Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-X nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-X nr. 1 |
Aangeboden 17 mei 2006
A. | Algemeen | 4 |
1. | Voorwoord | 4 |
2. | Verzoek tot déchargeverlening | 5 |
3. | Leeswijzer | 9 |
B. | Beleidsverslag | 12 |
4. | Beleidsprioriteiten | 12 |
5. | Beleidsartikelen | 26 |
6. | Niet-beleidsartikelen | 85 |
7. | Bedrijfsvoeringparagraaf | 97 |
C. | Jaarrekening | 103 |
8. | Verantwoordingsstaten | 103 |
8.1. | De verantwoordingsstaat van het ministerie van Defensie | 103 |
8.2. | De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten | 104 |
9. | Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten | 105 |
10. | Saldibalans met toelichting | 111 |
D. | Bijlagen | 120 |
11. | Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s | 120 |
12. | Bijlage 2: Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer | 121 |
13. | Bijlage 3: Overzicht ambtelijke topinkomens | 124 |
14. | Bijlage 4: Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties | 125 |
15. | Bijlage 5: Toelichting grote investeringsprojecten | 129 |
16. | Bijlage 6: Overzicht uitgaven Koninklijk Huis | 135 |
Hierbij bied ik u het jaarverslag van Defensie over 2005 aan. Een verslag dat niet in de eerste plaats uitgaat van het geld dat wordt uitgegeven, maar van het beleid en wat wij hiermee wilden bereiken.
Een belangrijke doelstelling van dit kabinet is dat Nederland veiliger wordt. Interne veiligheid en externe veiligheid zijn meer dan ooit met elkaar verbonden en de krijgsmacht is bij uitstek geschikt om zowel in internationaal als in nationaal verband voor de veiligheid van de burger op te komen en de belangen van ons land te bevorderen. Ruim 7000 Nederlandse militairen zijn in 2005 ingezet en hebben onder meer in Afghanistan, Bosnië en Irak bijdragen geleverd aan vrede en veiligheid. De krijgsmacht is ook veelvuldig in Nederland ingezet. In 2005 is op de Noordzee een recordaantal explosieven door onze mijnenbestrijdingseenheden onschadelijk gemaakt. Doorgaans waren dat er jaarlijks 40, maar het afgelopen jaar waren het er ruim 200. In 2005 is ook een groot beroep gedaan op de persoonsbeveiliging door de Koninklijke marechaussee. Voorts zijn de afspraken met de civiele autoriteiten over de gegarandeerde beschikbaarheid van 3000 militairen voor de ondersteuning bij rampen en incidenten verder uitgewerkt. In 2006 gaan we op dezelfde voet door en zullen we bekijken welke verdere afspraken Defensie met civiele autoriteiten kan maken om de burger meer veiligheid voor zijn belastinggeld te geven.
Defensie is als organisatie ook flink in beweging. In 2003 is met de Prinsjesdagbrief de grootste reorganisatie uit de geschiedenis van Defensie van start gegaan: de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht». Halverwege deze kabinetsperiode laat de tussenbalans van 2005 zien dat de uitvoering in grote lijnen op schema ligt. Op 5 september werd de belangrijkste stap gezet in de vorming van het nieuwe besturingsmodel. Sinds die dag beschikt Nederland over een Commandant der Strijdkrachten en staat de krijgsmacht onder zijn bevel. Een andere goede prestatie: we hadden ons voor 2005 voorgenomen 18,8 procent van de begroting te benutten voor investeringen. In werkelijkheid zijn we uitgekomen op ongeveer 20 procent.
Ondanks de grootscheepse reorganisatie is Defensie een aantrekkelijke werkgever en zij wil dat ook blijven. De werving van nieuw personeel is in 2005 succesvol verlopen. Ruim zevenduizend jonge mannen en vrouwen zijn in 2005 begonnen aan een interessante baan bij de krijgsmacht.
Ten slotte: de Kamer zal ook in 2006 verschillende malen worden geïnformeerd over de stand van zaken van de reorganisatie bij Defensie, onder meer in de kwartaalrapportages. Sinds 2003 hebben zich in binnen- en buitenland ontwikkelingen voorgedaan en zijn nieuwe, operationele behoeften onderkend. Met het oog hierop heb ik de Tweede Kamer tijdens de begrotingsbehandeling in november 2005 een actualisering van de Prinsjesdagbrief 2003 toegezegd. Deze actualisering, die meer een verfijning dan een herziening van het defensiebeleid behelst, zal ik de Kamer begin juni in een brief aanbieden, zodat de Kamer het toekomstgerichte document desgewenst kan betrekken bij de behandeling van het jaarverslag over 2005.
2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
Verzoek tot déchargeverlening van de Minister van Defensie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie décharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Defensie.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot déchargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;
d. de departementale saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Defensie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot déchargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. de slotwet van het Ministerie van Defensie over het jaar 2005; deze slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd,
het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001),
het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
mede namens
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer, [al}Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag bestaat uit: het voorwoord van de minister, het verzoek tot déchargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen. De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). In dit beleidsverslag wordt ingegaan op de drie beleidsdoelstellingen van Defensie, de aansluiting met de beleidsartikelen en de beleidsprioriteiten zoals die voor 2005 zijn geformuleerd. De financiële gevolgen van de beleidsprioriteiten worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen (van beleid)».
In het jaarverslag wordt een onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring. De financiële informatie bestaat uit hoofdstuk C «Jaarrekening» en de bij de begrotingsartikelen opgenomen tabellen «Budgettaire gevolgen (van beleid)» met de bijbehorende toelichting.
De informatievoorziening omtrent inzetgereedheid en prestaties is binnen Defensie volop in ontwikkeling.
Met brief 29 949, nr. 28 d.d. 23 juni 2005 is de Kamer nader geïnformeerd over de operationele doelstellingen in de begroting. Daarbij is aangegeven dat in de begroting 2006 de gebruikelijke gereedheidsmatrices zijn gepresenteerd voor wat betreft de inzetgereedheid.
Deze gereedheid wordt bepaald door drie factoren: de personele gereedheid, de materiële gereedheid en de geoefendheid. Daar alleen het aantal vaardagen, oefendagen of vlieguren niet bepalend is voor de mate van gereedheid zijn de desbetreffende prestatiegegevens niet meer in de begroting 2006 opgenomen. Het voornemen is om de gereedheid vanaf 2007 zichtbaar te maken in een gereedheidsmatrix. De huidige gereedheidsmatrices worden daartoe verbeterd en de daarin te hanteren normen worden verder op elkaar afgestemd.
Deze ontwikkelingen leidden er toe om in het Jaarverslag over 2005 bij de beleidsartikelen 01 tot en met 03 en het niet-beleidsartikel 60 geen prestatiegegevens per operationele eenheid c.q. ondersteunende eenheid op te nemen. Voor wat betreft de Koninklijke marechaussee blijft de output toegespitst op de taakvelden. Bijkomend argument is dat in de loop van 2005 de gehele defensieorganisatie is gereorganiseerd. Het opnemen van prestatiegegevens van organisatiedelen die in de loop van 2005 zijn gewijzigd dan wel opgegaan zijn in nieuwe organisatiedelen, waarvoor inmiddels nieuwe indicatoren worden ontwikkeld, is niet zinvol.
Ter verbetering van het inzicht in de mate van het bereiken van de operationele doelstellingen is in de beleidsartikelen 01 tot en met 03 de toelichting op de doelstellingenmatrices uitgebreid waardoor een compleet beeld ontstaat van de in 2005 voorgenomen en gerealiseerde inzetgereedheid, alsmede geconstateerde afwijkingen en eventuele maatregelen. Evenals in het jaarverslag 2004 wordt bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsprioriteit 1 in de beleidsagenda voor het jaar 2005 is het bereiken van een nieuw evenwicht tussen de taken van de krijgsmacht en de daarvoor beschikbare middelen. Ook voor het jaar 2005 zijn naar aanleiding van de organisatiewijzigingen de budgetten herschikt. Dit heeft geleid tot verschuivingen tussen de programma- en apparaatsuitgaven binnen het defensieonderdeel. In de loop van 2005 zijn immers defensieonderdelen opgeheven die nog wel als beleidsartikel in het jaarverslag moeten worden verantwoord (bijvoorbeeld Koninklijke marine). Daarnaast zijn er gedurende 2005 defensieonderdelen opgericht die niet als separaat beleidsartikel in het jaarverslag worden verantwoord zoals de Defensie Materieelorganisatie (DMO) en het Commando Dienstencentra (CDC).
Het vasthouden aan een separate toelichting voor de programma- en apparaatsuitgaven zou leiden tot een toelichting met een hoofdzakelijk technisch karakter die geen recht doet aan de feitelijke ontwikkelingen in 2005. Teneinde een overzichtelijk beeld te schetsen van de budgettaire gevolgen van beleid is derhalve bij de beleidsartikelen 01, 02, 03 en niet-beleidsartikel 60 gekozen voor een clustering naar de uitgavencategorieën personele uitgaven, materiële uitgaven, investeringen, wachtgelden en inactiviteitswedden en bijdragen aan baten-lastendiensten.
Door middel van een aantal «box»-teksten wordt meer inhoudelijke informatie gegeven bij investeringsprojecten waarbij sprake is van delta’s ten opzichte van de begroting 2005. In bijlage 5 is een uitgebreider overzicht opgenomen van de voortgang van grote materieelprojecten (Kamerstuk 27 830, nr. 27 van 9 augustus 2004 inzake IBO Verwerving Defensiematerieel).
Toelichting bij de verschillen
In de toelichting bij de tabel «budgettaire gevolgen (van beleid)» wordt ingegaan op opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar. Een uitputtend overzicht van de verschillen wordt verantwoord aan de minister van Financiën.
Organisatorische ontwikkelingen
De organisatorische wijzigingen voortvloeiend uit «Op weg naar nieuw evenwicht» zijn in de loop van het jaar 2005 uitgevoerd. Dit heeft geleid tot het opheffen van de beleidsartikelen 10 en 11, respectievelijk Civiele Taken en Internationale Samenwerking en het niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning Krijgsmacht. Verder is het nieuwe beleidsartikel Defensie Materieelorganisatie (DMO) opgericht en zijn alle ondersteunende activiteiten binnen Defensie ondergebracht bij het eveneens nieuwe beleidsartikel Commando Dienstencentra (CDC). Deze wijzigingen zullen in de begroting 2006 volledig tot uitvoering komen.
Voor de verantwoording over het jaar 2005 wordt in dit jaarverslag de «oude» begrotingsindeling gehanteerd, zoals is opgenomen in de begroting 2005.
Voorts is in dit jaarverslag gehoor gegeven aan de wens van de Algemene Rekenkamer om in de afzonderlijke begrotingen en jaarrekeningen van de betrokken ministeries de uitgaven die samenhangen met het Koninklijk Huis, herkenbaar en duidelijk, te ramen en te verantwoorden, zodat op een eenvoudige wijze een aansluiting is te maken met het overzicht dat wordt opgenomen in de begroting en jaarrekening van het Huis der Koningin. In bijlage 6 is een overzicht van de aan het Koninklijk Huis verbonden uitgaven opgenomen.
Een belangrijke doelstelling van dit kabinet is een veiliger Nederland. In onze tijd van mondialisering en open grenzen zijn interne en externe veiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het open karakter van onze samenleving en de internationale oriëntatie van onze economie maken een stabiele en vreedzame internationale omgeving voor Nederland van levensbelang. De krijgsmacht is bij uitstek geschikt om zowel in internationaal als in nationaal verband de veiligheid van de burger en de belangen van ons land te bevorderen, zowel binnen de landsgrenzen als (ver) daarbuiten. In 2005 is dan ook een groot beroep op de krijgsmacht gedaan en is zij voor een breed scala aan taken ingezet.
Ruim 7 000 militairen zijn in crisisbeheersingsoperaties ingezet in onder meer Afghanistan, Bosnië en Irak. Nederland leverde het afgelopen jaar een wezenlijke bijdrage aan de door de Navo geleide «International Security Assistance Force» (ISAF) in Afghanistan met onder meer Apache-helikopters, F-16 gevechtsvliegtuigen, een «Provincial Reconstruction Team» (PRT) en – rondom de verkiezingen voor het parlement en de provinciale raden – een mariniersbataljon. In het kader van de operatie Enduring Freedom is een detachement speciale eenheden met vier Chinook-helikopters actief in de zuidelijke provincie Kandahar. De operatie Enduring Freedom wordt overigens ook uitgevoerd in de wateren rond het Arabisch schiereiland. In december 2005 droeg Nederland daaraan bij met drie marineschepen. Tevens nam Nederland het bevel op zich van een maritieme taakgroep (CTF-150). De bijdrage van Nederland aan de stabilisatiemacht in Irak (SFIR) werd in maart 2005 beëindigd. Bijna twee jaar lang leverden onze militairen een bijdrage aan de stabiliteit en veiligheid in de provincie al-Muthanna. Zij hebben er ongeveer 3 300 Iraakse veiligheidsfunctionarissen opgeleid. Gedurende het afgelopen jaar droeg Nederland voorts met ruim 400 militairen bij aan de EU-operatie Althea in Bosnië. Nederland heeft in 2005 ook een substantiële bijdrage geleverd aan de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF); onder leiding van het snel inzetbare Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier leverde Nederland samen met Duitsland het grootste deel van de landeenheden voor NRF-4.
