | 10 771 | 11 380 | 9 894 | 10 694 | – 800 | |
– Verwerving | 6 638 | 2 749 | 2 900 | 2 780 | 120 | |
– Landinrichting | 11 661 | 9 607 | 12 937 | 10 357 | 2 580 | |
– Programma Beheer | 6 892 | 11 296 | 10 675 | 12 128 | – 1 453 | |
– Overig beheer | 26 365 | 14 188 | 15 070 | 14 500 | 570 | |
– Overige regelingen | 3 041 | 4 048 | 8 384 | 3 170 | 5 214 | |
U0114 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad» | 35 297 | 45 299 | 42 279 | 47 317 | 50 243 | – 2 926 |
– recreatiegroen in de stad | 4 243 | 3 634 | 0 | 1 500 | – 1 500 | |
– grootschalig groen; verwerving a) | 28 799 | 26 432 | 36 543 | 25 045 | 11 498 | |
– grootschalig groen; inrichting | 9 325 | 4 371 | 6 081 | 17 653 | – 11 572 | |
– regionaal groen | – | 2 900 | 2 900 | 2 922 | – 22 | |
– Groene hart Impuls | 2 932 | 4 942 | 1 793 | 2 663 | – 870 | |
– bosaanleg buiten de randstad (PPS) | 0 | 0 | 0 | 460 | – 460 | |
U0115 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied | 35 276 | 35 535 | 35 941 | 37 989 | 33 637 | 4 352 |
– Verwerving | 3 174 | 2 532 | 0 | 2 739 | – 2 739 | |
– Inrichting | 3 808 | 3 634 | 4 510 | 4 125 | 385 | |
– Landelijke routenetwerken | 2 403 | 3 047 | 4 856 | 1 610 | 3 246 | |
– Rijksbijdrage SBB | 20 657 | 22 463 | 22003 | 21 716 | 287 | |
– Beheer recreatieschappen | 1 407 | 1 407 | 4 254 | 1 407 | 2 847 | |
– Versterking sector | 4 086 | 2 858 | 2 366 | 2 040 | 326 | |
U0116 Internationaal natuurlijk | 2 012 | 1 954 | 2 082 | 2 432 | 2 214 | 218 |
– Internationale natuurprojecten en contributies | 1 954 | 2 082 | 2 432 | 2 214 | 218 | |
Apparaatsuitgaven | 73 846 | 75 012 | 65 453 | 64 821 | 60 737 | 4 084 |
U0121 Apparaat | 72 685 | 71 580 | 10 172 | 6 908 | 5 863 | 1 045 |
U0122 Baten-lastendienst | 1 161 | 3 432 | 55 281 | 57 913 | 54 874 | 3 039 |
ONTVANGSTEN | 4 613 | 90 091 | 68 905 | 81 808 | 76 299 | 5 509 |
a) incl. randstadgroenstructuur
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door het versneld afronden van langjarige landinrichtingsprojecten in het kader van de taskforce landinrichting. Daarnaast zijn meer verplichtingen aangegaan ten behoeve van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) (deels opgenomen in de 2e suppletore begroting).
De hogere uitgavenrealisatie op de programma-uitgaven ad € 9,5 mln. houdt op Gebiedenbeleid voor € 6,1 mln. verband met de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB). Hiervoor is € 5,2 mln. beschikbaar gesteld door het Ministerie van VROM (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting). Op «landelijk natuurlijk» zijn de hogere uitgaven ad € 6,2 mln. o.m. veroorzaakt door een hogere bijdrage aan het Faunafonds als gevolg van hogere tegemoetkomingen voor schade veroorzaakt door inheemse diersoorten en Programma Beheer (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Samenhangende met de intrekking van de Wet Grevelingen is ultimo 2005 een 1e termijn betaald voor de afkoop van het Rijksaandeel in de beheerskosten van het Natuur- en recreatieschap de Grevelingen ad € 2,9 mln. op Realisering recreatiemogelijkheden.
Tenslotte zijn meeruitgaven gedaan ad € 2,4 mln. aan routenetwerken, versterking van de recreatieve sector en landinrichting (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting.
Tegenover deze hogere uitgaven staan lagere uitgaven ad € 5,1 mln. voor reconstructie zandgebieden als gevolg van achterblijvende kasuitgaven in het urgentieprogramma reconstructie (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting). Voorts zijn uitgaven ad € 1,5 mln. die oorspronkelijk waren geraamd voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) verantwoord door het Ministerie van VROM (OD 01.14).
Tenslotte zijn de uitgaven op Groen in en om de stad voor de Groene Hart Impuls en de Publiek- Private Samenwerking (PPS) € 1,3 mln. lager uitgevallen.
Binnen «Groen in en om de stad» heeft zich bovendien een verschuiving voorgedaan van Inrichting naar Verwerving van € 11,5 mln. als gevolg van extra aankoopmogelijkheden.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | |
Personeel DP/RLG | 65,2 | 61,2 | 3 992 | 63,4 | 62,4 | 3 956 |
Personeel DN | 22,6 | 58,9 | 1 329 | 21,5 | 57,4 | 1 234 |
Materieel | 1 032 | 593 | ||||
Overig apparaat | 555 | 80 | ||||
Bijdrage aan AID/DR/DLG | 57 913 | 54 874 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 64 821 | 60 737 |
De hogere uitgaven bij Materieel en Overig apparaat worden voornamelijk veroorzaakt door hogere ICT kosten en voorbereidingskosten van het inwerking treden van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Bij de bijdrage aan de baten-lastendiensten is o.m. sprake van extra additionele opdrachten en de uitvoering van nieuwe afspraken met de provincies door DLG inzake het Uitvoeringscontract SGB 2005–2006 (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Totaal | 81 808 | 76 299 |
Landinrichtingsrente | 42 848 | 40 161 |
Bijdragen van derden | 22 982 | 22 553 |
EU-ontvangsten | 8 454 | 10 496 |
Overige ontvangsten | 7 524 | 3 089 |
De hogere ontvangstenrealisatie houdt o.m. verband met meer ontvangen landinrichtingsrente (€ 2,7 mln.), aangezien er meer dan de afgelopen jaren is overgegaan tot afkoop van landinrichtingsrente. Voorts is sprake van meer terugontvangen subsidievoorschotten (€ 2,8 mln.) en hogere opbrengsten jachtakten (€ 1,6 mln.). Hiertegenover staan lagere EU-ontvangsten in het kader van het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) ad € 2,0 mln.
Overzichtstabel voor prestaties verwerving – 2005 (in ha)
Taakstellingen en prestaties in ha. | Restant-taakstelling per 01–01–2004 | Realisatie 2004 | Restant-taakstelling per 01–01–2005 | Realisatie 2005 | Restant-taakstelling per 01–01–2006 |
1.13 Landelijk Natuurlijk (DN) | |||||
– Bos & Landschap | 3 661 | 79 | 3 582 | 131 | 3 451 |
1.14 Stedelijke omgeving (DP) | |||||
– Grootschalig groen (RODS) | 7 028 | 666 | 6 362 | 1 661 | 4 701 |
1.15 Recreatie (DP) | |||||
– Recreatie in landinrichting | 751 | 57 | 694 | 0 | 694 |
2.11 Verwerving droge EHS (DN) | |||||
– Nieuwe natuur | 31 016 | 3 144 | 27 872 | 3 906 | 23 966 |
– Robuuste verbindingen | 15 793 | 213 | 15 580 | 503 | 15 077 |
2.12. Verwerving natte EHS (DN) | |||||
– natte natuur | 2 126 | 209 | 1 917 | 208 | 1 709 |
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Prestaties | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1. Landinrichting | a Afronding | 28 790 | 27 284 | 35 000 |
b Onderhanden | 670 920 | 638 762 | 560 000 | |
2. Vrijwillige Kavelruil | a Afronding | 4 300 | 5 416 | 5 000 |
b Onderhanden | – | – | 1 300 | |
3. SGB | a afgerond | 150 projecten | 266 projecten | 300 projecten |
b onderhanden | 606 projecten | 622 projecten | 750 projecten | |
4. Specifieke projecten | 37 projecten | 61 projecten | 30 projecten | |
5. Overige zaken | Uitfinanciering diversen | NUBL (-) | WCL (-) | WCL (-) |
De versnelling in de klassieke projecten, waarover medio 2005 bestuurlijke afspraken zijn gemaakt met de provincies (Taskforce Landinrichting), heeft in 2005 nog niet geleid tot een groei in de omvang van afgesloten projecten. De omvang van de afgeronde landinrichtingsprojecten is op hetzelfde niveau gebleven als 2004. De voorbereiding voor de versnelde afronding kost tijd; medio 2005 zijn er bestuursovereenkomsten gesloten. De verwachting is dat in 2006 en volgende jaren wel meer projecten worden afgesloten.
De onderhanden inrichtingsprojecten zijn overigens met ruim 32000 ha afgenomen. Dit komt tot uiting in realisatie van landinrichtingsprojecten voor gebiedenbeleid. De prestatie voor kavelruil in 2005 is conform begroting.
In 2005 zijn 266 projecten gerealiseerd en is het aantal onderhanden projecten gestegen tot 622 projecten. De meeste onderhanden projecten komen voort uit het uitvoeringscontract 2001–2004 (UC 2001–2004) van rijk met provincies. De realisatie van de afspraken uit de UC’s komt, na een trage start, goed op gang. Over de realisatie van de SGB zijn afspraken gemaakt in de uitvoeringscontracten 2001–2004 en het uitvoeringscontract 2005–2006. De realisatie met betrekking tot het uitvoeringscontract 2005–2006 is in 2005 enerzijds minder snel opgang gekomen dan gepland door de extra inspanning die provincies hebben gepleegd om het uitvoeringscontract 2001–2004 conform afspraken af te ronden; anderszijds is inmiddels duidelijk dat provincies een langere aanlooptijd nodig hebben om de projecten op te starten.
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1. Voorbereiding & uitvoering reconstructie | 2 plannen | 10 plannen | 12 plannen |
2. Experiment verplaatsing intensieve veehouderij * | 5 bedrijven | 9 bedrijven | 16 bedrijven |
Voorbereiding & uitvoering reconstructie
De planvorming in de reconstructie is afgerond. Door de realisatie van 10 plannen in 2005 zijn alle 12 reconstructieplannen in de vijf provincies vastgesteld door Provinciale Staten en goedgekeurd door het Rijk. In het Uitvoeringscontract 2005–2006 zijn afspraken gemaakt over doelen en middelen in uitvoeringsovereenkomsten 2005–2006.
Alle partijen hebben veel geïnvesteerd in de omslag van planvorming naar uitvoering. Bij de vijf reconstructieprovincies was de aandacht in 2005 vooral gericht op de opbouw van een uitvoeringsorganisatie en het stimuleren van gemeenten, waterschappen, landbouw- en natuur- en milieuorganisaties om te komen met integrale uitvoeringsgerede projecten.
Verplaatsing Intensieve Veehouderij (VIV)
De te verplaatsen intensieve veehouderij bedrijven (met investeringsplannen op korte termijn) liggen op niet duurzame en weinig perspectiefvolle plekken en worden met financiële ondersteuning van het rijk verplaatst naar een planologisch betere en duurzame locatie. In 2004 en 2005 hebben respectievelijk 5 en 9 bedrijven een koopovereenkomst met BBL ondertekend.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Opgestelde landschapsontwikkelingsplannen door gemeenten | 12 | 8 | |
Start implementatie nationale landschappen | 20 | 20 | |
Opstellen kwaliteitsagenda Landschap | 1 | 1 | |
Verkenningen groene diensten in uitvoering | 2 | 1 | 2 |
Aantal opgestelde Soortenbeschermingsplannen | 2 | 3 | 5 |
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1 Verwerving overig bos/landschap in landinrichting | 76 ha | 131 | 79 ha |
2 Inrichting bosuitbreidingslocaties in landinrichting waarvan: | |||
– afronding | 4 ha | 44 | 60 ha |
– onderhanden | 625 ha | 581 | 520 ha |
3 Inrichting overig bos/landschap in landinrichting, waarvan: | |||
Groene vlakelementen | |||
– afronding | 123 ha | 123 | 180 ha |
– onderhanden | 2 542 ha | 2 419 | 2 100 ha |
Groene lijnelementen | |||
– afronding | 221 km | 113 | 200 km |
– onderhanden | 1 793 km | 1 689 | 1 600 km |
Blauwe lijnelementen | |||
– afronding | 42 km | 35 | 100 km |
– onderhanden | 636 km | 606 | 520 km |
4 Opstellen landschapsont-wikkelingsplannen | 8 | 12 | 8 |
5 Verkenning Groene Diensten | 2 | 1 | 2 |
6 Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap | |||
6a – beheerd door SBB | – | ||
6b – beheerd door PNB’s | – | – | 47 000 ha |
7 Bosaanleg op landbouwgrond | 1 066 ha | 2 532 ha | 1 700 ha |
8 Weidevogelbeheer | |||
9 Beheer wintergasten en natuurbraak | 15 800 ha | 53 786 ha | 16 491 ha |
10 Landschapsbeherende stichtingen | 12 | 12 | 12 |
11 Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond | 1 869 ha | 2 378 ha | 1 869 ha |
12 Belvedere subsidieregeling | |||
13 Faunafonds | |||
14 Regeling draagvlak natuur | |||
15 Soortenbeschermingsplannen | 2 | 3 | 9 |
Ad 2 en 3 De inrichting van bosuitbreidingslocaties en de inrichting van bos- en landschap binnen landinrichtingsprojecten betreffen meerjarige trajecten. De voortgang in een bepaald jaar betreft een momentopname omdat de prestaties veelal worden gerealiseerd met in eerdere jaren bestede middelen.
Ad 6 Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap wordt verantwoord in artikel 3. Voor de inmiddels gesloten regeling voor functiewijziging van landbouwgrond naar bos buiten de EHS hebben enkele voor de sluiting ingediende aanvragen nog tot verplichtingen geleid.
Ad 8 Weidevogelbeheer wordt verantwoord in artikel 3.
Ad 9 Op basis van het beleidskader faunabeheer (Kamerstuk 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 58) is beheer van wintergasten en natuurbraak hoger dan begroot. Het betreft de ganzenfoerageergebieden waarvoor in 2005 voor circa 53 000 ha verplichtingen zijn aangegaan.
Ad 11 De post inkomenscompensatie bos op landbouwgrond is hoger uitgevallen omdat in 2005 een achterstand in betalingen is weggewerkt. Dit heeft boekhoudkundig geleid tot een hoger aantal hectares.
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
LNV verwervings- en landrichtingsinstrumentarium | |||
1. Recreatiegroen in de stad (ISV-2) | – | – | – |
2a. Grootschalig groen: | |||
Verwerving | 666 ha | 1 661 ha | 360 ha |
Inrichting | |||
– Afgerond | 132 ha | 415 ha | 220 ha |
– Onderhanden | 2 333 ha | 2 107 ha | 2 190 ha |
2b. Regionaal groen | |||
– Kaderwet LNV projectbijdragen | – | 0 ha | 35 ha |
3. Groene Hart Impuls (projecten) | 41 | 28 | 35 |
Het gaat om een LNV bijdrage aan het VROM programma ISV-2. Realisatie & verantwoording vindt derhalve plaats op de VROM begroting.
De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft in 2005 in totaal 1 661 ha aangekocht voor recreatie om de stad (Grootschalig groen). Een groot deel hiervan (764 ha) betrof een grote transactie via een investeringsmaatschappij. Bij deze transactie heeft Dienst Domeinen gronden doorgeleverd, die volledig waren belast met erfpacht (zogenaamd «bloot eigendom»). Dergelijke gronden zijn verhoudingsgewijs goedkoper dan de reguliere grootschalig groen transacties. Naast regulier begrotingsgeld, heeft LNV voor alle transacties overigens ook geld van BBL (verkoop VINAC ruilgronden) en Ministerie van VROM (bufferzones) ingezet.
De realisatie heeft in 2004 vertraging opgelopen waardoor een groot aantal hectare niet in 2004 definitief kon worden afgerond. In 2005 konden deze hectare alsnog worden gerealiseerd, terwijl de uitgaven daarvoor grotendeels in 2004 werden gedaan. Hierdoor lopen de uitgaven aan inrichting en het gerealiseerde aantal hectare in 2005 niet synchroon.
Voor alle projecten zijn plannen ingediend en zijn de middelen toegezegd aan de uitvoerende overheden. Er zijn nog geen beleidsprestaties genoemd omdat er nog geen projecten zijn afgerond. Zodra projecten zijn afgerond worden de prestaties opgenomen. Eind 2010 is de uiterste opleveringstermijn van alle projecten. Per 31 december 2005 lopen er 10 projecten, met een oppervlakte van 403 hectare (onderhanden werk).
01.15 Recreatie in het landelijk gebied
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1. Toegankelijkheid nationale landschappen | – | 0 | p.m. |
2. Toegankelijkheid buiten nationale landschappen (uitfinanciering) | |||
a. Verwerving | 57 ha | 0 ha | 80 ha |
b. Inrichting | |||
* Inrichting recreatieve paden | |||
– afgerond | 39 km | 60 km | 50 km |
– onderhanden | 522 km | 466 km | 450 km |
* Inrichting vlakelemeneten | |||
– afgerond | 156 ha | 4 ha | 15 ha |
– onderhanden | 173 ha | 203 ha | 300 ha |
3. Landelijke routenetwerken (RVR) | |||
* Wandelen | 344 km | 237 km | 260 km |
* Fietsen | 954 km | 272 km | 464 km |
* Varen | 52 km | 181 km | 283 km |
4. Beheer recreatieve voorzieningen natuur- en bosgebieden | |||
* Staatsbosbeheer | 215 275 ha | 216 902 ha | 217 015 ha |
* Midden-Delfland & Grevelingen | 4 250 ha | 4 270 ha | 4 287 ha |
5. Versterking recreatieve sector in projecten («overig RVR») | |||
* Bevorderen kennis- en deskundigheid (KIC) projecten | 43 | 55 | 45 |
* Overige projecten (niet KIC) | 18 | 3 | 30 |
Recreatie in Landinrichting & verwerving
Dit doel is inmiddels vervallen, dus is er uitsluitend nog sprake van uitfinanciering. In 2005 heeft geen verwerving meer plaatsgevonden. Er zijn in 2005 meer paden (km) ingericht dan in 2004. Het jaar 2004 was uitzonderlijk voor de vlakelementen, omdat toen een heel groot project gereedkwam («Aak Vlaai» in de Biesbosch). De realisatie vindt overigens plaats in de vorm van kleine projecten (bestekken) en dit is op landelijk niveau moeilijk om tot in detail te sturen.
Staatsbosbeheer en recreatieschappen
De gerealiseerde prestaties zijn nagenoeg conform begroting.
De gemiddelde kosten per km wijken af van de geplande kosten. In 2005 zijn relatief meer dure kilometers aangelegd dan verwacht, met name in de recreatietoervaart (vaarroutes). Bij een gelijkblijvend budget zijn dan uiteindelijk ook minder kilometers gerealiseerd.
Rijk en provincies voeren gezamenlijk een nulmeting uit voor de Landelijke Routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Deze nulmeting is nodig omdat onvoldoende bekend is in welke mate de routenetwerken knelpuntvrij zijn. Het onderzoek moet leiden tot een overzicht van de belangrijkste knelpunten per route, waarbij de provincies criteria opstellen voor de definitie van een knelpunt. Op basis hiervan wordt voor elk routenetwerk de definitieve restanttaakstelling bepaald. De nulmeting wordt in 2006 afgerond.
De hoeveelheid projecten is afhankelijk van het beschikbare budget en de grootte van de ingediende projecten. In 2005 heeft het Kennis- en Informatiecentrum / Stichting Recreatie relatief veel kleine projecten ingediend.
01.16 Internationaal natuurlijk
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Aantal Memorandums of Understanding | 4 | – | 2 |
Het aantal in 2005 startende internationale natuurprojecten | 75 | 75 | 75 |
Grensoverschrijdende landschappen | – | – | 5 |
Uitvoeringsprogramma ELC | – | – | 1 |
UNESCO werelderfgoed cultuurlandschap | – | – | 1 |
In 2005 is de Stimuleringsregeling Gebiedsgericht Beleid geëvalueerd. De voornaamste conclusie hieruit is dat de SGB-regeling niet voldeed aan de verwachtingen en dat de SGB weinig effectief was. De regeling heeft wel een positieve bijdrage geleverd aan het gebiedsgericht werken.
De ervaringen uit de SGB evaluatie worden meegenomen bij de opstelling van de ILG-overeenkomst.
Grote Stedenbeleid (GSB) & Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing deel 1 (ISV-1), De bijbehorende rapportage is nog niet afgerond. Naar verwachting zullen de resultaten in het voorjaar 2006 naar de Tweede Kamer gaan.
De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:
01 Versterking landelijk gebied
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
04 Economisch perspectiefvolle agroketens
De prestaties die op deze vier beleidsartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.
Inzet in uren en % van totaal uren per productgroep | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Producten | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||
Verwerving grond | 101 251 | 11% | 116 259 | 12% | 83 852 | 11% |
Vervreemding grond | 16 781 | 2% | 19 245 | 2% | 20 563 | 3% |
Exploitatie grond | 23 429 | 3% | 18 217 | 2% | 22 722 | 3% |
Planvorming | 126 364 | 14% | 111 605 | 11% | 118 698 | 15% |
Planuitvoering | 331 277 | 36% | 408 924 | 41% | 302 558 | 38% |
Adviezen aanvragen | 53 721 | 6% | 66 869 | 7% | 58 256 | 7% |
Uitvoering subsidieregelingen | 98 976 | 11% | 92 339 | 9% | 111 261 | 14% |
Advisering algemeen en beleid | 145 573 | 16% | 125 405 | 13% | 56 147 | 7% |
Informatieverstrekking | 13 334 | 1% | 25 846 | 3% | 19 474 | 2% |
Totaal | 910 706 | 100% | 984 709 | 100% | 793 531 | 100% |
De realisatie van uren is hoger dan begroot omdat de opdracht van LNV t.o.v. de begroting substantieel groter is en de gerealiseerde uren voor tweeden en derden niet verdeeld naar producten in de begroting zijn opgenomen. De begroting bestaat daarom alleen uit de uren in het kader van het uitvoeringscontract tussen provincies en rijk en de directe uren voor LNV. In de realisatie zijn hierbij ook de uren voor tweeden en derden opgenomen.
Aantallen prestaties per productgroep | ||||
---|---|---|---|---|
Producten | Prestatie | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Verwerving grond | Ha verworven | 5 060 | 8 800 | 6 700 |
Vervreemding grond | Ha vervreemd | 7 940 | 6 500 | 5 800 |
Exploitatie grond | Ha gemiddeld in bezit | 41 400 | 43 700 | 43 600 |
Planvorming | Ha onderhanden | 283 800 | 283 910 | 364 000 |
Planuitvoering | Ha onderhanden | 670 920 | 638 762 | 587 110 |
Adviezen aanvragen | Geleverde adviezen aanvragen | 9 313 | 5 750* | 7 100 |
Advisering algemeen en beleid | Schriftelijke Adviesopdrachten | 128 | 232 | 152 |
* Er heeft een herdefiniëring van de prestatie plaatsgevonden
De grootste afwijking is te zien in de hectares onderhanden op het gebied van inrichting, deze zijn circa 80 000 ha lager dan begroot. De redenen hiervoor zijn onder meer de late ondertekening van de uitvoeringscontracten tussen LNV en provincies en onduidelijkheid in de toepassing van de normkostensystematiek. Op het gebied van verwerving en vervreemding zijn de gestelde doelen overtroffen, en ook op het gebied van planuitvoering is meer gerealiseerd dan begroot.
Het aantal adviesopdrachten is ca 80 hoger dan geraamd, in 2005 zijn hierin de adviesopdrachten aan alle opdrachtgevers, zoals LNV, andere ministeries en provincies, meegeteld.
Doelmatigheidsindicatoren | 2003 | 2004 | raming 2005 | realisatie 2005 |
gem aantal direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten | 1 043 | 1 057 | 1 120 | 1 150 |
Verhouding tussen directe en indirecte uren | 61%/39% | 63%/37% | 63,9%/36,2% | 67%/33% |
Verhouding tussen directe en indirecte uren waarbij fin toeslag is toegerekend aan dir uren | 64%/36% | 67%/33% | 68%/32% | 70%/30% |
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief) | 85,68 | 86,60 | 86,30 |
De geraamde doelmatigheidsdoelen zijn in 2005 ruimschoots behaald. Hiermee ligt DLG op koers om de in de strategische ondernemingsvisie vastgelegde meerjarige doelmatigheidsontwikkeling te realiseren.
Voor de vergelijkbaarheid van de indicator «gemiddelde prijs per uur» zijn de dotaties aan voorzieningen voor reorganisatie en huisvesting en de vrijval WW-voorziening buiten de tariefberekening gehouden.
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) behelst een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, met als doel:
Behoud en verbetering van biodiversiteit. Voor alle in 1982 voorkomende soorten en populaties zijn in 2020 duurzame condities voor hun voortbestaan gegarandeerd.
Verbetering van het milieu, zoals de productie van schoon water en het vastleggen van CO2.
Bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden.
Het voldoen aan recreatieve behoefte in de samenleving.
Het creëren van een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat.
De EHS als beleidsinstrument is geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (1990). In de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» (2000) is het concept van de EHS nader uitgewerkt en versterkt, onder andere door de introductie van de robuuste verbindingen. In 2004 is het belang van de EHS nogmaals bevestigd in de Agenda Vitaal Platteland (AVP) en is de EHS ruimtelijk verankerd in de Nota Ruimte, waarmee de Staten-Generaal onlangs hebben ingestemd. Het streven is erop gericht dat de EHS in 2018 is voltooid.
In het kader van de in het Hoofdlijnenakkoord overeengekomen uitgavenintensivering heeft het kabinet extra geld gereserveerd voor de realisatie van de EHS (Kamerstukken II, 2002–2003, 29 200 XIV, nr. 3).
In 2005 heeft het kabinet, in nauwe samenwerking met provincies, terreinbeherende organisaties en andere betrokkenen, verder vorm gegeven aan de EHS. Het kabinet realiseert zich dat de realisatie van de EHS een ambitieus project is, waarvan het welslagen afhankelijk is van de inzet van alle betrokkenen.
Over de wijze waarop de verschuiving van minder verwerving naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer vorm krijgt zijn in 2005 afspraken met provincies gemaakt in het «Beleidskader omslag van minder verwerving naar meer beheer» (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 97).
In de hierna volgende paragrafen worden de bereikte resultaten gepresenteerd en toegelicht, uitgesplitst naar achtereenvolgens de categorieën verwerving droge EHS (02.11), verwerving natte EHS (02.12), inrichting droge EHS (02.13) en inrichting natte EHS (02.14).
In onderstaande tabel worden per EHS-categorie de restanttaakstellingen en het te verwerven areaal weergegeven.
Taakstellingen en prestaties in ha. | Restant-taakstelling per 01–01–2004 | Realisatie 2004 | Restant-taakstelling per 01–01–2005 | Realisatie 2005 | Restant-taakstelling 2006 e.v.j. |
Nieuwe natuur | 31 016 ha | 3 144 ha | 27 872 ha | 3 906 ha | 23 966 ha |
Robuuste verbindingen | 15 793 ha | 213 ha | 15 580 ha | 503 ha | 15 077 ha |
Natte EHS | 2 126 ha | 209 ha | 1 917 ha | 208 ha | 1709 ha |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 281 048 | 184 672 | 173 505 | 181 807 | 136 186 | 45 621 |
Waarvan garantieverplichtingen | 9 100 | 9 076 | 54 629 | 47 241 | 9 076 | 38 165 |
UITGAVEN | 243 900 | 195 530 | 124 251 | 127 319 | 149 027 | – 21 708 |
Programma-uitgaven | 225 836 | 174 239 | 104 568 | 107 043 | 131 065 | – 24 022 |
U0211 Verwerving droge EHS | 186 248 | 135 232 | 64 404 | 75 033 | 74 004 | 1 029 |
– Verwerving | 64 404 | 75 033 | 74 004 | 1 029 | ||
U0212 Verwerving natte EHS | 17 764 | 5 360 | 9 995 | 6 012 | 11 563 | – 5 551 |
– Verwerving | 9 995 | 6 012 | 11 563 | – 5 551 | ||
U0213 Inrichting droge EHS | 18 647 | 27 386 | 23 180 | 19 437 | 32 217 | 12 780 |
– Landinrichting | 23 180 | 19 437 | 32 217 | – 12 780 | ||
U0214 Inrichting natte EHS | 3 177 | 6 261 | 6 989 | 6 561 | 13 281 | – 6 720 |
– Landinrichting | 6 989 | 6 561 | 13 281 | – 6 720 | ||
Apparaatsuitgaven | 18 064 | 21 291 | 19 683 | 20 276 | 17 962 | 2 314 |
U0221 Apparaat | 17 332 | 19 226 | 3 139 | 3 572 | 2 927 | 645 |
U0222 Baten-lastendiensten | 732 | 2 065 | 16 544 | 16 704 | 15 035 | 1 669 |
ONTVANGSTEN | 22 073 | 41 004 | 15 791 | 6 195 | 10 568 | – 4 373 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere realisatie aan garantieverplichtingen houdt verband met het aangaan van nieuwe leningen in het kader van de leenconstructie (€ 22,1 mln.) ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties (PNB’s) (opgenomen in de 1e suppletore begroting) en het oversluiten van bestaande leningen die in opdracht van LNV zijn gesloten door het Groenfonds ten behoeve van de realisatie van de EHS (€ 16,0 mln.).
De lagere uitgavenrealisatie houdt voornamelijk verband met het ontbreken van aankoopmogelijkheden van natte EHS-gebieden, hetgeen tot lagere verwervings- en inrichtingsuitgaven natte EHS heeft geleid (opgenomen in 2e suppletore begroting). Daarnaast is een deel van het budget voor natte EHS overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren (opgenomen in de 2e suppletore begroting). Tevens is een deel van het budget (€ 2,8 mln.) voor natte natuur aangewend om de ecologische druk op het IJsselmeer te verminderen door de uitkoop van IJsselmeervissers (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Tenslotte zijn op Inrichting droge EHS minder uitgaven gerealiseerd vanwege planologische en technische problemen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Raming | |
1 Personeel DN | 45,8 | 58,9 | 2 696 | 43,6 | 57,4 | 2 505 |
2 Materieel | 657 | 338 | ||||
3 Overig apparaat | 219 | 84 | ||||
4 Bijdrage aan DLG | 16 704 | 15 035 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 20 276 | 17 962 |
Bij de bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied is onder meer sprake van extra additionele opdrachten en de uitvoering van nieuwe afspraken met de provincies door DLG.
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Totaal | 6 195 | 10 568 |
EU-ontvangsten | 2 159 | 7 230 |
Bijdragen van derden | 3 921 | 3 175 |
Overige ontvangsten | 115 | 163 |
De lagere EU-ontvangsten worden veroorzaakt door het feit dat er binnen het toegestane plafond van declarabele uitgaven bij het Plattelandsfonds van de Europese Commissie minder uitgaven voor grondverwerving zijn gedeclareerd dan oorspronkelijk begroot. Tegenover deze lagere declaratie staat een hogere declaratie voor maatregelen op het gebied van waterbeheer. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar bijlage D Europese geldstromen.
Verwerving van grond ten behoeve van Staatsbosbeheer vindt plaats door het Bureau Beheer Landbouwgronden met financiering van het Rijk. Grondaankopen ten behoeve van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen) financiert het Rijk met behulp van de leenconstructie, waarover in 2004 afspraken zijn gemaakt tussen Natuurmonumenten, de provinciale Landschappen, het Groenfonds en het ministerie van LNV. In 2005 is daarvoor € 22,1 miljoen euro geleend.
De verwervingsbudgetten in 2006 en 2007 zijn ruimer dan die voor 2005. Daarom is met de provincies afgesproken dat zij grondaankopen in 2005 kunnen voorfinancieren. In 2005 is 21,8 miljoen euro voorgefinancierd. Dit bedrag zal in 2006 worden terug betaald.
De hier vermelde realisatiecijfers zijn aan de verschillende categorieën toegerekend op basis van de in de begroting opgenomen budgetten.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Robuuste verbindingen te verwerven | 213 ha | 503 ha | 415 ha |
Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. Robuuste verbindingen) te verwerven | 3 144 ha | 3 906 ha | 2 479 ha |
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Verwerving robuuste Verbindingen | 213 ha | 503 ha | 415 ha |
Afronding bestaande Natuurterreinen | 544 ha | – | – |
Verwerving nieuwe natuur | 3 144 ha | 3 906 ha | 1 160 ha |
– waarvan NURG | 269 ha | 228 ha | |
– waarvan Maaswerken | 125 ha | 285 ha |
De verwerving van grond ten behoeve van de droge EHS, inclusief de robuuste verbindingen, is in 2005 voortvarend ter hand genomen. Nu de bruto-begrenzing van de robuuste verbindingen is opgenomen in de Nota Ruimte, zijn provincies aan de slag gegaan met de specifieke planvorming en realisatie.
In de bovenstaande tabel zijn de hectares die zijn verworven door voorfinanciering nog niet als beleidsprestatie verantwoord. Feitelijk is er daarom meer grond voor de droge EHS verworven dan hier is vermeld. Deze voorgefinancierde hectares zullen worden verantwoord in het jaar dat het rijk deze budgetten aan de provincies terugbetaalt.