Nederlandse militairen zijn in 2005 tevens ingezet voor een reeks kleinere missies. Zo namen zij deel aan de Navo-trainingsmissie in Irak, de EU-waarnemersmissie in Atjeh op het eiland Sumatra en de VN-waarnemersmissie in het Midden-Oosten (UNTSO). Militaire deskundigen zijn afgelopen jaar herhaaldelijk in ontwikkelingslanden ingezet, veelal in Afrika, bij de opbouw van een veiligheidsapparaat en de demobilisatie van voormalige strijdende partijen. Ook werden diverse ontwikkelingslanden in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van opleidingen aan het Instituut Defensie Leergangen en de School Voor Vredesmissies.
Voorts zijn Nederlandse militairen herhaaldelijk ingezet voor internationale noodhulp. Hr.Ms. Van Amstel heeft steun geboden aan Amerikaanse burgers na de orkaan Katrina bij New Orleans. Na de aardbeving in Pakistan leverde een veldhospitaal met ongeveer 100 militairen een bijdrage aan de medische hulp aan ongeveer 8000 mensen. Nederlandse Cougar-helikopters hebben geassisteerd bij het bestrijden van bosbranden in Portugal.
Binnen onze landsgrenzen ontwikkelt de krijgsmacht zich tot een belangrijke veiligheidsorganisatie. De samenleving verwacht dat de krijgsmacht er ook in Nederland staat wanneer dat nodig is. Bij een aanslag, incident of ramp moeten civiele en militaire autoriteiten elkaar blindelings kunnen vinden. Afgelopen jaar zijn nadere afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen van militaire capaciteiten en de te hanteren procedures en zijn gezamenlijke draaiboeken en oefeningen gehouden. Ook in Nederland werd een groot beroep op de krijgsmacht gedaan. Zo werden tijdens het bezoek van de Amerikaanse president Bush in mei 2005 ruim 1 200 militairen, waaronder eenheden van de Nationale Reserve, ingezet voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en de bewaking van terreinen en het luchtruim daarboven.
Naast de actieve betrokkenheid bij crisisbeheersingsoperaties, bijstand aan de civiele autoriteiten en ondersteuning van de wederopbouw in ontwikkelingslanden, is Defensie zelf ook in beweging. In 2003 is de grootste reorganisatie uit de geschiedenis van Defensie van start gegaan onder de noemer «Op weg naar een nieuw evenwicht». Defensie streeft naar een organisatie waarin een nieuwe balans wordt gevonden tussen de omvang, de samenstelling, de uitrusting en de beschikbare financiële middelen. De verkoop van overtollig defensiematerieel en de sluiting van defensielocaties verlopen volgens plan. De wervingsresultaten over 2005 zijn goed en leveren een directe bijdrage aan de verjonging van de krijgsmacht. Op het terrein van bestuursvernieuwing zijn belangrijke mijlpalen bereikt. Per 1 januari 2005 zijn drie nieuwe organisaties opgericht, te weten de Bestuursstaf (BS), het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieelorganisatie (DMO). Op 5 september 2005 zijn de nieuwe operationele commando’s opgericht en hebben de bevelhebbers hun functie neergelegd. De nieuwe operationele commando’s worden nu rechtstreeks aangestuurd door de Commandant der Strijdkrachten (voorheen Chef Defensiestaf); de Koninklijke marechaussee staat onder leiding van de Commandant der Koninklijke marechaussee en valt rechtstreeks onder de Secretaris-Generaal.
Dit jaarverslag heeft zoveel mogelijk het karakter van een uitzonderingsrapportage. De nadruk ligt op de onderwerpen waarbij de uitvoering anders is gegaan dan was voorzien. Uitgangspunt zijn de beleidsprioriteiten zoals omschreven in de beleidsagenda 2005:
1. het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen van de krijgsmacht;
2. de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties;
3. het leveren van kwalitatief hoogwaardige bijdragen aan de snelle reactiecapaciteiten van de Navo en de Europese Unie;
4. een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands- en veiligheidsbeleid van Nederland;
5. de verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland;
6. de vernieuwing van het personeelsbeleid.
1. Nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen van de krijgsmacht
In 2003 is de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» begonnen. Grootscheepse aanpassingen moeten een hernieuwd evenwicht tot stand brengen tussen de omvang en de samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare financiële middelen. Op 1 januari 2007 wordt de reorganisatie voltooid. Dit maakte 2005 tot het jaar waarin de tussenbalans werd opgemaakt; u bent hierover apart ingelicht.1 De uitvoering van alle organisatorische veranderingen, de sluiting van defensielocaties en de bijbehorende onzekerheden vergen veel van ons personeel. Dat de uitvoering van de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» desondanks op schema ligt terwijl de operationele activiteiten doorgaan, is in hoge mate aan hun motivatie en inzet te danken. De verkoop van overtollig defensiematerieel en de sluiting van defensielocaties verlopen volgens plan, ondanks de grote gevolgen voor het personeel.
Type | Stand van zaken |
L-fregatten (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002) en 2 M-fregatten | Verkocht aan Chili. |
10 Orions, plus reservedelen | Verkocht aan Duitsland en Portugal. |
Mijnenjagers Alkmaarklasse | Verkocht aan Letland. |
70 Leopard-2A6 tanks | Nog niet verkocht. |
Complete MLRS (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002) | Verkocht aan Finland. |
18 PzH-2000 | Nog niet verkocht. |
Alle PRTL-systemen | Nog niet verkocht. |
29 F-16’s | 18 toestellen verkocht aan Chili. |
6 Apache-gevechtshelikopters | Eén dient ter vervanging van een verloren gegaan toestel. Overige toestellen nog niet verkocht. |
HAWK-systeem | Verkocht aan Roemenië. |
YPR pantservoertuigen | Verkocht aan Egypte. |
De operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» behelst een groot aantal maatregelen om de doelmatigheid te vergroten en de exploitatielasten terug te dringen. Door het terugdringen van de exploitatielasten ontstaat ruimte voor investeringen om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te vergroten.
Een beeld van de geplande en het in 2005 gerealiseerde investeringspercentage is als volgt:
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de maatregelen in het jaar 2005.
Koninklijke marine (Zeestrijdkrachten)
– Na een geslaagde platformproeftocht is in 2005 het laatste van de vier luchtverdedigings- en commandofregatten overgedragen aan de Koninklijke marine. In 2005 zijn ook nagenoeg alle sensor-, wapen- en commandosystemen in bedrijf gesteld. Een belangrijke mijlpaal in 2005 was de succesvolle finale lancering van zes Evolved Sea Sparrow en Standard-2 raketten.
– Een Luchtverdedigingsfregat (L-fregat) en een Multi-purposefregat (M-fregat) zijn aan Chili overgedragen. Overdracht van een tweede L-fregat volgt in 2006 en dat van een tweede M-fregat in 2007.
– De operationele activiteiten van de maritieme patrouillevliegtuigen zijn per 1 januari 2005 beëindigd. Vanaf het marinevliegkamp Valkenburg worden uitsluitend nog vliegbewegingen gemaakt die verband houden met het verkoopgereed houden en maken van de vliegtuigen (inclusief het opleiden van de buitenlandse piloten).
– Tijdens de begrotingsbehandeling van november 2005 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de herinrichting van de Koninklijke marine overeenkomstig de Marinestudie 2005. Als gevolg hiervan zullen de komende jaren een reeks van maatregelen worden getroffen om de Koninklijke marine nog beter in staat te stellen haar taken uit te voeren.
Koninklijke landmacht (Landstrijdkrachten)
– De staf van de 25ste Afdeling Luchtdoelartillerie is in 2005 gereorganiseerd. Hiermee is de eerste fase van de reorganisatie van de luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht voltooid. Met de hieraan gekoppelde vermindering van 30 naar 24 Pantser Rups Tegen Luchtdoelen (PRTL-Cheetah) is tevens een aanvang gemaakt met de afstoting van de PRTL bij de parate eenheden.
– De resterende 24 PRTL-en worden vervangen door het Stingerplatform. Met de verwerving van Stingerplatorms is begonnen.
– De opheffing van 80 reserve-eenheden is in 2005 voltooid. Reeds in 2004 is begonnen met de afstoting van het materieel en de infrastructuur.
– Een groot aantal infrastructurele projecten in Ermelo, Stroe en Oirschot is in 2005 uitgevoerd in verband met het onderbrengen van eenheden die moeten verhuizen als gevolg van de sluiting van de legerplaatsen in Seedorf (eind 2006) en Ede-Oost (eind 2007).
– De twee vuurmondbatterijen van de 41ste Afdeling Veldartillerie zijn in 2005 van Seedorf naar Nederland verplaatst en opgenomen in de Afdelingen van 13 en 43 Mechbrig. De Stafbatterij van 41 Afdeling Veldartillerie is opgeheven. Hiermee zijn alle vuursteuneenheden van de Koninklijke landmacht gereorganiseerd en omgevormd tot volledig parate onderdelen.
– Vooruitlopend op de invoering van de Pantserhouwitser 2000 zijn de 120 mm mortieren bij 42 en 44 Pantserinfanteriebataljon in 2005 buiten dienst gesteld.
– Het Luchtdoelartillerie-Schietkamp bij Den Helder is op 1 januari 2005 gesloten en het Cavalerie-schietkamp op Vlieland is buiten bedrijf gesteld.
Koninklijke luchtmacht (Luchtstrijdkrachten)
– In het kader van de studie naar een integrale helikoptercapaciteit is besloten tot de oprichting van het Defensie Helikoptercommando (DHC). Alle helikopters van Defensie worden in het DHC ondergebracht. In 2005 is een projectorganisatie opgericht. Eind 2007 start het DHC haar operationele werkzaamheden.
– De vliegoperaties vanaf de vliegbasis Twenthe zijn, met het oog op de sluiting van deze vliegbasis in 2007, eind 2005 beëindigd. De overgebleven F-16’s zijn eind 2005 herverdeeld over de vliegbases Volkel en Leeuwarden. Op de vliegbasis Volkel zijn infrastructurele voorzieningen getroffen voor het onderbrengen van het laatste F-16-squadron van Twenthe.
– In 2005 zijn voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van de transporthelikopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen en de sluiting van vliegbasis Soesterberg. Daartoe is op Gilze-Rijen begonnen met de bouw van de benodigde infrastructuur.
– In 2005 is begonnen met de uitvoering van het «Beleidsplan Koninklijke marechaussee 2010». In dit plan worden de contouren van de operationele bedrijfsvoering en van het organisatie-, personeels- en infrastructuurbeleid voor de komende jaren uiteengezet. In 2005 is het Beleidsplan in diverse concrete deelplannen uitgewerkt en vastgesteld. Zo is een strategisch vastgoedplan opgesteld en zijn diverse reorganisatietrajecten opgestart voor onder meer de districten, de brigades en het nieuw te vormen Landelijke Onderwijs- en Kenniscentrum van de Koninklijke marechaussee.
– In 2005 zijn voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van het peloton van 103 Eskadron Koninklijke marechaussee Seedorf naar Nederland en de opheffing van de Brigade Koninklijke marechaussee Seedorf. De afbouw van de Algemene Politiedienst van de brigade Twenthe wordt gerealiseerd binnen de lopende reorganisatie van de districten en brigades zoals omschreven in het Beleidsplan.
Sinds 1 januari 2005 functioneert het kerndepartement volgens het nieuwe besturingsmodel als bestuursstaf. De voltooiing van de reorganisatie van de bestuursstaf werd gemarkeerd met de formele beëindiging van de functie van de bevelhebbers van de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht en hun ondersteunende staven in september 2005. De staven van de drie nieuwe Operationele Commando’s zijn in 2005 operationeel geworden. Begin 2005 werden zowel het Commando Dienstencentra (CDC) als de Defensie Materieelorganisatie (DMO) formeel opgericht.
2. De verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties
In de afgelopen twee jaar zijn tal van maatregelen genomen en studies verricht om de operationele inzetbaarheid te vergroten. De intensiveringen uit het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende voor de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties zijn overeenkomstig de beleidsagenda 2005 aangewend. Het gaat hierbij onder meer om versterking van zowel strategisch als tactisch luchttransport en de verbetering van de bescherming van de individuele militair in het «Soldier Modernisation Programme». De vraag naar transporthelikopters en transportvliegtuigen is de afgelopen jaren onafgebroken hoog geweest. De behoefte aan beschikbare operationele capaciteiten en extra vliegend personeel is daardoor toegenomen. Daarom is in 2005 besloten extra transportmiddelen aan te schaffen en het aantal bemanningen voor de Chinook-helikopters en de C-130 en DC-10 toestellen te verhogen. De Tweede Kamer is hieromtrent geïnformeerd met de brief «Nieuw evenwicht op Koers» van 28 oktober 2005. Andere wijzigingen ten opzichte van de beleidsagenda 2005 worden hieronder weergegeven.
– Strategisch transport is een belangrijk onderdeel van de expeditionaire capaciteiten van de krijgsmacht. Hiervoor is in 2005 een derde DC-10 aangeschaft, waardoor de beschikbaarheid van de overige twee DC-10’s voor air-to-air refueling wordt vergroot. De operationele ingebruikname is in tegenstelling tot wat eerder werd gedacht nu voorzien in 2007.
– Eind september 2005 is besloten tot de verwerving van een derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig voor het tactische transport in en nabij missiegebieden. De toestellen ondergaan thans een modificatieprogramma en zijn medio 2007 operationeel beschikbaar. Na operationele ingebruikname zullen uiteindelijk alle vier Fokker-60 Utility transportvliegtuigen buiten dienst worden gesteld.
– In het tweede deel van 2005 is het behoeftestellingsproces afgerond voor de uitbreiding en versterking van de Chinook-helikoptervloot. Inclusief de vervanging van de verloren gegane Chinooks zullen zes nieuwe toestellen worden verworven.
– Voorzien was dat de Navo-landen in 2005 een contract zouden tekenen voor de ontwikkelingsfase van de «NATO Alliance Ground Surveillance» (AGS). Dit project heeft echter vertraging opgelopen.
– Om de bestrijdingscapaciteit van relatief kleine doelen in vooral de kustwateren te verbeteren zou een verbeterprogramma voor de Harpoon in 2005 zijn begonnen. De nauwe relatie met de uitkomsten van de Marinestudie leidde tot vertraging. De behoeftestellingsfase (DMP-A) zal nu in de eerste helft van 2006 worden voltooid.
– In 2005 zijn vier van in totaal 57 Pantserhouwitsers 2000 bij de landstrijdkrachten ingestroomd. Het overleg met Noorwegen heeft niet geleid tot de beoogde uitruil van achttien Pantserhouwitsers voor andere wapensystemen, waaronder het Short Range Air Defence (SHORAD)-systeem. Onderzocht wordt op welke wijze de behoefte aan SHORAD-lanceerinstallaties kan worden ingevuld. De verkoopmogelijkheden van de achttien overtollige houwitsers wordt eveneens onderzocht.
– Eind 2005 is een aanvang gemaakt met het oprichten van een uitzendpool voor de Koninklijke marechaussee. Deze pool valt onder de verantwoordelijkheid van het nieuw gevormde District Landelijke en Buitenlandse Eenheden. De pool bestaat in eerste instantie uit een netto inzetbare capaciteit van 153 marechaussees voor internationale politiemissies.
3. Een kwalitatief hoogwaardige bijdrage aan de snelle reactiecapaciteit van de Navo en de EU
Nederland heeft in 2005 bijgedragen aan de NATO Response Force (NRF), de snelle reactiemacht van de Navo. Van 14 januari tot en met eind juni 2005 was NRF-4 op afroep beschikbaar. Duitsland en Nederland waren gezamenlijk «lead nation» van de landcomponent. Onder leiding van het snel inzetbare Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier leverden deze twee landen samen het grootste deel van de landeenheden. Nederland droeg aan NRF-4 bij met ongeveer 4 000 militairen. De nationale ondersteuning, van ongeveer 1 000 personen, is hierbij niet meegeteld. In overleg met Duitsland is het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier na NRF-4 weer voor NRF 10 (voorjaar 2008) en NRF 18 (voorjaar 2012) ingedeeld. NRF-4 werd in staat geacht operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum uit te voeren. NRF-4 is gedurende de stand-by periode niet ingezet. Wel is tijdens NRF-4 een belangrijke oefening gehouden, waaraan Nederland substantieel heeft bijgedragen.
Van 1 juli 2005 tot en met 10 januari 2006 stond NRF-5 stand-by. Nederland droeg hieraan bij met ongeveer 600 militairen, een fregat, een mijnenjager, de commandant en de staf van de maritieme mijnenbestrijdingstaakgroep, een onderzeeboot, twaalf F-16’s en enkele NBC-eenheden. Met ingang van NRF-5 was de NRF inzetbaar voor missies zoals «initial entry». In oktober 2006 moet de NRF de volledige operationele capaciteit bereiken, waarmee ze inzetbaar wordt voor missies in het gehele geweldsspectrum. NRF-5 heeft steun verleend na de orkaan Katrina in het zuiden van de Verenigde Staten en na de aardbeving in Pakistan. Het verlenen van steun in geval van een humanitaire ramp behoort tot het takenpakket van de NRF. Voor beide rampen is gebruik gemaakt van transportcapaciteiten uit onder meer de NRF-5. Voor steun na de aardbeving in Pakistan is tevens een beroep gedaan op medische, genie- en helikoptereenheden uit NRF-5.
Nederland draagt ook bij aan de snel inzetbare reactiecapaciteit van de Europese Unie, de EU Battle Groups (EUBG). De EUBG en de NRF zijn aanvullend en versterken elkaar. Evenals bij de NRF gaat het bij de EUBG om snel inzetbare eenheden, die de modernisering, de kwaliteitsverbetering en de uitzendbaarheid van de Europese krijgsmachten zullen bevorderen. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland hebben tijdens de tweede coördinatiebijeenkomst (Battlegroup Co-ordination Conference) in november 2005 de beschikbaarstelling van de UK-NL Battlegroup in de eerste helft van 2010 bekend gemaakt. Ook de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup, die in de eerste helft van 2007 gereed moet zijn voor operationele inzet, is hier beschikbaar gesteld. Op korte termijn wordt voor deze Battlegroup een trinationale planningscel opgericht bij het operationele hoofdkwartier in Potsdam (Duitsland). Deze planningscel is belast met de voorbereiding van de multinationale battlegroup. Gesprekken over een tweede bijdrage van de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup zijn gestart.
Ook op het gebied van militaire politie-eenheden bestaat inmiddels een multinationaal samenwerkingsverband. De European Gendarmerie Force (EGF) is in februari 2005 gestart met zijn werkzaamheden. De EGF kan als bewapend element worden ingezet in de overgangsfase tussen militaire en civiele crisisbeheersing. Ook een zelfstandige operatie behoort tot de mogelijkheden. De EGF is vooral een instrument voor de EU, maar kan ook worden aangeboden aan andere organisaties zoals de Navo, de VN en de OVSE. Voor Nederland zijn vier functionarissen van de Koninklijke marechaussee op dit hoofdkwartier werkzaam. In juni 2005 is een eerste oefening gehouden waarin de planningscapaciteiten voor het hoofdkwartier werden getest. Na een tweede, omvangrijkere, oefening in april 2006 zal de EGF waarschijnlijk operationeel worden verklaard.
4. Een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands- en veiligheidsbeleid van Nederland
Buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid liggen steeds meer in elkaars verlengde. Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn voorwaarden voor politieke, economische en sociale ontwikkeling. De verschillende beleidsinstrumenten waarover Nederland beschikt – diplomatieke, economische, financiële, humanitaire en militaire – moeten op een samenhangende manier worden ingezet. Defensie en Buitenlandse Zaken werken intensief aan een geïntegreerde benadering van het buitenlandse beleid en het veiligheidsbeleid.
Ook in internationaal verband bepleit Nederland de voordelen van een meer geïntegreerde benadering van veiligheidsbeleid en wederopbouw. Zo is in EU-verband de nodige aandacht geweest voor civiel-militaire samenwerking. Dit strookt met het Nederlandse streven naar een meer geïntegreerd veiligheidsbeleid, zowel op nationaal niveau als in de Europese Unie. In 2006 zal dit onderwerp op de Europese agenda blijven staan. Het komt steeds vaker voor dat missies niet uitsluitend een militair of civiel karakter hebben. Voorbeelden hiervan zijn de civiele Atjeh Monitoring Missie (AMM), die voor een groot deel is gevuld met militaire deskundigen, en de EU Security Sector Reform (SSR)-missie in de Democratische Republiek Congo (EUSEC DRC). In dit kader is tijdens het Britse voorzitterschap (tweede helft 2005) gewerkt aan een planningsconcept dat beoogt optimaal gebruik te maken van het gehele EU-instrumentarium voor crisisbeheersing, zowel van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) als van de Europese Commissie. Verder is een concept ontwikkeld voor EVDB-steun aan hervormingen in de veiligheidssector (SSR), volgens de Europese Veiligheidsstrategie een belangrijk toekomstig aandachtsgebied voor het EVDB.
In 2005 zijn voor de gestelde prioriteiten de volgende resultaten geboekt:
1. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een geïntegreerd veiligheidsbeleid met inachtneming van de coördinerende bevoegdheden van het ministerie van Buitenlandse Zaken.2. De Nederlandse krijgsmacht zal militair-technische deskundigheid beschikbaar stellen voor de hervorming van de veiligheidssector van landen die door een gewapend conflict zijn getroffen en voor de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van strijdgroepen.
In 2005 zijn de voorbereidingen voor het samenstellen van een pool van deskundigen gestart. Vanaf 1 januari 2006 voorziet de «SSR-pool», bestaande uit tenminste zestig personen, in een bestand van militair-deskundigen die uitvoering kunnen geven aan de hervorming van de veiligheidssector (SSR). Defensie kan militairen uit deze pool binnen een maand beschikbaar stellen met een maximum van 30 deskundigen tegelijkertijd. Er komt een opleiding voor deze deskundigen en zij worden regelmatig bijeen geroepen voor deze opleiding en voor het uitwisselen van kennis en ervaring.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in 2005 de beschikking gekregen over een militair adviseur. Naar analogie daarvan is per 1 januari 2006 een Ontwikkelingssamenwerkingadviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken op het ministerie van Defensie geplaatst. Er is bovendien een interdepartementale overlegstructuur opgezet ter bevordering van geïntegreerd optreden in wederopbouwsituaties, waarbij bilaterale, decentrale wederopbouwsteun wordt overwogen in gebieden waar Nederlandse militairen zijn ingezet.
3. In overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken zal Defensie projectvoorstellen ontwikkelen en indienen bij de Stuurgroep Stabiliteitsfonds.
Het doel van het stabiliteitsfonds is om op snelle en flexibele wijze ondersteuning te kunnen bieden aan activiteiten op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling in landen en regio’s die dreigen af te glijden naar een gewelddadig conflict of waar zich reeds een conflict heeft voltrokken. Er zijn middelen van het Stabiliteitsfonds gebruikt voor de schenking van militair materieel aan het Rwandese contingent van de vredesmacht van de Afrikaanse Unie in de Soedanese regio Darfur (AMIS-2). Het betrof vrachtauto’s, waterwagens en medisch materieel. De schenking aan het Rwandese contingent draagt bij tot vergroting van de operationele capaciteit van het contingent en zorgt voor een verbeterde veiligheidssituatie en voor meer stabiliteit in de regio. Ook is in 2005 besloten vanuit het Stabiliteitsfonds de versterking van de grensbewaking in Irak te ondersteunen. Voor de bevoorrading met goederen en water van de veelal verafgelegen grensposten zijn 20 vrachtauto’s met elk een wateraanhangwagen uit de overtollige voorraden van het ministerie van Defensie overgedragen aan de Iraakse grenspolitie.
4. De samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken moet zich ook uitstrekken tot andere ministeries. Verder kan ook het bedrijfsleven een rol spelen in de «exit strategy» bij crisisbeheersingsoperaties.
Het bedrijfsleven kan een rol spelen via de inzet van reservisten. Op 22 december 2005 is een brief aan de Kamer gezonden over de inzet van reservisten op het terrein van civiel-militaire samenwerking (Kamerstuk 29 521, nr. 21). Hierbij kwam ook de rol van reservisten uit het bedrijfsleven aan de orde, die onder meer via het project «Integrated Development of Entrepreneurial Activities» (IDEA) bij operaties ingezet kunnen worden. Dit project berust op de samenwerking van het ministerie van Defensie en VNO-NCW en is voor het eerst ten uitvoer gebracht tijdens de SFOR-missie in Bosnië (zie ook Kamerstuk 29 200 X, nr. 59 d.d. 3 februari 2004). Het werk van IDEA wordt ook uitgevoerd vanuit het Nederlandse «Provincial Reconstruction Team» in Afghanistan. Reservisten die afkomstig zijn uit het bedrijfsleven geven onder meer door middel van individuele begeleiding en workshops advies aan het plaatselijke midden- en kleinbedrijf om zo een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van de regio.