In deze operationele doelstelling wordt de aankoop van grond ten behoeve van natte natuur verantwoord. De doelstelling is toename van het arsenaal natte natuur in 2010 met 7000 ha. Hiervan wordt 3000 ha verworven in de Zuid-Hollandse Delta. De overige hectares zijn reeds in overheidsbezit. De hier gepresenteerde gegevens hebben dus alleen betrekking op de Zuid-Hollandse Delta.
De doelstelling van de projecten natte natuur zijn nader omschreven in de Samenwerkingsovereenkomst Veiligheid en Natte Natuur (2000) van de ministeries van V&W en LNV (Kamerstukken II, 1999–2000, 25 017, nr. 29). Financiering vindt plaats met ICES2-middelen.
De verschuiving van minder verwerving naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer heeft geen betrekking op natte natuur.
De uitvoering van het project Zuid-Hollandse Delta is in maart 2005, vooruitlopend op de afspraken met provincies over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), overgedragen aan de provincie Zuid-Holland.
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1 Verwerving terreinen Natte natuur | 209 ha | 208 ha | 304 ha |
De aangekochte hectares hebben uitsluitend betrekking op het project Zuid-Hollandse Delta.
De realisatie van het aantal verworven hectares is lager dan de begroting doordat zich weinig aankoopmogelijkheden in het desbetreffende gebied hebben voorgedaan.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Percentage taakstelling ontsnippering gerealiseerd | 7 | – | 8 |
Inrichting robuuste verbindingen | 3 ha | 0 ha | 102 ha |
Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl.robuuste verbindingen) ingericht | 1 656 ha | 933 ha | 1 650 ha |
Het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO), een versterking en verbreding van het bestaande ontsnipperingsbeleid, is in maart 2005 met de Tweede Kamer besproken (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 652, nr. 1 en 2). Het LNV-gedeelte van het MJPO bestaat uit het oplossen van de 43 knelpunten tussen natuur en rijksinfrastructuur (weg, spoor, water) in de robuuste verbindingen. In 2005 hebben vooral voorbereidings- en verkenningsactiviteiten plaatsgevonden. De in de begroting 2005 gepresenteerde streefwaarde had betrekking op het oude ontsnipperingsbeleid. Dat beleid ging uit van het ontsnipperen van 90% van het totale aantal knelpunten. Het nieuwe beleid gaat uit van het ontsnipperen van 100% van de in het MJPO genoemde knelpunten in de periode t/m 2018. Het totale aantal MJPO-knelpunten bedraagt 208. Van de 43 knelpuntprojecten waren eind 2005 4 (deel)projecten gereed, 1 in uitvoering en 12 in voorbereiding.
Zoals vermeld bij 02.11 zijn provincies bezig met de begrenzing en planvorming van robuuste verbindingen en is er ten behoeve van robuuste verbindingen ook een aanzienlijke hoeveelheid grond verworven. Tot daadwerkelijke inrichting van de verbindingen heeft dat in 2005 nog niet geleid. In de Voorjaarsnota 2005 is een fasering aangebracht in het realiseren van de robuuste verbindingen vanaf 2006 (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 105 XIV, nr.2). Hierdoor zal het zwaartepunt in de daadwerkelijke realisatie van de robuuste verbindingen in de periode na 2010 liggen.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Inrichting robuuste verbindingen | |||
– onderhanden | 3 ha | 0 ha | 102 ha |
Inrichting nieuwe natuur | |||
– afronding | 72 ha | 933 ha | 1 650 ha |
– onderhanden | 3 450 ha | 26 052 ha | 27 747 ha |
Inrichting reservaten | |||
– afronding | 663 ha | – | |
– onderhanden | 12 539 ha | – | |
Inrichting natuurontwikkeling | |||
– afronding | 921 ha | – | |
– onderhanden | 8 592 ha | – | |
Inpassing bestaande natuur | |||
– afronding | 1 780 ha | – | |
– onderhanden | 1 289 ha | – | |
Ecologische verbindingszones | |||
– afronding | 66 km | – | |
– onderhanden | 293 km | – |
De inrichting van de EHS vindt veelal plaats door middel van meerjarige projecten. Gedurende enkele jaren worden wel inrichtingskosten gemaakt, maar pas als het project wordt afgerond gelden de betreffende hectares als gerealiseerde beleidsprestaties. Dit heeft als consequentie dat de jaarlijks bestede budgetten niet rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. De prestaties zijn immers veelal gerealiseerd met in voorgaande jaren bestede middelen. In de bovenstaande tabel wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen «onderhanden werk» en «afronding».
Afronding: de daadwerkelijk in 2005 afgeronde inrichtingsprojecten.
Onderhanden werk: het aantal hectares in inrichtingsprojecten waarvoor een verplichting is aangegaan en waarbij de werkzaamheden zijn gestart, maar nog niet zijn afgerond.
De in de kolom «begroting 2005» genoemde categorie nieuwe natuur is een samenvoeging van de categorieën nieuwe natuur, reservaten en natuurontwikkeling uit de kolommen «realisatie 2004». Vanaf de begroting 2005 wordt geen onderscheid meer gemaakt in de verschillende categorieën nieuwe natuur.
In verband met planologische problemen bij de wijziging van bestemmingsplannen en het verlenen van vergunningen is een vertraging ontstaan bij het afronden van inrichtingsprojecten ten behoeve van de EHS.
Omdat een aantal inrichtingsprojecten die LNV (mede) financiert, bijvoorbeeld in het IJsselmeergebied, worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat, is een deel van het inrichtingsbudget voor natte natuur overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Streefwaarden/prestatiegegevens
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Inrichting terreinen natte natuur | |||
– afgerond | 383 ha | 14 ha | 255 ha |
– onderhanden | 3 787 ha | 4 305 ha | 1 905 ha |
Ook in dit begrotingsartikel wordt onderscheid gemaakt tussen «onderhanden werk» en «afronding» (zie 2.13).
Net als bij de inrichting van de droge EHS is het aantal daadwerkelijk afgeronde hectares in 2005 beperkt. Dat wil niet zeggen dat geen voortgang wordt geboekt bij de inrichtingsprojecten. Zo verkeren de projecten in Noord-Nederland in de eindfase en zijn eind 2005 enkele grote projecten in de Zuid-Hollandse Delta in uitvoering genomen.
Daarnaast is een deel van het budget overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren. De bijbehorende beleidsprestaties zijn derhalve niet in de tabellen opgenomen.
In september 2005 verscheen de jaarlijkse Natuurbalans van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) (Kamerstukken II, 30 242, nr.1). De kabinetsreactie op de Natuurbalans is in november 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 242, nr.2).
In de begroting 2005 is vermeld dat de Algemene Rekenkamer mogelijk een onderzoek zal doen naar de realisatie van de EHS. Dat onderzoek vindt inderdaad plaats. De Algemene Rekenkamer zal het onderzoeksrapport naar verwachting in de loop van 2006 publiceren.
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
Natuur en Landschap: Samen werken aan kwaliteit.
Het kabinet hecht groot belang aan de tot stand koming van de EHS en aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving voor de natuur (biodiversiteit) en de mensen. Hiervoor heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken; in deze kabinetsperiode € 700 miljoen voor EHS en reconstructie en vanaf 2008 € 250 miljoen extra per jaar.
In 2005 is in nauwe samenwerking met de provincies hard gewerkt aan de realisatie van de EHS.
Het proces voor de realisatie van de robuuste verbindingen vordert. De provincies begrenzen de robuuste verbindingen, zodat duidelijk wordt waar het instrumentarium kan worden ingezet. Deze robuuste verbindingen zijn een belangrijk onderdeel van de EHS, het zijn als het ware de levensaders tussen gebieden.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 170 574 | 174 662 | 329 653 | 246 075 | 141 849 | 104 226 |
UITGAVEN | 141 795 | 135 269 | 158 284 | 182 857 | 173 067 | 9 790 |
Programma-uitgaven | 118 576 | 120 169 | 137 804 | 159 165 | 153 853 | 5 312 |
U0311 Beheer van de EHS | 118 576 | 120 169 | 137 804 | 159 165 | 153 853 | 5 312 |
– Rijksbijdrage SBB | 43 602 | 53 454 | 52 831 | 49 712 | 3 119 | |
– Programma Beheer | 55 346 | 55 198 | 78 676 | 79 168 | – 492 | |
– Beheer nationale parken | 4 889 | 4 443 | 5 465 | 5 563 | – 98 | |
– Overlevingsplan Bos en Natuur | 5 556 | 11 278 | 7 012 | 9 348 | – 2 336 | |
– Overige beheersregelingen | 10 776 | 13 431 | 15 181 | 10 062 | 5 119 | |
Apparaatuitgaven | 23 219 | 15 100 | 20 480 | 23 692 | 19 214 | 4 478 |
U0321 Apparaat | 10 450 | 5 791 | 2 069 | 2 609 | 2 139 | 470 |
U0322 Baten-lastendiensten | 12 769 | 9 309 | 18 411 | 21 083 | 17 075 | 4 008 |
ONTVANGSTEN | 3 933 | 8 146 | 7 696 | 17 023 | 14 163 | 2 860 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met het besluit om, in het kader van de omslag van minder verwerving naar meer beheer, alle technisch juiste aanvragen voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer te honoreren (grotendeels opgenomen in de 2e suppletore begroting).
De rijksbijdrage aan SBB is € 3,1 mln. hoger uitgevallen dan geraamd. Dit is een gevolg van enerzijds de loon- en prijsbijstelling die in 2005 is uitgekeerd en anderzijds het gevolg van een hogere bijdrage voor projecten in het kader van het Overlevingsplan Bos en natuur. Laatstgenoemde projecten zijn in de begroting 2005 geraamd op het onderdeel Overlevingsplan Bos en natuur terwijl de daarmee gepaard gaande uitgaven verantwoord zijn op het onderdeel «Rijksbijdrage SBB». Daarnaast zijn de lagere uitgaven voor het overlevingsplan Bos en natuur een gevolg van vertragingen in de voortgang van de werkzaamheden bij subsidie-ontvangers.
Op het onderdeel «overige beheersregelingen» zijn uitgaven verantwoord voor de implementatie van de nieuwe Natuurbeschermingswet die op 1 oktober 2005 in werking is getreden (opgenomen in de 1e suppletore begroting).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
3 Personeel DN | 34,4 | 57,1 | 1 965 | 31,8 | 57,4 | 1 825 |
5 Materieel | 498 | 256 | ||||
6 Overig apparaat | 146 | 58 | ||||
7 Bijdrage aan DR/DLG | 21 083 | 17 075 | ||||
Totaal apaaraatsuitgaven | 23 692 | 19 214 |
De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen (DR) is het gevolg van extra uitvoeringsinspanning te behoeve van het subsidieregelingenstelsel Programma beheer vanwege het grote aantal aanvragen.
De deelname van particulieren aan de realisatie van de EHS komt goed op gang. De deelname aan de regeling particulier natuurbeheer vergt van boeren een ingrijpende beslissing. Daarnaast vergt het proces dat in het kader van de ruimtelijke ordening doorlopen moet worden de nodige tijd. Dit heeft tot gevolg dat de beleidsinzet om particulieren meer in te schakelen in het natuurbeleid een aanlooptijd nodig heeft. In 2005 is er voor 1 126 hectare nieuwe verplichtingen aangegaan (hierop vindt vanaf 2006 betaling plaats). Hiermee wordt de in 2004 ingezette groei van het particulier natuurbeheer bestendigd.
In de prognose van de uitbreiding SAN areaal is uitgegaan van 22000 ha, in de verwachting dat een groot aantal bestaande beschikkingen moest worden vernieuwd door de wijziging van de subsidieregeling. De subsidieregeling diende aangepast te worden om te voldoen aan de eisen van de Europese Commissie. De beschikkingen die vernieuwd zijn betreffen in feite dus reeds bestaand areaal onder de SAN. De areaalgroei in het verslagjaar is 9 500 ha (hierop vindt vanaf 2006 betaling plaats).. Vanwege het gegeven dat niet alle kwaliteitsdoelen worden gerealiseerd met inzet van agrarisch natuurbeheer is in 2005 het project «Het weidevogelverbond» gestart. Dit project moet duidelijkheid en draagvlak opleveren inzake de vraag welke beleidsaanpassing gewenst is. De uitkomst van dit project levert tezamen met de uitkomst van de ecologische evaluatie die, zoals aan de Kamer toegezegd in het voorjaar 2007 gereed is, de basis om het weidevogelbeleid te evalueren.
In 2005 is de laatste revisie van Programma Beheer afgerond. Met de afsluiting van deze derde revisieronde is er een goed functionerend instrument ontstaan, waarvoor draagvlak bestaat bij de gebruikers. Belangrijke maatregelen zijn doorgevoerd ter vereenvoudiging en verlaging van de administratieve lasten. Een van de belangrijke wijzigingen is de introductie van de verzamelaanvragen. Dit biedt de beheerders de mogelijkheid om voor hun gehele bezit 1 aanvraag in te dienen, dan wel 1 aanvraag voor meerdere beheerders.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Uitbreiding beheer droge natuur excl. robuuste verbindingen | 5 018 ha | ||
Uitbreiding beheer droge natuur excl. particulier natuurbeheer | 3 142 ha | 3 000 ha | |
Uitbreiding particulier natuurbeheer | 1 126 ha | 800 ha | |
Uitbreiding beheer natte natuur | 0 ha | 14 ha | 850 ha |
Uitbreiding agrarisch natuurbeheer | 640 ha | 9 660 ha | 22000 ha |
De uitbreiding beheer natte natuur heeft vertraging opgelopen door het feit dat verwerving en inrichting van deze gronden meer tijd kost dan voorzien. Door een regelingswijziging in de SAN zijn voor een groot aantal agrariërs al in een eerder stadium nieuwe beschikkingen opgesteld, waardoor de uitbreiding van het areaal agrarisch natuurbeheer in 2005 aanzienlijk lager is dan geraamd.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap | 464 324 ha | 489 527 ha | 440 813 ha |
– waarvan beheerd door SBB | 213 838 ha | 215 607 ha | 216 813 ha |
– waarvan beheerd door PNB’s | 250 486 ha | 273 920 ha | 224 000 ha |
Particulier natuurbeheer (functieverandering) | 2 040 ha | 3 288 ha | 2 074 ha |
Agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer (SAN) | 73 621 ha | 81 915 ha | 85 500 ha |
Overlevingsplan bos- en natuur | 300 projecten | 273 projecten | 300 projecten |
Behoud historische buitenplaatsen | 268 buitenplaatsen | 270 buitenplaatsen | 260 buitenplaatsen |
Herstel historische buitenplaatsen | 11 buitenplaatsen | 14 buitenplaatsen | 35 buitenplaatsen |
Natuurbeschermingswet | 175 gebieden | 221 gebieden | 175 gebieden |
In de realisatie kan nog geen onderscheid worden aangebracht tussen binnen en buiten EHS, daarom zijn onder beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap ook de prestaties buiten de EHS (artikel 1.13) meegerekend. Mede dankzij de inspanningen van de provincies en andere partijen begint de realisatie van particulier natuurbeheer aan te trekken. Binnen Herstel historische buitenplaatsen zijn minder maar grotere projecten gerealiseerd.
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Terreinbeheer | |||
Doeltypebeheer Natuur, Bos en Landschap | 213 838 ha | 215 607 ha | 216 813 ha |
Doeltypebeheer Recreatie | 215 275 ha | 216 902 ha | 217 785 ha |
04 Economisch perspectiefvolle agroketens
Economisch perspectiefvolle agrotekens
De algemene beleidsdoelstelling is de bevordering van duurzame en vitale agroketens. Het rijk ziet zich geplaatst voor de uitdaging om de condities te scheppen waaronder de agrosector zich duurzaam kan ontwikkelen en rekening houdt met maatschappelijke wensen. Dit doet het rijk onder meer door:
– het stimuleren en faciliteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
– het stimuleren van vernieuwing in de keten op gebieden van duurzaamheid, marketing, kwaliteit, garantiesystemen en differentiatie in niche markten zoals streek- en biologische producten;
– de inzet van het internationaliseringsinstrumentarium (inclusief de instrumenten van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken);
– het ondersteunen van belangrijke processen van herstructurering in de veehouderij, de glastuinbouw en de visserij.
Op deze wijze draagt de overheid bij aan (her)nieuw(d) perspectief voor de agrosector en blijft de Nederlandse agrosector internationaal concurrerend op vooral hoog ontwikkelde markten.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 110 081 | 99 220 | 46 433 | 83 104 | 51 942 | 31 162 |
UITGAVEN | 178 732 | 82 619 | 60 306 | 61 353 | 66 320 | – 4 967 |
Programma-uitgaven | 127 680 | 52 491 | 33 314 | 34 860 | 41 606 | – 6 746 |
U0411 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex | 11 028 | 6 677 | 5 924 | 6 630 | 6 419 | 211 |
– Bilaterale economische samenwerking | 2 970 | 2 669 | 2 987 | 3 378 | – 391 | |
– Masterplan Duitsland/Nachbarland Niederlande | 161 | |||||
– Energie | 1 465 | 1 690 | 1 552 | 1 552 | 0 | |
– Agrologistiek | 360 | 855 | 512 | 1 000 | – 488 | |
– Transparantie en ICT | 104 | 104 | ||||
– Client | 1 286 | 221 | 836 | 836 | ||
– Overig | 435 | 489 | 639 | 489 | 150 | |
U0412 Herstructurering veehouderij | 93 510 | 18 451 | 4 189 | 2 905 | 4 857 | – 1 952 |
– RBV – 1 | 4 088 | 465 | 0 | 0 | 0 | |
– SEP Veehouderij/IOZV | 2 | 0 | 2 | |||
– Herstructurering veehouderij | 14 363 | 3 724 | 576 | 3 191 | – 2 615 | |
– Overig | 2 327 | 1 666 | 661 | |||
U0413 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie | 8 567 | 16 846 | 17 877 | 15 525 | 23 401 | – 7 876 |
– RSG | 4 016 | 2 246 | 2 686 | 7 549 | – 4 863 | |
– Stidug | 6 197 | 11 161 | 9 510 | 12 385 | – 2 875 | |
– Energie en demoregeling | 1 784 | 968 | 1 497 | 2 986 | – 1 489 | |
– Inrichting | 4 064 | 2 911 | 1 122 | 429 | 693 | |
– Overig | 785 | 591 | 710 | 52 | 658 | |
U0414 Herstructurering Visserij | 14 575 | 10 517 | 5 324 | 9 800 | 6 929 | 2 871 |
– Vlootstructtuurbeleid | 10 517 | 5 324 | 6 933 | 6 929 | 4 | |
– Verbetering binnenvisserij | 2 867 | 0 | 2 867 | |||
Apparaatsuitgaven | 51 052 | 30 128 | 26 992 | 26 493 | 24 714 | 1 779 |
U0421 Apparaat | 23 508 | 19 625 | 21 729 | 5 650 | 5 122 | 528 |
U0422 Baten-lastendienst | 27 544 | 10 503 | 5 263 | 20 843 | 19 592 | 1 251 |
ONTVANGSTEN | 118 265 | 16 695 | 9 624 | 10 061 | 12 842 | – 2 781 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie is deels (ca. € 13 mln.) is toe te schrijven aan het feit dat de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) eind 2004 is opengesteld. De verplichtingen hiervoor zijn in 2005 aangegaan (opgenomen in de 1e suppletore begroting). Daarnaast is in verband met de sanering van de kottersector voor het uit de vaart nemen van schepen voor een bedrag van bijna € 10 mln. verplichtingen aangegaan (opgenomen in de 2e suppletore begroting). Met beide was in de begroting geen rekening gehouden.
De lagere uitgaven in het kader van herstructurering veehouderij worden vooral veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven in het kader van de zgn. Koopmansgelden (landinrichting en kennisprojecten zoals Koe in de wei) op de beleidsartikelen 1 en 7 is verantwoord (deels opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).
In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) en de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden is minder uitgegeven als gevolg van vertraging in de uitfinanciering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Tevens is € 2,8 mln. aangewend voor de uitkoop van IJsselmeervissers (opgenomen in de 2e suppletore begroting)
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Budget | |
Personeel DL | 47,3 | 53,8 | 2 548 | 41,7 | 60,5 | 2 525 |
Personeel I&H | 38,3 | 62,4 | 2 390 | 40,7 | 57,2 | 2 330 |
Materieel | 516 | 198 | ||||
Overig apparaat* | 196 | 69 | ||||
Bijdrage aan DR | 5 381 | 5 073 | ||||
Bijdrage aan AID | 14 607 | 14 472 | ||||
Bijdrage aan PD | 227 | 0 | ||||
Bijdrage aan VWA | 242 | 0 | ||||
Bijdrage aan DLG | 386 | 47 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 26 493 | 24 714 |
De hogere uitgaven baten-lastendiensten betreffen onder meer extra bijdragen aan de Plantenziektenkundige Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit in verband met de uitvoering van het programma CLIENT (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
EU-ontvangsten RSG | 1 114 | 2 852 |
Ontvangsten Visserij | 0 | 1 700 |
Overige ontvangsten | 8 947 | 8 290 |
Totaal | 10 061 | 12 842 |
In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) is sprake van € 1,7 mln. lagere EU-ontvangsten, doordat er vertraging is opgetreden in de uitfinanciering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Omdat de sanering van kottervaartuigen pas in december 2005 heeft plaatsgevonden, zijn de EU-ontvangsten niet meer in 2005 gerealiseerd.
De overige ontvangsten ad € 8,9 mln. betreffen voornamelijk middelen die vanuit het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw ter beschikking zijn gesteld voor extensiveringsprojecten en de experimenten knelgevallen intensieve veehouderij. Daarnaast zijn ten behoeve van uitgaven in het kader van Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) middelen (€ 1,1 mln.) overgeheveld vanuit het O&S fonds voor de Landbouw naar de LNV-begroting (opgenomen in de 1e suppletore Begroting).
04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
Om het bedrijfsleven te stimuleren tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is de MVO-stimuleringsprijs voor de 3e keer uitgereikt tijdens de TV uitzending «MVO in bedrijf». Ook de TV uitzending Agrologistiek in de serie Nederland in bedrijf was met 600 000 kijkers een groot succes.
Het programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES) is in 2005 grotendeels uitgevoerd en heeft geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. Hiertoe is gebruik gemaakt van bestaand generiek instrumentarium zoals identificatie – en sectorale handelsmissies, handelscontactbijeenkomsten, vakbeurzen, handelsreizen met individuele matchmaking waarbij een op een contacten worden bevorderd, seminars en symposia. Landbouwwerkgroepen / High Level Meetings werden gehouden in een aantal landen waar de overheidsbemoeienis met bedrijfslevenactiviteiten nog aanzienlijk is.
In 2005 werd de versterkte inzet in de vorm van seminars, handelsreizen, missies en vakbeurzen op de in 2004 toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren voortgezet. In overleg met het (MKB) bedrijfsleven om de prioriteiten van het bedrijfsleven te inventariseren werd een toegesneden programma van handelsbevorderende activiteiten uitgevoerd in de belangrijkste nieuwe lidstaten. Daarnaast werd gestart met de opzet van een Holland Park in China.
Evenals in 2003 en 2004 werd ook in 2005 in de hoog ontwikkelde West Europese markt met Nederlandse inzendingen op vakbeurzen zoals «Biofach» en «Organic» extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd daar waar mogelijk samengewerkt met of voortgeborduurd op activiteiten van de Task Force Biologische Landbouw. In Mexico werd op verzoek van de glastuinbouwsector een steunpunt (Netherlands AgriBusiness Support Office) opgericht.
De voorbereidende fase voor het ICT programma CLIENT, onderdeel export, is in 2005 volgens schema uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een realisatieplan voor systeembouw. Het CLIENT programma richt zich op de ontwikkeling van een nieuw en geautomatiseerd systeem voor exportcertificering van landbouwgoederen en voor CITES-verklaringen, waarbij tevens «slimmere» inspectieregimes en toepassing van principes van «Toezicht op Controle» ondersteund worden. Begin 2006 zal worden besloten of het systeem daadwerkelijk gebouwd zal worden.
In 2005 is tevens een start gemaakt met een strategische studie Biobased Economy. De uitkomsten van deze studie zullen mede de basis vormen voor het te voeren beleid op dit terrein.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Gerealiseerde bilaterale (agro)-economische samenwerkingsactiviteiten (BES) | 77% | 76% | 75% |
Geactualiseerde energiebesparingsplannen en meerjarenplannen 2005–2008 van het totaal aantal toegetreden bedrijven en sectoren | 100% | 80% |
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Instrument | Aantal prestaties | Aantal prestaties | Aantal prestaties |
Bilaterale economische samenwerking | 129 | 134 | 120 |
Agrologistiek | 11 | 11 | 9 |
Overige (projecten) | 11 | 12 | 13 |
De Agrologistieke pilotprojecten zijn gericht op systeeminnovaties op het terrein van duurzaamheid en vervoersefficiëntie en worden met name bestuurlijk ondersteund door het platform Agrologistiek. Inmiddels bevinden er zich 2 pilotprojecten in een afrondende bouwfase (DOC kaas en Agriport A7).
04.12 Herstructurering (melk)Veehouderij
In de brief van LNV en VROM aan de Tweede Kamer (TK 2004–2005, 29 939, nr. 2) is de inzet van de € 122 mln. Koopmansmiddelen aangegeven. Die inzet zag er als volgt uit:
1. Landschapsbehoud in (milieu-) probleemgebieden: € 50 miljoen
2. Versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten: € 30 miljoen
3. Kavelruil: € 20 miljoen
4. Projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu: € 12 miljoen
5. Kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij: € 10 miljoen
Het LNV-aandeel hierin is € 73 miljoen en het VROM-aandeel € 49 miljoen.
In het najaar 2005 is tijdens de begrotingsbehandeling van LNV de motie Snijder-Hazelhoff en Atsma, nr. 44 (30 300XIV) aangenomen. In deze motie werd ten aanzien van het eerste punt, Landschapsbehoud in (milieu) probleemgebieden, aangedrongen op een alternatieve aanwending van de € 50 mln. Een nadere invulling zal gezamenlijk met VROM worden uitgewerkt.
In 2005 zijn de eerste bestedingen van de € 30 mln. impuls voor de afronding van klassieke landinrichtingsprojecten gaan lopen. Dit volgens de afspraken die met de provincies gemaakt zijn in het uitvoeringscontract 2005/2006. Het grootste deel van de impuls zal in de jaren 2006–2008 besteed worden.
Ook zijn met de provincies afspraken gemaakt over de besteding van het budget voor kavelruil. Naast het budget dat LNV heeft gereserveerd (€ 20 mln.) hebben de provincies eenzelfde bedrag ter beschikking gesteld. Hierbij worden verder nog de mogelijkheden onderzocht om het bedrag op te hogen met EU-cofinanciering uit POP2.
In 2005 is naast de lopende projecten in Limburg en de Veenkoloniën een nadere invulling gegeven aan de middelen voor de pilotprojecten voor melkveehouderij en milieu. Daarnaast ondersteunt LNV praktijkgericht onderzoek ter bevordering van innovaties en de verspreiding van deze innovaties. Dit wordt o.a. vormgegeven door middel van de «Melkvee-academie«. Hiermee is in 2005 gestart. Via deze academie wordt op een vernieuwende en vraaggestuurde wijze, vanuit de deelnemende melkveehouders zelf, kennis ontwikkeld en verspreid.
De streefwaarde voor extensivering van de melkveehouderij (ha. per melkkoe) is nog niet beschikbaar. In het MJP2 (en dus ook de begroting) zal deze streefwaarde vervangen worden door een aantal nieuwe indicatoren.
Om de inplaatsing van grondgebonden melkveehouderijbedrijven in het gebied Veenkoloniën te bevorderen en om perspectief te bieden aan bedrijven, die vanwege milieuoverwegingen moeten wijken in kwetsbare gebieden (pilotproject «Inplaatsing melkveehouderij in de Veenkoloniën»), is inmiddels de eerste van de 6 melkveebedrijven ingeplaatst. Diverse andere kandidaten voor inplaatsing zijn bekend en onderzoeken momenteel de mogelijkheden. Naar verwachting zal dit project niet in 2006 worden afgerond, aangezien dit afhangt van het vinden van geschikte locaties.
Verder zijn er twee projecten, gericht op de extensivering van bestaande melkveehouderijen, gestart. In 2005 is een ander derde project voorbereid, dat naar verwachting begin 2006 kan starten.
04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie
De doelstelling van 1000 ha nieuw glas wordt nagenoeg gehaald, zij het niet in 2006 maar in 2007/2008. Reden hiervoor is dat de realisatie van de plannen, met name het onderdeel investeringen, tijd neemt.
Eind 2004 is de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) opengesteld voor een bedrag van in totaal € 16 miljoen, waarvan € 12 miljoen voor het onderdeel investeringen (inclusief clusterplannen) en € 4 miljoen voor het onderdeel afbraak. Voor dit laatste onderdeel bleek veel belangstelling, getuige het feit dat het subsidieplafond binnen één dag was bereikt. Dit is aanleiding geweest om in 2005 de RSG nog een keer open te stellen, namelijk € 5 miljoen voor het onderdeel afbraak en nog € 0,5 miljoen voor het onderdeel investeringen (dit laatste was een restant van de openstelling RSG investering in 2004). Wederom bleek het onderdeel afbraak een groot succes en was het subsidieplafond binnen één dag bereikt.
In 2005 is er geen openstelling in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden (Stidug) geweest. Het ruimtelijk beleid in het algemeen en de 10 gebieden in het bijzonder zijn geëvalueerd. Dit heeft geleid tot de beleidsbrief «nadere uitwerking ruimtelijk beleid glastuinbouw» (TK 2004–2005, 29 800, nr. 111). Medio 2006 worden met alle actoren uit bedrijfsleven en overheden nadere bestuurlijke afspraken gemaakt.
Perspectiefvolle en duurzame landbouw
Op basis van de openstelling 2002 is met de RSG in 2005 nog 11 ha is gerealiseerd. Bij de openstelling van ultimo 2004/begin 2005 is aan 234 ha subsidie toegekend. Inmiddels is daarvan in 2005 12 ha gerealiseerd. In 2005 is er een lager aantal ha gerealiseerd dan verwacht vanwege vertraging in de investeringsaanvragen. De komende jaren wordt een inhaalslag verwacht. Het oorspronkelijke doel om in totaal 1000 ha te realiseren is nog steeds in zicht. T/m 2005 is in totaal 738 ha nieuw glas gerealiseerd.
Voor de IRG zijn er in 2005 6 projecten gehonoreerd. Dit is meer dan verwacht omdat gemeenten sneller hun aanvragen hebben ingediend.
Implementatie energiebesparingsbeleid
Met betrekking tot energie is vastgelegd:
Sector | Energie-Efficiencyverbetering | Aandeel Duurzame energie | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2005 | Streefwaarde 2010 | Realisatie t/m 2003 * | Begroting 2005 | Streefwaarde 2010 | Realisatie t/m 2003 * | |
Glastuinbouw t.o.v. 1980 | 65% | 49% | 4% | ≥ 0,5% | ||
Paddestoelen t.o.v. 1995 | 20% | 20,6% | 5% | 4,3% | ||
Bloembollen t.o.v. 1995 | 22% | 14,3% | 4% | 2,65% |
* Definitieve realisatie t/m 2003
De weergegeven resultaten zijn de definitieve resultaten van 2003. De energie efficientie index in de glastuinbouw voor 2003 bedraagt 51% ten opzichte van 1980. Dat houdt in een verbetering met 49% ten opzichte van 1980. Hierdoor is de energie efficiency met 49% verbeterd ten opzichte van 1980. Ondanks een lichte verbetering ten opzichte van 2002 blijft de energie efficientie index achter op schema. De verbetering is het gevolg van een gelijkblijvend primair brandstofverbruik per m2 en een hogere fysieke productie per m2 in 2003.
De glastuinbouw verbetert de energie efficiency geleidelijk in de afgelopen jaren. Het aandeel duurzame energie bedroeg in 2003 minimaal 0,5%.
In de jaarlijkse energiemonitor is geen raming van de energie efficiëntie index voor 2004 opgenomen, omdat op basis van de gangbare bronnen geen betrouwbaar gasverbruik voor de totale sector vastgesteld kan worden.
Meerjarenafspraken energie Paddenstoelen
De energie efficiency is in 2004 met 25,1% verbeterd ten opzichte van 1995.
De doelstelling met betrekking tot de energie efficiency – 20% in 2005 – is daarmee ruimschoots gerealiseerd.
In 2004 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,1%. Hiermee ligt de sector nipt op schema om het streven van 5,0% duurzame energie in 2005 te halen.
De lopende Meerjarenafspraak energie is met 1 jaar verlengd tot 31 december 2006. De verlenging wordt door de sector benut voor het opzetten van een nieuwe, waar mogelijk verbeterde Meerjarenafspraak energie.
Meerjarenafspraken energie Bloembollen
De energie efficiency is in 2004 met 18,3% verbeterd ten opzichte van 1995. Hiermee ligt de sector achter op schema voor het halen van 22% energie efficiency in 2005. In 2004 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,2%. Hiermee is de doelstelling van 4% in 2005 reeds behaald. Ook de lopende Meerjarenafspraak energie Bloembollen is met 1 jaar verlengd tot 31 december 2006 om te komen tot een nieuwe, waar mogelijk verbeterde Meerjarenafspraak energie.