5. De verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland
Onze moderne, open samenleving is kwetsbaar. Nederland kan te maken krijgen met situaties waarbij de capaciteiten van civiele diensten al snel overvraagd zijn en militaire steun en bijstand een vereiste is. De samenleving verwacht dat de civiele autoriteiten en de krijgsmacht elkaar in dergelijke situaties snel weten te vinden. Hierbij gaat het niet meer alleen om ondersteuning met personele en materiële middelen, maar in toenemende mate ook om specialistische vormen van bijstand. De samenwerking van Defensie met civiele autoriteiten is in 2005 belangrijk verdiept.
Civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA)
In maart 2005 ondertekenden de ministers van Binnenlandse Zaken, Defensie en Justitie het CMBA-convenant (29 800 X, nr. 37, d.d. 21 april 2005) over de inzet van militaire capaciteit voor civiele ondersteuning. Met dit convenant garandeert Defensie de beschikbaarheid van 3 000 militairen binnen overeengekomen reactietijden ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de bestrijding van nationale rampen en incidenten. Het convenant bevat tevens concrete afspraken over de te hanteren procedures en de financiële verrekening van de inzet van defensiecapaciteiten.
Het CMBA-convenant vormde de opmaat voor een vernieuwde invulling van de derde hoofdtaak van Defensie. De tot op heden gehanteerde vangnetfunctie van Defensie, in geval van dreigende tekorten aan civiele capaciteiten, voldoet niet meer. Defensie ontwikkelt zich tot een volwaardige veiligheidspartner naast civiele diensten als de politie, brandweer en de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Deze ontwikkeling wordt gedragen door het kabinet. Bindende horizontale afspraken over beschikbaar te stellen militaire capaciteiten en daarbij te hanteren reactietijden moeten ervoor zorgen dat de samenwerking minder vrijblijvend is en dat civiele autoriteiten weten op welke steun en bijstand van Defensie ze kunnen rekenen (Kamerbrief «Defensie en Nationale Veiligheid» 29 800 X, nr. 84, d.d. 22 april 2005).
In navolging van de brief «Defensie en Nationale Veiligheid» is in de tweede helft van 2005 het project «Intensivering civiel-militaire samenwerking (ICMS)» uitgevoerd; dit heeft geleid tot een inventarisatie van aanvullende behoeftes, waarvan de financiering nog nader moet worden ingevuld. Dit project had tot doel te komen tot concrete afspraken over de rol van Defensie als veiligheidspartner. Met behulp van scenarioanalyses en ondersteund door TNO, zijn de samenwerkingsmogelijkheden onderzocht op gebieden zoals de bescherming van het luchtruim, de beveiliging van objecten en gebieden, de bescherming van havens en de bestrijding van rampen. De analyses bieden kwalitatief inzicht in de civiele behoefte aan ondersteuning met specialistische defensiemiddelen voor onder andere explosievenopruiming, waarneming en beveiliging, NBC-bestrijding en ICT-ondersteuning. Ook de commandovoering en de (netcentrische) ICT-ondersteuning daarvan zijn onderzocht, evenals gezamenlijke opleidingen, oefeningen en wetenschappelijk onderzoek. De ministerraad heeft in augustus 2005 ingestemd met de invoering van een Kustwacht nieuwe stijl. De Kustwacht krijgt alle middelen ter beschikking, waaronder schepen en vliegtuigen en bepaalt zelf wanneer deze worden ingezet. Deze inzet wordt aangestuurd vanuit het Kustwachtcentrum in de marinehaven te Den Helder. De minister van Defensie krijgt het beheer van de Kustwacht en is daarmee verantwoordelijk voor de inzet van alle materiële zaken en middelen op zee. Tot slot is in 2005 gewerkt aan een herziening van het stelsel van bijzondere bijstandseenheden en de oprichting van een overkoepelende Dienst Speciale Interventies (DSI). De «Herziening van het Stelsel van Speciale Eenheden» is verwoord in de Kamerbrief van 3 juni 2005 (Kamerstuk 29 754, nr. 23).
Defensie beschikt over hoogwaardige specialistische capaciteiten ter bestrijding van terrorisme. Met deze capaciteiten doet Defensie veel ervaring op in missiegebieden. Defensie kan met deze capaciteiten en ervaringen civiele autoriteiten ondersteunen bij de bestrijding van specifieke dan wel meer gewelddadige dreigingen. Het eindrapport «Defensie en Terrorisme» (Kamerstuk 27 925, nr. 40, d.d. 18 januari 2002), dat is opgesteld naar aanleiding van de aanslagen op 11 september 2001, beschrijft de bijdrage van Defensie aan terrorismebestrijding in zowel Nederland als in missiegebieden. De maatregelen uit dit rapport, dat begin 2006 zal worden geactualiseerd, zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd. De maatregelen behelzen onder andere de uitbreiding van de capaciteiten ter verdediging van uitgezonden eenheden tegen aanslagen en de oprichting van de 101 NBC-verdedigingscompagnie. Verdere intensiveringen staan beschreven in de terrorismebrieven van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 september 2004 en 24 januari 2005. Met deze brieven is onder andere de uitbreiding van de MIVD voor contraterrorisme-onderzoek en de persoonsbeveiligingscapaciteit van de Koninklijke marechaussee aangekondigd.
Het jaar 2005 stond voor een belangrijk deel in het teken van de verwezenlijking van de in de begroting aangekondigde intensiveringen. Zo neemt de MIVD deel in de voor terrorismebestrijding relevante fora zoals de Raad voor de Nationale Veiligheid en is zij aangesloten op de contraterrorisme-infobox. Verder is een liaison van de MIVD geplaatst bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en voorziet een convenant in nauwere samenwerking met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De analysecapaciteit van de MIVD is uitgebreid op gebieden als contraterrorisme, contraproliferatie, telecommunicatie en de CT-infobox. De Koninklijke marechaussee is begonnen met de uitbreiding van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten en in 2005 is de inzet van Air Marshalls beproefd. 2005 stond tevens in het teken van een reorganisatie van de nationale kustwachtorganisatie.
6. De vernieuwing van het personeelsbeleid
De personeelsbrief «Verantwoord verkleinen, voortvarend vernieuwen» van september 2003 gaf de hoofdlijnen weer van de personele gevolgen van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief. In de personeelsbrief van 21 september 2004 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 5) zijn deze hoofdlijnen verder uitgewerkt.
De overgang naar het nieuwe evenwicht is in 2005 voortvarend uitgevoerd. Behalve de vermindering van het personeelsbestand, was aandacht nodig voor de afstemming van het personeelsbestand op het nieuwe formatiebestand. Dit vroeg om een verdere vermindering van het burgerpersoneel en het BOT-personeel, terwijl tegelijkertijd een grote wervingsinspanning moest worden verricht om BBT-personeel binnen te halen.
Al in 2003 en 2004 werd, vooruitlopend op de reorganisaties, door instroombeperking en uitstroombevordering het personeelsbestand grotendeels op vrijwillige basis verkleind. In 2005 zijn 29 gedwongen ontslagen gevallen. Ongeveer 700 mensen zijn door bemiddeling van Kansrijk aan een andere baan geholpen bij Defensie of daarbuiten. Nu bemiddelt Kansrijk nog voor ongeveer 450 herplaatsingskandidaten. In de kwartaalrapportages over de migratieplannen is de Kamer iedere drie maanden over de ontwikkeling van zowel het functiebestand (de organisatie) als het personeelsbestand geïnformeerd. De krimpende organisatie en het soms specialistische personeel dat overtollig werd, maakten het moeilijk gedwongen ontslagen volledig te voorkomen.
In 2005 was het voor de doelstelling het personeelsbestand te verjongen van groot belang het BBT-personeelsbestand verder te vergroten. De doelstelling om in 2005 bijna 7 000 BBT’ers te werven, is gehaald. Hieraan heeft de speciale werkgroep Personeelsvoorziening (Task Force Personeelsvoorziening) een bijdrage geleverd. De vulling van de operationele eenheden neemt daardoor verder toe. Omdat de instroom van nieuwe militairen dit jaar later dan gepland op gang kwam (vooral in september en oktober is veel personeel binnengekomen), blijft de gemiddelde BBT-sterkte in 2005 nog wel enigszins achter bij wat was begroot.
Door de vermindering van het burger- en BOT-personeel, een goede werving en een reorganisatietempo dat overeenkomt met de planning, heeft Defensie in 2005 belangrijke stappen gezet om per 2007 de beoogde balans te bereiken tussen de gewenste organisatie (O), het personeelsbestand (P) en de daarvoor beschikbare financiën (F).
In 2005 is de basis gelegd voor de uitwerking van belangrijke beleidsvoornemens op het gebied van het personeelsbeleid. Het voorstel voor aanpassing van de Militaire Ambtenarenwet is gereed en goedgekeurd door de ministerraad. Hierin wordt de speciale positie van de militair als werknemer geregeld. Door de aard van hun werk en verantwoordelijkheden zijn militairen ambtenaren, waarop niet alle reguliere rechten en plichten van toepassing zijn. De gewijzigde Militaire ambtenarenwet is op dit ogenblik onderwerp van overleg met de centrales van overheidspersoneel. Hierin worden onder meer de voorwaarden voor de totstandkoming van het flexibele personeelssysteem vastgelegd. Op grond van de aan het parlement aangeboden brief over het flexibele personeelsbeleid (Kamerstuk 29 800 X, nr. 122) zijn de hoofdlijnen van dit systeem tijdens het begrotingsoverleg toegelicht. Het flexibele personeelssysteem moet in 2007 worden ingevoerd.
Tijdens de eerste Nederlandse Veteranendag op 29 juni 2005 zijn in Den Haag oude en jonge veteranen samengekomen. Nederland telt ongeveer 150 000 veteranen, van de oud-strijders uit de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer 50 000 jonge veteranen die zijn ingezet in crisisbeheersingsmissies in onder meer Libanon, het voormalig Joegoslavië, Afghanistan en Irak. Defensie is er in geslaagd ook vooral jonge veteranen te bereiken, die in toenemende mate het beeld van de veteraan voor de samenleving zullen gaan bepalen. De dag kon op grote waardering van veteranen en van het Nederlandse publiek rekenen.
In 2005 is ook de integrale nota Veteranenzorg (Kamerstuk 30 139, nr. 2) tot stand gekomen. In deze nota is de blauwdruk opgenomen voor de herinrichting van de geestelijke gezondheidszorg voor zowel actief dienende militairen als veteranen. Ook zijn nieuwe maatregelen aangekondigd, zoals de ontwikkeling van het veteranenregistratiesysteem en een meer actieve benadering van de veteraan.
Defensie streeft ernaar in alle geledingen en functiegebieden een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen te hebben. Defensie wordt er beter van als vrouwen vertegenwoordigd zijn in alle delen van de organisatie. In 2005 is het aantal vrouwen in officiersrangen toegenomen en is in Nederland de eerste vrouwelijke generaal benoemd. Thans wordt onderzocht of onderzeeboten toegankelijk kunnen worden gemaakt voor vrouwen en wordt de rol van vrouwelijke militairen in crisisbeheersingsoperaties versterkt. Een voorbeeld hiervan is het fouilleren van vrouwen door vrouwelijke militairen en de inzet van vrouwen in contacten met de lokale bevolking.
Herinrichting Personele functiegebied
Bij het Commando Dienstencentra (CDC) is eind 2005 de bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten (DPD) opgericht, waarin bestaande en nieuwe bedrijven op personeelsgebied zijn geclusterd. De overgang naar één personeelsinformatiesysteem maakt een einde aan de praktijk waarin de personele processen en de beleidsuitvoering per defensieonderdeel uiteenlopen. De vastgestelde knelpunten bij de implementatie van PeopleSoft zijn gedurende 2005 in het kader van het «Integraal Verbeterplan P&O-informatievoorziening» grotendeels opgelost. De verbeteracties zullen in de eerste helft van 2006 worden voortgezet. Het Dienstencentrum Human Resources (DC HR) is in april 2006 gestart met haar werkzaamheden. Eind 2005 is het gebouw voor vestiging van dit centrum aangekocht en wordt gefaseerd in gebruik genomen.
Inleiding tot de beleidsartikelen
De basis van de hoofdtaken van Defensie is vastgelegd in artikel 97, lid 1 van de Grondwet: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht». Voor de krijgsmacht gelden drie hoofddoelstellingen, te weten:
– de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
– de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
– ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Al naar gelang de aard en de wijze van optreden zijn per operationeel commando nader geoperationaliseerde doelstellingen bepaald en in het betreffende beleidsartikel opgenomen en toegelicht.