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen
In 2004 werd werden weer minder gewasbeschermingsmiddelen, uitgedrukt in kilogrammen actieve stof (a.s.) per ha, gebruikt: 17,2 kg a.s. per ha in 2004 ten opzichte van 19,6 kg a.s. per ha in 2003. Hiermee wordt voldaan aan de convenantsdoelstellingen.
Bij meststoffen is ten opzichte van voorgaande jaren een kleine toename van het gebruik te zien. Dit duidt op een verdere teeltintensivering. Het verbruik in 2004 bedraagt 916 kg stikstof(N)/ha en 197 kg fosfaat(P)/ha, wat op het niveau van de verbruiksdoelstelling in 2010 ligt. De toename in het gebruik hoeft, gezien de toename van «gesloten» en recirculerende bedrijven, geen toename van de emissie en daarmee een toename van de milieubelasting te betekenen. De doelstellingen voor 2010 zullen op grond van de Kaderrichtlijn Water en Nitraatrichtlijn opnieuw worden bezien (bron: voortgangsrapport Glastuinbouw en Milieu 2004).
Instrument | Realisatie 2004 Aantal prestaties | Realisatie 2005 Aantal prestaties | Begroting 2005 Aantal prestaties |
RSG investeringen | 61 ha | 23 ha | 115 ha |
RSG glasafbraak | 0,5 ha | 23 ha | 40 ha. |
STIDUG | 6 projecten | 5 projecten* | 6 projecten |
IRG | 6 projecten | 3 projecten | |
Energie en demoregeling | voorlichting, demo en onderzoek |
* Doordat de locatie Luttelgeest in een latere fase alsnog is afgevallen, is het aantal gerealiseerde projecten voor 2005 teruggedraaid naar 5.
4.14 Herstructurering visserij
Duurzaamheid krijgt in het visserijbeleid o.a. invulling door te streven naar biologisch verantwoorde visserij door een sector die vanuit een gezond sociaal-economisch perspectief de gevolgen voor het ecosysteem beperkt. Dit maakt in een aantal situaties vermindering van de vangstcapaciteit via herstructurering noodzakelijk.
– Evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot. Terugbrengen omvang van de vloot in 2005. Streefwaarde 2005: 2 400 Bruto ton.
– Vermindering van de visserijcapaciteit op het IJsselmeer met ten minste 35%.
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
---|---|---|---|
Instrument | Prestatie | Prestatie | Prestatie |
Vlootstructuurbeleid/capaciteitsvermindering | 0 | ||
Vrijwillige sanering zeevisserij | – | 2 440 BT | 2 400 BT |
Vrijwillige sanering IJsselmeervisserij | – | – 38% | – 35% |
Naar aanleiding van de zorgwekkende economische situatie in de Nederlandse kottersector en verschillende analyses die wezen op een aanzienlijke overcapaciteit, is najaar 2005 een saneringsregeling opengesteld. Eind 2005 waren 29 saneringsaanvragen goedgekeurd. Voor 6 aanvragen is in 2005 uitbetaald. Daarmee was een capaciteitsreductie van 2 440 BT gemoeid.
Doel van de saneringsregeling in de IJsselmeervisserij is het terugbrengen van de visserijcapaciteit door het uitkopen van het meest schadelijke vistuig. De streefwaarde voor de capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij is tussentijds bijgesteld naar 50%, te realiseren eind 2006. In 2005 zijn 13 aanvragen voor definitieve beëindiging, en 17 aanvragen voor een vermindering van de visserij ingediend. Hiermee is de visserij-inspanning teruggebracht met circa 38%.
Van de meest schadelijke vistuigen (schietfuik, grote fuik, en staand net) is respectievelijk 42%, 7%, en 14% uit de visserij genomen. Het totaal aantal vergunninghouders is teruggebracht van 85 naar 72.
In 2005 is een externe evaluatie uitgevoerd van de co-innovatieprogramma’s. De belangrijkste conclusie is dat co innovatie een waardevol, maar te duur instrument is. De bereikte resultaten hebben veel meer betrekking op netwerkvorming en leren samen te werken bij introductie en opschaling van vernieuwingen en minder op het realiseren van «nieuwe» innovaties (oorspronkelijke doel). De belangrijkste aanbeveling is dan ook om een nieuw goedkoper instrument te ontwikkelen dat zich richt op het keten-, netwerkverband realiseren van vernieuwingen. Dit door het door het faciliteren van kennismontage binnen operationele, organisatorisch en strategische (samenwerkings-)processen.
«Duurzaam gebruik energie glastuinbouw» Hiermee werd bedoeld een beleidsevaluatie voor heel GLAMI. Vanwege de herijking van GLAMI was dat in 2005 niet wenselijk. Deze evaluatie komt wel t.z.t. in de stuurgroep GLAMI.
«Meerjarenafspraken energie (bloembollen en paddestoelen)» Deze evaluatie (paddestoelen) is zo goed als afgerond. Conclusies komen zo snel mogelijk.
De evaluatie van het Enig Programmerings Document bij het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij is najaar 2005 afgerond. De belangrijkste conclusies waren:
Een substantieel deel van de FIOV middelen is bestemd voor vier programma’s/regelingen:
– Sanering. De doelstelling van sanering wordt vrijwel volledig gehaald. De Nederlandse kottervloot is hierdoor sinds het jaar 2000 met 20–25% verkleind.
– Praktijkproef met de pulskor. De praktijkproeven met de pulskor zijn in een ver gevorderd stadium. De eerste introducties kunnen in de tweede helft van 2006 worden verwacht.
– Innovatieve aquacultuurprojecten. Het programma heeft een aantal innovatieve aquacultuur-projecten gesteund. De resultaten kunnen nog niet worden beoordeeld.
– Pelagische visserij. Binnen dit onderdeel zijn verschillende projecten t.b.v. de pelagische visserij gesteund.
In dit hoofdstuk zijn de tabellen met kengetallen opgenomen, zoals deze in de begroting 2005 van Dienst Regelingen zijn gepresenteerd.
(x € mln.) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Integrale kosten | Subsidie omvang | |||||
Beleidsartikel | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005* | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1. Versterking landelijk gebied | 1,9 | 1,9 | 2,2 | 13,2 | 16,1 | 7,0 |
2. Verwerving en Inrichting EHS | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 2,0 | 0,0 | 0,0 |
3. Beheer EHS | 11,5 | 12,5 | 9,3 | 63,9 | 98,5 | 100,0 |
4. Economisch perspectiefvolle Agroketens | 1,3 | 2,5 | 0,8 | 2,8 | 8,4 | 32,0 |
5. Bevorderen Duurzame productie | 2,4 | 66,2 | 75,5 | 53,4 | 23,8 | 48,0 |
6. Voedselveiligheid, -kwaliteit en diergezondheid | 1,7 | 1,8 | 1,8 | 4,3 | 6,4 | 13,0 |
7. Kennisontwikkeling en innovatie | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 2,6 | 0,0 | 0,0 |
9. Kennisverspreiding | 0,4 | 0,8 | 0,4 | 10,8 | 10,2 | 8,0 |
11. Algemeen | 38,8 | 32,5 | 30,0 | 341,8 | 311,8 | 300.0 |
Totaal | 58,0 | 118,2 | 120,0 | 494,8 | 475,2 | 508,0 |
* Teneinde de vergelijkbaarheid te vergroten zijn in de kolom begroting 2005 een tweetal rubriceringsfouten globaal gecorrigeerd Overigens komen deze rubriceringfouten niet meer voor in de begroting 2006
Het uurtarief is over 2005 gehandhaafd op gemiddeld € 57,38 Hierin zijn in het jaar 2005 geen aanpassingen toegepast
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |
Aantal af te handelen telefoongesprekken | 650 000 | 433 000 |
Het aantal telefoontjes is sterk achtergebleven. Vanwege de invoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Nieuw Mestbeleid was rekening gehouden met een «worst case scenario». Dit scenario is niet uitgekomen, hetgeen leidde tot een lagere realisatie.
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |
Minas (aantal) | 8 000 | 4 340 |
% toegewezen | 30% | 85% |
% afgewezen | 70% | 15% |
Overige (aantal) | 6 230 | 6 402 |
% toegewezen | 30% | 27% |
% afgewezen | 70% | 73% |
Naast de lagere aantallen bij Minas, valt ook het hoge percentage toegewezen bezwaren op. Het percentage dat daarna in een eventueel beroep wordt goedgekeurd ligt overigens slechts op 0,9%. In de mestregelgeving zijn in de loop van de tijd veel wijzigen van beleid en regelgeving geweest waardoor reeds lopende bezwaren alsnog werden toegekend. Bovendien worden in de bezwaarfase nogal eens nieuwe aangiftegegevens verstrekt waardoor met die nieuwe gegevens bezwaren gegrond worden verklaard. Hierdoor is het percentage toegekende bezwaren relatief hoog.
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |
Minas (aantal) | 300 | 507 |
Overige | 726 | 619 |
In 2005 heeft Backoffice Assen veel lopende zaken met betrekking tot het «oude» Minas-beleid afgehandeld. In dit kader is er extra inzet gepleegd op de Beroepszaken Minas, wat het verschil van 207 beroepschriften tussen realisatie en begroting verklaart.
05 Bevorderen duurzame productie
Algemene doelstelling is de bevordering van duurzame productie door sectoren in de land-, tuinbouw en visserij. Voor de laatstgenoemde sector betekent dit specifiek het bevorderen van een visserij die rekening houdt met de draagkracht van het ecosysteem in het water.
De productiesectoren staan voor een forse opgave om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van de samenleving ten aanzien van product en productiewijze. Deze verwachtingen – bijvoorbeeld ten aanzien van voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en milieu – ontwikkelen zich snel en vormen de «licence to produce» voor het bedrijfsleven waarbij de op Europees niveau afgesproken normen, in principe richtinggevend zijn. Het is primair aan het bedrijfsleven zelf om daarop in te spelen en «tekorten» tussen dat wat de samenleving verlangt en dat wat het bedrijfsleven biedt, weg te werken.
De overheid ondersteunt dit proces door enerzijds heldere randvoorwaarden te stellen en anderzijds ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te stimuleren.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 266 206 | 156 916 | 173 574 | 229 405 | 196 225 | 33 180 |
UITGAVEN | 151 326 | 211 480 | 216 567 | 218 332 | 181 971 | 36 361 |
Programma-uitgaven | 55 695 | 113 143 | 110 976 | 65 003 | 37 568 | 27 435 |
U0511 Bevorderen biologische landbouw | 8 259 | 10 057 | 8 163 | 7 865 | 6 714 | 1 151 |
– Stimulering van de biologische primaire productie | 4 097 | 3 523 | 2 127 | 2 534 | – 407 | |
– Professionalisering van de ketens | 2 404 | 1 929 | 1 403 | 1 403 | ||
– Platform biologica | 475 | 437 | 530 | 530 | ||
– Publieksvoorlichting | 1 857 | 1 541 | 2 888 | 2 888 | ||
– Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) | 1 026 | 706 | 565 | 330 | 235 | |
– Kwaliteitszorg | 120 | |||||
– Intensivering | 0 | 3 500 | – 3 500 | |||
– Overig | 78 | 27 | 352 | 350 | 2 | |
U0512 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen | 40 456 | 83 823 | 68 540 | 27 132 | 17 274 | 9 858 |
– RBV-2 | 59 847 | 40 513 | 1 304 | 1 304 | ||
– Vestigings-/investeringssteun jonge agrariërs | 579 | 3 749 | – 3 170 | |||
– Mineralenheffing | 15 337 | 10 605 | 10 605 | |||
– Overig, w.o. duurzame landbouw/kennis- ontwikkeling en -verspreiding | 23 976 | 12 690 | 14 644 | 13 525 | 1 119 | |
U0513 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk | 4 548 | 2 788 | 3 527 | 4 236 | 4 515 | – 279 |
– Kleine toepassingen en GNO’s | 1 453 | 1 437 | 1 437 | |||
– Diversen ZOGT | 1 181 | 642 | 67 | 67 | ||
– Bijdrage aan KCB en CTB | 1 607 | 1 315 | 1 650 | 395 | 1 255 | |
– Bevorderen Innovatie/Verbeteren Management | 94 | 159 | 995 | – 836 | ||
– Bevorderen effectief en duurzaam middelenpakket | – | 1 700 | – 1 700 | |||
– Intensivering Handhaving, monitoring en verantwoording | 23 | 346 | 1 325 | – 979 | ||
– Stimuleringsprojecten | – | 100 | – 100 | |||
– Overig | 577 | – | 577 | |||
U0514 Verbeteren dierenwelzijn | 1 985 | 7 192 | 13 229 | 1 471 | 342 | 1 129 |
U0515 Ecologisch duurzame visserij | 447 | 9 283 | 17 517 | 24 299 | 8 723 | 15 576 |
– Samenwerkingsovereenkomst | 2 864 | 2 849 | 2 598 | 2 800 | – 202 | |
– Verbetering van de binnenvisserij | 938 | 1 024 | 18 100 | 828 | 17 272 | |
– Technische maatregelen en onderzoek | 5 481 | 13 644 | 1 970 | 2 545 | – 575 | |
– Innovatie visserij | 1 579 | 2 350 | – 771 | |||
– Overig | 52 | 200 | – 148 | |||
Apparaatsuitgaven | 95 631 | 98 337 | 105 591 | 153 329 | 144 403 | 8 926 |
U0521 Apparaat | 36 498 | 32 172 | 35 831 | 13 414 | 12 749 | 665 |
U0522 Baten-lastendiensten | 59 133 | 66 165 | 69 760 | 139 915 | 13 1654 | 8 261 |
ONTVANGSTEN | 47 677 | 80 624 | 96 102 | 23 169 | 30 660 | – 7 491 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere uitgaven biologische landbouw hebben o.a. betrekking op de biologische voorlichtingscampagne, die in 2004 is gestart (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
In het verleden betaalde Mineralenheffingen kunnen over een periode van 6 jaar worden verrekend. Als gevolg hiervan hebben in 2005 voor € 10,6 mln. terugbetalingen aan boeren plaatsgevonden. Hier staan € 11,2 mln. ontvangsten uit heffingen tegenover (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Er is minder uitgegeven in het kader van de vestigings- en inkomenssteun jonge agrariërs doordat vertraging is opgetreden bij de indiening en beoordeling van plannen van jonge agrariërs.
De hogere uitgaven Dierenwelzijn hebben voornamelijk betrekking op In Beslaggenomen Goederen. Tegenover de hogere uitgaven staan hogere inkomsten (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
De hogere uitgaven aan ecologisch duurzame visserij houden verband met voorschotbetalingen (20%) aan de kokkelvisserijsector voor schadevergoedingen als gevolg van het kabinetsbesluit om met ingang van 2005 geen vergunningen te verlenen voor mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Budget | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Uitgaven | |
Personeel DL | 48 | 64,5 | 3 098 | 47,6 | 64,5 | 3 070 |
Personeel Visserij | 97 | 56,2 | 5 447 | 103,4 | 54,1 | 5 593 |
Materieel | 3 614 | 3 854 | ||||
Overig apparaat* | 1 255 | 269 | ||||
Bijdrage aan Dienst Regelingen | 95 094 | 95 606 | ||||
Bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst | 15 692 | 11 933 | ||||
Bijdrage aan de AID | 29 096 | 24 078 | ||||
Bijdrage aan VWA | 33 | 0 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 153 329 | 144 403 |
De hogere bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst is voornamelijk veroorzaakt door een extra betaling in verband met de liquiditeitspositie ultimo 2005 van de PD. De bijdrage aan de Algemene Inspectiedienst is hoger in verband met de overkomst van de buitendienst van Dienst Regelingen en de uitvoering van benodigde cross compliance maatregelen (opgenomen in de 1e suppletore begroting).
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw | 2 507 | 1 200 |
Mineralenheffing | 11 224 | 7 261 |
Duurzame visserij | 5 126 | 14 638 |
Overige (w.o. EU-ontvangsten) | 4 312 | 7 561 |
Totaal | 23 169 | 30 660 |
In 2005 is in € 2,5 mln. ontvangen vanuit het Ontwikkelingen saneringsfonds voor de Landbouw voor de uitfinanciering van de 2e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken en voor uitgaven in het kader van het mestbeleid, beleidsvoorbereidende activiteiten, respectievelijk het ontwikkelen van nieuw mestbeleid (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
In het kader van de Mineralenheffing is € 11,2 mln. ontvangen. Hiertegenover staan € 10,6 mln. uitgaven (U05.12) in verband met in het verleden betaalde mineralenheffingen, die over een periode van 6 jaar kunnen worden verrekend. Per saldo is in 2005 € 0,6 mln. ontvangen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
De ontvangsten op het onderdeel duurzame visserij zijn € 9,5 mln. lager dan geraamd. Hiertegenover staan lagere uitgaven op het terrein van de duurzame visserij.
Daarnaast is a.g.v. lagere uitgaven voor enkele subsidieregelingen (o.a. jonge agrariërs, Biologische landbouw) in 2005 minder EU-cofinanciering ontvangen.
05.11 Bevorderen biologische landbouw
Het jaar 2005 stond in het teken van de uitvoering van de tweede nota biologische landbouw (TK 2004–2005, 29 842, nr. 1). Ook is het tweede Convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw in uitvoering, zij het met enige vertraging vanwege Brusselse kaders met betrekking tot staatssteun. De eerste resultaten worden in 2006 verwacht.
Voor wat betreft de consumentenbestedingen in 2005 blijkt uit de EKO-monitor (LEI) dat het marktaandeel van de belangrijkste productgroepen als volgt is gegroeid:
Productgroep | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Aardappelen Groente Fruit (AGF) | 3,9% | 3,7% | 3,9% | 4,8% |
Zuivel | 2,5% | 2,6% | 2,8% | 2,1% |
Vlees | 1,4% | 2,0% | 2,3% | 2,7% |
Brood | 1,8% | 1,8% | 2,2% | 2,1% |
Overig Food | 0,9% | 0,9% | 1,0% | 0,9% |
Totaal biologisch | 1,6% | 1,6% | 1,8% | 1,9% |
In 2005 zijn de Kaderregeling Kennis en Advies en de Subsidieregeling demonstratie en kennisoverdrachtprojecten opengesteld. De openstelling van de Kaderregeling Kennis en Advies was net als in 2004, gericht op boeren die wilden omschakelen alsmede biologische ondernemers die hun bedrijf willen uitbreiden. Met behulp van de Kaderregeling is de omschakeling van 248 agrariërs gefaciliteerd.
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Groei in ha | + 6 290 | + 610 | |
Totaal ha | 48 155 ha | 48 765 ha | |
Groei in aantal bedrijven | – 65 | – 36 | |
Totaal aantal bedrijven t/m 2005 | 1 383 | 1 377 | |
% biologische landbouw (ha) op totaal areaal landbouw | 2,5% | 2,5% | 2010 / 10% |
Aandeel biologisch in consumentenbestedingen | 1,8% | 2007 / 5% |
Het areaal biologische land- en tuinbouw is met 610 ha licht gestegen. Omdat ook het totale areaal land- en tuinbouw in 2005 is gestegen, blijft de relatieve omvang van het biologische areaal staan op 2,5%.
De relatieve omvang van de biologische omzet is met 1,9% licht gestegen. Daarmee komt er in 2005 een einde aan de omzetdaling als gevolg van de prijzenslag in het supermarktkanaal.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 |
Publieksvoorlichting | Winkeldemonsraties | Mediacampagne en winkeldemonstraties |
Platform biologica | Beleidsondersteuning | Beleidsondersteuning |
Professionalisering van de ketens | Projecten/Processen | Convenant Taskforce MBL |
Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) | Uitfinanciering eerdere openstelling | Uitfinanciering eerdere openstelling |
Kaderregeling Kennis en Advies | Kennisnetwerk vergroten | |
Vervolgbeleid | Vergoeding certificeringskosten | |
RSBP | Uitfinanciering eerdere openstelling |
05.12 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV)
In 2005 zijn alle aanvragen van zowel de 1e en 2e tranche van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) afgehandeld. Tevens is in mei 2005 de evaluatie van de RBV gereed gekomen en naar de Tweede Kamer gezonden (TK 2004–2005, 29 800, nr. 86). Uit de evaluatie bleek dat de RBV over het algemeen een succesvolle regeling is geweest. Er hebben 4500 bedrijven deelgenomen, waarbij 16 miljoen kilo forfaitair fosfaat uit de markt is genomen. Het doorhalen van de productierechten heeft tevens geleid tot een vermindering van de stikstofproductie met 24,7 miljoen kilo en een vermindering van de ammoniakemissie van 7,8 miljoen kilo. Met deze regeling is 53% van het voor 2003 verwachte mestoverschot uit de markt gehaald. De helft van de deelnemende bedrijven heeft daarnaast gebruik gemaakt van de mogelijkheid om stallen te slopen. In totaal is 3 miljoen vierkante meter stal gesloopt. De kosten hiervan kwamen voor rekening van de betrokken provincies. In de komende jaren zal de aandacht nog uitgaan naar het afhandelen van de resterende bezwaar- en beroepsschriften.
2005 was het laatste jaar waarin MINAS nog van kracht was. Anticiperend op het nieuwe mestbeleid is de uitvoering en handhaving van MINAS zoveel mogelijk gericht op de risicobedrijven. Eén van de maatregelen daarvoor is dat de groep bedrijven met een mestproductie van minder dan 170 kg/ha/jaar is vrijgesteld van de verplichting om over de jaren 2003, 2004 en 2005 een MINAS-aangifte te doen. Deze bedrijven worden namelijk als weinig risicovol gezien waar het gaat om het voldoen aan de MINAS-verliesnormen. Met deze vrijstelling is beoogd zowel bedrijven als de uitvoering te ontlasten.
Voorbereiding Nieuw Mestbeleid: Voorlichting, handhaving en controle
Met ingang van 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van kracht. Het ontwikkeltraject zal ook nog de komende jaren de nodige aandacht vergen. Dit geldt met name voor de uitvoeringsorganisatie.
Over het nieuwe stelsel is in 2005 uitvoerig gecommuniceerd met de sector in de vorm van infobulletins, toegesneden brochures en via de 15 voorlichtingsbijeenkomsten in het land waarop 7 000 ondernemers aan hebben deelgenomen. Om de handhaving van de nieuwe mestwet- en regelgeving adequaat gestalte te kunnen geven is een handhavingsstrategie en een handhavingsdocument opgesteld. Daarbij is gewerkt conform het principe van programmatisch handhaven. Hierbij gaat het in essentie om het stellen van meetbare handhavingsdoelen en het volgen en bewaken van de effectiviteit van de handhaving. Daarbij wordt de aandacht vooral gericht op risicobedrijven.
In april 2005 is de subsidieregeling Jonge Agrariërs opengesteld (SJA), waarmee jonge boeren middels een investeringssubsidie gestimuleerd worden te investeren in de duurzaamheid van het bedrijf. Ook een aantal provincies participeert hierin. De belangstelling voor deze regeling was groot. Derhalve is een bedrag van € 5 mln. uit de voor 2006 voorziene openstelling, verschoven naar deze openstelling. De openstelling is daarmee verhoogd van € 10 mln. naar € 15 mln. De provincies dragen € 2,7 mln. bij. Deze bedragen zijn inclusief de EU-cofinanciering van 50%.
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Jonge agrariërs: | 33 | 60 | |
Overnames middels Borgstellingsfonds-faciliteiten | |||
Mest en mineralen: | p.m.* | p.m.* | 100% |
Minas: percentage bedrijven zonder overschrijding van de verliesnormen |
* Cijfers komen pas in de loop van 2006/2007 beschikbaar a.g.v. de systematiek MINAS, waarbij bedrijven pas op 1 september jaar t+1 de mineralenaangifte over jaar t hoeven in te dienen
In 2005 waren reeds de plafonds van het Borgstellingsfonds bereikt. Om toch te kunnen voldoen aan de vraag naar borgstellingen is aan het bestuur extra garanties geboden. Bedrijfsovernames zijn gedeeltelijk via het Borgstellingsfonds gefaciliteerd en gedeeltelijk door de Stimuleringsregeling Jonge Agrariërs. Vandaar dat het BF-deel met 33 overnames achterblijft bij de streefwaarde van 60.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 |
Kaderregeling kennis en Advies (bedrijfsontwikkelingsplannen) | 220 aanvragen | 231 aanvragen |
Stimuleren van jonge boeren na bedrijfsovername door investeringssteun | 911 aanvragen |
Via de Kaderregeling Kennis en Advies zijn in 2005 op basis van de openstelling van 2003 en 2004 resp. 46 en 185 aanvragen voor een bijdrage in de kosten van bedrijfsontwikkelingsplannen toegewezen.
In het kader van de subsidieregeling Jonge Agrariërs (SJA) zijn 1452 aanvragen ingediend. In totaal zijn er 911 aanvragen gehonoreerd, waarvan 841 uit het nationale budget en 70 uit het provinciale budget.
05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk
In het licht van de doelstelling de gewasbeschermingspraktijk te verduurzamen zijn enkele belangrijke stappen gezet. Zo is door middel van toelating en vrijstelling een groot aantal teeltkundige knelpunten opgelost.
In het kader van het Convenant gewasbescherming, waarin naast de ministeries van LNV en VROM, de Land en tuinbouworganisatie (LTO), de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFYTO), AGRODIS (de vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermingsmiddelen), de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (WEWIN), de Unie van Waterschappen (UvW) en Plantum Nederland (brancheorganisatie voor de sector plantaardig uitgangsmateriaal binnen de Nederlandse Land- en Tuinbouw) participeren, zijn diverse projecten tot stand gekomen. Eind 2005 heeft een tussenrapportage van het convenant plaatsgevonden. De belangrijkste activiteiten van de convenantpartijen waren onder meer de uitwerking van de sectorplannen in regionale en sectorale projecten, de ondersteuning van kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming en het opstellen van teeltvoorschriften. Verder is het project Schone Bronnen (verbetering drink- en oppervlaktewater mbv het bedrijfsleven) afgerond en zijn er verscheidene toelatingsaanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s) geïnitieerd.
Met betrekking tot de milieubelasting geldt als streefwaarde voor 2005 een reductie t.o.v. 1998 van 75%. Met betrekking tot de vermindering van het aantal knelpunten voor drinkwaterwinning uit oppervlaktewater geldt als streefwaarde voor 2005 een vermindering t.o.v. 1998 met 50%. Cijfers die aangeven in hoeverre deze streefwaarden 2005 zijn bereikt, zijn in de tweede helft van 2006 beschikbaar.
Instrument | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
(Fonds) kleine toepassingen | 36 projecten | 16 | 17 |
Gewasbeschermingmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s) | 2 | 8,5 |
Het aantal prestaties is gebaseerd op de volledige periode tot en met 2007 o.b.v. het te verwachten aantal aanvragen. Dit is tevens de verklaring waarom het aantal gerealiseerde GNO’S relatief laag lijkt.
05.14 Verbeteren dierenwelzijn
Ten aanzien van dierenwelzijn geldt dat het streven erop gericht is dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. De inzet van Nederland is erop gericht om actief het dierenwelzijn op Europees niveau te verbeteren.
Zo is in 2005 veel inzet gepleegd om via de Vleeskuikenrichtlijn te komen tot minimumnormen voor de vleeskuikenhouderij, geldend voor alle ondernemers in de Europese Unie. Naast regelgeving zet de overheid vooral in op het faciliteren en stimuleren van de sector. Waardevolle initiatieven uit het veld, zoals bijvoorbeeld de wens van de sector en de Dierenbescherming om te komen tot het uitbannen van het onverdoofd castreren van biggen, worden ondersteund.
Begin 2005 is het Forum Welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Hierin zijn alle relevante partijen, inclusief LNV, vertegenwoordigd. Het Forum heeft in 2005 gewerkt aan een actieplan waarin via een gedeelde verantwoordelijkheid de problematiek wordt aangepakt. Het actieplan zal begin 2006 gereed zijn.
Regeling In Beslaggenomen Goederen
In het kader van de Regeling In Beslaggenomen Goederen is ca. € 1,2 miljoen uitgegeven aan opslag- en bewaarkosten, waartegenover een opbrengst van ca. € 0,3 miljoen aan verkochte goederen stond.
Bij het Noodfonds, opengesteld voor bedrijven die als gevolg van door de overheid getroffen maatregelen tijdens de vogelpest failliet dreigden te gaan, zijn in totaal 322 aanvragen ingediend. Ultimo 2004 waren 306 aanvragen afgerond. In 2005 zijn de resterende 16 aanvragen afgehandeld. In totaal is er vanuit het Noodfonds voor een bedrag van € 13,9 mln. uitgekeerd. In 2006 worden de bezwaren en beroepen afgehandeld.
Waar het gaat om het transparant maken van het product en de productiewijze, is gestart met het ontwikkelen van een welzijnsindex voor de kalveren. De verdere ontwikkeling van de index zal nog zeker 2 jaar in beslag nemen. Getracht wordt om ook met de andere grote sectoren te komen tot het ontwikkelen van een dergelijke monitor.
Alle dierentuinen Europese vergunning
47 dierentuinen in Nederland hebben een vergunning. Daarnaast zitten 3 dierentuinen nog in de procedure om een vergunning te krijgen. Zij hebben zich in 2005 aangemeld.
Afbouw Honden- en Katten Besluit
In 2005 was het Honden- en Katten Besluit nog steeds van kracht. In 2006 wordt, mede aan de hand van de bevindingen van het Forum welzijnsgezelschapsdieren, de Tweede Kamer nader geïnformeerd o.a. omtrent de toekomst van het Honden- en kattenbesluit.
Naar aanleiding van de discussie over het intrekken van het Honden- en Kattenbesluit, is in 2005 het Forum Welzijn gezelschapsdieren ingesteld. Via het Forum wordt gewerkt aan een juiste invulling van ieders rol en verantwoordelijkheid teneinde zo het welzijn van gezelschapsdieren daadwerkelijk te verbeteren.
05.15 Ecologisch duurzame visserij
Het visserijbeleid is gericht op duurzaamheid. Doelen daarbij zijn:
– Gezonde visbestanden door een verantwoorde visserij, die is gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt en daar maatschappelijke verantwoordelijkheid voor neemt.
– Integraal visstandbeheer op de (Staats)binnenwateren.
– Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met specifieke aandacht voor welzijnsvriendelijke productie en doding van kweekvis.
– Een zelfstandige economisch rendabele visserijketen, die in sociaal economische en culturele zin als waardevol wordt erkend.
De Nederlandse zeevisserij vist in Europese wateren binnen de quota. De visquota voor Nederland en de uitputting daarvan in 2005 geven het volgende beeld.
Soort | Gebied | Actueel quotum | Benutting |
Tong | Noordzee | 13 578 ton | 10 888 ton (80%) |
Schol | Noordzee | 23 215 ton | 22 278 ton (96%) |
Kabeljauw | Noordzee | 2 319 ton | 1 648 ton (71%) |
Haring | Noordzee | 81 957 ton | 81 709 ton (99%) |
Makreel | Westelijke wateren | 20 061 ton | 20 061 ton (100%) |
Horsmakreel | Westelijke wateren | 47 853 ton | 42 972 ton (90%) |
– Stimulering van visserijtechnieken die het mariene ecosysteem ontlasten. Het gaat daarbij met name om het doorontwikkelen van de zogenaamde elektropulskor, waarvan in 2005 de 1 jaar durende proef op praktijkschaal is afgerond. De belangrijkste doelstellingen voor de ontwikkeling zijn bereikt. Men vangt aanzienlijk minder commercieel niet-interessante biomassa, de kwaliteit van de gevangen vis is aanzienlijk beter dan conventioneel gevangen vis en niet in de laatste plaats: het brandstofverbruik is 20–40% lager dan gebruikelijk.
– Stimulering van innovatieve aquacultuurprojecten in lijn met het actieplan van de Europese Commissie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur. LNV vervult via het secretariaat van het Innovatie Platform Aquacultuur (IPA) een faciliterende en coördinerende rol bij het introduceren van innovatieve initiatieven in de aquacultuur. Er is de afgelopen periode een aantal opmerkelijke initiatieven ontwikkeld dat bijdraagt aan een verdere duurzame groei van de sector. Daarom is aquacultuur met subsidies gestimuleerd, niet alleen op het terrein van de kweek van vis, maar ook op het terrein van onderzoek en scholing.
– Duurzaam beheer van bestanden, die de Nederlandse zeevisserijvloot buiten de Europese wateren mag bevissen. Deze visserijactiviteiten zijn begeleid met onderzoek gericht op bevordering van duurzaamheid en onderzoek naar mogelijkheden ter bescherming van kwetsbare en bedreigde soorten te voorkomen.
– Implementatie nieuw beleidskader voor de schelpdiervisserij in de kustwateren. Voor de verdere verduurzaming van bestaande activiteiten in de schelpdiervisserij ondersteunt LNV het onderzoeksproject Duurzame Schelpdiervisserij.
Integraal visstandbeheer op (staats)binnenwateren.