In dit onderdeel van het jaarverslag zijn de navolgende beleidsartikelen toegelicht:
01 Koninklijke marine;
02 Koninklijke landmacht;
03 Koninklijke luchtmacht;
04 Koninklijke marechaussee;
09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties;
10 Civiele taken;
11 Internationale samenwerking.
De toelichting per beleidsartikel kent de volgende opbouw: algemene beleidsdoelstelling, budgettaire gevolgen van beleid, beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) en, waar van toepassing, de uitgevoerde beleidsevaluaties.
De verschillen tussen de budgettaire raming voor 2005 en de realisatie in 2005 worden toegelicht. De belangrijkste begrotingswijzigingen zijn met de Voor- en Najaarsnota verwerkt. Zo zijn ten laste van het generieke beeld de loon- en prijsbijstelling aan Defensie toegekend. Daarnaast is van invloed de doorwerking van de eindejaarsmarge uit 2004 en de mutaties op de (hogere) ontvangsten. Met de Voorjaarsnota is tevens een aantal maatregelen verwerkt zoals de budgettaire toevoeging ten behoeve van de bestrijding van terrorisme en voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.
De met de begroting 2006 in gang gezette wijzigingen in de organisatie om te komen tot een nieuw evenwicht heeft eveneens gevolgen voor de uitvoering van de begroting 2005. Dit heeft geleid tot herschikkingen van budgetten voor exploitatie en investeringen bij de beleidsartikelen. Aanvankelijk leek dit tot een vertraging te leiden van de begrotingsuitvoering 2005. Uiteindelijk is de realisatie 2005 voorspoedig verlopen, dit geldt met name voor diverse investeringsprojecten die alsnog zijn gerealiseerd dan wel versneld. Daarnaast zijn de uitgaven voor de materiële exploitatie ook enigszins hoger uitgevallen door onder andere de gestegen brandstofprijzen.
Beleidsartikel 01 Koninklijke marine
De Koninklijke marine (KM), sinds 5 september 2005 het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK), levert met zeestrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving van de taken die eenheden van de KM moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden van de KM nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KM voldaan kan worden, zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force» (NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
De eenheden van de KM zijn zelfstandig, met eenheden van andere operationele commando’s (joint) en met eenheden van andere staten (combined) inpasbaar in grotere internationale verbanden. De maritieme inspanning richt zich primair op het veiligstellen van de zee als uitvalsbasis voor militaire operaties (initial entry), alsmede op de ondersteuning van land- of luchtoperaties. Vanuit zee worden doelen bestreden en eenheden aan land gezet. De benodigde maritieme capaciteit wordt daartoe in taakgroepverband bijeengebracht.
Het beschikken over zeestrijdkrachten met een amfibische capaciteit biedt grote voordelen in geval van crisissituaties. Een amfibische taakgroep kan zich op volle zee verzamelen en voorbereiden, voorziet in voortzettingsvermogen en continue aanwezigheid nabij een conflictgebied, zonder het territorium van landen te schenden. Zonodig kunnen zeestrijdkrachten direct (door de inzet van scheepswapens of mariniers) of indirect (door het uitvoeren van een embargo) de situatie op het land beïnvloeden. In geval van een grootschalige, landgebonden operatie kunnen de zeestrijdkrachten cruciale ondersteuning en bescherming leveren. De zee is een belangrijke aanvoerroute voor personeel, materieel en voorraden. De maritieme inspanning richt zich ook op de bescherming van het zeeverkeer, vooral bij zeestraten en zeehavens, die kwetsbaar zijn voor terrorisme en zeeroof, en op de bescherming van zeeroutes nabij conflictgebieden. Voorts is de maritieme inspanning gericht op politionele en justitiële taken (kustwachttaken) en taken lager in het geweldsspectrum, zoals blokkade, embargo, bestrijding van smokkel(organisaties), maritieme presentie en surveillance, zowel in kustwateren als op volle zee en niet alleen in de thuiswateren van het Koninkrijk, maar ook verder van onze landsgrenzen.
Defensie heeft in 2005 onderzoek gedaan naar de toekomstige omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten, met inbegrip van de mogelijkheid de kustbeschermings- en patrouilletaken te laten uitvoeren door patrouillevaartuigen. De Tweede Kamer is op 14 oktober 2005 met de «Marinestudie 2005» over de uitkomsten van dit onderzoek separaat ingelicht (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9).
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 01 Koninklijke marine
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 182 901 | 878 870 | 1 030 495 | 1 111 284 | 1 011 874 | 821 220 | 190 654 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Commandant der Zeemacht in Nederland | 334 561 | 336 969 | 337 916 | 323 321 | 317 080 | 320 683 | – 3 603 |
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied | 66 003 | 71 428 | 62 156 | 55 405 | 54 125 | 56 080 | – 1 955 |
Commandant van het Korps Mariniers | 99 090 | 105 876 | 114 309 | 106 851 | 109 172 | 122 019 | – 12 847 |
Subsidies | 217 | 149 | 125 | 110 | 104 | 105 | – 1 |
Investeringen | 408 222 | 380 308 | 435 756 | 375 525 | 317 205 | 306 604 | 10 601 |
Totaal programmauitgaven | 908 093 | 894 730 | 950 262 | 861 212 | 797 686 | 805 491 | – 7 805 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Admiraliteit | 213 910 | 220 492 | 223 684 | 213 608 | 230 668 | 177 101 | 53 567 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 16 953 | 17 081 | 19 714 | 32 053 | 26 925 | 14 535 | 12 390 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 10 588 | 13 313 | 10 598 | 2 715 | |||
Totaal apparaatsuitgaven | 230 863 | 237 573 | 243 398 | 256 249 | 270 906 | 202 234 | 68 672 |
Totaal uitgaven | 1 138 956 | 1 132 303 | 1 193 660 | 1 117 461 | 1 068 592 | 1 007 725 | 60 867 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 45 280 | 57 078 | 54 587 | 36 697 | 36 626 | 36 908 | – 282 |
Toelichting bij de verschillen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie in het verslagjaar is € 190,7 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in de tijd zijn versneld. In het laatste geval kan gedacht worden aan de versnelde verwerving van de All Terrain Vehicles (€ 74,7 miljoen) en de versnelde verwerving van missiles en munitie voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) (€ 44,3 miljoen). Naast de meer aangegane verplichtingen voor brandstoffen (€ 8,7 miljoen), werkplekken (€ 7,9 miljoen) en wachtgelden (€ 12,4 miljoen), is het resterende saldo van € 42,7 miljoen het gevolg van een groot aantal kleine wijzigingen.
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de drie commandanten en de apparaatsuitgaven voor de Admiraliteit bedraagt € 675,9 miljoen en bestaat voor € 507,1 miljoen uit personele uitgaven en voor € 168,8 miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor de drie commandanten en de apparaatsuitgaven voor de Admiraliteit bedraagt € 711,0 miljoen en bestaat voor € 497,5 miljoen uit personele uitgaven en voor € 213,5 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt – € 9,6 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen de defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van +€ 8,9 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (+€ 4,0 miljoen) en minderuitgaven (– € 17,8 miljoen) in het kader van de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 580 vte’n achter op de planning. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (– € 4,7 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt € 44,7 miljoen. Dit verschil is in belangrijke mate veroorzaakt door een herverdeling (€ 7,9 miljoen) van de budgetten voor werkplekdiensten die bij de DTO worden afgenomen, alsmede een verschuiving (€ 7,6 miljoen) van betalingen voor deze werkplekdiensten van 2004 naar 2005. Daarnaast is sprake van hogere uitgaven (€ 8,9 miljoen) voor brandstof door de sterk gestegen brandstofprijzen en hogere uitgaven (€ 9,2 miljoen) dan begroot voor afstoting van materieel. Dit laatste komt door een groter aantal verkoopovereenkomsten en de aard van deze overeenkomsten (de wensen van de koper). Een ander opmerkelijk verschil betreft de meeruitgaven (€ 4,5 miljoen) voor het verkoopgereed maken en houden van af te stoten Orion maritieme patrouillevliegtuigen. Het betreft onder meer de realisatie van uitfaserende, maar nog doorlopende verplichtingen. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 6,6 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt € 10,6 miljoen. Dit verschil is onder andere een gevolg van hogere uitgaven voor het project NH90. Hoewel sprake is van vertragingen, waaronder de verwerving van trainingsmiddelen, zijn de uitgaven voor het project NH90 € 13,0 miljoen hoger dan geraamd door betaling in 2005 van de eerste termijnbetaling 2006. Van hogere uitgaven is ook sprake bij het project All Terrain Vehicles. Door versnelling van dit project is in 2005 € 12,5 miljoen meer betaald dan geraamd. Hier tegenover staan lagere uitgaven (– € 39,4 miljoen) voor het project LCF door een gewijzigd betaalschema aan de bouwmeester, vertraging in de verwerving van Sirius, vertraging in de exploitatievoorbereiding en tenslotte de, in verband met de verkoop van de vliegtuigen, in 2004 versnelde financiële afronding van het project CUP-Orion (– € 24,1 miljoen). De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 48,6 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
NH90
Het helikopterproject NH90 is een Europees samenwerkingsproject dat voorziet in de productie en ontwikkeling van een middelzware helikopter. Nederland heeft (een aangepaste) behoefte aan twaalf NFH’s, de maritieme variant, en acht MTTH’s, de tactische transportvariant. Hiertoe wordt een wijziging van het contract voorbereid. De eerste Nederlandse NH90 wordt eind 2007 geleverd; de laatste naar verwachting in 2012. In 2005 is vertraging ontstaan in het kwalificatieprogramma, wat de aflevering van de eerste serie helikopters – en dus ook de Nederlandse – zal vertragen met enkele maanden. Ook bij de verwerving van trainingsmiddelen, waaronder de vluchtsimulator, is vertraging ontstaan. De deelnemende landen en de industrie konden geen overeenstemming vinden, zodat nu naar alternatieve verwerving wordt gezocht.
LCF
Na een geslaagde platformproeftocht is in 2005 het laatste van de vier luchtverdedigings- en commandofregatten overgedragen aan de Koninklijke marine. In 2005 zijn ook nagenoeg alle sensor-, wapen- en commandosystemen in bedrijf gesteld. Een belangrijke mijlpaal in 2005 was de succesvolle finale lancering van zes Evolved Sea Sparrow en Standard-2 missiles.
In 2005 is de vuurleidingsoftware opgeleverd en is de ontwikkeling van het luchtverdedigingssegment voltooid. Met vertraging zijn in 2005 ook de onderhandelingen voltooid voor de verwerving van Sirius, het «long range infrared search and tracking system». De verwerving van Sirius gebeurt in samenwerking met Canada. De Kamer is begin 2006 geïnformeerd over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is € 12,4 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde gelden.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KM moet voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie. De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien die nodig zijn voor het voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Doelstellingenmatrix KM | |||||
---|---|---|---|---|---|
Totaal | Inzetbaar ***HRF(High Readiness Forces) | Inzetbaar***FLR(Forces of Lower Readiness) | |||
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn: | Op lange termijn: | |
Δ Groep Eskaderschepen | Fregatten* | 10 | 3 | 5 | 1+1 |
Δ | Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | ||
Amfibisch schip (LPD) | 1 | 1 | |||
Δ Onderzeedienst | Onderzeeboten | 4 | 1 | 2 | 1 |
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | |||
Δ Mijnendienst | Mijnenbestrijdingsvaartuigen | 10 | 2 | 6 | 2 |
Δ | Hydrografische vaartuigen | 2 | 2 | ||
Helikoptergroep | Maritieme helikopters | 20 | 6 | 7 | 7 |
Δ Marinierseenheden | Mariniersbataljons | 2 | 1 | 1 | |
Δ | Ondersteunende mariniersbataljons** | 3 | 1 | 2 | |
Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers | 1 | 1 | |||
Caribische eenheden | Fregat | 1 | 1 | ||
Maritieme helikopter | 1 | 1 | |||
Δ | Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | ||
Δ | Marinierspelotons met gevechtssteun | 6 | 2 | 4 | |
Pelotons Antilliaanse militie | 2 | 2 | |||
Pelotons Arubaanse militie | 1 | 1 |
* Deze opgave is inclusief het laatste L-fregat dat medio 2005 uit dienst werd genomen. Het tweede fregat in de kolom FLR betreft een LCF in proeftochtstatus gedurende een deel van het jaar.
** Het Gevechtssteun-, het Amfibisch Ondersteunings- en het Logistieke Bataljon.
*** Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.
De KM heeft bij drie typen eenheden niet volledig kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Het gaat hierbij om het aantal direct inzetbare fregatten, één van de mariniersbataljons en de mariniers in het Caribisch gebied. Na deze algemene paragraaf wordt daar nader op ingegaan.