– Privatisering van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij en fusie met de Nederlandse Vereniging van Sportvisfederaties (NVVS) tot het Nationale Centrum voor Visstand en Sportvisserij (NCVS). Het fusieproces tussen de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties is nagenoeg afgerond. Beide organisaties gaan in 2006 samen verder onder de naam Sportvisserij Nederland. Daarmee zal de sportvisserijsector een grotere verantwoordelijkheid krijgen bij de toekomstige inrichting van het visstandbeheer. De beroeps-binnenvisserij blijft voor de belangenbehartiging aangesloten bij het Productschap Vis. Dit betekent dat men niet langer automatisch een beroep kan doen op de OVB voor ondersteuning bij visstandbeheer. Het fusieproces vergt wetswijziging. Een voorstel tot wijziging van de Visserijwet is ingediend (nr. 30 211) bij de Tweede kamer en zal naar verwachting in 2006 in behandeling worden genomen. Met de beroepsbinnenvisserij zijn afspraken gemaakt op het terrein van ondersteuning bij het visstandbeheer.
– Bevordering van beheers- en inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de migratie van geslachtrijpe aal. Deze maatregelen hangen samen met de plannen van de Europese Commissie op dat terrein. Deze zijn eind 2005 gepresenteerd en worden in de eerste helft van 2006 op werkgroepniveau en in de Europese Raad besproken.
– Stimulering van de Nederlandse viskweeksector. Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur vergt specifieke aandacht voor welzijnsvriendelijke productie en doding van kweekvis en het gebruik van diergeneesmiddelen. LNV heeft onderzoek naar de ontwikkeling van houderij- en welzijnsdossiers en de opbouw van een gegevensbestand diergeneesmiddelen ondersteund.
Beleidsinstrument | Onderdelen | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Samenwerkingsovereenkomst | Onderzoeken visserij niet-Europese wateren in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met Mauritanië | Bestandsinzichten | Bestandsinzichten; selectievere vistechnieken |
Verbetering Binnenvisserij | Omvorming OVB | Voorstel wijzigingsvoorstel Visserijwet ingediend | Procesbegeleiding |
Monitoringsprogramma aal | Bestandsinzichten + Aanpak aalmigratie | ||
Viskweek | Houderij- en welzijnsdossiers t.b.v. uitbreiding «lijst voor productie te houden diersoorten» | Protocol (nieuwe) te houden soorten | Aanbevelingen kweekvis |
Opbouw gegevensbestand diergeneesmiddelen | Bepaling wachttijden | ||
Innovatie | Innovatieprojecten pelagische visserijKustvisserij en viskweek Mosselsector | Aangepaste netvoorzieningen | Vermindering milieubelasting |
EU-verplichting | Waarnemers walvisachtigen | Onderzoek ongewenste bijvang zeezoogdieren | Onderzoek ongewenste bijvang zeezoogdieren |
Technische maatregelen en Onderzoek (FIOV) | Selectieve vistechnieken | Praktijkproef pulskor afgerond | Praktijkproef pulskor |
«F-project» | Verbetering bestandsbeoordeling | Verbetering bestandsbeoordeling | |
Voedselveiligheid, veterinair en welzijn | Evaluatie is afgerond en leidt tot technische aanpassingen monitoring | Evaluatie sanitair en welzijn |
Algemene Inspectiedienst (AID)
De prestaties van de AID bestaan uit het aantal directe uren per product/dienst waartoe de AID een opdracht heeft verkregen en de daarmee bereikte resultaten. Onderstaande tabel geeft per productgroep het aandeel in de omzet van de AID in 2005 weer.
Prestaties 2005 per productgroep | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||
productgroep | prestaties (in uren) | aandeel (in %) | prestaties (in uren) | aandeel (in %) |
controle | 541 350 | 67,3 | 425 600 | 58,5 |
verificatie | 140 214 | 17,4 | 179 900 | 24,7 |
opsporing | 107 336 | 13,4 | 102 620 | 14,1 |
beleidsadvisering | 14 971 | 1,9 | 16 520 | 2,3 |
handhavingcommunicatie | 358 | 0,0 | 2 800 | 0,4 |
Totaal | 804 229 | 100 | 727 440 | 100 |
Het aantal gerealiseerde controle-uren valt hoger uit dan de initiële begroting voor het jaar 2005. Ten dele is dit het gevolg van de toegenomen vraag vanuit de opdrachtgevende beleidsdirecties ten opzichte van de oorspronkelijke omvang van het werkpakket. Voorts heeft in de verantwoording een verschuiving plaatsgevonden van het product verificatie naar het product controle. Dit is het gevolg van het feit dat ten tijde van het opstellen van de oorspronkelijke begroting de definitieve definiëring van het product verificatie nog niet bekend was. Deze is in de loop van 2004 beperkt tot de TAB-verificaties. Hierdoor ontstaat in bovenstaande tabel een vertekend vergelijk tussen de oorspronkelijke waarde en de realisatie. De onderrealisatie op het product handhavingcommunicatie is het gevolg van het feit dat de gemiddelde personele formatie onvoldoende was bezet. Het betreft hier een relatief nieuw handhavinginstrument waarvan de implementatie langer heeft geduurd dan in eerste instantie was voorzien.
Resultaten doelmatigheid | ||
---|---|---|
Prestatie-indicator | Norm | Meetwaarde |
Percentage gegronde klachten op aantal gecontroleerden | 0,02% | 0,002% |
Goedkeurende accountantsverklaring. | Ja | Ja |
Gemiddelde kostprijs per uur | € 76 | € 70 |
Percentage gerealiseerde verkoopbare uren | 100% | 99,1% |
Ziekteverzuimpercentage | 5,2% | 3,8% |
Treffers bij (selecte) controles | 15% | 22,4% |
Tijdigheid verificaties TAB | 60% | 64% |
De doelmatigheidsscores zijn bepaald op basis van de realisatiecijfers over de periode januari tot en met december. Ten opzichte van de normering is de gemiddelde doelmatigheid met 18,3% is gestegen.
Gedurende het jaar 2005 is gebleken dat de invoering van het doelmatigheidsmeetplan leidt tot extra sturing op deze criteria door het management. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het aantal treffers bij controles is gestegen, wat deels ook volgt uit het instellen van controleselectie-units.
Plantenziektenkundigedienst (PD)
Kwantitatieve gegevens | ||
---|---|---|
Producten PD 2005 | Eenheid | Aantal |
Basistarief1 | stuks | 68 860 |
Zendingsinspecties2 | minuten | 1 612 015 |
Weringsinspecties groente en fruit3 | rekentonnen | 1 365 069 |
Weringsinspecties snijbloemen | 1 000 rekenstelen | 3 482 328 |
Bedrijfs- en perceelinspecties | inspecties | 17 242 |
Fytosanitaire beschikkingen | aantal | 2 918 |
Enkelvoudige audits | aantal | 52 |
Samengestelde audits | factureerbare uren | 665 |
Diagnoses | factureerbare uren | 30 132 |
Advies LNV | factureerbare uren | 28 263 |
Advies derden en overige overheden | factureerbare uren | 12 294 |
Methodenontwikkeling | uren | 3 956 |
Overige kennisontwikkeling | uren | 15 950 |
Derden bedrijfs- en perceelinspecties | factureerbare uren | 27 933 |
Gewasbeschermingsbeschikkingen | uren | 4 317 |
Certificaten zonder inspectie | aantal | 251 212 |
Documentcontrole (3) | aantal | 76 455 |
1 Incl voorrijtarieven tot 1 april.
2 Incl omgerekende kwartieren tot 1 april.
3 Vanaf 1 april.
06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Het doel van het LNV-beleid op het gebied van voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid is dat het gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel hoog blijft en dat er sprake is van een veilig en kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon. Zo worden gezondheidseffecten van voedselrisico’s beheerst, blijft het vertrouwen in voedsel behouden, zijn dieren gezond en worden de gevolgen van uitbraken van dierziekten beperkt.
Deze doelstelling richt zich daarmee op zowel de productie als de consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid en voedselveiligheid. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige manier met voedsel om te gaan.
In internationaal en Europees verband worden normen gesteld aan de voedselkwaliteit en diergezondheid. LNV draagt namens Nederland bij aan het totstandkomen van deze normen.
Binnen de internationale kaders is LNV verantwoordelijk voor het bieden van de (wettelijke) kaders waarbinnen producenten en consumenten elk hun verantwoordelijkheid kunnen invullen.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 264 325 | 424 698 | 149 811 | 109 977 | 90 402 | 19 576 |
UITGAVEN | 257 926 | 419 356 | 147 834 | 110 856 | 92 863 | 17 993 |
Programma-uitgaven | 103 974 | 360 097 | 97 506 | 55 735 | 50 077 | 5 658 |
U0611 Bewaking en verhoging van het diergezond-heidsniveau en bestrijding van dierziekten | 83 654 | 304 262 | 54 662 | 27 803 | 18 207 | 9 596 |
– Preventieve diergezondheid | 796 | 472 | 448 | 607 | – 159 | |
– I&R | 3 688 | 7 754 | 4 715 | 4 000 | 715 | |
– Monitoringsprogramma’s | 7 256 | 7 539 | 9 546 | 6 000 | 3 546 | |
– Handhaving EU dierziektevrije status | 3 548 | 2 186 | 1 224 | 1 000 | 224 | |
– Crisisorganisatie dierziektebestrijding | 4 483 | 4 781 | 3 691 | 6 600 | – 2 909 | |
– BSE | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– BTW-Varkenspest | 16 064 | 0 | 0 | 0 | ||
– Vogelpest (AI) | 259 919 | 10 726 | 158 | 0 | 158 | |
– Schikking fokverbod KVP | 24 070 | 4 880 | 7 933 | 0 | 7 933 | |
– Overig | 502 | 260 | 88 | 0 | 88 | |
U0612 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit | 20 320 | 55 835 | 42 844 | 27 932 | 31 870 | – 3 938 |
– Ketengarantiesystemen | 800 | 85 | 800 | – 715 | ||
– Risicomanagement | 6 331 | 4 779 | 1 904 | 3 000 | – 1 096 | |
– Handhaving niveau voedselveiligheid | 8 840 | 17 755 | 7 922 | 8 500 | – 578 | |
– Destructie | 37 870 | 20 181 | 17 934 | 19 000 | – 1 066 | |
– Overig | 1 994 | 129 | 87 | 570 | – 483 | |
Apparaatsuitgaven | 153 952 | 59 259 | 50 328 | 55 121 | 42 786 | 12 335 |
U0621 Apparaat | 153 952 | 33 856 | 17 469 | 7 429 | 12 259 | – 4 830 |
U0622 Baten-lastendiensten | 25 403 | 32 859 | 47 692 | 30 527 | 17 165 | |
ONTVANGSTEN | 170 363 | 49 912 | 55 147 | 15 295 | 0 | 15 295 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De bijdrage aan I&R is hoger uitgevallen door hogere uitvoeringskosten bij introductie van het paardenpaspoort en uitloop van de ontwikkeling van het I&R-systeem nieuwbouw runderen (opgenomen in de 1e suppletore begroting).
De uitgaven aan monitoringsprogramma’s worden gedeeltelijk verantwoord in het Diergezondheidsfonds. De bijdrage aan het DGF is hoger uitgevallen vanwege hogere uitgaven aan de reguliere bewakingsprogramma’s in 2003 en 2004 en betaling van claims van ondernemers m.b.t. kosten voor het ophalen van mest tijdens de AI-crisis in 2003 (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).
De uitgaven voor de crisisorganisatie dierziektebestrijding zijn lager vanwege het elders verantwoorden van uitgaven aan de MKZ-vaccinproductie (beleidsartikel 7). Verder vallen de uitgaven voor het beheer van de voorraad markervaccin Klassieke Varkens Pest (KVP) lager uit dan oorspronkelijk begroot.
Uitgaven voor Schikking fokverbod KVP waren niet begroot (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting) omdat de afwikkeling hiervan in 2004 was voorzien. De afwikkeling van de claims neemt als gevolg van juridische processen meer tijd in beslag dan gepland en loopt door tot in 2006.
De uitgave voor Ketengarantiesystemen is lager uitgevallen vanwege verschuiving van het LNV beleid naar Toezicht op Controle en Integrale ketenbenadering (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Voor wat betreft Risicomanagement geldt dat er aan het fokkerijprogramma, dat de inzet van een scrapieresistente ram verplicht, lagere uitgaven zijn gedaan.
Destructie uitgaven vallen lager uit omdat o.a. het aanbod van kadavers in 2005 lager was dan begroot.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
Personeel VD | 78,9 | 68,5 | 5 334 | 77,2 | 68,2 | 5 264 |
Personeel BRD | 206 | 11,6 | 55,3 | 636 | ||
Personeel RDA | 3,0 | 80,0 | 230 | 1,8 | 71,1 | 127 |
Materieel | 1 199 | 9 105 | ||||
Overig apparaat | 459 | 298 | ||||
Bijdrage aan VWA/CE en VWA/RVV | 33 983 | 16 725 | ||||
Bijdrage AID | 11 421 | 9 437 | ||||
Bijdrage DR | 2 289 | 1 194 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 55 121 | 42 786 |
Toelichting op de apparaatsuitgaven:
Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) is per 1 maart 2005 overgegaan naar het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen van het ministerie van VWS.
LNV heeft een additionele bijdrage verstrekt voor de door Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA) gemaakte kosten voor de overdracht van de roodvleesbandkeuring naar de private sector (€ 9,3 mln.). Daarnaast heeft de VWA minder inkomsten gerealiseerd dan begroot als gevolg van de krimpende markt en sluiting van enkele slachterijen. Deze lagere inkomsten zijn door LNV gecompenseerd (€ 2,4 mln.). Daarnaast is de bijdrage verhoogd voor ontstane boventalligheid als gevolg van beleidswijzigingen (€ 3 mln.).
Als gevolg van een interne verschuiving worden ook uitgaven voor rechtsbescherming verantwoord op de bijdrage aan Dienst Regelingen (DR). Verder zijn extra activiteiten uitgevoerd in het kader van dierziektebestrijding.
De bijdrage aan de Algemene Inspectie Dienst (AID) is hoger door meer inzet voor controles op het gebruik van hormonen (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Totaal | 15 295 | 0 |
EU-ontvangsten Vogelpest | 3 768 | 0 |
EU-ontvangsten MKZ | 9 472 | 0 |
I&R-Varkens | 750 | 0 |
Overig | 1 305 | 0 |
Toelichting op de ontvangsten:
Vanuit de EU zijn bijdragen ontvangen voor de MKZ-crisis 2001 en de AI-crisis 2003. De overige ontvangsten hebben onder meer betrekking op ontvangen bijdrage voor TSE testen op geiten (opgenomen in 1e en 2e suppletore begroting).
06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
Het diergezondheidsbeleid is gericht op het voorkomen van uitbraken van aangifteplichtige dierziekten. Indien er desondanks toch een uitbraak plaats vindt, zijn de inspanningen van LNV erop gericht dat de gevolgen van een uitbraak beperkt blijven. In dat geval staan centraal het behoud van de gezondheid van de dierpopulatie en de bescherming van de volksgezondheid tegen risico’s die verband houden met dierziekten. Daarbij wordt rekening gehouden met de intrinsieke (eigen) waarde van het dier en worden verstoringen van de (inter)nationale handel zo veel mogelijk voorkomen.
In 2005 is geïnvesteerd in het voorlichten van de sector over dreigende uitbraken van dierziekten, de mogelijkheid het eigen bedrijf daartegen te beschermen en de noodzaak eventuele verdenkingen te melden. Met deze voorlichting is aandacht gevestigd op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor preventie van dierziekten.
LNV is primair verantwoordelijk voor de bestrijding van de zogeheten lijst A-dierziekten en een aantal voor de mens (levens)bedreigende zoönosen. In 2005 is de status «vrij van voormalige OIE lijst A-ziekten», en een belangrijk aantal voormalige OIE lijst B-ziekten, gehandhaafd.
In aanvulling op de reguliere monitoring heeft in dit kader in 2005 bemonstering plaatsgevonden van wilde vogels en van alle bedrijven met dieren gevoelig voor Aviaire Influenza. In het kader van de preventieve aanpak is adequate en actieve monitoring, bewaking en early warning van groot belang voor het zo vroeg mogelijk kunnen signaleren van een (potentiële) uitbraak.
Ten behoeve van een effectieve en doelmatige bestrijding van dierziekteuitbraken heeft LNV in 2005 verder gewerkt aan het optimaliseren van de crisisorganisatie op het terrein van diergezondheid en voedselveiligheid. In 2005 zijn de voorbereidingen afgerond voor een grootschalige oefening Mond- en Klauwzeer die begin 2006 heeft plaatsgevonden.
In 2005 is een project opgestart gericht op de implementatie van de tweede fase van de nieuwe Europese verordening I&R schapen en geiten. In verband met het complexe karakter van deze implementatie is door LNV besloten de streefdatum van 1 januari 2007 te verschuiven naar de (EU-verplichte datum) 1 januari 2008. In 2005 zijn voorbereidingswerkzaamheden uitgevoerd voor de uitvoering van een praktijkproef (pilot) in 2006.
Tenslotte is vermeldenswaard dat in 2005 een effectieve overgang van een aantal taken naar het PVV is gerealiseerd met betrekking tot het TSE-fokkerijbeleid bij schapen, dat als doel heeft het fokken van een scrapie-ongevoelige schapenstapel.
Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2005 zijn genoemd.
– In 2005 is de voorgenomen voorlichting uit het plan van aanpak over preventie en bestrijding van dierziekten uitgevoerd.
– De algemene en specifieke monitoring en Early Warning met betrekking tot de bestrijdingsplichtige dierziekten is voortgezet.
– In verband met vertraging in de bouw van het nieuwe I&R-systeem voor runderen zal het systeem op 1 april 2006 operationeel worden. De I&R-meldingsdiscipline is in 2005 voortgezet en bedroeg eind 2005 98.4%. Het aantal zwevende runderen is in 2005 verminderd tot onder de 10 000 en bedroeg eind 2005 2 493 runderen.
– De nieuwe I&R voorschriften voor schapen en geiten zijn per 1 juli 2005 geïmplementeerd. In 2005 heeft, onder meer via vakbladen, gerichte communicatie plaatsgevonden over de nieuwe verplichtingen inzake I&R schapen en geiten. De grote belangstelling (ruim 350 aanmeldingen) voor de in 2006 uit te voeren praktijkproef (pilot) met electronische I&R laat zien dat de sector bekend en betrokken is met de nieuwe I&R-verplichtingen.
– De door de EU verleende status officieel vrij te zijn van voormalige OIE lijst A-ziekten en een belangrijk aantal voormalige OIE lijst B-ziekten is gecontinueerd. In het kader van de Aviaire Influenza status zijn alle bedrijven met AI gevoelige dieren minstens 1 maal bemonsterd. In 2005 verliep uitvoering van het Early Warning nog niet optimaal. Verbetering van de naleving van Early Warning is in 2006 een belangrijk onderwerp.
– In het kader van het landelijke scrapiefokkerijprogramma was de fokkerijpopulatie eind 2005 grotendeels ongevoelig voor scrapie. Eind 2005 bestonden ongeveer 900 bedrijven volledig uit scrapie ongevoelige dieren.
– De LNV crisisorganisatie m.b.t. dierziekten en voedselveiligheid is in 2005 verder geoptimaliseerd. De beleidsdraaiboeken voor de bestrijding van Mond- en Klauwzeer en Afrikaanse Varkenspest zijn afgerond. Voor de (aanpassing van de) beleidsdraaiboeken Klassieke Varkenspest, Aviaire Influenza, Voedselveiligheid en Kernongevallen zijn concepten gereed. Met name t.a.v. de dreiging van Aviaire Influenza heeft LNV in 2005 extra inzet gepleegd.
– In november 2005 is, in samenwerking met de Duitse deelstaten Nordrhein Westfalen en Niedersachsen, een crisisoefening voor MKZ gehouden om de paraatheid van de crisisorganisatie op uitvoeringsniveau te toetsen.
– In 2005 is in overleg met alle partijen een aantal afspraken gemaakt over de beperking van de risico’s van insleep van dierziekten via reizigersbagage, inclusief controles daarop.
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||
Instrument | Prestatie | ||
Voorlichting, communicatie | Voorlichtingprogramma’s preventie en bestrijding van dierziekten | 1 | 1 |
Basismonitoring | Bedrijfsbezoeken | 1 009 | 1 000 |
Telefonische consulten | 9 110 | 11 000 | |
Secties GD | 5 926 | 8 500 | |
Monitoring KVP | Secties GD | 4 148 | 5 000 |
Monitoring Wild | Onderzoek wilde zwijnen | 378 | 300 |
Scrapieprogramma | Erfelijkheidstesten | 48 000 | 35 000 |
Geruimde bedrijven | 20 | 75 | |
Monitoring TSE’s | Monitoring BSE | 521 880 | 500 000 runderen |
Monitoring TSE schapen en geiten | 42 130 | 24 000 schapen en geiten | |
Identificatie en registratie | Oplevering operationeel nieuwbouw I&R systeem rund | per 1 april 2006 | 1 |
Implementatie I&R schapen en geiten | per 1 juli 2005 | ||
Controle en Handhaving I&R rund | Gerealiseerd | 5% van de houderijen | |
Herziening monitoring-systematiek | Uitwerking notitie voorgestane monitoringsprogramma | Project Voedselketeninformatie | |
Bewakingsprogramma’s | Prevalentieonderzoek Brucellose, Leucose, Brucella melitensis | 5 026 | 5 200 bedrijven |
Crisisorganisatie dierziektebestrijding | Beheervoorraad markervaccin KVP | Gerealiseerd | |
High Containment Unit | Gerealiseerd | ||
Oefening crisisorganisatie | Gedeeltelijk uitgevoerd, gedeeltelijk voorbereid | 1 | |
Optimalisering draaiboeken bestrijdingsplichtige ziekten | 2 gereed4 concepten | 5 |
Toelichting op afwijkende prestatiegegevens
– De afname van secties bij GD wordt deels veroorzaakt door de afname van de veestapel en deels doordat dierenartspraktijken meer secties uitvoeren. Thans wordt onderzocht of de resultaten van die secties kunnen worden gebruikt als input voor de monitoring.
– De hogere realisatie bij de erfelijkheidstesten in het kader van het fokprogramma op scrapie-ongevoeligheid (GD) is te danken aan het succes van de verplichting tot het inzetten van scrapieresistente dekram, waardoor er veel meer veehouders testen hebben laten uitvoeren dan verwacht.
– Het lagere aantal geruimde bedrijven in het kader van het scrapiemonitoring en -bestrijding (VWA) is deels te verklaren doordat het bedrijf van oorsprong van positief geteste dieren niet met 100% zekerheid is te achterhalen.
– De toename van het aantal geteste dieren in het kader van de monitoring TSE schapen en geiten is veroorzaakt doordat vanaf februari 2005 (EU-verplicht) alle slachtgeiten boven de 18 maanden worden getest. Daarnaast zijn ook meer geitenkadavers getest.
06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselveiligheid
Het voedselkwaliteitsbeleid richt zich op het brede spectrum aan waarden dat verbonden is met de productie en consumptie van voedsel. De overheid wil niet alleen een hoog voedselveiligheidsniveau handhaven, maar ook bevorderen dat andere kwaliteitsaspecten worden geïntegreerd in de voedselkolom. Producenten worden aangezet tot de productie van kwalitatief hoogwaardige producten. Consumenten worden gestimuleerd om, op basis van adequate informatievoorziening, een bewuste en – vanuit kwaliteitsperspectief bezien – verantwoorde keuze te maken bij de samenstelling van het voedselpakket. Daarbij wil de overheid de consument ook bewust maken van het belang van een zorgvuldige voedselbehandeling- en bereiding.
Ook in 2005 is met succes de veiligheid gewaarborgd van voedselproducten en- ketens, hoofdzakelijk door implementatie en controle en handhaving van (meest) Europese wet- en regelgeving. De VWA en AID hebben een belangrijk aandeel in het beheersen en reduceren van de belangrijkste risico’s voor de voedselveiligheid. Uit de VWA-monitor is gebleken dat consumenten zich ten opzichte van het voorgaande jaar minder zorgen maken over de veiligheid van voedingsmiddelen (VWA-monitor, medio 2005).
In 2005 heeft LNV de controle- en opsporingsactiviteiten geïntensiveerd en met succes afgerond.
Er is goede voortgang geboekt met het beleid t.a.v. zoönosen en TSE’s. Het multidisciplinaire onderzoek naar beheersstrategieën voor Campylobacter is afgerond, waardoor de Tweede Kamer kon worden geïnformeerd over de herijking van het beleid en de invoering van het verbod per 2007 op Salmonella en Campylobacter besmet vers pluimveevlees.
In het kader van het transparant maken van de voedselproductieketen zijn in 2005 twee pilotprojecten gerealiseerd. LNV zal samen met EZ een keurmerkensite ontwikkelen waarmee consumenten zich kunnen informeren over de betekenis van keurmerken. Daarnaast heeft het Voedingscentrum Nederland de Ketencampagne succesvol afgerond, die dient om consumenten bewust te maken van de voedselproductieketen en hun eigen invloed daarop. Aanvullend is een meerjarenplan opgezet voor de communicatie over voedselkwaliteit en zal het LEI een onderzoek uitvoeren naar «consumenten en vraagsturing». Dit zal input zijn om het consumentenbeleid van LNV strategisch vorm te geven.
De minister van VWS heeft in 2005, mede namens zijn collega van LNV, de Tweede Kamer toegezegd in 2006 een gezamenlijke reactie te geven op de afgeronde evaluatie van het Besluit Biotechnologie bij dieren. Daarbij zal worden bezien hoe de regelgeving vereenvoudigd kan worden met één toets voor vervaardiging van genetisch gemodificeerde proefdieren. Handhaving van het Besluit biotechnologisch handelen bij dieren zal niet leiden tot meer inzicht in de ethische aanvaardbaarheid van de toepassing van biotechnologie bij dieren voor medisch onderzoek. Wel kan geconstateerd worden dat de instelling van het Besluit de aandacht voor de positie van het dier expliciet en onvermijdelijk heeft gemaakt.
Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2005 zijn genoemd.
– Inzake het traject «toezicht op controle diervoedersector» (GMP+) is besloten voor de evaluatie in 2007 geen zelfcontrole te laten plaatsvinden. Wel is een bijdrage geleverd aan de versterking van de private controle op het diervoederstransport (pilot Transport en Logistiek Nederland en het Produktschap Diervoeder). Daarnaast heeft de VWA een intentieverklaring getekend met TRUSQ (een samenwerkingsverband van de zes grootste diervoederproducenten), waarbinnen een pilot toezicht op controle zal worden uitgevoerd.
– Uit de jaarlijkse VWA-monitor (medio 2005) bleek dat het consumentenvertrouwen redelijk hoog is gebleven. Ten opzichte van het voorgaande jaar maken consumenten zich minder zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen.
– Het huidige niveau van voedselveiligheid is gewaarborgd door (afspraken over) doeltreffend en doelmatig toezicht en controle op (meest Europese) wet- en regelgeving:
– de Europese kaderrichtlijn voedselveiligheid, de Algemene Levensmiddelenverordening;
– de (nieuwe) Europese diervoederregelgeving;
– de regelgeving m.b.t. veilige en verantwoorde verwerking van destructiemateriaal;
– Europese verordeningen m.b.t. de etikettering en traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.
– Na een aanbestedingsprocedure zijn contracten afgesloten met drie initiatiefnemers voor het uitvoeren van pilots binnen het Programma Alternatieve Verwerking slachtafvallen. De verwachting is dat deze pilots in 2006 daadwerkelijk zullen gaan draaien.
– De registratiekosten van diergeneesmiddelen zijn met ingang van 2005 volledig door de aanvragers opgebracht.
– In 2005 is de continuïteit en zorgvuldigheid van de vergunningverlening voor biotechnologisch handelen bij dieren geborgd door verdere professionalisering van de vergunningverlening. In 2005 zijn niet alle vergunningen binnen de wettelijke termijnen afgehandeld; de daaraan ten grondslag liggende aanloopproblemen zijn inmiddels opgelost.
Instrument | Prestatie | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Ketengarantiesystemen | Visie op de voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en uitwerken de rol van de overheid | Onderdeel beleidskader Toezicht op Controle | |
Overeenkomst met keten voor de toepassing van ketengarantiesystemen en overschakelen naar «toezicht op controle» | 2 pilotprojecten | 2 | |
Traceerbaarheid en HACCP | Plan van aanpak stimulering met beschrijving van verantwoordelijkheid overheid en bedrijfsleven | Gerealiseerd Onderdeel implementatie General Food Law | |
Onderzoek | Analyse van interventiestrategieën bestrijding campylobacter | Gerealiseerd | |
Onderzoeksproject vraagsturing | 1 | 1 | |
Algemene Levensmiddelenverordening | Implementatie diverse onderdelen:– hygiëneverordeningen– diervoederhygiëneverordening– controleverordening Feed & Food | Per 1 januari 2006 | |
Consumentenplatform | Bijeenkomsten Consumentenplatform | 3 | 3 |
Consumentenpanels | 9 | 9 | |
Consumentenenquêtes | 3 | 3 | |
Bestrijding en beheersing zoönosen | Salmonella ruiming, beheersing campylobacter | Gerealiseerd | |
Transparantie product en productiewijze | Pilotprojecten | 2 | 2 |
Communicatie en voorlichting | Consumentenonderzoek, informatievoorziening via internet, telefoon, media en lesmateriaal | Gerealiseerd | |
Handhaving en toezicht | Inspecties, analyses, erkenningsverplichtingen en (overige) toezichtstaken overeenkomstig regelingsafspraken met de VWA/RVV, AID, COKZ, DR, etc. | 10 rapportages, aangevuld met diverse afzonderlijke rapportages | 12 rapportages |
Handhaving verbod illegale groeibevorderaars door inzet AID | 3 periodiek rapportages, aangevuld met diverse afzonderlijke rapportages | 4 rapportages | |
Verwerking dierlijke bijproducten | Pilots alternatieve verwerking slachtafvallen | 3 contracten voor pilots | 3 |
Toelichting op prestatiegegevens
– Ketengarantiesystemen: de focus van het LNV beleid is verschoven van ketengarantiesysteem naar Toezicht op Controle en Integrale ketenbenadering. Er is daarom geen aparte visie tot stand gekomen. De voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en een uitwerking van de rol van de overheid zijn opgenomen in het in 2005 opgestelde beleidskader toezicht op controle.
– Traceerbaarheid en HACCP: er is geen afzonderlijk plan van aanpak opgesteld voor de implementatie van HACCP en traceerbaarheid. Dit beleidsonderdeel is uitgevoerd binnen de implementatie van het hygiënepakket.
In 2005 zijn een tweetal evaluaties uitgevoerd van oefeningen van de crisisorganisatie op het gebied van voedselveiligheid en dierziektebestrijding:
– Naar aanleiding van de resultaten van de crisisoefening voedselveiligheid, die in december 2004 is gehouden, is begin 2005 een evaluatie opgesteld. Op grond van de evaluatie is het concept-beleidsdraaiboek crisisbeheersing voedselveiligheid aangepast.
– In 2005 heeft LNV deelgenomen aan de interdepartementale crisisoefening «Nationale Stafoefening Nucleair» van 25 mei 2005. Op 3 november is de evaluatie van deze crisisoefening door de minister van BZK en staatssecretaris van VROM naar de Tweede Kamer gestuurd. Op grond van de evaluatie zal het LNV-beleidsdraaiboek voor de bestrijding van de gevolgen van kernongevallen worden aangepast en zal tevens het LNV Handboek crisisbesluitvorming op enkele punten worden uitgebreid.
In de Europese verordeningen aangaande etikettering en traceerbaarheid van GGO’s, die 18 april 2004 van kracht zijn geworden, is opgenomen dat deze eind 2005 zullen worden geëvalueerd. Om input te kunnen leveren voor de Europese evaluatie heeft LNV in 2005 onderzoek gedaan naar de administratieve en uitvoeringslasten van de verordeningen voor de Nederlandse overheid en bedrijfsleven. Verder is onderzocht in hoeverre de keuzevrijheid die de verordeningen bieden door etikettering voldoet aan de verwachting van de consument. Naar aanleiding van de resultaten zal nog een standpunt geformuleerd worden door Nederland bij de behandeling van de uitkomsten van de Europese evaluatie.
De Europese Commissie heeft in 2005 een evaluatie uitgevoerd van de uitvoering van de verordening dierlijke bijproducten. In deze evaluatie zijn – onder meer – meegenomen de resultaten van de FVO-missies in de 25 lidstaten. Deze resultaten zijn, samen met de «compliance reports» van de lidstaten, gepresenteerd aan de Landbouwraad in het «Report on Animal by-products». Naar aanleiding hiervan is overeengekomen dat de Europese verordening dierlijke bijproducten zal worden herzien; een nationale beleidsevaluatie zal hiervan onderdeel uitmaken.