De KM heeft in 2005 geparticipeerd in de NRF met de inzet van een fregat en een mijnenbestrijdingsvaartuig in NRF-4 en 5, en een onderzeeboot in NRF-5. Het tweede mariniersbataljon is tijdens de verkiezingen in Afghanistan drie maanden ingezet als Election Supporting Force (ESF). Het aan het ESF toegevoegde mobiele veldhospitaal is na afbouw in Afghanistan verplaatst naar Pakistan voor humanitaire hulpverlening na de aardbeving aldaar. Hr.Ms. De Zeven Provinciën, Hr.Ms. Amsterdam en Hr.Ms. Bruinvis nemen sinds eind 2005 deel aan de Operatie Enduring Freedom (OEF) als onderdeel van de Task Force 150 waar de Nederlandse maritiem expeditionaire staf het commando over voert. Ook special forces van de mariniers hebben in 2005 aan de OEF deelgenomen. Met ingang van september 2005 is personeel geleverd voor de PRT’s in Afghanistan. Hr.Ms. Van Amstel is ingezet bij New Orleans voor het verlenen van humanitaire hulp na passage van de orkaan Katrina. Mijnenjagers zijn op de Noordzee ingezet voor het vernietigen van gevonden explosieven. Het aantal meldingen van opgeviste explosieven is fors gestegen na een explosie, met dodelijke gevolgen, aan boord van een Nederlands vissersschip.
Heel 2005 is één fregat ingezet als het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba (NA&A). Voor de overige fregatten was de doelstelling heel 2005 minstens drie fregatten direct inzetbaar te hebben. Deze doelstelling is niet gehaald in de periode mei en augustus tot en met oktober 2005. Toen waren steeds twee fregatten direct inzetbaar. Deze tijdelijke onderrealisatie was vooral het gevolg van een aantal bovenplanmatige opdrachten die de KM heeft moeten vervullen: inspanningen voor het afstoten van drie fregatten aan Chili, het Provincial Reconstruction Team (PRT) dat de KM vanaf september 2005 voor een jaar levert en de extra inspanning die nodig is geweest om de reorganisatie van KM naar CZSK tot een succes te maken. Daarnaast waren de nieuwe Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) deels nog niet voldoende materieelsgereed om direct inzetbaar te kunnen worden gesteld. De tijdelijke gereduceerde gereedheid van de fregatten had geen directe gevolgen voor de operationele inzet.
Hr.Ms. De Zeven Provinciën is het eerste LCF dat in het najaar van 2005 een opwerkperiode bij de «Flag Officer Sea Training» (FOST) heeft gevolgd. Vanaf 12 december 2005 is Hr.Ms. De Zeven Provinciën met geëmbarkeerde staf van NLMARFOR als «Commander Task Force 150» (CTF 150) ingezet in het kader van de Operatie Enduring Freedom (OEF).
Van de twee luchtverdedigingsfregatten van de Jacob van Heemskerck-klasse is Hr.Ms. Jacob van Heemskerck op 16 december 2005 overgedragen aan Chili. Hr.Ms. Witte de With is in april 2005 uit dienst gesteld.
Het M-fregat Hr.Ms. Abraham van der Hulst is op 16 december overgedragen aan Chili. Op 22 december is met België het contract getekend voor de verkoop van twee M-fregatten. Gedurende 2005 zijn twee M-fregatten ingezet geweest in het kader van NRF in respectievelijk SNMG-1 en 2. Gedurende twee maanden is één van deze fregatten ingezet geweest bij de Operatie Active Endeavour.
Hr.Ms. Zuiderkruis was gedurende de eerste helft van het jaar op korte termijn inzetbaar en kreeg gedurende de tweede helft groot onderhoud. Hr.Ms. Amsterdam is als gevolg van een defecte hoofdmotor niet beschikbaar geweest van april tot en met augustus 2005. Vanaf 12 december wordt Hr.Ms. Amsterdam ingezet in het kader van OEF/CTF150. De tijdelijke verminderde inzetbaarheid van Hr.Ms. Amsterdam had geen directe gevolgen voor de operationele inzet.
Hr.Ms. Zeeleeuw heeft van 1 juli tot 3 december 2005 deel uitgemaakt van NRF-5. Hr.Ms. Bruinvis is vanaf december ingezet in het kader van OEF/CTF-150.
De gereedstelling van de op korte termijn (binnen 90 dagen inzetbaar) inzetbare mijnenbestrijdingsvaartuigen is deels niet conform de planning verlopen. Enkele maanden waren sommige eenheden niet voor inzet beschikbaar binnen de gestelde 90 dagen. Voor een deel lag de oorzaak in personeelstekorten en voor een deel in de vertraagde oplevering door het Marinebedrijf (Hr.Ms. Schiedam). Ook de grote beslaglegging die nodig was voor het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) had een negatieve invloed. De operationeel gerede AMBV’s hebben gedurende het jaar onder meer invulling gegeven aan de NRF-verplichting (deelname aan Standing NRF MCM Group 1 (SNMCMG1)) met achtereenvolgens Hr.Ms. Urk en Hr.Ms. Middelburg. Daarnaast hebben de AMBV’s deelgenomen aan de operatie Beneficial Cooperation, waarbij op de Noordzee explosieven werden geruimd door Nederlandse en Belgische mijnenjagers.
Hydrografische Opnemingsvaartuigen
De gereedstelling van de Hydrografische Opnemingsvaartuigen (HOV’s) is conform planning verlopen. Beide eenheden waren gedurende het gehele jaar op korte termijn inzetbaar. De doelstelling om 420 vaardagen te maken is echter niet gehaald. In 2005 zijn in totaal 293 vaardagen gemaakt, waarvan 150 hydrografische dagen. De onderrealisatie van hydrografische dagen werd enerzijds veroorzaakt doordat ook prioriteit moest worden gegeven aan materieelsbeproevingen voor de DMO en een opleidingsreis voor het KIM. Anderzijds zijn er problemen geweest die voortkwamen uit restpunten van de nieuwbouw en de samenstelling van het reservedelenpakket. Voor 2006 zal bij het toewijzen van vaardagen aan HOV’s prioriteit worden gegeven aan het uitvoeren van hydrografische taken en het uitvoeren van militaire hydrografische operaties.
Het 2e Mariniersbataljon is als onderdeel van de Navo «Strategic Reserve Force» (SRF) met onderdelen van de ondersteunende mariniersbataljons van augustus tot oktober in het kader van ISAF ingezet als «Election Supporting Forces» (ESF) tijdens de parlementsverkiezingen in Afghanistan. Het 1e Mariniersbataljon heeft aanvullend personeel geleverd aan de SRF en het «Provincial Reconstruction Team» (PRT) in Afghanistan. Hierdoor was het 1e Mariniersbataljon in de tweede helft van 2005 niet als geheel inzetbaar voor overige taken. De tijdelijke verminderde inzetbaarheid van het 1e Mariniersbataljon als geheel had geen directe gevolgen voor de operationele inzet.
Ondersteunende mariniersbataljons
De ondersteunende bataljons treden niet zelfstandig op maar leveren gevechtssteun- en logistieke delen en amfibische ondersteuning aan de twee infanteriebataljons. Het genieverkenningspeloton (GNVERKPEL) en het Stingerpeloton (TLPEL) van het Gevechtssteunbataljon (GEVSTBAT) zijn met delen van het Logistiek Bataljon (LOGBAT) ingezet als taakeenheid met het 2e Mariniersbataljon als ESF in Afghanistan.
Ondersteuningsvaartuig CZMCARIB
Hr.Ms. Pelikaan is op 9 december 2005 uit dienst gesteld conform planning. De bemanning maakt zich gereed voor het in dienst stellen van de nieuwe Pelikaan.
De eenheden in het Caribisch gebied bestaan uit de 31e infanteriecompagnie (31INFCIE), de 32e infanteriecompagnie (32INFCIE) en een bootpeloton (BTPEL). De infanteriecompagnieën bevatten elk drie pelotons. De gereedstelling van de marinierseenheden CZMCARIB is voor wat betreft de direct inzetbare eenheden (twee pelotons) conform planning verlopen waarbij de doelstellingen zijn gehaald. De personele gereedheid van de overige vier pelotons is in de tweede helft van 2005 onder de norm gezakt doordat er, als gevolg van de herschikking van personeel ten behoeve van de inzet voor ESF en PRT, te weinig schepelingen bij CZMCARIB waren geplaatst. De eenheden zijn wel in staat geweest invulling te geven aan hun taken, echter niet volledig en tegelijkertijd. Door prioriteitsstelling heeft CZMCARIB de taken aangepast uitgevoerd. Met ingang van december 2005 stromen mariniers uit de Elementaire Vakopleiding (EVO) bij CZMCARIB in en is derhalve de vullingsgraad weer toegenomen.
Beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke landmacht (KL), sinds 5 september het Commando Landstrijdkrachten (CLAS), levert met landstrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving van de taken die eenheden van de KL moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden van de KL nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KL voldaan kan worden, zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force» (NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
Kenmerken van het huidige en toekomstige landoptreden zijn veelzijdige inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, modulaire inpasbaarheid in multinationale verbanden, joint optreden en een expeditionaire oriëntatie, zodat inzet over grote afstanden en een snelle ontplooiing mogelijk zijn. De KL levert de gevechtskracht voor het fysiek bezetten en beheersen van gebieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van goed opgeleide militairen en getrainde eenheden die worden gebruikt om eigen en bondgenootschappelijke troepen te beschermen en zo nodig tegenstanders uit te schakelen. Ze is in staat een verscheidenheid aan middelen in te zetten om de tactische mobiliteit te verschaffen die een strijdmacht nodig heeft om, ook op grote afstand van Nederland, de gebeurtenissen te beïnvloeden (preventief) en te kunnen reageren op onvoorziene negatieve ontwikkelingen (reactief). Met de beschikbare capaciteiten, zowel actieve eenheden als het Korps Nationale Reserve, ondersteunt de KL ook civiele overheden bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid zoals militaire steun en militaire bijstand. Verder vervult het Explosievenopruimingscommando van de KL (EOC-KL) een structurele en belangrijke taak op het gebied van de opruiming van explosieven.
Het afgelopen jaar stond tevens in het teken van een groot aantal reorganisaties als uitvloeisel van de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht» en een aantal grote materieelprojecten. In grote lijnen betekenen deze projecten dat het aantal Gemechaniseerde Brigades teruggebracht wordt van drie naar twee in 2006 en dat bijna alle logistieke eenheden worden gereorganiseerd en geconcentreerd in 1 Logistieke Brigade. Voorts was 2005 het jaar waarin de KL een zeer grote wervingsinspanning heeft geleverd waardoor, met succes, zo’n 5 000 nieuwe militairen konden worden aangesteld. Deze wervingsinspanning was niet mogelijk geweest zonder een goede samenwerking in de personeelslogistieke keten tussen het Commando Dienstencentra, het Personeelscommando en het Opleidings- en Trainingscommando van de KL.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 962 431 | 1 961 936 | 1 734 542 | 2 771 479 | 1 441 037 | 1 619 201 | – 178 164 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Operationeel Commando | 547 312 | 933 931 | 946 509 | 892 270 | 936 004 | 937 638 | – 1 634 |
Subsidies en bijdragen | 878 | 913 | 928 | 9 608 | 7 582 | 7 563 | 19 |
Investeringen | 438 609 | 401 733 | 301 574 | 498 983 | 513 819 | 500 048 | 13 771 |
Totaal Programmauitgaven | 986 799 | 1 336 577 | 1 249 011 | 1 400 861 | 1 457 405 | 1 445 249 | 12 156 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Landmachtstaf | 107 465 | 172 065 | 155 406 | 145 478 | 150 808 | 138 513 | 12 295 |
Overige eenheden BLS | 287 494 | 176 190 | 181 175 | 162 750 | 137 899 | 131 389 | 6 510 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 48 968 | 44 162 | 42 879 | 65 699 | 59 572 | 42 366 | 17 206 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 36 352 | 36 750 | 35 560 | 1 190 | |||
Totaal Apparaatsuitgaven | 443 927 | 392 417 | 379 460 | 410 279 | 385 029 | 347 828 | 37 201 |
Totaal uitgaven | 1 430 726 | 1 728 994 | 1 628 471 | 1 811 140 | 1 842 434 | 1 793 077 | 49 357 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 82 462 | 49 118 | 39 234 | 105 374 | 52 837 | 34 721 | 18 116 |
Toelichting bij de verschillen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie in het verslagjaar is – € 178,2 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in tijd zijn versneld of vertraagd. De opmerkelijke verschillen betreffen de versnelling van het project Infanteriegevechtsvoertuig (IGV), de in 2005 geplande verplichting van € 10,5 miljoen is in 2004 aangegaan, de vertraging van het project Soldier Modernisation Programme (– € 29,0 miljoen) en de vertraging van het infrastructuurproject De Peel (– € 18,2 miljoen). De resterende verschillen hebben per saldo (– € 120,5 miljoen) tot lagere verplichtingen geleid. Deels is dit verbonden aan de overheveling van budgetten voor investeringen en onderhoud naar andere defensieonderdelen.