Voedsel en Warenautoriteit (VWA)
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |
Inspectie levensmiddelen | 87 189 | 84 144 |
Inspectie niet-levensmiddelen | 12 649 | 15 201 |
Inspectie veterinair-technologisch | 13 026 | 10 162 |
Inspectie drank horeca tabak | 32 536 | 29 721 |
Inspecties import | 4 300 | 4 403 |
Monsteronderzoek microbiologisch | 51 890 | 51 184 |
Monsteronderzoek chemisch | 63 360 | 64 491 |
Monsteronderzoek centrale handhaving | 12 600 | 14 908 |
Aantal keuringsuren | 879 050 | 877 652 |
Er is onderscheid tussen inter- en extern gerichte kwaliteitsindicatoren
Prognose 2005 | Realisatie 2005 | ||
---|---|---|---|
Intern gerichte indicatoren | |||
Doorlooptijd monsters | 90% < 10 weken | 95% < 10 weken | |
Doorlooptijd proces-verbaal | 90% < 1 jaar | 71% < 1 jaar | |
Doorlooptijd bestuurlijke boete | 90% < 20 weken | 61% < 20 weken | |
Percentage herinspecties | 20% | 17% | |
Percentage maatregelen n.a.v. inspecties | 20% | 25% | |
Percentage maatregelen n.a.v. monsteronderzoek | 20% | 4% | |
Realisatie geïncasseerde versus opgelegde bestuurlijke boete | 96% | 93% | |
Extern gerichte indicatoren | |||
Aantal bezwaarschriften | LNV | 90 | 66 |
VWS | 10 | 2 | |
Dierziekten | p.m. | – | |
Aantal schadeclaims | LNV/VWS | 100 | 68 |
Bedrag | p.m. | € 51 750 | |
Aantal klachten | totaal | 330 | 211 |
– welzijn | – 38 | ||
– certificering | – 69 | ||
– algemeen | – 14 | ||
– bestemming | – 13 | ||
– identificatie | – 17 | ||
– traces | – 60 |
07 Kennisontwikkeling en innovatie
Kennisontwikkeling en innovatie
De algemene beleidsdoelstelling is het ontwikkelen van kennis die van meerwaarde is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en een duurzaam gebruik van de groene ruimte door alle actoren.
Het doel wordt gerealiseerd langs de volgende drie beleidslijnen:
Kennisbasisonderzoek: het instandhouden van een (onderzoeks)kennisinfrastructuur (7.13).
Beleidsondersteunend onderzoek: onderzoek gericht op de beantwoording van kennisvragen (7.14).
Wettelijke onderzoekstaken (7.15).
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 419 649 | 343 756 | 261 583 | 213 252 | 201 490 | 11 762 |
UITGAVEN | 310 276 | 316 098 | 309 301 | 220 163 | 205 556 | 14 607 |
Programma-uitgaven | 301 896 | 309 869 | 304 846 | 215 979 | 201 181 | 14 798 |
U0713 Kennisbasis | 118 067 | 121 331 | 32 581 | 26 551 | 6 030 | |
– Bekostiging WU | 97 779 | 96 317 | ||||
– DLO, strategisch onderzoek | 20 288 | 25 014 | 32 581 | 26 551 | 6 030 | |
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek | 158 552 | 128 318 | 120 077 | 123 180 | – 3 103 | |
– Stimuleringsprogramma’s | 17 771 | 7 909 | 8 170 | 11 715 | – 3 545 | |
– Bijdrage Innovatienetwerk | 3 280 | 3 382 | 3 220 | 3 514 | – 294 | |
– Bijdrage DLO | 136 101 | 114 474 | 106 412 | 98 877 | 7 535 | |
– Open programmering onderzoek | 1 400 | 2 553 | 2 275 | 9 074 | – 6 799 | |
U0715 Wettelijke onderzoekstaken | 33 250 | 55 197 | 63 321 | 51 450 | 11 871 | |
Apparaatsuitgaven | 8 380 | 6 229 | 4 455 | 4 184 | 4 375 | – 191 |
U0721 Apparaat | 8 380 | 6 229 | 4 455 | 4 184 | 4 375 | – 191 |
ONTVANGSTEN | 13 474 | 16 171 | 17 440 | 10 646 | 15 158 | – 4 512 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie houdt met name verband met meer onderzoekswerkzaamheden door DLO in opdracht van LNV (€ 7,4 mln.), productie en registratie van het MKZ-vaccin (€ 2,2 mln.) en de toegekende loonbijstelling (€ 1,9 mln.). (opgenomen in de 1e/2e suppletore wet).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
Personeel DWK/DK Den Haag | 40,4 | 64,2 | 2 595 | 49,1 | 59,8 | 2 936 |
Personeel Innovatienetwerk | 10,5 | 70,7 | 743 | 10,5 | 81,6 | 857 |
Materieel DWK/DK Den Haag | 178 | 95 | ||||
Materieel Innovatienetwerk | 459 | 208 | ||||
Overig apparaat | 209 | 312 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 4 184 | 4 408 |
In het voorjaar 2005 zijn Directie Wetenschap en Kennisoverdracht (DWK) en het Expertisecentrum LNVopgegaan in de nieuwe beleidsdirectie Kennis. De apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen 7 (Kennisontwikkeling en innovatie), 8 (Kennisvoorziening) en 9 (Kennisverspreiding) die betrekking hebben op directie Kennis locatie Den Haag en het InnovatieNetwerk worden in overeenstemming met de begroting 2005 onder begrotingsartikel 7 verantwoord. Directie Kennis locatie Ede wordt (conform de begroting) in 2005 verantwoord onder begrotingsartikel 11. In 2006 zullen de apparaatsuitgaven van beide vestigingen van Directie Kennis verantwoord worden binnen eenzelfde beleidsartikel (26 Kennis en Innovatie).
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
Totaal | 10 646 | 15 158 |
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen | 8 989 | 11 141 |
FES-ontvangsten/diverse ontvangsten | 721 | 4 000 |
Diverse ontvangsten onderzoek | 432 | |
Ontvangsten apparaat DWK | 504 | 17 |
Op het onderdeel «rente en aflossing» werd per saldo € 2,2 mln. minder ontvangen. Oorzaak is het niet realiseren van een geraamde afdracht door DLO aan LNV in verband met verkoopopbrengsten.
De geraamde FES-ontvangsten worden doorgeschoven naar 2006 en volgende jaren.
Diverse ontvangsten onderzoek hebben betrekking op verschuivingen binnen de LNV-begroting (€ 0,7 mln.) en teruggevorderde bedragen die in voorgaande jaren teveel waren toegekend (€ 0,9 ).
Operationele doelstelling is het instandhouden van een (onderzoeks) kennisinfrastructuur voor deagrofoodsector en de groene ruimte door middel van het ontwikkelen van strategische expertise.
De richting van de kennisbasis op hoofdlijnen is vastgelegd in het Strategisch Plan 2003–2006 van Wageningen UR. Dit plan is geen statisch geheel en wordt op basis van jaarlijkse strategische conferenties met deelname van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, de kenniswereld en het beleid geactualiseerd in jaarplannen. De inhoudelijke strategische planning op het niveau van kenniseenheid wordt hiermee dynamisch ingevuld. Een nieuwe planning- en verantwoordingssystematiek voor de kennisbasis WUR/DLO is in 2005 afgerond. De voorbereiding van een nieuw strategisch plan voor de periode na 2006 is gestart.
Binnen het totale DLO-budget is de kennisbasis WUR/DLO in 2005 opnieuw verruimd, waardoor de mogelijkheden voor andere partijen, waaronder het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen, om samenwerkingsrelaties met Wageningen UR aan te gaan werden verbeterd. Tot en met 2007 is een verdere verruiming aan de orde. De inhoudelijke invulling is zowel ingegeven door uitkomsten van de visitaties van de afzonderlijke instituten als door wensen en financieringsmogelijkheden door derden, bijvoorbeeld Europese Commissie en bedrijfsleven.
A Aanwezigheid goedgekeurd strategisch plan en rapportage resultaten programma’s kennisbasis | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Goedgekeurd strategisch plan | aanwezig | aanwezig | aanwezig |
Rapportage over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma. | Rapportage over 2003 aanwezig | Rapportage over 2004 aanwezig | aanwezig |
De 2e strategische conferentie heeft in maart 2005 plaats gevonden.
B Positieve beoordeling wetenschappelijke kwaliteit DLO | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Positieve beoordelingen door visitatie | 100% | 100% | 100% |
In 2005 waren geen visitaties gepland. Het oordeel is daarom gebaseerd op eerdere visitaties.
C Beoordeling DLO als «gezonde organisatie» | |||
---|---|---|---|
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Adequate verantwoording (periodieke managementrapportage en jaarverslag) | aanwezig | aanwezig | aanwezig |
De in managementrapportage en jaarverslag opgenomen verantwoording sluit aan op het gevraagde.
Vanwege een verslechtering van rendement en weerstandsvermogen DLO alsmede afnemendeinkomsten en perspectieven op marktontwikkelingen past WUR zich momenteel als organisatie aan.
Het betreft afbouw van expertise waar geen vraag naar is, kostenreductie op overhead/ondersteuning en het versterken van de marktpositie (Focus 2006). Het in 2005 gerealiseerde traject is in overeenstemming met deze plannen.
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Instrument | Aantal | Uitgaven | Aantal | Uitgaven | Aantal | Uitgaven |
DLO kennisbasisonderzoek | 25 014 | 32 581 | 26 551 | |||
Wageningen Universiteit promoties | 214 | |||||
WU Onderzoekscholen | 6 |
De uitgaven voor kennisbasisonderzoek zijn binnen het totale DLO-budget (afspraak in Rijksbegroting LNV 2005) verhoogd. De autonome bijdragen (met name rente en aflossing van aan DLO verstrekte leningen) zijn ook besteed uit dit begrotingsonderdeel (in de begroting 2005 waren de autonome bijdragen opgenomen onder 7.14 bouwtaken en integratievergoeding). Prestatiegegevens over promoties en onderzoekscholen worden ingaande 2005 begroot en verantwoord binnen artikel 8 Kennisvoorziening.
07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
Operationele doelstelling is het generen van nieuwe kennis ter beantwoording van (kennis-) vragen vanoverheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
Het vraagarticulatieproces is in 2005 versterkt. Binnen het beleidsondersteunend onderzoek is de onderzoekprogrammering nu gekoppeld aan de hoofdbeleidsthema’s van LNV.
Een meetmethode voor kennisbenutting is geïmplementeerd. In 2006 wordt deze verder uitgebouwd.
De waardering van gebruikers binnen en buiten de overheid voor de resultaten (beantwoording vangestelde vragen, doorwerking en benutting) van beleidsondersteunend onderzoek bij de WUR/DLO is hoog. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek naar kennisbenutting.
De middelen die zijn ingezet ten behoeve van het onderdeel stimuleringsprogramma’s hebben resultaten opgeleverd in de vorm van rapporten van instellingen als NWO, RIVM, Louis Bolk Instituut en de onafhankelijke Technology Assesment Stuurgroep. Ook in 2005 is hiermee onderzoek dat in samenwerking tussen kennisinstituten tot stand komt gestimuleerd. Bruggen tussen verschillende disciplines in de kennisarena op belangrijke terreinen als landbouw en milieu, ethiek en (dierlijke) productie en biologische landbouw zijn hiermee geslagen. Belangrijke onderdelen in 2005 waren het Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw (Transforum Agro en Groen) en de POP-cofinanciering.
Het InnovatieNetwerk Groene ruimte en Agrocluster leidt tot goede bruikbare resultaten (zie voor een nadere toelichting onder «evaluatie»). Onder de naam InnovatieNetwerk worden de activiteiten voor een volgende periode van 5 jaar (2006–2010) gecontinueerd met handhaving van de kerntaak: het ontwikkelen en realiseren van systeeminnovaties.
Er zijn ook projecten aanbesteed in de open kennismarkt (open programmering). Onderwerpen waren onder andere «Sleepnetvisserij», «Duurzaam bodemgebruik» en «Effecten toenemende marktwerking lokale economie».
De resultaten van de door LNV gefinancierde kennis, inclusief de kennisontwikkeling ten behoeve van beleidsondersteuning, zijn toegankelijk gemaakt via internet, www.kennisonline.wur.nl, alsmede op het virtuele informatie- en communicatieplatform www.groenkennisnet.nl waarvan binnen het groen onderwijs veel gebruik wordt gemaakt.
Beoordeling beleidsondersteunend onderzoek vanuit het beleidsdomein voedsel en groen | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Percentage positief beoordeelde programma’s | – | 100 % | => 90% |
Percentage kennisbenutting afgerond onderzoek | 75% | 70 % |
Jaarlijks vindt beoordeling plaats van de mate waarin is beantwoord aan vooraf gestelde vragen en bepaling van de kennisdoorwerking bij gebruikers (van het lopende onderzoek). Daarnaast is een meetmethode ontwikkeld voor de mate waarin kennis een jaar na publicatie van de onderzoekresultaten benut wordt.
}
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Instrument | Uitgaven | Uitgaven | Uitgaven | |||
WUR/DLO onderzoekprogramma’s | 114 474 | 106 412 | 93 399 | |||
WUR/DLO bouwtaken en integratievergoeding | 4 878 | |||||
Stimuleringsprogramma’s | 7 909 | 8 170 | 11 715 | |||
Innovatienetwerk groene ruimte en agrocluster | 3 382 | 3 220 | 3 514 | |||
Open programmering onderzoek | 2 553 | 2 275 | 9 074 |
Aan WUR/DLO zijn additionele opdrachten verstrekt passend binnen en gedekt uit andere begrotingsonderdelen. WUR/DLO bouwtaken en integratievergoeding zijn besteed binnen begrotingsonderdeel 7.13 Kennisbasis. Voor de overige onderdelen (niet WUR/DLO) is een beperkter dan geraamd programma tot uitvoering gekomen vanwege vertraging bij de uitvoering. De niet binnen open programmering onderzoek bestede middelen zijn grotendeels ingezet om tekorten bij de wettelijke onderzoekstaken op te lossen.
07.15 Wettelijke onderzoekstaken (WOT)
Operationele doelstelling is het nakomen van wettelijke verplichtingen en geratificeerde internationaleverdragen voor zover daarin onderzoeksverplichtingen voor LNV zijn opgenomen.
Alle WOT-uitvoeringsovereenkomsten zijn door de Commissie van toezicht (die op basis van de uitvoeringsovereenkomsten door LNV en WUR is ingesteld) positief beoordeeld (zie onderstaande streefwaarde). De desbetreffende overeenkomsten leiden tot voor het LNV-beleid essentiële informatie met betrekking tot dierziekten, voedselveiligheid, natuur- en milieubeleid en de economische situatie van de groene sector. Er is een traject gestart om uitgaven voor het in stand houden van een noodvoorraad MKZ-vaccin te beperken. Nieuwe uitvoeringsovereenkomsten op het gebied van Informatievoorziening natuur en Advisering natuur en milieu zijn voorbereid.
Rapportage over behaalde resultaten | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
Percentage jaarprogramma’s met positieve beoordeling | 100% | 100 % | 100% |
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||||
Instrument | Aantal | Uitgaven | Aantal | Uitgaven | Aantal | Uitgaven |
DLO clusters WOT | 8 | 55 197 | 6 | 63 321 | 7 | 51 450 |
Alle voorgenomen WOT-uitvoeringsovereenkomsten zijn uitgevoerd: Besmettelijke dierziekten, Voedselveiligheid, Genetische bronnen (inclusief Europese en nationale rassen), Natuur Milieu Planbureau, Wettelijk visserij onderzoek en Economische informatievoorziening. Daarnaast is de MKZ-vaccinproductie uitgevoerd. Het verschil met realisatiecijfer 2004 en begrotingscijfer 2005 is een gevolg van het feit dat Europese en nationele rassen (in 2004 en 2005) en MKZ-vaccinproductie (in 2004) nog als aparte overeenkomsten werden beschouwd.
De uitgaven voor productie en registratie MKZ-vaccin waren € 6,6 mln. hoger dan geraamd vanwege registratieverplichtingen en tegenvallers m.b.t. eerder geraamde verkoopopbrengsten. De resterende verhoging van de uitgaven betreft verschuivingen binnen de begroting als gevolg van het opnemen in WOT-uitvoeringsovereenkomsten van onderdelen die eerder deel uitmaakten van de programmering beleidsondersteunend onderzoek. Het onderdeel beleidsondersteunend onderzoek is daardoor structureel met een overeenkomstig bedrag verlaagd.
Het InnovatieNetwerk Groene ruimte en agrocluster is geëvalueerd. Het InnovatieNetwerk heeft over de periode 2001–2005 een groot aantal grensverleggende concepten voor systeemvernieuwingen ontwikkeld. Kas als energiebron, Agroparken, Nieuwe dorpen, Smaaklessen, Tuinbouwcluster Academie en Coolboxx zijn daarvan voorbeelden. Deze concepten zijn door de praktijk positief onthaald en beloven grotendeels tot concrete toepassing te komen.
Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt ondermeer tegengegaan doordat een verklaring van deinstellingsaccountant vereist is waarin deze verklaart dat voldaan is aan de geldende wet- enregelgeving.
De algemene beleidsdoelstelling is het waarborgen van een kwalitatief hoogwaardig stelsel van groen voorbereidend, middelbaar en hoger beroepsonderwijs, alsmede universitair onderwijs dat goed toegankelijk is en doelmatig functioneert.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 416 550 | 513 614 | 584 933 | 615 533 | 574 228 | 41 305 |
UITGAVEN | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 590 380 | 561 971 | 28 409 |
Programma-uitgaven | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 590 380 | 561 971 | 28 409 |
U0811 Voorzieningen groen onderwijs | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 590 380 | 561 971 | 28 409 |
– Bekostiging WU | 32 273 | 35 244 | 39 791 | 140 906 | 135 936 | 4 970 |
– Bekostiging HBO-groen | 52 449 | 52 600 | 55 397 | 55 257 | 55 448 | – 191 |
– Bekostiging VMBO/MBO groen | 315 002 | 334 717 | 354 627 | 380 392 | 359 344 | 21 048 |
– IPC’s | 12 827 | 13 150 | 10 579 | 2 571 | ||
– ASC-subsidie | 651 | 669 | 673 | 675 | 664 | 11 |
ONTVANGSTEN | 801 | 339 | 555 | 2 297 | 30 | 2 267 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie is grotendeels een gevolg van loon- en priisbijstelling (opgenomen in de 2e suppletore begroting) en de versnelde uitbetaling van de zkoo-vergoeding i.v.m het nieuwe zorgstelsel (€ 16,7 mln.) Leerlinggebonden ICT-bijdragen (€ 3,7 mln.), middelen voor kinderopvang en extra zorg (€ 0,6 mln.) en middelen voor veiligheid (€ 0,9 mln.), inventaris (€ 0,6 mln.), materieel (€ 0,7 mln.) en arbeidsmarktbeleid (€ 1,7 mln.) zijn vanuit artikel 9 toegevoegd aan de rijksbijdrage voor VMBO en MBO-groen (AOC’s). De bijdrage aan de IPC’s is verhoogd met € 2,2 mln. op basis van de wettelijke voorwaarden (opgenomen in de 1e suppletore begroting).
De verplichtingenrealisatie valt €12,9 mln. hoger uit dan de uitgavenrealisatie vanwege het vastleggen van de rijksbijdrage 2006 in 2005, inclusief een stijging van loon- en prijsbijstelling 2005 (€1,7 mln.) en leerlingaantallen mbo/vmbo (€ 11,2 mln.).
De hogere ontvangstenrealisatie is een gevolg van teruggevorderde bedragen die in voorgaande jaren teveel waren toegekend.
08.11 Voorzieningen groen onderwijs
Operationele doelstelling is het bevorderen en waarborgen van aanbod en kwaliteit van voorzieningen van groen voorbereidend, middelbaar en hoger beroepsonderwijs alsmede universitair onderwijs en onderzoek door adequate bekostiging, toezicht en monitoring van financiële en inhoudelijke kengetallen.
De bekostiging van het groen onderwijs heeft plaats volgens het wettelijk kader, geldende regelingen en afspraken. Waar relevant is voor adequate bekostiging en toezicht afgestemd met OCW. In het kader van de uitvoering van het Plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2003–2004, 27 417, nr. 7) is een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar mogelijke verschillen in bekostigingsniveau als gevolg van de bekostigingsvoorschriften voor de groene instellingen (AOC en HBO groen) en de door OCW bekostigde instellingen voor VMBO, MBO en HBO. De uitkomsten zijn opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs (TK 2005–2006 27 417 nr. 10). Algemene conclusie is dat de verschillen in bekostigingsniveau klein zijn en geen aanleiding geven tot actie. Bekostiging van AOC’s loopt ingaande 2005 in opdracht van LNV via Cfi (agentschap OCW). Voor het HBO-groen was dit al in 2004 het geval. LNV en OCW werken nauw samen in het kader van het «Vervolgonderzoek Rekenschap» (Commissie Schutte). Onderzoeken bij de instellingen zijn afgerond en de terugvorderingen zijn grotendeels afgehandeld.
A Kwaliteit van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek LNV-instellingen | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Positieve beoordeling Onderzoekscholen (erkenning KNAW) | gerealiseerd | gerealiseerd |
Positieve beoordeling WO en HBO onderwijs (accreditatie NVAO) | gerealiseerd | gerealiseerd |
Positieve beoordeling MBO onderwijs (volgens kwaliteitsonderzoek inspectie) | zie toelichting | gerealiseerd |
Positieve beoordeling VMBO onderwijs (volgens kwaliteitsonderzoek inspectie/kwaliteitskaart | zie toelichting | gerealiseerd |
(Her-) erkenning van onderzoeksscholen vindt plaats op basis van het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoeksscholen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De onderzoekscholen C.T. de Wit Onderzoekschool for Production Ecology and Resource Conservation (PE&RC) en Wageningen Institute of Animal Sciences (WIAS) zijn op basis van beoordeling in 2004 (met waarderingen«good» tot «excellent») in 2005 hererkend. In 2005 waren (conform het 6-jaarlijks traject) geen herbeoordelingen aan de orde.
De kwaliteit van alle opleidingen WO/HBO-groen wordt gewaarborgd via accreditatie (op basis van positieve beoordelingen in visitatierapporten) en de toets nieuwe opleidingen door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie. Alle door LNV bekostigde opleidingen WO/HBO waren in 2005 geaccrediteerd. In 2005 is het rapport gepubliceerd van de WU-visitatie (2004/2005) Life Sciences and Natural Resources. Het oordeel van de visitatiecommissie is overwegend voldoende. De nieuwe WU-opleiding Aquaculture and fisheries is in 2005 door de NVAO positief getoetst. Voor het HBO zijn in 2005 de bestaande opleidingen Laboratoriumtechniek en Tropische landbouw agri-systems management geaccrediteerd en de nieuwe opleiding Project en procesmanagement land en water positief getoetst (allen van Van Hall/Larenstein). In de in 2005 door de NVAO gepubliceerde meta-evaluatie van de visitatie HBO-landbouwwetenschappen (over-all oordeel voldoende) wordt geconstateerd dat drie van de vijf instellingen onvoldoende scoren voor interne kwaliteitszorg. De NVAO constateert dat de kwaliteitszorgcyclus vaak blijft steken bij het evalueren en bijstellen van de module-inhoud terwijl de stap naar een gericht verbeterbeleid niet helder wordt gemaakt. LNV treedt in overleg met de sectoren om aanpak van de gesignaleerde punten te bespreken.
De kwaliteit van de opleidingen VMBO en MBO wordt driejaarlijks beoordeeld door de Inspectie van het onderwijs. De beoordeling heeft betrekking op drie aspecten, namelijk kwaliteitszorg, onderwijs/leren en opbrengsten. Op basis van het driejaarlijks beoordelingstraject voldoet kwaliteitszorg bij twee AOC’s (van de 12) nog niet aan de norm. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar (6 niet voldoende). Onderwijs/leren en opbrengsten voldoen nog niet bij respectievelijk twee en zes instellingen. Dit is een iets lagere score dan vorig jaar (resp. 0 en 5 niet voldoende). Volgens het Onderwijsverslag 2005 scoort het groen mbo gemiddeld iets beter dan het overig mbo. Het groen vmbo moet zich volgens de Onderwijsinspectie op de onderdelen die met formele verantwoording te maken hebben (kwaliteitszorg en onderwijstijd) en specifieke deskundigheid (toetsing) verbeteren.
B Alle instellingen voor «groene opleidingen» hebben hun solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit (ten behoeve van continuïteit van de instellingen) op orde | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Aantal WO-groen instellingen | 1 | 1 |
Aantal HBO-groen instellingen | 1 | 6 |
aantal MBO/VMBO-groen instellingen (inclusief IPC’s en Aequor) | 13 | 15 |
Het onder de norm blijven van een instelling moet binnen de context van de instelling worden bezien en komt na onderzoek naar de oorzaken in overleg met de desbetreffende instelling aan orde. Er zijn in samenwerking met OCW maatregelen genomen om te voorkomen dat een bepaalde instelling ten gevolge van terugvordering in het kader van het «Vervolgonderzoek rekenschap» in de gevarenzone komt. De acute financiële problematiek bij Stichting STOAS is in 2005 opgelost. Enerzijds door een éénmalige extra bijdrage van LNV en anderzijds doordat Stichting STOAS per 1 januari 2006 met Aeres-Groep fuseert en een strategische alliantie aangaat met HAS Den Bosch.
De solvabiliteit wordt als «redelijk tot goed» beoordeeld indien het eigen vermogen (inclusief egalisatierekening, exclusief voorzieningen) meer dan 10% bedraagt van het totaal vermogen. Bij één HAO-instelling (dezelfde instelling als het voorafgaande jaar) is dit niet het geval. De liquiditeit is redelijk tot voldoende wanneer de vlottende activa tenminste 60% bedragen van de kortlopende schulden. Bij twee HAO-instellingen (waarvan er één in het voorafgaand jaar ook onder de norm scoorde) en twee AOC’s (zelfde instellingen als in het voorafgaand jaar) is dit niet het geval. De rentabiliteit wordt als acceptabel beoordeeld indien het resultaat groter is dan – 1% van de totale baten (uit gewone bedrijfsvoering). Eén HAO-instelling en een AOC scoorden lager (bij de HAO-instelling was dit in het voorafgaand jaar ook zo). Bevindingen in dit kader worden in gesprekken met instellingen aan de orde gesteld.
C Er is sprake van een geslaagde instroom binnen het groen onderwijs | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Geslaagde instroom WO-groen | 91% | => 90 % |
Geslaagde instroom HBO-groen | 77 % | => 90 % |
Geslaagde instroom MBO-groen | 81 % | => 90 % |
Geslaagde instroom VMBO-groen | 92 % | => 90 % |
De niet geslaagde instroom wordt gemeten aan de hand van het aantal leerlingen dat in het 1e jaar van inschrijving de instelling verlaat. De instroom per onderwijssector wordt als geslaagd beschouwd als het aantal voortijdige schoolverlaters niet groter is dan 10 % (norm begroting 2005). In lijn met OCW-beleid zijn en worden maatregelen genomen om het vroegtijdig schoolverlaten te beperken door middel van maatregelen op het gebied van competentiegericht leren en doorstroming VMBO–MBO.
D Alle instellingen voor «groene opleidingen» realiseren een acceptabel diplomarendement | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
WO-groen | 1 | 1 |
HBO-groen | 0 | 6 |
MBO-groen | 1 | 12 |
VMBO-groen | 12 | 12 |
Het diplomarendement van een WO-, HBO- of MBO-instelling wordt (norm begroting 2005) acceptabel geacht als minimaal 75 % van de uitstroom een diploma behaalt. Voor het VMBO bedraagt dit percentage 85 %.
Hoewel maar één MBO- en geen enkele HBO-instelling aan deze norm voldoet zijn de prestaties niet ongunstig ten opzichte van het overig onderwijs:
Binnen het HBO-groen heeft 65 % 8 jaar na inschrijving een diploma behaald. Voor het gehele HBO is dit 58 % (Kengetallen HBO-raad).
Binnen het MBO-groen verlaat gemiddeld 65 % van de leerlingen de instelling met een diploma, voor het gehele MBO is dit 60 % (onderwijsdeelname 1990–2010 beeld 2005, OCW).
In lijn met OCW-beleid zijn en worden maatregelen genomen om de gediplomeerde uitstroom te bevorderen.
E Alle instellingen voor «groene opleidingen» realiseren een acceptabele gemiddelde verblijfsduur | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
WO-groen | 1 | 1 |
HBO-groen | 6 | 6 |
MBO-groen | 7 | 12 |
VMBO-groen | 12 | 12 |
De gemiddelde verblijfsduur van ingeschreven deelnemers aan een instelling wordt acceptabel geacht indien de gemiddelde duur waarin het einddiploma wordt behaald minder dan 15 % boven het landelijk gemiddelde ligt.
WU-studenten blijken in vergelijking tot het landelijk gemiddelde sneller het diploma te behalen (Feiten en cijfers 2000–2004 OCW).
Bij alle HAO-instellingen ligt de gemiddelde tijd waarin het diploma wordt behaald minder dan 15% boven het gemiddelde van alle HAO-instellingen.
Bij 5 AOC’s ligt de verblijfsduur voor MBO niveau-1 gediplomeerden meer dan 15 % boven het gemiddelde van alle AOC’s. In overleg met de instellingen zal dit punt aan de orde worden gesteld.
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |||||
Instelling | Aantal | Aantal | Prijs/eenh.* € 1 000 | Uitgaven * € 1 000 | Aantal | Prijs/eenh.* € 1 000 | Uitgaven* € 1 000 |
Wageningen Universiteit basisvoorziening/SOC/investeringen | 92 995 | 85 704 | |||||
Wageningen Universiteit component 1e jaars | 978 | 1 143 | 3,82 | 4 363 | 1 144 | 3,88 | 4 441 |
Wageningen Universiteit getuigschriften ongedeeld | 622 | 523 | 37,95 | 19 848 | 523 | 38,00 | 19 872 |
Wageningen Universiteit getuigschriften bachelor | 32 | 21,27 | 681 | 32 | 21,32 | 682 | |
Wageningen Universiteit getuigschriften master | 92 | 16,68 | 1 535 | 90 | 16,68 | 1 501 | |
Wageningen Universiteit promoties | 214 | 179 | 79,24 | 14 184 | 179 | 83,39 | 14 926 |
Wageningen Universiteit Onderzoekscholen | 6 | 6 | 998,32 | 5 990 | 6 | 998,32 | 5 990 |
ISRIC (International Soil Reference and Information Centre) | 1 121 | 1 097 | |||||
KNAW-fellows | 189 | 599 | |||||
HBO-groen (aantal studenten) | 8 344 | 8 426 | 6,56 | 55 257 | 8 436 | 6,56 | 55 367 |
AOC’s (niet gebaseerd op leerlingaantallen) | 17 484 | 21 860 | |||||
AOC’s BOL (aantal deelnemers) | 15 062 | 15 062 | 5,41 | 81 507 | 15 060 | 5,16 | 77 692 |
AOC’s BBL (aantal deelnemers) | 8 775 | 8 775 | 3,15 | 27 679 | 8 761 | 3,01 | 26 375 |
AOC’s VMBO/LWOO (aantal leerlingen) | 12 991 | 13 868 | 8,86 | 122 847 | 13 600 | 8,26 | 112 363 |
AOC’s overig VMBO (aantal leerlingen) | 21 938 | 22 207 | 5,89 | 130 875 | 22 200 | 5,49 | 121 789 |
IPC’s (aantal leerling cursistweken) | 19 441 | 17 886 | 0,74 | 13 150 | 19 441 | 0,54 | 10 579 |
ASC-subsidie (Afrika Studie Centrum) | 675 | 664 |
Bij het VMBO en MBO is sprake van gestegen leerlingaantallen. In de toekomst wordt een verdere stijging verwacht. De prijzen per eenheid zijn gestegen als gevolg van indexering en beleidsmaatregelen (zie budgettaire gevolgen van beleid).
De voor 2005 voorziene evaluatie heeft nog niet plaatsgevonden omdat de overdracht van de bekostiging HBO, MBO en VMBO aan de baten-lastendienst CFI aan het ministerie van OCW recent is geschied.
Bij bekostiging wordt in principe gelijke bekostiging met OCW in acht genomen. Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt ondermeer tegengegaan doordat een verklaring van de instellingsaccountant vereist is waarin deze verklaart dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving. Een aantal instellingen is bovendien voor controle (review) bezocht door de auditdienst LNV. Door OCW en LNV is een controleprotocol opgesteld. In 2005 is een inhaalslag met betrekking tot eindafrekening openstaande verplichtingen grotendeels afgerond.
In 2001 is door de accountantsdienst van het ministerie van OCW onderzoek gedaan naar mogelijke onregelmatigheden bij universiteiten, hoger beroepsonderwijs en beroeps- en volwasseneneducatie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor de ministers van OCW en LNV aanleiding geweest om de zogenoemde Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap opdracht te geven een breed en diepgaand onderzoek in deze sectoren uit te voeren. De commissie bracht in april 2004 haar eindrapport uit en in mei 2005 een vervolgrapport. Op basis van het Algemeen Overleg van 30 september 2004 is de verdere aanpak vormgegeven en hebben de onderwijsinstellingen voorgenomen besluiten ontvangen. De werkzaamheden van de Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap zijn inmiddels afgerond. De terugvorderingen ten gevolge daarvan zijn grotendeels afgehandeld, met uitzondering van enkele die in 2006 volgen.
De algemene beleidsdoelstelling is het bevorderen van kennisbenutting ter ondersteuning van het LNV-beleid met het zwaartepunt op de volgende actuele hoofdthema’s:
Vitale, duurzame land- en tuinbouw.
Natuur en Landschap.
Ruimte op het platteland.
Voedselkwaliteit.
Het doel is gerealiseerd langs de volgende drie beleidslijnen:
Bevorderen van verspreiding en benutting van kennis ten behoeve van LNV-beleid in het onderwijs. Belangrijk aandachtspunt was de ontwikkeling van onderwijsinstellingen tot kenniscentra met een schakelfunctie tussen enerzijds (praktijk) onderzoek en LNV en anderzijds bedrijfsleven en maatschappij als geheel (9.16).
Instandhouding en ontwikkeling van de ondersteuningsstructuur van het groene onderwijs. Belangrijke aandachtspunten waren een betere ontsluiting en beheer van publieke kennis in het LNV-domein en het zorgen voor een adequate infrastructuur ten behoeve van maximale synergie tussen de instellingen (9.16).
Algemeen onderwijsbeleid: vernieuwing van het groene onderwijsstelsel. Belangrijk aandachtspunt was het ontwikkelen van een competentiegerichte leeromgeving met doorlopende leerlijnen, gericht op de individuele wensen en mogelijkheden van de leerling en op leren in een praktische context (9.17)
Voorlichting gericht op specifieke doelgroepen. Belangrijk aandachtspunt was het stimuleren van de centrale rol van het groene onderwijs bij kennisverspreiding (scholing/voorlichting) ter ondersteuning van LNV-beleid (9.18).
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil | ||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |||
VERPLICHTINGEN | 106 409 | 71 649 | 54 630 | 54 207 | 61 981 | – 7 774 |
UITGAVEN | 83 134 | 62 419 | 57 391 | 54 045 | 63 241 | – 9 196 |
Programma-uitgaven | 82 168 | 62 011 | 57 029 | 53 281 | 62 632 | – 9 351 |
U0916 Vakdepartementaal onderwijsbeleid | 36 001 | 28 720 | 31 293 | 29 694 | 1 599 | |
– VIA-regeling | 1 105 | 935 | 414 | 2 201 | – 1 787 | |
– Regeling cursusonderwijs | 153 | 145 | 218 | 1 759 | – 1 541 | |
– Regeling praktijkleren | 25 833 | 14 518 | 17 129 | 15 960 | 1 169 | |
– Overig vakdepartementaal | 8 910 | 9 469 | 7 953 | 8 974 | – 1 021 | |
– Innovatie groen ond. | 3 653 | 5 579 | 800 | 4 779 | ||
U0917 Algemeen onderwijsbeleid | 19 583 | 20 161 | 16 529 | 24 800 | – 8 271 | |
– Overige regel. WU, Alg. | 0 | 20 | 303 | 371 | – 68 | |
– Overige regel. HBO-groen, Alg. | 1 781 | 1 807 | 1 009 | 3 794 | – 2 785 | |
– Overige regel. VMBO/MBO-groen, Alg. | 9 055 | 12 546 | 11 164 | 13 454 | – 2 290 | |
– Regelingen ICT | 8 747 | 5 788 | 4 053 | 7 181 | – 3 128 | |
U0918 Voorlichting | 6 427 | 8 148 | 5 459 | 8 138 | – 2 679 | |
Apparaatsuitgaven | 966 | 408 | 362 | 764 | 609 | 155 |
U0922 Baten-lastendiensten | 966 | 408 | 362 | 764 | 609 | 155 |
ONTVANGSTEN | 1 839 | 940 | 1 757 | 105 | 45 | 60 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De lagere uitgavenrealisatie (€ -9,4 mln.) is met name het gevolg van een toevoeging van€ 8,2 mln. aan de normatieve bekostiging onderwijs (beleidsartikel 8) vanuit algemeen onderwijsbeleid en uitvoering van voorlichtingsprojecten binnen de beleidsartikelen 1, 4 en 5 (€ 1,2 mln.) (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).
09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
Operationele doelstelling is het bevorderen van kenniscirculatie en netwerken tussen onderwijsinstellingen, (praktijk)onderzoek en/of bedrijfsleven ter ondersteuning van de realisatie van LNV-beleid (de eerdergenoemde thema’s). De resultaten dienen verankerd te worden in het initiële en postinitiële onderwijs (scholing, voorlichting). Daarnaast betreft deze doelstelling het instandhouden en de verdere ontwikkeling van een hoogwaardige ondersteuningsstructuur voor het groene onderwijs c.q. kennissysteem in aanvulling op de algemene infrastructuur (OCW).
Op 20 april 2005 is de Groene kenniscoöperatie opgericht, een samenwerkingsverband waarin AOC’s, HAO en Wageningen UR participeren om meer synergie te bereiken voor de vernieuwing van het publieke systeem van kennis(verspreiding) en voor aansturing/organisatie van de gezamenlijke ondersteuningsstructuur. Er is een bestuur gevormd met vertegenwoordigers van de diverse onderwijsgeledingen. In het kader van de Regeling innovatie groen onderwijs zijn in 2005 46 kenniscirculatieprojecten opgestart.
In 2005 werd, gekoppeld aan de LNV-beleidsthema’s, binnen de Regeling innovatie groen onderwijs uitvoering gegeven aan 77 kenniscirculatieprojecten voor 16 groene onderwijsinstellingen voor MBO, HAO en WO. In 2005 zijn 46 driejarige projecten met een omvang van € 4 mln. gestart. Daarnaast zijn binnen de Regeling innovatie groen onderwijs projecten uitgevoerd met onderwijskundige thema’s, die verantwoord worden onder 9.17 algemeen onderwijsbeleid.
De streefwaarden voor de regionale kenniscirculatie zullen na vaststelling van het meerjarig programma Kennisverspreiding 2006–2010 en het uitvoeren van een nulmeting in overleg met de instellingen in 2006 worden vastgesteld.
De Regeling innovatie groen onderwijs lijkt gezien het grote aantal aanvragen goed aan te sluiten bij de eigen ambities en mogelijkheden van de instellingen. De kaders worden ten opzichte van de oude regelingen VIA en Regeling cursusonderwijs als minder knellend ervaren.
Uit een inhoudelijke beoordeling van gerealiseerde projecten binnen de voorloper van de Regeling innovatie groen onderwijs (2004) blijkt dat het merendeel (62 %) tot positieve resultaten leidt.
B Aangescherpte regeling praktijkleren
Het betreft het toekennen van budget voor praktijkleerprojecten aan AOC’s, HAO/WU en de Vereniging Buitengewoon Groen (groene afdelingen scholengemeenschappen OCW). Het opstellen van een nieuwe aangescherpte regeling is uitgesteld.
C Vernieuwing van vorm en inhoud van de groene infrastructuur | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Aantal beleidsthema’s vastgelegd en ontsloten in Virtueel kennisplatform | 3 beleidsthema’s | 5 beleidsthema’s |
Aantal gerealiseerde aansluitingen Groen kennisnet | 45 147 | 32 000 |
De thema’s gewasbescherming, paardenhouderij en voedselveiligheid zijn vastgelegd. De twee niet gerealiseerde thema’s komen in 2006 aan bod.
Specificatie van de aansluitingen Groen kennisnet | ||
---|---|---|
doelgroep | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Leerlingen | 35 363 | 25 000 |
Docenten | 6 833 | 5 000 |
Onderzoek | 330 | 500 |
Leerbedrijven | 420 | 1 000 |
overheid | 367 | 500 |
Overige dienstverleners | 1 834 |
Realisatie 2005 | Begroting 2005 | |
---|---|---|
Instrument | Uitgaven (x € 1 000) | Budget (x € 1 000) |
VIA-regeling | 414 | 2 201 |
Regeling cursusonderwijs | 218 | 1 759 |
Regeling praktijkleren | 17 129 | 15 960 |
Overig vakdepartementaal | 7 953 | 8 974 |
Innovatie groen onderwijs | 5 579 | 800 |
De regelingen VIA en Cursusonderwijs zijn aflopende regelingen. Niet voor lopende verplichtingen benodigde budgetten zijn (conform in 2004 gemaakte afspraken) besteed binnen de Regeling innovatie groen onderwijs die beide regelingen vervangt. Hogere uitgaven voor het onderdeel regeling praktijkleren zijn een gevolg van nabetalingen over de jaren 2001–2003. Het budget voor innovatie groen onderwijs is (conform in 2004 gemaakte afspraken met de instellingen) behalve uit de onderdelen VIA-regeling en Regeling cursusonderwijs ook aangevuld uit het vakdepartementale budget voor Overig vakdepartementaal beleid. De resterende middelen overig vakdepartementaal zijn besteed voor ontwikkeling van onderwijsinstellingen tot kenniscentra en ondersteunende instellingen.
09.17 Algemeen onderwijsbeleid
Operationele doelstelling is het bevorderen van algemene onderwijskundige vernieuwingen van het onderwijs in de LNV-instellingen in lijn met het OCW-beleid ter zake, rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs.
Er zijn in het kader van de Regeling Innovatie groen onderwijs 29 onderwijsvernieuwingsprojecten gestart gericht op competentiegericht leren en gebruik ICT.
De invoer van de competentiegerichte kwalificatiestructuur verloopt volgens plan. LNV loopt voorop met de invoering van competentiegericht leren, vernieuwing/vermindering van examens en efficiëntere leerroutes.
A Vernieuwing van vorm en inhoud van de initiële groene opleidingen
In 2005 werd in het kader van de Regeling innovatie groen onderwijs uitvoering gegeven aan 55 innovatieprojecten voor onderwijskundige thema’s (competentiegericht leren en ICT) voor 15 instellingen binnen alle soorten groen onderwijs. In 2004 zijn 26 projecten gestart met een omvang van € 3,9 mln. In 2005 zijn 29 projecten gestart met een omvang van € 4 mln.
B Competentiegerichte kwalificatiestructuur | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Aantal wettelijke beroepsvereisten LNV in de competentiegerichte kwalificatiestructuur | 1 | 1 |
Aantal gestarte pilots op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving | 1 | 1 |
Het wettelijk beroepsvereiste van dierenartsassistent is in 2005 in de competentiegerichte kwalificatiestructuur opgenomen. Het totaal aantal wettelijke beroepsvereisten dat voor eind 2007 moet worden opgenomen bedraagt nu 6; mestmonsternemer vervalt. De 5 resterende beroepsvereisten worden in de eerste helft van 2006 in het referentiedocument kwalificatieprofielen opgenomen.
De pilot had betrekking op alle wettelijke beroepsvereisten.
In het kader van het groene leertraject is een nieuw examenprogramma en- systematiek voor het vmbo-groen ontwikkeld, dat in het voorjaar 2006 maar verwachting wordt vastgesteld.
C Doorlopende leerlijnen | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Pilot starten in het kader van vermindering van het aantal soorten diploma’s vmbo en mbo | gerealiseerd | gerealiseerd |
Haalbaarheid bekend om in 4 jaar vmbo + niveau 1 mbo en in 7 jaar vmbo + niveau 4 mbo te halen | gerealiseerd | gerealiseerd |
Geslaagde doorstroom van groen VMBO naar groen MBO | 33 % | => 40 % |
Geslaagde doorstroom van groen MBO naar groen HBO | 13 % | => 15 % |
Efficiëntere leerlijnen zijn haalbaar. Een regeling vernieuwende projecten doorlopende leerlijnen VMBO/MBO (gebaseerd op Vmbo: het betere werk», april 2005) met doel integrale leerlijnen in te voeren is eind 2005 opengesteld.
Er is een lichte stijging van de doorstroom VMBO-MBO ten opzichte van 2004 (32 %).
De geslaagde doorstroom MBO-HBO is gemeten t.o.v. de relevante groep MBO-gediplomeerden niveau 3 en 4.
D Kenniskringen/lectoren | ||
---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2005 |
Aantal kenniskringen/lectoren HBO-groen | 11 | 15 |
Van de lectoraten is 4,8% binnen het HBO-groen ingevuld. Dit steekt gunstig af tegen een half zo hoog aandeel van het groene HBO in de totale studentenpopulatie.
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Instrument | Uitgaven | Uitgaven | Uitgaven | |||
ICT | 5 788 | 4 053 | 7 181 | |||
Overige regelingen (OCW-conforme regelingen t.b.v. onderwijskundige vernieuwing) | 14 373 | 12 476 | 17 619 |
Hogere uitgaven zijn een gevolg van verschuivingen binnen de LNV-begroting. De middelen zijn OCW-conform toegevoegd aan de rijksbijdrage AOC’s binnen begrotingsartikel 8.
Operationele doelstelling is het realiseren van een optimale kennisdoorstroming over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s van LNV-beleid.
Er zijn 37 aanbestede communicatieprojecten uitgevoerd (€ 2,9 mln.). Voorbeelden van nieuw gestarte voorlichtingsprojecten zijn «Verkenning trilateraal waddenbeheer», «Oriëntatie landbouw en zorg», «Communicatie natuurwetgeving» en «De toekomst van het platteland». Veel afgeronde communicatieprojecten zijn door betrokken partijen als succesvol beoordeeld. Voorbeelden zijn »investeren in ecologie», «doorwerking wet- en regelgeving in internationale afspraken», «energievoorlichting glastuinbouw», «realisatie ecologische hoofdstructuur», «internationaal biodiversiteitsbeleid», «soortenbescherming».
Daarnaast is subsidie verstrekt in het kader van de structurele relatie met DLV (0,6 mln.).
Ook is voorlichting vanuit onderwijsinstellingen binnen de Groene kenniscoöperatie (School als kenniscentrum) voortgezet (€ 1,1 mln.).
Via Syntens is subsidie verstrekt voor (EZ-conforme) innovatiestimulering binnen de sectoren tuinbouw en platteland (€ 0,8 mln.). Uit een steekproef onder de in 2005 door Syntens begeleide ondernemers blijkt dat de pilot innovatiestimulering binnen de sectoren Tuinbouw en Platteland goed is verlopen.
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | ||||
Instrument | Uitgaven | Uitgaven | Uitgaven | |||
Voorlichting | 8 148 | 5 459 | 8 400 |
De lagere besteding is vooral een gevolg van verschuiving binnen de LNV-begroting. Het betreft eerdergenoemde besteding binnen de beleidsartikelen 1, 4 en 5 (€ 1,2 mln.) en dekking van een tekort bij het vakdepartementaal onderwijsbeleid (€ 1,6 mln.). Daarnaast werden de motie Verhagen (€- 0,2) en de loonbijstelling 2005 (€ 0,1 mln.) verwerkt.
Via-regeling en Regeling cursusonderwijs zijn in 2005 geëvalueerd. De evaluatie heeft geleid tot enkele aanbevelingen die zullen worden meegenomen in de aanpassing van de Regeling innovatie groen onderwijs.
Subsidies worden verstrekt aan onderwijsinstellingen dan wel door de Dienst Regelingen (DR). Voor wat betreft de instellingen wordt misbruik en oneigenlijk gebruik ondermeer tegengegaan door het vereiste van een verklaring van de instellingsaccountant dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving. De regelingen die via DR lopen zijn ingebed in het M&O-kader dat DR hanteert (controlememorandum e.d.).
Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
Budgettaire gevolgen «Nominaal en onvoorzien»
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Nominaal en Onvoorzien | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2005 | Realisatie 2005 |
VERPLICHTINGEN | 0 | 0 | 0 | 69 | 0 |
UITGAVEN | 0 | 0 | 0 | 69 | 0 |
U1021 Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
U1022 Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 69 | 0 |
U1023 Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De in 2005 bij Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling is toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.
Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma opgenomen dit niet vallen onder de voorgaande beleidsartikelen. Dit betreft: de apparaatsuitgaven van staf- en andere directies van het departement, uitgaven in het kader van actieplan emancipatie, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen.
Budgettaire gevolgen «Algemeen»
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemeen | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2005 | Realisatie 2005 |
VERPLICHTINGEN | 317 924 | 287 051 | 247 143 | 200 769 | 238 409 |
UITGAVEN | 318 432 | 287 320 | 247 145 | 200 765 | 238 408 |
Programma uitgaven | 70 991 | 48 944 | 43 422 | 41 661 | 49 612 |
U1111 Emancipatie | 93 | 60 | 30 | 204 | 28 |
U1113 Internationale contributies | 7 476 | 7 471 | 6 376 | 7 419 | 8 228 |
U1114 Uitvoering van EU-maatregelen | 63 422 | 41 413 | 37 016 | 34 038 | 41 356 |
Apparaatsuitgaven | 247 441 | 238 376 | 203 723 | 159 104 | 188 796 |
U 11.21 Apparaat | 226 741 | 204 863 | 171 403 | 159 104 | 188 796 |
U 11.22 Baten-lastendienst | 20 700 | 33 513 | 32 320 | 0 | 0 |
ONTVANGSTEN | 301 680 | 389 150 | 474 161 | 259 534 | 420 646 |
Toelichting op de uitgaven en ontvangsten:
De hogere uitgaven bij internationale contributies en uitvoering van EU-maatregelen hangen samen met uitgaven voor het in 2005 gehouden FAO-LNV congres «Water for food» en de betaling van de verplichting aan Cargill (opgenomen in de 2e suppletore begroting).
De hogere ontvangsten hebben met name betrekking op hogere landbouwheffingen ad. € 152 mln. als gevolg van een toename van de importvolumes en hogere apparaatsontvangsten ad € 9 mln. Tegenover de hogere apparaatsontvangsten staan hogere apparaatsuitgaven (opgenomen in de 1e en 2e suppletore begroting).
Toelichting op de apparaatsuitgaven:
(bedragen x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel | 1 283 | 59,7 | 76 558 | 1 308 | 61,5 | 80 507 |
Materieel budget | 24 753 | 24 292 | ||||
Mat.Ministerie alg.en huisvest. | 33 489 | 48 493 | ||||
Overig apparaat* | 24 304 | 35 504 | ||||
Bijdrage aan agentschap | 0 | 0 | ||||
Totaal apparaatsuitgaven | 159 104 | 188 796 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De totale apparaatsuitgaven laten ten opzichte van het geraamd budget een stijging zien:
– De hogere uitgaven op het onderdeel materieel ministerie en huisvesting zijn het gevolg van de renovatie van het hoofdgebouw, de uitgaven voor vervangende locaties aan het Willem Witsenplein en de Laan van NOI, vernieuwing en uitplaatsing van het rekencentrum van LNV naar het gebouw Center Court, omscholingskosten voor herplaatsingskandidaten, een initieel tekort en vanwege investeringen op het terrein van concern brede ICT voor het adequaat functioneren van de LNV systemen.
– De hogere uitgaven bij overig apparaat hangt samen met de bundeling van centrale faciliteit voor FPU en de grote belangstelling voor de FPU (Remkes) regeling.
– De hogere personele uitgaven zijn het gevolg van de loonbijstelling en de afwikkeling van het Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Regeling (BTZR).
In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen in de bedrijfsvoering en de aandachtspunten in de bedrijfsvoering die, mede gebaseerd op een risico-analyse, op directieniveau en LNV-niveau naar voren zijn gekomen. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Daarnaast wordt ingegaan op het departementale M&O-beleid en de totstandkoming van beleidsinformatie.
In de begroting is aangegeven dat het realiseren van de financiële en personele taakstelling, mede in het kader van het motto «minder beleid, minder inzet, minder regels», ook in 2005 inzet en aandacht vergt. Uitgangspunten uit het Programma Andere Overheid en het principe «van zorgen voor naar zorgen dat» waren belangrijke overwegingen in de organisatie-ontwikkelingstrajecten die ook in 2005 hebben plaatsgevonden.
In maart 2005 zijn het Expertisecentrum LNV en de Directie Wetenschap en Kennisoverdracht samengevoegd tot de Directie Kennis. Daarnaast is de Dienst ICT-Uitvoering (DICTU) tot stand gekomen, waarmee de ICT-uitvoering in een centrale dienst is samengevoegd. Op 1 januari 2006 werd de lang voorbereide fusie van Rijkskeuringsdienst voor Vee en Vlees (RVV), de Keuringsdienst van Waren (KvW) en de Centrale Eenheid tot de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) een feit. Op deze datum is aan de VWA en de Dienst Regelingen (DR) de status van baten-/lastendienst verleend. De Dienst Regelingen is voortgekomen uit een samenvoeging van de Dienst LNV-loket, de Dienst Basisregistraties en de bestaande baten-/lastendiensten LASER en Bureau Heffingen.
Menig organisatieonderdeel was daarnaast in 2005 bezig met grotere en kleinere interne herschikkingen ten behoeve van een doelmatiger en doeltreffender primair proces. Waar mogelijk wordt de organisatie flexibeler ingericht om beter aan te kunnen sluiten bij de ontwikkelingen in de samenleving.
Qua omvang is LNV in 2005 gekrompen van 6965 fte naar 6718 fte. LNV heeft daarmee de totale krimptaakstelling van 1084 fte, zoals geformuleerd in de Houtskoolschets en het Strategisch Accoord, in 2005 gerealiseerd. Een deel van deze krimp is gerealiseerd doordat medewerkers gebruik maakten van de FPU+-regeling.
Gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen
De uitvoering van het Verbeterprogramma LNV van de Bestuursraad, heeft geleid tot verdere versterking van de aansturingsrelaties binnen LNV. In 2005 is voor het eerst gewerkt met de geïntegreerde jaarplan- en begrotingscyclus. Dat leidde tot een meer transparante koppeling tussen (VBTB-) doelen en middelen en interne lastenverlichting. Alle sturingsinformatie is geïntegreerd in het Management Control Systeem (MCS) en aan de hand van een stoplichtenrapportage wordt per directie en dienst zowel de beleidsvoering als de bedrijfsvoering gemonitord.
Gekoppeld aan het MCS is er een werkwijze bepaald om te komen tot de zogenaamde Managementverklaringen met betrekking tot het «in control» zijn op het gebied van bedrijfsvoering: financieel en materieel beheer, rechtmatigheid en de betrouwbare totstandkoming van beleidsinformatie (prestatiegegevens). De gekozen opzet is in lijn met het kabinetsstandpunt op het IBO-rapport Regeldruk en controletoren, waarin de bestaande verantwoordelijkheid van het lijnmanagement voor de doelmatigheid en rechtmatigheid van de bedrijfsvoering wordt benadrukt.
Aandachtspunten in de bedrijfsvoering
Ten aanzien van het financieel beheer was in het jaarverslag 2004 een tweetal aandachtspunten opgenomen. Het betrof de implementatie van de wijzigingen in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening) en de versterking van de onafhankelijke positie van het betaalorgaan DLG binnen de DLG-organisatie.
In 2005 zijn de voorzieningen ten behoeve van de implementatie van de GBCS-Verordening getroffen. Het implementatietraject is complex vanwege de ingewikkelde regelgeving en de betrokkenheid van meerdere betaalorganen en diensten bij de controles op de subsidie- en randvoorwaarden. Gelet op het financieel belang krijgt de EU-conforme implementatie ook in 2006 bijzondere aandacht. Het gaat dan met name om de onderlinge afstemming met decentrale overheden van controles op randvoorwaarden.
DLG heeft het met FEZ (erkenning betaalorganen) en de Auditdienst (certificerende instantie) afgestemde plan in 2005 uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een verdere centralisatie van de betaalorgaantaken binnen de DLG-organisatie. Met de implementatie is de onafhankelijke positie van het betaalorgaan voldoende gewaarborgd. De Auditdienst heeft over het EOGFL-jaar 2005 DLG geadviseerd op regionaal niveau een strakker systeem van supervisie te hanteren op te nemen beslissingen inzake subsidieverlening.
De Algemene Rekenkamer heeft over 2003 een «ernstige onvolkomenheid» gerapporteerd in het voorschottenbeheer. Door het ministerie zijn maatregelen genomen die ertoe hebben geleid dat de ernstige onvolkomenheid bij het jaarverslag 2004 is omgezet in een «onvolkomenheid». De toezegging om de resterende oude voorschotten af te wikkelen in 2005 is ondanks de grote inzet niet volledig gerealiseerd. Voor een deel ligt de oorzaak in de aard van de regelingen en daaruit voortvloeiende lange doorlooptijden. De resterende oude gevallen zullen, waar dat ook maar enigszins mogelijk is, in 2006 afgewikkeld zijn.
Door het ministerie zijn inmiddels maatregelen genomen ter voorkoming van gelijksoortige situaties in de toekomst. De afwikkeling van nieuw ontstane voorschotten vindt in het leeuwendeel van de gevallen conform de interne LNV-instructie plaats. De bewaking is gericht op het tijdig signaleren van eventuele problemen.
Bij het beheer van enkele specifieke regelingen heeft de Auditdienst geconstateerd dat extra aandacht nodig is vanuit de lijn op onder andere de aanwezigheid van accountantsverklaringen en, meer algemeen, het tijdig en volledig beschikbaar hebben van relevante informatie voordat uitvoeringsbesluitvorming wordt afgerond. De specifieke verbeterpunten worden in 2006 opgepakt.
Reorganisaties en fusies hebben bij enkele baten-/lastendiensten tot gevolg gehad dat in 2005 de gewenste capaciteit voor het feitelijk financieel beheer niet volledig kon worden ingezet. Daarom moest een groter beroep worden gedaan op externen dan wenselijk is.
De Europese Commissie heeft geconstateerd dat het proces van onregelmatigheidsmeldingen aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding van de Europese Commissie (OLAF) verdere verbetering behoeft. In dat kader worden de bestaande procedures aangepast en het toezicht op de meldingen verder aangescherpt.
Er zijn in 2005 maatregelen genomen om kleine tekortkomingen in de informatiebeveiliging binnen de diverse organisatieonderdelen aan te pakken. In 2006 zullen het Algemeen Kader Informatiebeveiliging en het Standaard Beveiligingsniveau worden herzien. Daarnaast kunnen interdepartementale trajecten (o.a. de herziening van het VIR) mogelijk extra eisen stellen aan de informatiebeveiliging.
Belangrijk punt voor de aansturing van externe zelfstandige organisaties (RWT’s en ZBO’s) is dat alle financiële verantwoordingen over 2005 van een goedkeurende accountantsverklaring, waaronder een oordeel over de rechtmatigheid, zijn voorzien. Over 2004 ontbreken in 8 accountantsverklaringen het oordeel over de rechtmatigheid. Ook voor 2006 blijft dit een aandachtspunt.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Wanneer er sprake is van financiële regelingen met een risico van misbruik en oneigenlijk gebruik door eindbegunstigden, is een risico-analyse vastgelegd in een zogenoemd controlememorandum bij de (ontwerp)regeling verplicht. De risico’s, de controlemaatregelen en de bijbehorende kosten kunnen aanleiding zijn om de (ontwerp)regeling te vereenvoudigen of anderszins aan te passen.
Het beleid is ook gericht op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Voor de communautaire regelingen bepaalt de Europese Commissie in belangrijke mate het te voeren M&O-beleid.
De directie FEZ ziet toe op de naleving van het M&O-beleid binnen LNV. Dit toezicht wordt ingevuld via de «in control» verklaringen van LNV-directeuren/hoofden betaalorganen en eigen waarnemingen. De actualiteit van controlememoranda is ook voor 2006 een belangrijk aandachtspunt.
Beleidsinformatie en evaluaties
De totstandkoming van de beleidsinformatie, die in het jaarverslag is opgenomen, kan op onderdelen nog verder verbeterd worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met eventuele nieuwe eisen op grond van de aangekondigde wijzigingen in de RPE (follow-up VBTB-evaluatie) voor de begroting en de verantwoording. Een van nieuwe elementen, waarmee eind 2005 is gestart, is de beleidsdoorlichting. In de begroting 2007 zal een planning worden opgenomen van uit te voeren beleidsdoorlichtingen. Dit zal ook gevolgen hebben voor de uit te voeren evaluaties. De ontwikkelingen op dit gebied worden op departementaal niveau bewaakt.
Departementale verantwoordingsstaat 2005 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) Bedragen x € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3) | ||||||||
Art | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting | ||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 1 875 476 | 1 974 232 | 419 299 | 2 306 068 | 2 096 716 | 587 245 | 430 592 | 122 484 | 167 946 | |
Beleidsartikelen | 1 674 638 | 1 773 398 | 159 765 | 2 067 659 | 1 858 308 | 166 599 | 393 021 | 84 910 | 6 834 | |
1 | Versterking landelijk gebied | 220 335 | 279 382 | 76 299 | 334 298 | 293 003 | 81 808 | 113 963 | 13 621 | 5 509 |
2 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 136 186 | 149 027 | 10 568 | 181 807 | 127 319 | 6 195 | 45 621 | – 21 708 | – 4 373 |
3 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 141 849 | 173 067 | 14 163 | 246 075 | 182 857 | 17 023 | 104 226 | 9 790 | 2 860 |
4 | Economisch perspectiefvolle agroketens | 51 942 | 66 320 | 12 842 | 83 104 | 61 353 | 10 061 | 31 162 | – 4 967 | – 2 781 |
5 | Bevorderen duurzame productie | 196 225 | 181 971 | 30 660 | 229 405 | 218 332 | 23 169 | 33 180 | 36 361 | – 7 491 |
6 | Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 90 402 | 92 863 | 109 978 | 110 856 | 15 295 | 19 576 | 17 993 | 15 295 | |
7 | Kennisontwikkeling en innovatie | 201 490 | 205 556 | 15 158 | 213 252 | 220 163 | 10 646 | 11 762 | 14 607 | – 4 512 |
8 | Kennisvoorziening | 574 228 | 561 971 | 30 | 615 533 | 590 380 | 2 297 | 41 305 | 28 409 | 2 267 |
9 | Kennisverspreiding | 61 981 | 63 241 | 45 | 54 207 | 54 045 | 105 | – 7 774 | – 9 196 | 60 |
Niet-beleidsartikelen | 200 838 | 200 834 | 259 534 | 238 409 | 238 408 | 420 646 | 37 571 | 37 574 | 161 112 | |
10 | Nominaal en onvoorzien | 69 | 69 | – 69 | – 69 | 0 | ||||
11 | Algemeen | 200 769 | 200 765 | 259 534 | 238 409 | 238 408 | 420 646 | 37 640 | 37 643 | 161 112 |
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2005
2.1 Saldibalans per 31 december 2005
1) | Uitgaven ten laste van de begroting 2005 | 2 096 711 058 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2005 | 587 242 791 | |
3) | Liquide middelen | 17 403 985 | ||||
6a) | Rekening-courant RIC | 2 068 179 499 | ||||
8) | Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen) | 590 398 667 | 9) | Ontvangsten buiten begrotingsverband(=intra-comptabele schulden) | 49 091 420 | |
10) | Openstaande rechten | 0 | 10a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | |
11) | Extra-comptabele vorderingen | 2 150 880 451 | 11a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 2 150 880 451 | |
12a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 330 408 | 12) | Extra-comptabele schulden | 330 408 | |
13) | Voorschotten | 2 882 364 147 | 13a) | Tegenrekening voorschotten | 2 882 364 147 | |
14a) | Tegenrekening garantiever- verplichtingen | 279 742 407 | 14) | Garantieverplichtingen | 279 742 407 | |
15a) | Tegenrekening openstaande Verplichtingen | 2 165 602 234 | 15) | Openstaande verplichtingen | 2 165 602 234 | |
16) | Deelnemingen | 0 | 16a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | |
Totaal | 10 183 433 357 | Totaal | 10 183 433 357 |
2.2 Toelichting op de saldibalans
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.
Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2005 2 096 711 058
De uitgaven over 2005 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven.
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2005 587 242 791
De ontvangsten over 2005 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten.
Balanspost 3 Liquide Middelen 17 403 985
De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden.
Hierin is opgenomen o.a. het saldo per 31 december 2005 van het Groenfonds ad. € 11 366 000.
Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën 2 068 179 499
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2005.
Bedrag | |
---|---|
Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: | |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 442 980 357 |
EOGFL-Garantie | 625 199 142 |
Totaal | 2 068 179 499 |
Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband 590 398 667
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend, en vallen buiten het budgetrecht.
Bedrag | |
---|---|
Algemeen | 23 379 247 |
Vordering landbouwheffing | 7 604 905 |
Te verrekenen projecten | 31 062 012 |
EU EOGFL Garantie uitgaven | 528 352 503 |
Totaal | 590 398 667 |
In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het EOGFL-Garantie, van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
EOGFL-garantie | |||||
---|---|---|---|---|---|
Boekjaar | LNV Boekjaar 2004 | LNV Boekjaar 2005 | Uitgaven totaal | Ontvangsten EU | Nog te ontvangen |
2005 | 502 346 077 | 754 207 359 | 1 256 553 436 | 1 256 492 577 | 60 859 |
2006 | 528 291 644 | 528 291 644 | 528 291 644 | ||
Totaal | 502 346 077 | 1 282 499 003 | 1 784 845 080 | 1 256 492 577 | 528 352 503 |
De EOGFL-uitgaven 2006 hebben betrekking op de (declaratie)maanden november en december 2005 en zijn ontvangen in januari en februari 2006.
Het saldo van het bedrag over 2005 ad. € 60 859 zal met de goedkeuring van de jaardeclaratie van het betreffende jaar worden verrekend.
Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband 49 091 420
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend
Bedrag | |
---|---|
Algemeen | 6 294 305 |
EU projecten Brussel | 15 279 727 |
EU EOGFL Garantie: Beschikbare gelden voor uitkeringen in het kader van SLOM | 4 743 940 |
Contante waarborgen produktschappen | 4 642 400 |
Af te dragen loonheffing en sociale premies | 18 131 048 |
Totaal | 49 091 420 |
Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen 2 150 880 451
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen.
Totaalbedrag | |
---|---|
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen | 11 839 935 |
Landbouwgronden | 1 265 919 363 |
Leningen | 130 542 498 |
Gestelde zekerheden | 622 862 471 |
Vorderingen betaalorganen tbv EOGFL-Garantie | 54 762 453 |
Te vorderen douanerechten van bedrijfsleven | 14 815 401 |
Algemeen | 50 138 330 |
Totaal | 2 150 880 451 |
Het saldo bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 782 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 402 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd.
Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 82 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.
Bedrag | |
---|---|
St. Groninger landschap | 23 458 |
WUR (Stichting DLO) | 102 010 410 |
WUR Praktijkonderzoek | 23 679 181 |
WUR IAC/ILRI | 4 829 449 |
Totaal | 130 542 498 |
Betaalorgaan | Specificatie |
HPA | 267 359 913 |
PZ | 256 989 339 |
PVVE | 26 115 087 |
PT | 50 387 524 |
LASER | 22 010 608 |
Totaal | 622 862 471 |
Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De zekerheden worden door de Europese Betaalorganen gesteld en bewaakt.
Balanspost 12 Extra comptabele schulden 330 408
De extra comptabele schulden hebben betrekking op nog te verrichten uitgaven, welke voortvloeien uit ontvangsten die ten gunste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend.
Bedrag | |
---|---|
Verschuldigd aan EU | 330 408 |
Balanspost 13 Voorschotten 2 882 364 147
Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2005 nog niet waren verrekend.
(x €1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Beleidsartikelen | 2005 | 2004 | 2003 | 2002 | 2001 en eerder | Totaal |
01 Versterking Landelijk gebied | 47 786 | 31 928 | 32 773 | 19 820 | 36 202 | 168 509 |
02 Verwerving en inrichting EHS | 21 135 | 3 741 | 6 453 | 2 732 | 3 356 | 37 417 |
03 Beheer EHS | 101 227 | 68 680 | 48 957 | 35 751 | 36 781 | 291 396 |
04 Econ.pers.volle agroketens | 18 353 | 6 092 | 1 349 | 1 749 | 18 211 | 45 754 |
05 Bevord. Duurzame productie | 42 337 | 23 790 | 11 380 | 9 132 | 8 125 | 94 764 |
06 Bevorderen voedselveiligheid | 26 799 | 15 490 | 8 362 | 8 692 | 14 143 | 73 486 |
07 Kennisontwikkeling | 212 188 | 297 912 | 10 349 | 8 308 | 18 863 | 547 620 |
08 Kennisvoorziening | 589 832 | 457 717 | 39 984 | 33 677 | 206 262 | 1 327 472 |
09 Kennisverspreiding | 48 546 | 46 405 | 36 919 | 46 593 | 26 373 | 204 836 |
11 a. medebewindskosten | 30 103 | 0 | 0 | 0 | 0 | 30 103 |
11 b. algemeen diversen | 2 124 | 510 | 49 | 0 | 0 | 2 683 |
Totaal | 1 140 430 | 952 265 | 196 575 | 166 454 | 368 316 | 2 824 040 |
Overige voorschotten | 25 090 | 25 090 | ||||
Correctie kennis | 33 234 | 33 234 | ||||
Totaal | 2 882 364 |
(x € 1000) | |
---|---|
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2005 | Bedrag |
Beginstand 1 januari | 2 378 429 |
Verstrekte voorschotten | + 1 215 728 |
Eindafgerekende voorschotten | –/– 711 793 |
Eindstand 31 december | 2 882 364 |
Medebewindskosten: Op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.
(x € 1000) | ||
---|---|---|
Bedrag | ||
Stand 1–1–2005 | 32 037 | |
Bij: | 30 103 | |
Af: | –/– 32 037 | |
–/– 1 934 | ||
Stand 31–12–2005 | 30 103 |
(x € 1000) | |||
---|---|---|---|
Productschap | Omschrijving | 2005 | Totaal |
HPA | Vs.medebewind | 12 817 | 12 817 |
PZ | Vs.medebewind | 7 236 | 7 236 |
PVVE | Vs.medebewind | 5 995 | 5 995 |
PT | Vs.medebewind | 3 225 | 3 225 |
PVIVI | Vs.medebewind | 830 | 830 |
Totaal | 30 103 | 30 103 |
Overige openstaande voorschotten
Voorschotten t.b.v. operationele programma’s in het kader van gemeenschappelijke marktordening groente en fruit.
Balanspost 14 Garantieverplichtingen 279 742 407
Garanties
Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen.
Balanspost 15 Openstaande verplichtingen 2 165 602 234
Het saldo van de openstaande verplichtingen per 31 december 2005 kunnen vanaf 2006 tot betaling leiden.
(x €1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Hoofdbeleidsterreinen | Stand per 01–01–2005 | In 2005 aangegaan + | Negatieve bijstelling –/– | Uitgaven –/– | Stand per 31–12–2005 |
01 Versterking landelijk gebied | 555 107 | 334 298 | 48 277 | 293 003 | 548 126 |
02 Verwerving/inrichting EHS | 109 088 | 134 566 | 5 287 | 127 318 | 111 049 |
03 Beheer EHS | 501 306 | 246 074 | 22 363 | 182 856 | 542 162 |
04 Econ.pers.voll.agroketens | 50 359 | 83 103 | 16 787 | 61 353 | 55 322 |
05 Bevord.duurz.produktie | 54 786 | 229 405 | 5 478 | 218 331 | 60 381 |
06 Bevord.voedselveiligheid | 24 114 | 109 977 | 2 600 | 110 856 | 20 636 |
07 Kennisontwikkeling | 223 296 | 213 251 | 662 | 220 163 | 215 722 |
08 Kennisvoorziening | 531 341 | 615 532 | 81 | 590 380 | 556 413 |
09 Kennisverspreiding | 34 093 | 54 207 | 1 410 | 54 044 | 32 845 |
11 Algemeen | 4 | 238 408 | 0 | 238 407 | 6 |
Subtotaal | 2 083 495 | 2 258 823 | 102 945 | 2 096 711 | 2 142 662 |
Buiten begrotingsverband | 24 852 | 15 389 | 1 306 | 15 995 | 22 940 |
Totaal generaal | 2 108 347 | 2 274 212 | 104 250 | 2 112 706 | 2 165 602 |
2.3 De Staat van Garantie-verplichtingen
Garantie verplichtingen per 31 december 2005. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikel | a) ten behoeve vanb) aan | Ingangs datum | looptijd in jaren | Maximaal verleend | Lopende verplichting |
04 | a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Land- en Tuinbouw | 92 200 000 | 50 030 000 | ||
Subtotaal artikel | 92 200 000 | 50 030 000 | |||
02 | a) Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen | ||||
b) AMEV | 16-05-1994 | 14 | 5 134 186 | 1 509 827 | |
b) Alg. Spaarbank voor Nederland | 01-04-1992 | 30 | 3 630 242 | 2 898 568 | |
05-06-1992 | 30 | 4 537 802 | 3 624 581 | ||
b) Internationale Nederlanden | 24-01-1997 | 30 | 907 561 | 793 782 | |
b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds | 21-12-1989 | 20 | 2 722 681 | 1 907 707 | |
16-07-1990 | 30 | 2 722 681 | 2 049 055 | ||
24-01-1996 | 30 | 4 537 802 | 3 903 580 | ||
28-03-1996 | 30 | 4 537 802 | 3 936 455 | ||
11-07-1997 | 19 | 6 096 875 | 4 334 952 | ||
26-05-1998 | 30 | 3 176 462 | 2 795 372 | ||
b) Bank Nederlandse Gemeenten | 01-04-1997 | 30 | 4 084 022 | 3 544 181 | |
02-06-1997 | 18 | 5 912 148 | 3 985 195 | ||
22-07-1997 | 20 | 4 056 141 | 2 959 323 | ||
22-12-1997 | 30 | 2 722 681 | 2 363 784 | ||
22-10-1998 | 30 | 4 991 582 | 4 382 458 | ||
15-03-1999 | 30 | 4 084 022 | 3 651 623 | ||
15-04-1999 | 10 | 4 168 150 | 1 860 460 | ||
30-06-1999 | 20 | 2 362 506 | 1 857 478 | ||
01-07-1999 | 30 | 2 722 681 | 2 425 929 | ||
30-01-2001 | 20 | 2 834 517 | 2 473 355 | ||
28-02-2001 | 30 | 9 075 604 | 8 513 125 | ||
01-10-2001 | 20 | 5 230 000 | 4 557 511 | ||
19-11-2001 | 30 | 9 075 000 | 8 449 351 | ||
24-12-2002 | 10 | 9 100 000 | 9 100 000 | ||
18-09-2003 | 20 | 18 513 819 | 16 675 580 | ||
b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis | 15-12-1997 | 20 | 2 359 657 | 1 720 215 | |
b) Würtembergische Hypothekenbank | 14-01-2000 | 05 | 932 380 | 0 | |
b) Ned. Waterschaps Bank | 01-09-2002 | 10 | 12 942 443 | 11 684 443 | |
b) Ministerie van Financiën | 16-12-2003 | 20 | 9 076 000 | 8 766 000 | |
01-06-2004 | 10 | 21 452 781 | 20 412 781 | ||
15-11-2004 | 10 | 9 076 000 | 8 906 000 | ||
15-12-2004 | 10 | 24 100 000 | 23 650 000 | ||
05-01-2005 | 10 | 22 100 000 | 22 100 000 | ||
15-09-2005 | 10 | 16 064 659 | 16 064 659 | ||
30-12-2005 | 10 | 9 076 000 | 9 076 000 | ||
Subtotaal artikel | 254 116 887 | 226 933 330 | |||
08 | a) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs | 14 103 489 | 2 621 388 | ||
a) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer | 748 737 | 157 689 | |||
Subtotaal artikel | 14 852 226 | 2 779 077 | |||
Totaal generaal | 361 169 113 | 279 742 407 |
Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Algemene Inspectiedienst | |||
Totale baten | 51 943 | 61 122 | 9 179 |
Totale lasten | 51 943 | 59 250 | 7 307 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 1 872 | 1 872 |
Totale kapitaalontvangsten | 11 992 | 11 389 | – 603 |
Totale kapitaaluitgaven | 16 028 | 14 897 | – 1 132 |
Dienst landelijk Gebied | |||
Totale baten | 90 561 | 100 094 | 9 533 |
Totale lasten | 89 761 | 99 256 | 9 495 |
Saldo van baten en lasten | 800 | 838 | 38 |
Totale kapitaalontvangsten | 10 060 | 7 246 | – 2 814 |
Totale kapitaaluitgaven | 15 280 | 6 534 | – 8 746 |
Dienst Regelingen | |||
Totale baten | 137 401 | 141 905 | 4 504 |
Totale lasten | 141 226 | 141 176 | – 50 |
Saldo van baten en lasten | – 3 825 | 729 | 4 554 |
Totale kapitaalontvangsten | 21 215 | 19 548 | – 1 667 |
Totale kapitaaluitgaven | 34 877 | 26 059 | – 8 818 |
Plantenziektenkundige Dienst | |||
Totale baten | 27 093 | 30 012 | 2 919 |
Totale lasten | 28 533 | 31 210 | 2 677 |
Saldo van baten en lasten | – 1 440 | – 1 198 | 242 |
Totale kapitaalontvangsten | 2 700 | 300 | – 2 400 |
Totale kapitaaluitgaven | 4 196 | 2 020 | – 2 176 |
VWA/Centrale Eenheid | |||
Totale baten | 182 338 | 193 609 | 11 271 |
Totale lasten | 183 883 | 196 574 | 12 691 |
Saldo van baten en lasten | – 1 545 | – 2 965 | – 1 420 |
Totale kapitaalontvangsten | 9 424 | 3 266 | – 6 158 |
Totale kapitaaluitgaven | 12 661 | 7 267 | – 5 394 |
Algemene Inspectiedienst (AID)
De Algemene Inspectiedienst (AID) is de controle- en opsporingsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Kerntaak van de dienst is handhaving van de wet- en regelgeving op de beleidsterreinen van LNV. Onder handhaving wordt «het geheel van activiteiten gericht op de bevordering van naleving van wet- en regelgeving» verstaan. In het kader van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De AID heeft per 1 januari 2005 formeel de status van baten-lastendienst gekregen. De verantwoording over 2005 heeft dan ook volgens de richtlijnen van het baten-lastenstelsel plaatsgevonden.
Per saldo heeft de AID over 2005 een positief resultaat van € 1,9 mln. behaald. De omzet valt hoger uit dan in de initiële begroting is voorzien. Dit is het gevolg van een toegenomen vraag naar de producten van de AID vanuit de opdrachtgevers. Om de extra omzet te kunnen realiseren, is extra personele capaciteit en materieel ingezet. Dit leidt ertoe dat ook de kosten hoger zijn dan in de begroting is geraamd.
(bedragen x € 1 000) | ||
---|---|---|
31–12–2005 | 01–01–2005 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 1 327 | 1 555 |
Materiele activa | ||
– grond en gebouwen | – | – |
– installaties en inventarissen | 1 435 | 1 464 |
– overige materiele vaste activa (hardware) | 6 210 | 4 950 |
Debiteuren | 19 | 58 |
Vordering moederdepartement | 2 353 | 2 831 |
Nog te ontvangen | 1 679 | 1 434 |
Liquide middelen | 4 692 | 0 |
Totaal activa | 17 715 | 12 292 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | – | – |
– exploitatiereserve | – | – |
– verplichte reserve | – | – |
– onverdeeld resultaat | 1 872 | – |
Voorzieningen | 1 072 | 1 377 |
Leningen bij MvF | 5 494 | 7 969 |
Crediteuren | 3 436 | 388 |
Nog te betalen | 5 841 | 2 558 |
Totaal passiva | 17 715 | 12 292 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 51 541 | 60 199 | 8 658 |
Opbrengst derden | 400 | 832 | 432 |
Rentebaten | 2 | 91 | 89 |
Totaal baten | 51 943 | 61 122 | 9 179 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personeel | 34 568 | 39 905 | 5 337 |
– materieel | 12 799 | 16 166 | 3 367 |
Rentelasten | 289 | 225 | – 64 |
Afschrijvingskosten | |||
– materieel | 2 935 | 2 239 | – 696 |
– immaterieel | 1 102 | 715 | – 387 |
Dotaties voorzieningen | |||
Buitengewone lasten | 250 | 0 | – 250 |
Totaal lasten | 51 943 | 59 250 | 7 307 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 1 872 | 1 872 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2005 | 0 | ||
2. Totaal operationele kasstroom | 4 037 | 8 200 | 4 163 |
3a. Totaal investeringen (-/-) | – 3 715 | – 12 075 | – 8 360 |
3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 147 | 147 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 3 715 | – 11 928 | – 8 213 |
4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – 8 277 | 0 | 8 277 |
4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
4c. Aflossingen op leningen (-/-) | – 4 036 | – 2 822 | 1 214 |
4d. Beroep op leenfaciliteit (+) | 11 992 | 11 242 | – 750 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 321 | 8 420 | 8 741 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005 (=1+2+3+4) maximale roodstand € 0,5 mln.) | 1 | 4 692 | 4 691 |
De Dienst Landelijk Gebied (DLG) realiseert groene plannen voor 16 miljoen Nederlanders. DLG zoekt altijd naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Bij het inrichten van groene gebieden voor recreatie, natuur, water of landbouw, vertaalt DLG abstract beleid naar uitvoering in concrete projecten. Hiervoor verwerft en ontwikkelt de dienst gronden, richt die grond opnieuw in en draagt het gebied vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en individuele agrariërs.
Ook brengt DLG geldstromen bij elkaar en heeft de dienst inzicht in subsidiemogelijkheden. DLG werkt binnen één opdracht voor meerdere overheden. Met de hulp van het uitgebreide netwerk van overheden en organisaties worden projecten gerealiseerd.
DLG is een agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit(LNV). De dienst werkt voor bestuurlijke opdrachtgevers en voert wettelijke taken uit.
Bedragen x €1 000 | ||
---|---|---|
31–12–2005 | 31–12–2004 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | 2 814 | 3 021 |
Materiele vaste activa | 0 | 0 |
– Grond en gebouwen | 0 | 0 |
– Installaties en inventarissen | 1 889 | 1 773 |
– Overige materiële vaste activa | 4 395 | 4 812 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 4 957 | 3 468 |
Nog te ontvangen van het moederdepartement | 0 | 0 |
Overig nog te ontvangen | 2 348 | 2 080 |
Liquide middelen | 11 792 | 7 987 |
Totaal activa | 28 194 | 23 141 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– Exploitatiereserve | 1 775 | 0 |
– Verplichte reserves | 0 | 0 |
– Onverdeeld resultaat | 838 | 2 321 |
Leningen bij het MvF | 11 672 | 8 149 |
Voorzieningen | 4 310 | 2 449 |
Crediteuren | 2 194 | 2 942 |
Nog te betalen aan het moederdepartement | 475 | 396 |
Overige nog te betalen | 6 929 | 6 884 |
Totaal passiva | 28 194 | 23 141 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 73 093 | 79 026 | 5 933 |
Opbrengst overige departementen | 1 919 | 871 | – 1 048 |
Opbrengst derden | 8 740 | 13 239 | 4 499 |
Rentebaten | 88 | 240 | 152 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Exploitatiebijdrage | 0 | 0 | 0 |
Verborgen opbrengsten | 6 721 | 6 718 | – 3 |
Totaal baten | 90 561 | 100 094 | 9 533 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personeel | 58 281 | 69 065 | 10 784 |
– materieel | 18 629 | 17 226 | – 1 403 |
Rentelasten | 459 | 239 | – 220 |
Afschrijvingskosten | 0 | 0 | 0 |
– materieel | 3 452 | 2 516 | – 936 |
– immaterieel | 1 769 | 817 | – 952 |
Overige lasten | |||
– Dotaties aan voorzieningen | 450 | 2 636 | 2 186 |
– Buitengewone lasten | 0 | 39 | 39 |
Verborgen lasten | 6 721 | 6 718 | – 3 |
Totaal lasten | 89 761 | 99 256 | 9 495 |
Saldo van baten en lasten | 800 | 838 | 38 |
Het tweede jaar van het agentschap heeft DLG met een begroting vergelijkbaar saldo van baten en lasten bereikt. Op de te onderscheiden posten is wel sprake van verschillen.
Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV-opdracht. DLG heeft in 2005, in vergelijking met de op basis van voorzichtige uitgangsputen opgestelde begroting, binnen het geformuleerde beleid meer opdrachten van derden kunnen uitvoeren. Hierdoor zijn de opbrengsten van derden ongeveer € 1,8 mln. hoger uitgevallen. Daarnaast zijn in de opbrengsten derden ook de niet begrote doorberekende additionele kosten ad € 1,7 mln. opgenomen, alsmede een bedrag ad € 1,0 mln. voor de bijdrage van de provincies aan het betaalorgaan.
De uitbreiding van de LNV-opdracht en de toename van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden hebben geleid tot een toename van de personeelskosten. Toename van de personeelskosten is mede ontstaan door door derden uitgevoerd groot onderhoud aan bestaande informatiesystemen, inclusief de Oracle conversie. Door doelmatiger te werken is deze toename in verhouding tot de opbengsten relatief beperkt gebleven. In 2005 is door DLG minder geïnvesteerd in activa, dan aanvankelijk was begroot. Positief effect hiervan waren de lagere afschrijvingskosten. Daarnaast is in 2005 de reorganisatievoorziening gedeeltelijk benut. De met dit besluit samenhangende kosten bestaan voornamelijk uit extra huisvestingskosten en kosten in verband met reistijdcompensatie.
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
-1 | – 2 | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2005 | 2 120 | 7 985 | 5 865 |
2. Totaal operationele kasstroom | 6 021 | 3 639 | – 2 382 |
3a. Totaal investeringen (-/-) | 10 060 | 3 996 | – 6 064 |
3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 1 185 | 1 185 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 10 060 | – 2 811 | 7 249 |
4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 546 | 546 |
4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
4c. Aflossingen op leningen (-/-) | 5 220 | 2 538 | – 2 682 |
4d. Beroep op leenfaciliteit (+) | 10 060 | 6 061 | – 3 999 |
4. Totaal financieringskasstroom | 4 840 | 2 977 | – 1 863 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4) | 2 921 | 11 791 | 8 870 |
Dienst Regelingen is tezamen met enkele andere uitvoerende organisaties van het Ministerie de «huisuitvoerder» van LNV regelingen. De DR streeft er daarnaast naar om – op niet-commerciële basis – ook andere (overheids)opdrachtgevers te verwerven. De DR streeft er naar partner in beleid voor opdrachtgevers te zijn vanuit een transparante en zakelijke verhouding. De belangrijkste opdrachtgever van DR is het moederdepartement LNV. Het betreft ondermeer regelingen op het terrein van:
• De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;
• Identificatie en Registratie van dieren, percelen en bedrijven;
• Vergunningen en ontheffingen;
• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;
• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;
• Het mestbeleid;
• De crisisbestrijding.
Het gaat hierbij enerzijds om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: ooipremieregeling), waarbij de subsidieverkrijger «voordeel» heeft bij de uitvoering. Maar anderzijds gaat het om het uitvoeren van «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook bijvoorbeeld organisaties als natuurbeschermingsorganisaties.
De Dienst Regelingen is per 1 januari 2006 een officiële baten-lastendienst van LNV. In 2005 is sprake van een zogenaamde tijdelijke agentschap status. De balans per 31 december 2005 fungeert als openingsbalans voor de jaarrekening 2006 voor de baten-lastendienst. Vanaf begin 2005 is door Dienst Regelingen één geïntegreerde administratie gevoerd voor de gehele dienst. In de uitgangspunten voor de verslaggeving 2005 zijn verder geen bijzonderheden ten opzichte van 2004.
Dienst Regelingen heeft over 2005 een positief resultaat gerealiseerd van circa € 1,5 mln. Dit ligt € 5,3 mln. boven het begrote resultaat van negatief circa 3,8 mln. De baten zijn circa € 4,5 mln. hoger, hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt door hogere opbrengsten LNV (€ 2,1 mln.) De lasten zijn circa € 0,8 mln lager ten opzichte van de begroting. De personele lasten zijn lager dan begroot (€ 7,4 mln.), terwijl de materiële lasten hoger zijn (€ 9,8 mln.). Dit heeft vooral te maken met de uitbesteding binnen LNV van de ICT-diensten en de daaraan gekoppelde overplaatsing van personeel naar de Dienst ICT-Uitvoering (DICTU). Hierdoor zijn posten die onder personeel zijn begroot, verantwoord onder de automatiseringskosten binnen de materiële lasten. De afschrijvingen zijn lager dan begroot (€ 3,9 mln).
Dienst Regelingen heeft over 2005 een positief resultaat behaald van € 1,5 mln. In afwachting van besluitvorming over de resultaatbestemming door het moederdepartement, is het behaalde resultaat over 2005 voorlopig als onverdeeld resultaat in de balans opgenomen.
Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar het vervolg van deze jaarrekening.
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-05 | 31-12-04 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | 25 848 | 11 365 |
Materiële vaste activa | ||
– grond en gebouwen | 1 114 | 1 476 |
– installaties en inventarissen | 2 327 | 2 462 |
– overige materiële vaste activa | 3 718 | 6 073 |
Debiteuren | 3 045 | 5 469 |
Nog te ontvangen | 7 790 | 5 022 |
Liquide middelen | 36 978 | 26 849 |
Totaal activa | 80 820 | 58 716 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | ||
– exploitatiereserve | 7 064 | 4 436 |
– onverdeeld resultaat | 1 498 | 2 629 |
Voorzieningen | 1 000 | 77 |
Leningen bij het MvF | 21 836 | 11 359 |
Schuld bij het Moederdepartement | 312 | 2 198 |
Crediteuren | 9 797 | 4 996 |
Nog te betalen | 39 313 | 33 021 |
Totaal passiva | 80 820 | 58 716 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 116 194 | 118 248 | 2 054 |
Opbrengst overige departementen | 2 353 | 1 174 | – 1 179 |
Opbrengst derden | 18 600 | 21 615 | 3 015 |
Rentebaten | 254 | 868 | 614 |
Totaal baten | 137 401 | 141 905 | 4 504 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personeel | 75 192 | 67 813 | – 7 379 |
– materieel | 52 245 | 62 091 | 9 846 |
Rentelasten | 977 | 659 | – 318 |
Afschrijvingskosten | |||
– materieel | 3 326 | 3 913 | 587 |
– immaterieel | 9 486 | 4 966 | – 4 520 |
Overige lasten | |||
– Dotaties voorzieningen | 0 | 965 | 965 |
– Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 141 226 | 140 407 | – 819 |
Saldo van baten en lasten | – 3 825 | 1 498 | 5 323 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen in € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1 Rekening-courant RHB 1 januari 2005 | 29 065 | 26 846 | – 2 219 |
2 Totaal operationele kasstroom | – 4 211 | 17 491 | 21 702 |
Totaal investeringen (-/-) | – 21 215 | – 20 690 | 525 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 180 | 180 |
3 Totaal investeringskasstroom | – 21 215 | – 20 510 | 705 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 13 662 | – 6 267 | 7 395 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 21 215 | 19 415 | – 1 800 |
4 Totaal financieringskasstroom | 7 553 | 13 148 | 5 595 |
5 Rekening-courant RHB | |||
31 december 2005(=1+2+3+4) | 11 192 | 36 975 | 25 783 |
Plantenziektenkundige Dienst (PD)
De Plantenziektenkundige Dienst (PD) bewaakt en bevordert de gezondheid van planten vanuit een internationale context. De kerntaak van de PD is het weren, vrijwaren, bestijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Hiermee wordt beoogd een duurzame, concurrerende en veilige landen tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlands landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijk van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.
De wettelijke basis van de werkzaamheden van de PD ligt besloten in Plantenziektenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de Plantenziektenkundige Dienst een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van LNV ontvangt de Plantenziektenkundige Dienst een bijdrage van het moederdepartement. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of gelijkmatige arbeidsfilm.
De «opbrengst moederdepartement» 2005 heeft betrekking op de vergoeding voor de dienstverlening ten behoeve van het ministerie van LNV. De hogere bijdrage houdt verband met extra kosten die zijn gemaakt voor de implementatie van het nieuwe Reduced Checksysteem en de verbetering van het factureringsproces. Het voorziene negatieve resultaat over 2005 is € 0,2 mln. lager uitgevallen. Het negatieve saldo wordt voor € 0,5 mln. veroorzaakt door een tekort op activiteiten voor derden, voor € 0,4 mln door een afgesproken intering op het eigen vermogen en voor € 0,3 mln door hogere personeelskosten gedetacheerd personeel.
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2005 | 31-12-2004 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 972 | 1 356 |
Materiële activa | ||
– grond en gebouwen | – | – |
– installaties en inventarissen | 2 083 | 1 738 |
– overige materiële vaste activa | 499 | 579 |
Voorraden | – | – |
Debiteuren | 3 394 | 4 477 |
Nog te ontvangen | 2 880 | 895 |
Liquide middelen | 908 | 2001 |
Totaal activa | 10 736 | 11 046 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | 1 068 | 669 |
– verplichte reserve | – | – |
– onverdeeld resultaat | – 1 198 | 399 |
Leningen bij MvF | 3 567 | 4 336 |
Voorzieningen | 698 | 1 081 |
Crediteuren | 1 169 | 491 |
Nog te betalen | 5 432 | 4 070 |
Totaal passiva | 10 736 | 11 046 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 12 081 | 14 400 | 2 319 |
Opbrengst derden | 15 012 | 15 183 | 171 |
Rentebaten | 0 | 44 | 44 |
Buitengewone baten | 0 | 385 | 385 |
Exploitatie | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 27 093 | 30 012 | 2 919 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personeel | 17 011 | 18 284 | 1 273 |
– materieel | 5 676 | 8 452 | 2 776 |
– huisvesting | 3 221 | 3 005 | – 216 |
Rentelasten | 220 | 202 | – 18 |
Afschrijvingskosten | |||
– materieel | 897 | 650 | – 247 |
– immaterieel | 478 | 444 | – 34 |
Overige lasten | |||
– Dotaties voorzieningen | 30 | 134 | 104 |
– Bijzondere lasten | 1 000 | 39 | – 961 |
Totaal lasten | 28 533 | 31 210 | 2 677 |
Saldo van baten en lasten | – 1 440 | – 1 198 | 242 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2005 | 6 613 | 1 989 | – 4 624 |
2. Totaal operationele kasstroom | – 35 | 623 | 658 |
3a. Totaal investeringen (-/-) | – 2 700 | – 951 | 1 749 |
3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | |||
3. Totaal investeringskasstroom | – 2 700 | – 951 | 1 749 |
4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | |||
4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+) | |||
4c. Aflossingen op leningen (-/-) | – 1 496 | – 1 069 | – 427 |
4d. Beroep op leenfaciliteit (+) | 2 700 | 300 | – 2 400 |
4. Totaal financieringskasstroom | 1 204 | – 769 | – 1 973 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005 (=1+2+3+4) | 5 082 | 892 | – 4 190 |
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is binnen de rijksoverheid integraal verantwoordelijk voor het toezicht, de risicocommunicatie en de onafhankelijke risicobeoordeling op het terrein van voedsel- en productveiligheid en diergezondheid. Door de koppeling van deze drie kerntaken wil de VWA haar missie «zichtbare risicoreductie» realiseren. De jaarrekening 2005 is de eerste geïntegreerde jaarrekening van de baten-lastendienst VWA.
De VWA bestaat uit 4 dienstonderdelen, namelijk de directie Toezichtsbeleid & Communicatie, de Dienst Uitvoering, het bureau Risicobeoordeling en de directie Bedrijfsvoering.
In 2005 is de fusie tussen de VWA/VW, VWA/RVV en VWA/CE tot stand gekomen. In september 2005 is de reorganisatie afgerond en vanaf 1 januari 2006 fungeert de VWA als één baten-lastendienst. Het personeelsbestand van de VWA is gekrompen van 2 656 FTE naar 1 937 FTE ultimo december 2005. Om als één agentschap te kunnen opereren zijn in 2005 de neiuwe waarderingsgrondslagen voor de VWA vastgesteld.
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2005 | 31-12-2004* | |
Activa | ||
Immateriële activa | 1 479 | 1 206 |
Materiële activa | 0 | 0 |
– grond en gebouwen | 0 | 0 |
– installaties en inventarissen | 19 976 | 22 516 |
– overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Voorraden | 1 324 | 1 809 |
Debiteuren | 4 836 | 6 456 |
Nog te ontvangen | 15 220 | 9 773 |
Liquide middelen | 137 | 10 526 |
Totaal activa | 42 972 | 52 286 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | 748 | 748 |
– verplichte reserves | 0 | 0 |
– onverdeeld resultaat | – 2 965 | 0 |
Leningen bij het MvF | 25 051 | 25 163 |
Voorzieningen | 574 | 1 846 |
Crediteuren | 6 049 | 9 455 |
Nog te betalen | 13 515 | 15 074 |
Totaal passiva | 42 972 | 52 286 |
* De stelselwijziging als gevolg van de nieuwe afschrijvingstermijnen is in de balans 2004 verwerkt.
Totaal is door inhaalafschrijvingen ad € 2,669 mln. de boekwaarde van de activa afgewaardeerd en tlv het EV gebracht. Als gevolg van het harmoniseren van de grondslagen heeft voorraadvorming in de beginbalans van de KvW plaats gevonden voor een bedrag van € 0,534 ten gunste van het eigen vermogen
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting* | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 16 856 | 33 372 | 16 516 |
Opbrengst overige departementen | 77 448 | 80 700 | 3 252 |
Opbrengsten DGF | 2 500 | 300 | – 2 200 |
Opbrengst derden | 79 500 | 73 381 | – 6 119 |
Rentebaten | 0 | 217 | 217 |
Overige baten | 750 | 956 | 206 |
Buitengewone baten | p m | 1 508 | 1 508 |
Exploitatiebijdrage | 0 | 3 175 | 3 175 |
Totaal baten | 177 054 | 193 609 | 16 555 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | 168 972 | 187 776 | 18 804 |
– personele kosten | 115 378 | 114 587 | – 791 |
– materiële kosten | 53 594 | 73 189 | 19 595 |
Rentelasten | 1 635 | 1 506 | – 129 |
Afschrijvingskosten | 7 112 | 6 157 | – 955 |
– materieel | 7 112 | 5 484 | – 1 628 |
– immaterieel | 0 | 674 | 674 |
Dotaties voorzieningen | 880 | 1 074 | 194 |
Buitengewone lasten | 0 | 61 | 61 |
Totaal lasten | 178 599 | 196 574 | 17 975 |
Saldo van baten en lasten | – 1 545 | – 2 965 | – 1 420 |
* Het totaal van de baten en lasten van de oorspronkelijk vastgestelde begroting (som begrotingsstaten KvW, RVV, CE) is hoger dan het totaal van baten en lasten van de VWA (geconsolideerd). Het verschil van € 52, mln. betreft onderlinge verrekeningen tussen de drie onderdelen die in het totaal niet meer zichtbaar zijn (eliminatiepost).
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2005 | 6 369 | 10 526 | 4 157 |
2. Totaal operationele kasstroom | 6 869 | – 6 387 | 13 256 |
3a. Totaal investeringen (-/-) | – 7 879 | – 3 960 | – 3 919 |
3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 71 | 71 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 7 879 | – 3 889 | – 3 990 |
4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 1 545 | 0 | 1 545 |
4c. Aflossingen op leningen (-/-) | – 4 782 | – 3 307 | – 1 475 |
4d. Beroep op leenfaciliteit (+) | 7 879 | 3 195 | 4 684 |
4. Totaal financieringskasstroom | 4 642 | – 112 | 4 754 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4) | 10 001 | 137 | 9 864 |
Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Structuurbeleid.
Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit het markt- en prijsbeleid, de tweede pijler uit het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en- inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties, interventiemaatregelen en inkomenssteun. Het plattelandsbeleid richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de Unie.
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt.
Het structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.
Uitgaven en ontvangsten Europese Unie
Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van LNV zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. De subsidies uit hoofde van de eerste en tweede pijler van het GLB komen uit dezelfde Europese financieringsbron, te weten het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL, afdeling Garantie). De geldstromen uit de eerste pijler hebben voornamelijk betrekking op prijs- en inkomensondersteunende instrumenten en worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale co-financiering door het rijk, andere overheden of private partijen.
Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau, die nationaal wordt gecontroleerd. Er zijn geen geldstromen uit het EOGFL, afdeling garantie aan verbonden. Wel worden de afspraken en regelgeving uit het GVB ondersteund door subsidies verbonden aan de structuurfondsen.
De geldstromen verbonden aan het structuurbeleid komen uit andere Europese financieringsbronnen dan het EOGFL, afdeling Garantie. Echter, net als bij de tweede pijler van het GLB dient ook hier sprake te zijn van co-financiering. Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV de geldstromen verbonden met Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV) relevant.
In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programma-gelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt -en prijsbeleid geschieden buiten begrotingsverband en komen via betaalorganen in Nederland rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de LNV-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) wèl op de LNV-begroting verantwoord. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2005.
Tabel 1 Programma-uitgaven voor het jaar 2005; begroting en realisatie (bedragen x € 1 mln.) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2005 | Realisatie 2005 | |||||
Financieringsbron Beleid | LNV | Overig* | Waarvan gedekt door EU-bijdrage | LNV | Overig* | Waarvan gedekt door EU-bijdrage |
GLB/Plattelandsbeleid | ||||||
Duurzame landbouw | 51,72 | 46,97 | 19,62 | 20,81 | 20,63 | 7,63 |
Natuur en landschap | 42,98 | 22,32 | 24,09 | 31,15 | 24,05 | 19,53 |
Waterbeheer | 14,20 | 15,27 | 8,30 | 15,03 | 63,03 | 18,85 |
Diversificatie | 0,52 | 3,55 | 1,31 | 4,65 | 12,76 | 3,30 |
Recreatie en toerisme | 0,00 | 10,35 | 3,62 | 0,00 | 14,98 | 4,98 |
Leefbaarheid | 0,00 | 14,46 | 5,06 | 0,00 | 4,28 | 9,65 |
Totaal | 109,42 | 112,92 | 62,00 | 71,64 | 139,73 | 63,94 |
EU | LNV | Overig* | EU | LNV | Overig* | |
GLB/Markt – en prijsbeleid | ||||||
Premieregelingen | 545 | n.v.t. | n.v.t. | 729 | n.v.t. | n.v.t. |
Interventies en restituties | 555 | n.v.t. | n.v.t. | 465 | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | 1 100 | n.v.t. | n.v.t. | 1 194 | n.v.t. | n.v.t. |
* Overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen
In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2005 die samenhangen met het markt -en prijsbeleid, afgezet tegen de begroting 2005.
De uitgaven voor premieregelingen zijn hoger uitgevallen dan geraamd. In het EOGFL jaar 2005 is voor het eerst de melkpremie (130 mln) uitgekeerd. Interventies en restituties zijn lager uitgevallen. Met name de exportrestituties in de zuivelsector hebben in 2005 een daling laten zien.
Tevens zijn in bovenstaande tabel de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2005 die samenhangen met het plattelandsbeleid afgezet tegen de begroting 2005. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende EU co-financiering op de LNV-begroting verantwoord. In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema’s te onderscheiden. Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet.
Er is bijna 2 mln meer aan EU cofinanciering ontvangen dan begroot. In 2005 zijn er in het POP meer provinciale projecten én minder rijksregelingen uitgevoerd dan geraamd. Daardoor is de realisatie van LNV uitgaven lager en de realisatie van overige partijen hoger dan begroot. De uitgaven op het onderdeel duurzame landbouw zijn lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat bij het onderdeel herverkaveling voor grondverwerving in 2005 géén uitgaven onder het POP zijn gebracht. De uitgaven op de onderdelen waterbeheer en recreatie zijn hoger dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat na de overeenstemming met de EU over de derogatie met betrekking tot de nitraatrichtlijn van start is gegaan met SGB-projecten.
Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de Europese Unie. Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 11 van de LNV-begroting. Tabel 2 bevat de gerealiseerde ontvangsten in 2005. Deze ontvangsten worden onder aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU.
Tabel 2 Ontvangsten in 2005 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (x € 1 mln) | ||
---|---|---|
Begroting | Realisatie | |
Douanerechten op landbouwproducten | ||
Hoofdproductschap Akkerbouw | 7 | 18 |
Productschap Zuivel | – | – |
Productschap Vee, Vlees en Eieren | 2 | 1 |
Productschap Tuinbouw | – | – |
Douane | 213 | 323 |
Subtotaal | 222 | 342 |
Productieheffingen | ||
Bijdrage in de opslagkosten van suiker | ||
Productieheffing suiker | 22 | 54 |
Productieheffing isoglucose en inuline | 1 | 1 |
Subtotaal | 23 | 55 |
Totaal douanerechten en heffingen | 245 | 397 |
Markt- en prijsbeleid: de eerste pijler van het GLB
Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en- inkomens. Sinds 1992 is er sprake van continue hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenscompensatie.
In juni 2003 is een nieuwe fase ingegaan in het proces van de hervorming van het GLB. Het belangrijkste kenmerk van deze hervorming is dat de inkomenssteun ontkoppeld wordt van de productie en omgezet wordt in de bedrijfstoeslagregeling. Andere kenmerken zijn:
– Om in aanmerking te (blijven) komen voor de inkomenssteun moet de agrarische producent voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden (ten aanzien van dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, etc.), de zogeheten cross-compliance,. Bij onvoldoende naleving wordt de producent gekort op zijn inkomenssteun.
– Verplichte afroming (modulatie) van middelen van de eerste pijler (markt- en prijsbeleid) ten behoeve van de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het GLB.
De controle op cross-compliance is per 2005 gestart. Per 2006 vindt de ontkoppeling van de productie plaats. Hierdoor «verdwijnt» een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van slachtpremies). Deze zijn opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.
Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven (zie ook tabel 1 met de programma-uitgaven voor het jaar 2005) worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord. De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid. In tabel 3 is een aantal prestatiegegevens m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid opgenomen.
Zoals gesteld betreft de hervorming van het GLB een continu proces.
In november 2005 heeft de Landbouwraad een besluit genomen over de hervorming van de marktordening suiker. De belangrijkste wijzigingen in de marktordening zijn een forse daling van de suikerprijs met 36%. Daaraan gekoppeld is een inkomenscompensatie van de bietentelers van 64,2% door middel van een ontkoppelde inkomenstoeslag. Daarnaast komt er een herstructureringsfonds dat suikerproducenten de mogelijkheid biedt hun productierechten gedurende een periode van vier jaar ter opkoop aan te bieden.
In december 2005 is tijdens de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie afgesproken dat eind 2013 exportsubsidies volledig moeten zijn afgeschaft en overige vormen van handelsverstorende exportsteun worden gedisciplineerd. Een substantieel deel hiervan zal aan het einde van de eerste helft van de implementatieperiode (naar verwachting eind 2010) gerealiseerd moeten zijn.
Tot slot is op de Landbouwraad van 30 mei 2005 een politiek akkoord bereikt over de nieuwe financieringsverordening van het GLB, waarbij vanaf 1 januari 2007 het GLB niet meer vanuit één fonds (EOGFL, Garantie) wordt gefinancierd. De eerste pijler en de tweede pijler zullen dan vanuit twee aparte fondsen (het Landbouwfonds en het Plattelandsfonds) worden gefinancierd.
Tabel 3 Prestaties m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | |||||
Landbouwproducten en Superheffingmutaties | Aantal aanvragen (x 1 000) | Restitutie uitgaven (x € 1 mln) | Belang per aanvraag (x € 1,-) | Aantal aanvragen (x 1 000) | Restitutie uitgaven (x € 1 mln) | Belang per aanvraag (x € 1,-) |
Akkerbouw | ||||||
Restituties,productiesteun en invoer van akkerbouwproducten | 59 | 170 | 2 883 | 344* | 222 | 645 |
Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten | 107 | 67 | 630 | 120 | 65 | 542 |
Zuivelproducten en melk | ||||||
Restituties en veredeling van zuivelproducten | 58 | 275 | 4 741 | 59 | 275 | 4 661 |
Uitvoercertificaten | 9 | 7 | ||||
Invoercertificaten | 6 | 1 | ||||
Superheffing | 40 | 36 | ||||
Melkpremie | 23 | 251 | 10 913 | |||
Vlees en eieren | ||||||
Exportrestituties | 26 | 40 | 11,4 | 285 | ||
Invoerformulieren | 14 | 32 | ||||
Certificaten | 11 | 11 | ||||
Slachtpremies kalveren | 40 | 43 | ||||
(aantal premiabele kalveren) | (800) | (1 035) | ||||
Groenten en fruit | ||||||
Exportrestituties | 4 | 0,75 | 18,75 | 2 | 0,59 | 295 |
en marktordening | 67 | 4 785 714 | 0,013 | 75 | 5 769 231 | |
Certificaten | 2,5 | 3 | ||||
Margarine, vetten en oliën | ||||||
In- en uitvoerformulieren/certificaten | ||||||
Totaal aantal aanvragen (x 1 000) | 337 | 678 |
* als gevolg van de wijzigingen in de Contingenteringsregeling Aardappelzetmeel, de Regeling Gedroogde Voedergewassen en de Regeling Landbouwzaaizaden, is het aantal hier genoemde documenten niet meer vergelijkbaar met 2004.
Omschrijving | Begroting | Realisatie |
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.) | 29,8 | 30,3 |
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren | 404 | 361 |
Berekend gem. aantal aanvragen per mensjaar | 839 | 1 878 |
Berekende gem. uitvoeringskosten per aanvraag (x ? 1,-) | 88 | 45 |
Berekende gem. uitgaven per mensjaar (x € 1 000) | 74 | 84 |
Apurement (x € 1 mln.) | 2,3 | 10,5 |
Het plattelandsbeleid: de tweede pijler van het GLB
In 2000 heeft de EU naast de eerste pijler van het GLB de zogenaamde tweede pijler geïntroduceerd: het plattelandsbeleid. Dit beleid krijgt vorm via de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling, die voor Nederland is uitgewerkt in een nationaal Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Dit nationale POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en provincies. De afspraken ter zake zijn vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma’s. Het rijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.
In juni 2003 heeft de EU besloten tot een ingrijpende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een van de genomen besluiten betreft het financiële kader van het GLB en een verschuiving van middelen van de eerste (markt- en prijsbeleid) naar de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Vanaf 2005 is er een verplichte verlaging van de rechtstreekse betalingen aan grotere landbouwbedrijven met 3%, oplopend tot 5% in 2007 en volgende jaren (modulatie). De hiermee vrijkomende gelden zijn beschikbaar voor de versterking van het plattelandsbeleid.
Na de hervorming van het GLB in juni 2003, is een verbreed pakket aan Europese plattelandsmaatregelen beschikbaar gekomen voor de lidstaten (tweede pijler GLB). Lidstaten kunnen ervoor kiezen om deze maatregelen in de plattelandsontwikkelingsprogramma’s op te nemen.
In juni 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de manier waarop Nederland nu in het huidige POP invulling geeft aan de hervormingsbesluiten van het GLB (TK 2003–2004, 21 501–32, nr. 73).
Het huidige Europese plattelandsbeleid loopt tot en met 2006. Het POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het rijk en de provincies. De afspraken tussen rijk en provincie worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma’s. Hiervoor is een juridisch kader gecreëerd op grond waarvan de uitvoering van de provinciale programma’s plaatsvindt. Niettemin is het rijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.
Met het POP wordt Europese financiering verkregen van gemiddeld ca € 60 mln. per jaar. Rijk en provincie dragen €150 mln. per jaar bij. Jaarlijks wordt voor 30 juni gerapporteerd aan de Europese Commissie over de voortgang van de uitvoering. Dit gebeurt op basis van communautair voorgeschreven criteria.
Onderstaande tabel toont de realisatie van lidstaat Nederland in vergelijking met de overige EU-lidstaten
(bedragen * € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
Beschikking | Realisatie 2005 | Onder/overbesteding | Realisatie in % | |
België | 55 200 | 55 372 | 172 | 100,31 |
Denemarken | 53 000 | 49 284 | – 3 716 | 92,99 |
Duitsland | 806 600 | 806 600 | 0 | 100,00 |
Griekenland | 150 900 | 161 890 | 10 990 | 107,28 |
Spanje | 529 100 | 532 956 | 3 856 | 100,73 |
Frankrijk | 875 900 | 880 029 | 4 129 | 100,47 |
Ierland | 356 500 | 357 405 | 905 | 100,25 |
Italië | 683 400 | 683 400 | 0 | 100,00 |
Luxemburg | 13 800 | 17 167 | 3 367 | 124,40 |
Nederland | 63 200 | 63 200 | 0 | 100,00 |
Oostenrijk | 478 700 | 479 200 | 500 | 100,10 |
Portugal | 226 300 | 182 383 | – 43 917 | 80,59 |
Finland | 333 400 | 338 800 | 5 400 | 101,62 |
Zweden | 170 600 | 172 446 | 1 846 | 101,08 |
Engeland | 162 400 | 162 400 | 0 | 100,00 |
Totaal | 4 959 000 | 4 942 532 | – 16 468 | 99,67 |
De structuurfondsen: Doelstelling 2, LEADER+ en FIOV.
Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) van belang. Doelstelling 2 levert een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Leader+ levert een bijdrage aan het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden. Het FIOV is gericht op het ondersteunen van de herstructurering van de visserijsector.
Voor de bovengenoemde verschillende instrumenten uit de structuurfondsen worden binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Deze programma’s, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen, zowel richting de Europese Commissie als richting de Tweede Kamer, ligt echter bij de rijksoverheid.
De structuurprogramma’s binnen D2 en Leader+ ontvangen vanuit de EU bijdragen uit respectievelijk het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en EOGFL-Oriëntatie. Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering vanuit Nederland voor hun rekening.
In Nederland is er sprake van een zekere samenhang tussen het plattelandsbeleid van het GLB zoals dat is uitgewerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP, opgesteld op grond van Verordening 1257/99) en het regionale beleid dat gevoerd wordt in het kader van de Doelstelling 2 (voor zover dit betrekking heeft op plattelandsontwikkeling) en Leader+ (Verordening 1260/99). De acties in het kader van Doelstelling 2 (agrarisch luik) en Leader+ hebben een aanvullend karakter t.a.v. de acties in het kader van het POP.
Het kabinet beoogt onder meer via Doelstelling 2 een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Dit gebeurt door ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren.
De Enkelvoudige Programmerings Documenten (EPD’s) voor Oost- en Zuid Nederland die onder doelstelling 2 vallen betreffen zowel een industriële als plattelandscomponent. Inhoudelijk zijn respectievelijk EZ en LNV hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. LNV heeft echter alleen coördinerende verantwoordelijkheid ten aanzien van het EPD Oost-Nederland. EZ heeft dit ten aanzien van het EPD Zuid-Nederland.
De nationale vertaling van de Europese structuurfondsen naar de reconstructie van de zuidelijke en oostelijke zandgebieden, is nader uitgewerkt in de operationele doelstelling Gebiedenbeleid« dat onder het beleidsartikel »Versterking landelijk gebied« (beleidsartikel 1) valt. Rijk en provincies zorgen voor de nationale financiering.
De Mid Term Evaluatie van 2003 heeft geleid tot een betere (continue) bewaking van de financiële voortgang van het EPD. Mede daardoor is in 2004 aan de regels van N+2 voldaan en is automatische decommittering (terugvloeiing van EU geld naar Brussel) voorkomen. Deze werkwijze is in 2005 verder voortgezet. Het EPD programma Oost heeft zo een inhaalslag gemaakt. Naar verwachting zijn de beschikbare budgetten voor de meeste maatregelen volledig of nagenoeg volledig vastgelegd in 2005. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2005.
Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel «het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden».
In 2005 heeft de update van de Mid Term Evaluatie Leader+ plaatsgevonden. Daarin is vooral ingegaan op de mate waarin de in de programma’s gestelde doelen zijn behaald. Uit de evaluatie blijkt dat het Nederlandse programma goed scoort als het gaat om indicatoren. Daarnaast is met het bestede/gecommitteerde geld meer geld in de regio gegenereerd dan begroot. Dit is een duidelijk bewijs van regionaal draagvlak. Wel is er spanning geconstateerd tussen de bottom-up aanpak en de administratieve eisen. Lokale (vaak vrijwilligers) organisaties hebben te weinig professionele menskracht om aan de eisen te voldoen.
Voor de programma’s Zuid en Noord is aan de regels van N+2 voldaan. In de regio West is er sprake geweest van een decommittering van ruim € 1 mln. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2006 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers van alle regio’s in 2005.
Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)
In het kader van de Europese Structuurfondsen zijn bijstandsprogramma’s voorzien ten behoeve van de visserijsector. Het doel hiervan is richting te geven aan de herstructurering van de visserijsector en deze herstructurering te vergemakkelijken. Deze bijstandsprogramma’s worden bekostigd vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Doelstellingen van het FIOV zijn 1) de ontwikkeling van de visserij-inspanning die aansluit bij de duurzame exploitatie van de visbestanden en 2) het stimuleren van modern ondernemerschap.
Het Financieringsplan FIOV 2000 – 2006 is onderverdeeld in 5 zwaartepunten, te weten:
– Aanpassing visserij-inspanning
– Vernieuwing/modernisering visserijvloot
– Aquacultuur en binnenvisserij
– Overige maatregelen
– Technische bijstand
Ten behoeve van de bijstandsprogramma’s voor de visserijsector stelt elke lidstaat een Enkelvoudig ProgrammeringsDocument (EPD) op.De Europese Commissie dient dit goed te keuren. Het huidige EDP heeft een looptijd van 7 jaar (2000 tot en met 2006).
De totale maximale bijstand voor de bijstandsprogramma’s vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) voor de genoemde periode bedraagt voor Nederland € 32,1 mln. De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsector die als co-financiering onder het EPD vallen, komen ten laste van de operationele doelstellingen Herstructurering Visserij (beleidsartikel 04.14) en Ecologisch duurzame visserij (beleidsartikel 05.15).
Naast de bovengenoemde bijstandsprogramma’s profiteert de visserijsector ook via het EPD Flevoland van gelden uit het FIOV. Het EPD Flevoland vloeit voort uit de benoeming van Flevoland als ontwikkelingsgebied onder doelstelling 1 van de structuurfondsen en valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken. Op basis van dit EPD ontvangt de provincie zelfstandig een bijdrage uit het FIOV voor de visserijsector op haar grondgebied.
In 2005 is een saneringsregeling voor de kottersector opengesteld. Voorts zijn diverse meerjarige wetenschappelijke onderzoeken naar duurzamere visserijtechnieken gefinancierd.
Instelling | RWT | ZBO | Bijdrage LNV 2005(x € 1 000) | (Beleids-)artikel(en) | |
---|---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | ||||
1. Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen(HAS) (6) | j | n | 55 448 | 55 257 | 8 |
2. Wageningen Universiteit | j | n | 135 936 | 140 906 | 8 |
3. Agrarische Opleidingscentra (AOC’s) (13) | j | n | 359 344 | 380 392 | 8 |
4. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouw | j | j | – | ||
5. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK) | j | j | – | ||
6. Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD) | j | j | – | ||
7. Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) | j | j | 2 200 | 670 | 6 |
8. Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE) | j | j | – | ||
9. Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB) | j | j | 135 | 5 | |
10. Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL) | j | j | – | ||
11. Staatsbosbeheer | j | j | 82 311 | 84 728 | 1, 2 en 3 |
12. Faunafonds | j | j | 5 701 | 10 257 | 1 |
13. Bureau Beheer landbouwgronden | j | j | 54 521 | 56 675 | 2 |
14. Commissie Beheer Landbouwgronden | n | j | Pm | – | |
15. Centrale Grondkamer | n | j | 156 | 11 | |
16. Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, O | n | j | – | ||
17. Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delfland | n | j | 1 407 | 4 254 | 1 |
18. Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit- , Sier- en Bosbouwgewassen | n | j | – | ||
19. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) | j | j | 260 | 5 | |
20. Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID) | n | j | 182 | 5 | |
21. Inspectiedienst Gezelschapsdieren | n | j | – | ||
22. Raad voor het Kwekersrecht | n | j | 485 | 11 | |
23. Voedselvoorzienings in- en verkoopbureau | n | j | Pm | ||
24. Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF) | j | j | – | ||
25. Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw | j | j | – | ||
26. Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij | j | j | – | ||
27. Kamer voor de Binnenvisserij | n | j | – | ||
28. Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV) | j | j | – | ||
29. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) | n | j | – | ||
30. Erkende stamboekverenigingen (28x) | n | j | – | ||
31. Stichting DLO | j | n | 176 878 | 202 314 | 7 |
32. Rendac | j | n | 19 000 | 17 934 | 6 |
33. Stichting Nationaal Groenfonds | j | n | – | – | 1, 2, 3 |
BIJLAGE OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGENG VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
In deze bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op gesignaleerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bij het departementale jaarverslag LNV en het DierGezondheidsFonds (DGF) over 2004 en de maatregelen die zijn getroffen om de geconstateerde tekortkomingen in het verslagjaar en de jaren daarna te voorkomen.
Beheer voorschotten overdrachtsuitgaven
De Algemene Rekenkamer heeft over 2003 een «ernstige onvolkomenheid» gerapporteerd in het voorschottenbeheer. Door het ministerie zijn maatregelen genomen die ertoe hebben geleid dat de ernstige onvolkomenheid bij het jaarverslag 2004 is omgezet in een «onvolkomenheid».
Reactie LNV:
De toezegging om alle oude voorschotten af te wikkelen in 2005 is ondanks de grote inzet niet gerealiseerd, waardoor aan de afwikkeling van oude voorschotten in 2006 meer gerichte aandacht wordt gegeven, onder andere door het maken van specifieke afspraken over deadlines en het toezicht daarop.
Administratie van het LNV-concern
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de kwaliteit van de specificaties op balansposten nog niet op orde is. Er is onzekerheid over de hardheid van de vorderingen buiten begrotingsverband. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling binnen de LNV-organisaties, op MT-niveau aandacht en deskundigheid te bevorderen op het gebied van financieel beheer. Tevens is de aanbeveling gedaan proefafsluitingen te verbeteren door niet alleen problemen te signaleren, maar ook direct verbeteracties te initiëren en de Interne controle op de comptabele administratie versterken.
Reactie LNV:
Er is in 2005 een opschoonactie voor niet tijdig afgewikkelde balansposten gestart. Tevens is een instructie opgesteld voor het boeken buiten begrotingsverband en een procedure ontwikkeld die voorziet in periodieke saldobevestigingen aangaande de posten buiten begrotingsverband. De voortgang in de afwikkeling van balansposten wordt onder andere bewaakt door middel van tussentijdse afsluitingen. Het saldo van vorderingen/schulden buiten begrotingsverband is inmiddels aanzienlijk gereduceerd.
In 2005 is de deskundigheid op het terrein van financieel beheer bevorderd door het verplicht stellen van de cursus Financieel Management voor leidinggevenden binnen LNV en de instelling van een Financieel Service Centrum voor beleids- en stafdirecties.
Toezicht op het functioneren van de interne controle
De Algemene Rekenkamer rapporteerde dat zij een daadwerkelijke toetsing van de werking van de interne controle door de directie FEZ niet heeft kunnen waarnemen. Daarnaast plaatst de auditdienst kanttekeningen bij de kwaliteit van het financieel beheer van met name de beleids- en stafdirecties. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling meer aandacht te geven aan actieve controle op de werking van de administratieve organisatie bij de staf- en beleidsdirecties.
Het advies van de auditdienst om de taken te centraliseren kan hiervoor een oplossing bieden.
Reactie LNV:
FEZ maakt bij de toets op de werking van de interne controle bij agentschappen gebruik van tussentijdse afsluitingen, voorzien van een rapportage van de verbijzonderde afdelingen interne controle en een managementverklaring bij de afsluiting van het kalenderjaar. Voor 2006 is afgesproken dat ook bij elke tussentijdse afsluiting een managementverklaring wordt verstrekt.
Voor het kerndepartement is in 2005 gestart met de instelling van het Financieel Service Centrum, waarmee financiële taken worden gecentraliseerd. In 2006 zal de dienstverlening worden uitgebeid naar het gehele kerndepartement. Een project voor de digitalisering van de factuurverwerking (documenten volgsysteem) moet de kwaliteit van de interne controle binnen het kerndepartement verder optimaliseren.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het gebruik en het beheer van contractdossiers nog niet voldoet aan de eisen die de Regeling contractbeheer 1996 eraan stelt. De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling het contractbeheer te versterken door gebruik te maken van contractdossiers en de contracten eenduidig vastleggen in het contractenregister.
Reactie LNV:
Deze constatering is voor LNV aanleiding geweest om het departementale toezicht op de naleving van regelgeving inzake het contractbeheer te intensiveren. Zo zijn directies en diensten gericht benaderd en zijn concrete afspraken gemaakt over de gesignaleerde tekortkomingen in het contractenbeheer en zijn in 2005 verbeteringen gerealiseerd. LNV bewaakt de voortgang van de resterende tekortkomingen.
De Algemene Rekenkamer kwalificeerde de uitvoering van het reviewbeleid als een «onvolkomenheid». De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de nog uit te voeren reviews over 2004 alsnog met voortvarendheid uit te voeren. Tevens werd aanbevolen een totaaloverzicht te maken van de regelingen, waarin aangegeven is wat het financieel belang is, of een accountantsverklaring en een controleprotocol aanwezig is. Dit overzicht kan als input dienen voor het reviewbeleid.
Reactie LNV:
De AD heeft met FEZ, in verband met een prioritering, de reviews 2004 uit te voeren in 2005, deels doorgeschoven naar 2006. Als gevolg hiervan blijft extra aandacht nodig voor de tijdigheid van reviews. LNV beschikt in dit kader over een overzicht op basis van het InstrumentenOverzicht Rijk (IOR) waarin het financieel belang per regeling is vermeld.
De Algemene Rekenkamer kwalificeerde de uitvoering van het subsidiebeheer als een «onvolkomenheid». De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling voldoende accent te leggen op het M&O-risico bij nationale regelingen. Tevens werd aanbevolen om bij het gebruik van accountantsverklaringen deze inhoudelijk te beoordelen en hierop reviews conform het reviewbeleid te laten uitvoeren. Daarnaast werd aanbevolen om vast te leggen welke stappen uit het Handboek Financiële Regelingen niet (helemaal) zijn doorlopen bij het opstellen van nieuwe regelingen.
Reactie LNV:
FEZ maakt in het kader van haar toezichthoudende rol gebruik van de managementverklaringen van LNV-directeuren over onder andere het subsidiebeheer en toetst deze aan haar eigen waarnemingen. Alle accountantsverklaringen worden binnen LNV inhoudelijk beoordeeld. FEZ heeft een adviserende rol in het geval van onvoldoende interne deskundigheid bij de beleidsdirecties.
FEZ toetst alle nieuwe financiële regelingen op aanwezigheid van het in de departementale Handleiding Financiële Regelingen bedoelde «controlememorandum», het gebruik van accountantsverklaringen, bijbehorend controleprotocol en de toepassing van reviews. FEZ koppelt gesignaleerde tekortkomingen direct terug naar de betrokken beleidsdirectie.
BIJLAGE PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT.
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.
Bedragen in euro’s. | |||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2004 | Pensioenbijdrage werkgever 2004 | Totaal 2004 | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioenbijdrage werkgever 2005 | Ontslagvergoeding | Totaal 2005 | Motivatie | Opmerkingen |
Lid Bestuursraad | 138 624 | 22 379 | 161 003 | 144 549 | 26 219 | 170 768 | Periodieke toeslag art. 22a/Arbeidsduur op basis van 40 uur per week |
BIJLAGE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN
AGF | Aardappelen, Groenten en Fruit |
AI | Aviaire influenza |
AID | Algemene Inspectiedienst |
ASC | Afrika Studie Centrum |
ATO | Agrotechnologisch Onderzoek |
AVP | Agenda Vitaal Platteland |
BBL | Beroepsbegeleidende Leerweg |
BES | bilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten |
BOL | Beroeps Opleidende Leerweg |
BRD | Bureau Registratie Diergeneesmiddelen |
BSE | Bovine Spongiform Encephalopathy |
CKS | Competentiegerichte Kwalificatie Structuur |
COKZ | Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel |
CTB | College Toelating Bestrijdingsmiddelen |
CLIENT | Controle Landbouwgoederen Import Export naar een Nieuwe Toekomst |
DGF | Diergezondheidsfonds |
DL | Directie Landbouw |
DLG | Dienst Landelijk Gebied |
DLO | Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
DN | Directie Natuur |
DP | Directie Platteland |
DR | Dienst Regelingen |
DWK/DK | Directie Wetenschap en Kennisoverdracht/Directie Kennis |
EHS | Ecologische Hoofdstructuur |
EU | Europese Unie |
EZ | Ministerie van Economische Zaken |
FIOV | Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij |
FVO | Food en Veterinary Office |
GD | Gezondheidsdienst voor Dieren |
GGO’s | Genetisch Gemodificeerde Organismen |
GLAMI | Convenant Glastuinbouw en Milieu |
GNO | Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong |
HACCP | Hazards Analysis of Critical Control Points |
HAO | Hoger Agrarisch Onderwijs |
HBO | Hoger Beroeps Onderwijs |
I&H | Directie Industrie en Handel |
I&R | Identificatie en Registratie |
IBV | Investeringsregeling Biologische Varkenshouderij |
ICES | Interdepartementale Commissie Economische Structuur-versterking |
ICT | Informatie Communicatie Technologie |
ILG | Investeringsbudget Landelijk Gebied |
IOZV | Inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij |
IPA | Innovatie Platform Aquacultuur |
IPC | Innovatie Praktijkcentra |
IRG | Infrastructuurregeling Glastuinbouw |
ISRIC | International Soil Reference and Information Centre |
ISV | Investeringsimpuls Stedelijke Vernieuwing |
KCB | Kwaliteits Controlebureau Groenten en Fruit |
KIC | Kennis en Innovatiecentrum |
KNAW | Koninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen |
KVP | Klassieke Varkens Pest |
KvW | Keuringdienst van Waren |
LEI | Landbouw Economische Instituut |
LNV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LTO | Land- en Tuinbouw Organisatie |
LWOO | Leerweg Ondersteunend Onderwijs |
MBO | Middelbaar Beroeps Onderwijs |
MINAS | Mineralen aangiftesysteem |
MJP-2 | Tweede Meerjarenplannen |
MJPO | Meerjarenprogramma Ontsnippering |
MKZ | Mond- en Klauwzeer |
MVO | Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
NEFYTO | Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie |
NURG | Nadere Uitwerking Rivierengebied |
NVAO | Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie |
NWO | Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
OBN | Overlevingsplan bos en natuur |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
OD | Operationele doelstellingen |
OIE | Office Internationale des Epizoöties |
OVB | Ondersteuning bij visstandbeheer |
PD | Plantenziektenkundige Dienst |
PE&RC | C.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation |
PNB | Particuliere Natuurbescherminsorganisaties |
POP | Plattelandsontwikkelingsplan |
PPS | Publiek Private Samenwerking |
PRI | Plant Research International |
PRODUS | Project Duurzame Schelpdiervisserij |
RBV | Regeling Beëindiging Veehouderij-takken |
RDA | Raad voor Dierenaangelegenheden |
RIGO | Regeling innovatie groen onderwijs |
RIVM | Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne |
RLG | Raad voor het Landelijk Gebied |
RSG | Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw |
RVR | Regeling Versterking Recreatie |
RVV | Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees |
SAN | Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer |
SBB | Staatsbosbeheer |
SBL | Stimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden |
SEP | Sociaal Economische Plan |
SGB | Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid |
SJA | Subsidieregeling Jonge Agrariërs |
SN | Subsidieregeling Natuurbeheer |
STIDUG | Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden |
TSE | Transmissible Spongiform Encephalopathies |
UR | Universiteit en Researchcentrum |
UvW | Unie van Waterschappen |
V&W | Ministerie van Verkeer en Waterstaat |
VBTB | Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording |
VD | Voedselkwaliteit en Diergezondheid |
VIA-regeling | Versterking en Innovatie Agrarisch onderwijs |
VIV | Verplaatsing Intensieve Veehouderij |
VJN | Voorjaars Nota |
VMBO | Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs |
VROM | Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu |
VWA/CE | Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid |
VWS | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WEB | Wet Educatie en Beroepsonderwijs |
WEWIN | Vereniging van waterbedrijven in Nederland |
WIAS | Wageningen Instituut voor Dierwetenschappen |
WO/HBO | Wetenschappelijk Onderwijs/Hoger Beroeps Onderwijs |
WOT | Wettelijke Onderzoeks Taken |
WU | Wageningen Universiteit |
ZOGT | Zicht op Gezonde Teelt |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30550-XIV-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.