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor het Operationeel Commando en de apparaatsuitgaven voor de Landmachtstaf en de overige eenheden BLS bedraagt € 1 207,5 miljoen en bestaat voor € 850,9 miljoen uit personele uitgaven en voor € 356,6 miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor het Operationeel Commando en de apparaatsuitgaven voor de Landmachtstaf en de overige eenheden BLS bedraagt € 1 224,7 miljoen en bestaat voor € 875,4 miljoen uit personele uitgaven en voor € 349,3 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt € 24,5 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 36 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 6,9 miljoen) en minderuitgaven (- € 33,6 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 740 vte’n achter op de planning. Een ander opmerkelijk verschil waren de hogere uitgaven voor de toelagen voor militair personeel (€ 9,8 miljoen) als gevolg van de meeruitgaven voor de grote oefening Iron Sword. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 5,4 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is – € 7,3 miljoen. Dit verschil is in belangrijke mate veroorzaakt door een herverdeling (– € 21,7 miljoen) van de budgetten voor werkplekdiensten die bij DTO worden afgenomen en herschikkingen in het kader van het project «Op weg naar een nieuw evenwicht». De resterende verschillen hebben per saldo (+€ 14,4 miljoen) tot hogere uitgaven geleid. Deze zijn met name een gevolg van IV-gerelateerde uitgaven uit 2004 die in 2005 zijn betaald, hogere vervoerskosten in verband met oefeningen en een toename van de wervingsactiviteiten.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is € 13,8 miljoen. Dit verschil is per saldo veroorzaakt door hogere uitgaven voor de projecten Fennek/LVB en IGV en door lagere uitgaven voor een groot aantal projecten, zoals Vervanging M109, WLS, MRAT, TACTIS en Boxer. De verschillen hebben geen gevolgen voor de totale projectbudgetten.
De hogere uitgaven voor het project Fennek/LVB (€ 32,6 miljoen) en het project Infanterie Gevechtsvoertuig (€ 92,5 miljoen) zijn het gevolg van een versnelde uitvoering van deze projecten. De lagere uitgaven voor het project Vervanging M109 (– € 19,9 miljoen) zijn een gevolg van vertraagde verificatie bij de aflevering van de vuurmonden. Ook bij het project Wissellaadsystemen is sprake van lagere uitgaven dan geraamd, € 16,7 miljoen. Dit komt door het uitlopen van beproevingen van de containers en van de flatracks en vanwege foutieve leveringen. Geconstateerde tekortkomingen van functionaliteiten in het project Medium Range Anti-Tank (MRAT) hebben geleid tot lagere uitgaven voor dit project van – € 13,3 miljoen. Voor het project Tactische Indoor Simulatie (TACTIS) is een in 2005 voorziene betaling in 2004 betaald en is er sprake van vertraging in het infrastructurele deel van het project. De uitgaven hiervoor worden in 2006 gedaan. De lagere uitgaven voor het project TACTIS bedragen – € 11,2 miljoen. De lagere uitgaven voor het project Boxer (– € 10,0 miljoen) hebben te maken met de besluitvorming over de voortzetting van het project. In het verslagjaar zijn alleen de opdrachten geïnitieerd die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de gekozen verwervingsstrategie. De resterende verschillen hebben per saldo (– € 40,2 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Licht verkennings- en bewakingsvoertuig (FENNEK/LVB)
Dit project omvat de vervanging van de M113 C&V en de Landrover 7,5 kN (verkenning) door het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB). Het project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Over de voortgang van het project is de Kamer op 17 februari 2005 en 23 mei 2005 ingelicht. Met de leverancier is versnelde levering overeengekomen.
Vervanging M109
Dit project betreft de vervanging van de M109 vuurmonden, inclusief de verwerving van een initieel munitiepakket extended range 155 mm projectielen, door in eerste instantie zevenenvijftig stuks van het type Pantserhouwitser 2000. De eerste vier vuurmonden zijn in 2005 geleverd. De verificatiebeproevingen worden in het eerste kwartaal van 2006 afgerond. De verkoopmogelijkheden van de achttien overtollige houwitsers worden onderzocht. Het contract voor de verwerving van de 155 mm projectielen is in december 2005 getekend.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Dit project omvat de verwerving van 184 infanteriegevechtsvoertuigen, inclusief de verwerving van munitie en opleidingsleermiddelen. Het contract is in december 2004 getekend. De kwalificatiebeproevingen zijn in het tweede kwartaal van 2005 gestart. Dit project maakt deel uit van het totale project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR». Over de voortgang zal de Kamer in de komende zevende jaarrapportage worden geïnformeerd.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is € 17,2 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde gelden.
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie in het verslagjaar is € 18,1 miljoen. Dit verschil is grotendeels veroorzaakt door een ontvangst van € 15,0 miljoen voor de overdracht van IV-middelen vanwege de invoering van integrale werkplekdiensten. Het resterende verschil is veroorzaakt door verrekeningen voor geleverde diensten, waaronder, het in eigen beheer, uitgevoerde geneeskundige verzorging.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KL moet voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie. De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien die nodig zijn voor het voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Doelstellingenmatrix KL | |||||
---|---|---|---|---|---|
Totaal | Inzetbaar *HRF(High Readiness Forces) | Inzetbaar*FLR(Forces of Lower Readiness) | |||
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn | Op lange termijn | |
Δ HRF(L)HQ (NL-deel) | Staff | 1 | 1 | ||
CIS-Battalion | 1 | 1 | |||
Staff Support Battalion | 1 | 1 | |||
Special Operations Staff | 1 | 1 | |||
Commandotroepencompagnie | 3 | 2 | 1 | ||
Kernstaf Logistieke brigade | 1 | 1 | |||
Kernstaf Geniebrigade | 1 | 1 | |||
Δ Air Manoeuvre Brigade | Brigadestaf met stafstafcompagnie | 1 | 1 | ||
Infanteriebataljon Luchtmobiel | 3 | 3 | |||
Mortiercompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | |||
Geniecompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | |||
Luchtverdedigingscompagnie | 1 | 1 | |||
Geneeskundige compagnie | 1 | 1 | |||
Bevoorradingscompagnie | 1 | 1 | |||
Herstelcompagnie | 1 | 1 | |||
Δ Gemechaniseerde Brigade (13, 41 en 43 Mechbrig) | Brigadestaf met stafstafcompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 |
Pantserinfanteriebataljon | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Tankbataljon | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Brigade verkenningseskadron | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Afdeling veldartillerie | 2 | 1 | 1 | ||
Pantsergeniecompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Geneeskundige compagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Bevoorradingscompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Herstelcompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Δ 101 Gevechtssteun Brigade | ISTAR module | 3 | 1 | 1 | 1 |
(voorheen Combat Support | Pantsergeniecompagnie | 1 | 1 | ||
And Support Command) | Constructiecompagnie | 3 | 2 | 1 | |
Brugcompagnie | 1 | 1 | |||
NBC-compagnie | 1 | 1 | |||
Pantserluchtdoelartilleriebatterij | 3 | 1 | 1 | 1 | |
Verbindingsbataljon | 2 | 1+1/3 | 1/3 | 1/3 | |
Δ 1 Logistieke Brigade (voorheen Divisie Logistiek | Bevoorradings- en transportbataljon | 2 | 2 | ||
Commando) | Herstelcompagnie | 3 | 3 | ||
Geneeskundig bataljon | 1 | 1 | |||
Δ Regionaal Militair Commando | Nationale Reserve Bataljon | 5 | 5 | ||
NL-deel CIMIC Group North | 1 | 2/3 | 1/3 | ||
NL CIMIC Support Unit | 1 | 1 |
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20 / 30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.
In de loop van 2005 is het 106 Verbindingsbataljon opgeheven en het 101 CIS-bataljon opgericht.
In 2005 heeft de KL geheel voldaan aan de gestelde opdracht behoudens de geplande invoering van het Fysieke Distributie (FD) concept en de herschikking van de geneeskundige eenheden. Dit heeft geleid tot een verminderde gereedheid van de betrokken eenheden. Dit heeft geen consequenties gehad voor de lopende missies. Dit dankzij de inzet van het (logistiek) personeel.
Nederland was samen met Duitsland «Lead Nation» van de landcomponent van «NATO Response Force» (NRF) 4. In de eerste helft van 2005 leverde de KL daartoe de hoofdmacht van de landcomponent van NRF-4. In totaal bedroeg de Nederlandse bijdrage aan NRF-4 ongeveer 4 500 militairen. Daarnaast heeft de KL een bijdrage geleverd aan NRF-5 in de tweede helft van 2005.
Naast de bijdrage aan de NRF leverde de KL-eenheden en individuele militairen aan vrijwel alle buitenlandse missies waaraan Nederland deelnam. Eenheden van de KL zijn ingezet bij de operatie «Althea» (EUFOR), de «Stabilisation Force Iraq» (SFIR), de «Operatie Enduring Freedom» (OEF), de «International Security Assistance Force» (ISAF) in Afghanistan en bij het militair noodhulphospitaal in Pakistan. CIMIC-functionarissen hebben in alle missies deel uitgemaakt van de uitgezonden eenheden. Daarnaast hebben individuele militairen deelgenomen aan de missies: de «Nato Training Mission Iraq» (NTM-I), de «Multi National Force Iraq» (MNF-I), de «Aceh Monitor Mission», de «UN Organisation Mission» (MONUC), de SSR-missie in Congo, UNTSO in het Midden-Oosten en het «International Advisory Team» in Sudan.
High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF (L) HQ)
Het snel inzetbare Duits-Nederlandse HRF(L)HQ, dat in 2005 zijn 10-jarig bestaan vierde, heeft in de eerste helft van 2005 de taken van «Land Component Command» van NRF-4 op zich genomen. Omdat de NRF niet is ingezet, is de standby-periode afgesloten met de oefening «Iron Sword» in Noorwegen waaraan ongeveer 5 000 militairen hebben deelgenomen, waarbij eenheden met ongeveer 2 000 voertuigen, inbegrepen tanks en pantservoertuigen, een strategische verplaatsing hebben uitgevoerd.
Het Korps Commandotroepen heeft in 2005 zijn doelstellingen volledig gerealiseerd. In de loop van 2005 zijn alle drie de Commandotroepencompagnieën geheel of gedeeltelijk ingezet in de «Special Forces Task Group» van de operatie Enduring Freedom in Afghanistan. De eenheden die inmiddels zijn teruggekeerd zijn weer bezig met het opwerken naar de status operationeel gereed.
Alle eenheden van de Air Manoeuvre Brigade hebben de vereiste doelstellingen bereikt en zijn in 2005 betrokken geweest bij buitenlandse missies. Zo is de kern van SFIR-5 geleverd door 11 Infanteriebataljon luchtmobiel. 12 Infanteriebataljon luchtmobiel heeft deel uitgemaakt van NRF-4 en 13 Infanteriebataljon luchtmobiel is na inzet in Irak in het najaar van 2004 bezig geweest met het opwerken naar de status operationeel gereed en heeft die in september 2005 weer bereikt. Delen van de mortiercompagnie, de bevoorradingscompagnie, de geneeskundige compagnie en de geniecompagnie zijn ter ondersteuning van 11 Infanterie bataljon luchtmobiel ingezet in SFIR-5. Detachementen van de luchtverdedigingscompagnie zijn ingezet bij OEF.
13 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
Het jaar 2005 stond voor de eenheden van 13 Mechbrig in het teken van opwerken naar de status operationeel gereed in 2006 en de eerste helft van 2007. De planning die hiervoor was opgezet, is nagenoeg geheel gehaald. Er zijn afwijkingen geweest vanwege de inzet van onderdelen van de brigade in Bosnië en Irak. Deze onderdelen zullen om die reden later dan de aanvankelijke planning operationeel gereed zijn in verband met recuperatie. 11 Afdeling Rijdende Artillerie heeft als infanterie-eenheid de laatste maanden van het jaar het contingent EUFOR-3 gevuld. Daarnaast heeft de afdeling halverwege het jaar één batterij overgenomen van 41 Afdeling Veldartillerie uit Seedorf. Bij 11 Tankbataljon dat, na de overname van een gevechtseskadron van 101 Tankbataljon, uit drie eskadrons bestaat, zijn in oktober de eerste Fennek-verkenningsvoertuigen ingestroomd.
41 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
Als gevolg van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief wordt 41 Mechbrig in Seedorf medio 2006 opgeheven. Vooruitlopend op deze opheffing is de brigade niet meer als geheel getraind en is de aandacht op dit gebied geheel gericht geweest op de subeenheden van de brigade die eind 2005 zijn overgedragen aan de twee andere Mechbrigs. De eenheden van de brigade zijn in de tweede helft van 2005 om die reden ingedeeld als «Forces of Lower Readiness» en op 20 december zijn nagenoeg alle overgebleven eenheden opgeheven of overgedragen aan 13 respectievelijk 43 Mechbrig.
Vooruitlopend hierop is in juli 2005 41 Afdeling Veldartillerie opgeheven. De twee vuurmondbatterijen van deze eenheid zijn overgedragen aan de afdelingen Veldartillerie van 13 en 43 Mechbrig. Op 20 december is 101 Tankbataljon «Regiment Huzaren Prins Alexander» opgeheven en zijn de twee gevechtseskadrons van deze eenheid onder bevel gesteld van de tankbataljons van respectievelijk 13 en 43 Mechbrig. Op diezelfde datum is 42 Pantserinfanteriebataljon heringedeeld bij 13 Mechbrig. Voorts is in het kader van de reorganisatie van de gemechaniseerde brigades in de loop van het jaar 45 Pantserinfanteriebataljon «Regiment Infanterie Oranje Gelderland» opgericht. Deze eenheid, waarvan de vulling voorspoedig verloopt, is inmiddels overgedragen aan 43 Mechbrig.
43 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
De brigade heeft met het merendeel van zijn eenheden de kern gevormd van de landcomponent van NRF-4. In die periode heeft één van de compagnieën van 44 Pantserinfanteriebataljon de kern gevormd van EUFOR-1 in Bosnië-Herzegovina. 42 Tankbataljon heeft in de tweede helft van 2005 met een aantal van zijn tankpelotons deel uitgemaakt van ISAF. De eenheden van dit bataljon, alsmede 43 Brigade Verkenningseskadron, zijn in Afghanistan belast geweest met de beveiliging van het «Provincial Reconstruction Team» (PRT) van ISAF en de «Special Forces Task Group» bij OEF.
Als gevolg van de reorganisatie van de artillerie heeft 14 Afdeling Veldartillerie medio 2005 een vuurmondbatterij overgenomen van de inmiddels opgeheven 41 Afdeling Veldartillerie. Onderdelen van deze afdeling zijn in 2005 ingezet in Bosnië-Herzegovina (SFOR-17/EUFOR-1) en Irak (SFIR-5). Eind 2005 heeft de afdeling de eerste Pantserhouwitser in ontvangst genomen. Een halve compagnie van 11 Pantsergeniebataljon is ingezet in Irak (SFIR-5), een andere compagnie van dit bataljon heeft deel uitgemaakt van NRF-4.
De logistieke eenheden van de brigade zijn gedurende de eerste helft van 2005 standby geweest in het kader van NRF-4. 43 Bevoorradingscompagnie is als gevolg van het project FD in september 2005 opgeheven.
Combat Support Command (CSC)/101 Gevechtssteun Brigade (101 Gevsteunbrig)
Het CSC is in 2005 gereorganiseerd en omgedoopt tot 101 Gevechtssteun Brigade. Sinds het begin van het jaar zijn alle luchtdoelartillerie-eenheden in de brigade ondergebracht en geconcentreerd in het nieuw opgerichte Commando Luchtdoelartillerie. Vanuit dit commando zijn 12 Pantserluchtdoelbatterij en delen van 11 Pantserluchtdoelbatterij ingezet als Nederlandse compagnie bij EUFOR-2.
De twee direct inzetbare constructiecompagnieën, alsmede enkele andere onderdelen van 101 Geniebataljon, hebben deel uitgemaakt van NRF-4. Een deel van 101 Geniebataljon is ingezet bij OEF. Daarnaast heeft één van de constructiecompagnieën geniesteun verleend bij de ontplooiing van het mariniersbataljon in Afghanistan. Een deel van de NBC-compagnie is in de tweede helft van 2005 onderdeel geweest van NRF-5.
Vrijwel geheel 101 CIS bataljon is in de eerste helft van het jaar ingedeeld geweest in NRF-4. In de tweede helft van 2005 is een klein detachement beschikbaar geweest voor NRF-5. Halverwege het jaar is de derde compagnie opgericht. Ten slotte hebben detachementen uit het bataljon op verbindingsgebied EUFOR, ISAF en het militaire noodhulphospitaal in Pakistan ondersteund.
Het grootste deel van het Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance (ISTAR)-bataljon heeft deelgenomen aan NRF-4. Dit bataljon is en wordt modulair samengesteld; in 2005 is de derde ISTAR-module opgericht.
Divisie Logistiek Commando (DLC) / 1 Logistieke Brigade (1 Logbrig)
Onder invloed van het FD-concept wordt de logistiek in de KL gereorganiseerd en vrijwel volledig geconcentreerd in het Divisie Logistieke Commando. De naam van dit commando is om die reden in het voorjaar van 2005 omgedoopt tot 1 Logbrig. De invoering van het FD-concept betekent echter dat vanaf september 2005 tot begin 2007 beide Bevoorradings- en Transport (B&T)-bataljons worden gereorganiseerd. Hierdoor is in die periode ongeveer 50% van de logistieke capaciteit niet beschikbaar. Naast een nieuw concept is er in 2005 ook veel nieuw materieel ingestroomd. Zo is op 22 april de eerste Tropco (Trekker-Opleggercombinatie) voor het vervoer van zwaar materieel in ontvangst genomen. In september is voorts het eerste van 555 Wissellaadsystemen (WLS) ingestroomd.
In 2005 zijn vrijwel alle eenheden van 1 Logbrig betrokken geweest bij buitenlandse missies. De staf van 1 Logbrig is gedurende NRF-4 standby geweest als kernstaf van de gezamenlijke Nederlands-Duitse logistieke brigade. Eind 2005 is een aantal militairen van de staf uitgezonden naar Pakistan als onderdeel van het militair noodhulphospitaal dat medische hulp heeft verleend na de aardbeving aldaar.
Een deel van 200 B&T-bataljon heeft in de periode van maart tot mei de «re-deployment» van SFIR uit Irak voor zijn rekening genomen en heeft daarnaast met enkele onderdelen de logistieke ondersteuning van EUFOR-1 verzorgd. Vanaf september 2005 reorganiseert deze eenheid als gevolg van het FD-project.
100 B&T bataljon heeft samen met 330 Herstelcompagnie in de eerste helft van 2005 deel uitgemaakt van NRF-4.
310 Herstelcompagnie heeft met het grootste deel van de eenheid de logistieke ondersteuning van SFIR-5 en SFOR-17/EUFOR-1 verzorgd. 320 Herstelcompagnie heeft met onderdelen van zijn eenheid de logistieke ondersteuning van EUFOR-2 verzorgd. Daarnaast is een bijdrage geleverd aan NRF-5.
400 Geneeskundig bataljon is in het najaar gestart met de reorganisatie van de eenheid. Eén van de Hospitaalcompagnieën van het bataljon heeft in de eerste helft van 2005 deel uitgemaakt van NRF-4 en is vervolgens in het najaar uitgezonden geweest naar Pakistan om het militaire noodhulphospitaal te bemensen.
Regionaal Militair Commando (RMC) en Nationale Reserve (NATRES)
In 2005 is gestart met de reorganisatie van de RMC’s. De nieuwe organisatie zal 1 april 2006 operationeel worden en dan bestaan uit drie commando’s. Deze bestrijken drie regio’s die volledig aansluiten op de civiele indeling van de veiligheidsregio’s.
De vijf NATRES-bataljons zijn conform de doelstelling gedurende het gehele jaar direct inzetbaar geweest, maar hebben ook extra activiteiten uitgevoerd. Belangrijke bijdrages zijn geleverd onder meer bij het bezoek van President Bush in mei en bij het extreme winterweer eind november. Ook zijn de bataljons intensief betrokken geweest bij de nationale crisisbeheersingsoperatie «Bonfire» en de grootschalige oefening «Active Response», waarin Defensie steunverlening aan civiele autoriteiten en hulpverleningsinstanties tijdens een crisis heeft beoefend. Met de uitvoering van deze oefening werd vorig jaar reeds invulling gegeven aan de afspraken in het convenant Civiel Militaire Bestuursafspraken (CMBA), waarin de inzet van 3 000 militairen (waarvan 2 000 KL-militairen) wordt gegarandeerd voor de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rampen en incidenten.
Beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke luchtmacht (KLu), sinds 5 september het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), levert met luchtstrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving van de taken die eenheden van de KLu moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden van de KLu nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KLu voldaan kan worden, zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force» (NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
Kenmerkend voor het huidige en toekomstige optreden van de KLu is de inzetbaarheid in het gehele geweldsspectrum, de modulaire inpasbaarheid in nationale en internationale verbanden en de capaciteit om expeditionair op te kunnen treden waardoor inzet over grote afstanden en een snelle ontplooiing mogelijk is. In operatiegebieden, en indien nodig in Nederland, levert de KLu slagkracht in en vanuit de lucht. Met haar wapensystemen is zij in staat het luchtruim te domineren. Zij draagt daarmee bij aan het creëren van vrijheid van handelen voor eigen en andere eenheden (joint/combined) voor operaties in en vanuit de lucht, op het land en vanaf de zee. Met de luchttransportmiddelen van de KLu worden operaties van de krijgsmacht, waar ook ter wereld, ondersteund. Grond-lucht geleide wapeneenheden bieden bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen voor eigen eenheden en die van coalitiepartners in inzetgebieden. Verder kunnen luchtverkenningsmissies door de KLu worden uitgevoerd.
Luchtstrijdkrachten kunnen zich goed aanpassen aan wisselende omstandigheden door hun reactiesnelheid, precieze inzet, gedoseerde slagkracht en het vermogen snel te escaleren of te deëscaleren.
Daarnaast vindt ondersteuning plaats aan civiele autoriteiten, onder andere door bewaking van het Nederlandse luchtruim, fotoverkenning, gewondenvervoer en brandbestrijding.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 430 469 | 1 788 084 | 1 029 548 | 1 354 379 | 1 103 366 | 1 143 654 | – 40 288 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Tactische luchtmacht | 431 516 | 447 681 | 473 790 | 441 579 | 447 264 | 452 569 | 5 305 |
Investeringen | 372 001 | 398 507 | 296 629 | 310 876 | 393 180 | 294 584 | 98 596 |
Totaal Programmauitgaven | 803 517 | 846 188 | 770 419 | 752 455 | 840 444 | 747 153 | 93 291 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten | 380 050 | 351 796 | 372 243 | 353 368 | 316 624 | 338 302 | – 21 678 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 13 050 | 11 949 | 10 346 | 21 044 | 18 933 | 12 122 | 6 811 |
Bijdragen aan baten-lasten diensten | 9 408 | 11 628 | 8 548 | 3 080 | |||
Totaal Apparaatsuitgaven | 393 100 | 363 745 | 382 589 | 383 820 | 347 185 | 358 972 | – 11 787 |
Totaal uitgaven | 1 196 617 | 1 209 933 | 1 153 008 | 1 136 275 | 1 187 629 | 1 106 125 | 81 504 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 37 683 | 39 235 | 36 524 | 42 716 | 26 834 | 36 997 | – 10 163 |
Toelichting bij de verschillen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie is – € 40,3 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in de tijd versneld of vertraagd worden aangegaan. Opmerkelijke verschillen zijn vertragingen in de projecten LG-bewapening fase 1, Link-16, F-16 Zelfbescherming fase 1, F-16 Targeting pods, F-16 M5 Modificatie en Patriot Vervanging Compatriot. Deze vertragingen, die ontstaan in de complexiteit van onderhandelingen en besluitvorming, veroorzaken een onderrealisatie van – € 176,9 miljoen. Daartegenover staan verplichtingen die niet in de begroting 2005 waren voorzien, zoals voor de projecten F-16 Vervanging SDD-fase (€ 9,0 miljoen), derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig (€ 26,2 miljoen), Cockpit-upgrade eerste en tweede Hercules C-130 transportvliegtuig (€ 22,9 miljoen), Cockpit-upgrade (K) DC-10 (€ 46,8 miljoen) en huisvesting CLSK (€ 31,7 miljoen).
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de Tactische Luchtmacht en de apparaatsuitgaven voor de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten bedraagt € 790,9 miljoen en bestaat voor € 502,6 miljoen uit personele uitgaven en voor€ 288,3 miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor de Tactische Luchtmacht en de apparaatsuitgaven voor de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten bedraagt € 763,9 miljoen en bestaat voor € 486,5 miljoen uit personele uitgaven en voor € 277,4 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt – € 16,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 7,1 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 3,9 miljoen) en minderuitgaven (– € 15,1 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 350 vte’n achter op de planning. Een ander opmerkelijk verschil waren de lagere uitgaven (– € 11,3 miljoen) voor overige personele uitgaven. Dit verschil vond een oorzaak in een restrictief inhuurbeleid waardoor minder werd uitgegeven dan oorspronkelijk voorzien. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 0,7 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie bedraagt – € 10,9 miljoen. De oorzaken voor dit verschil zijn de herverdeling van de budgetten (– € 5,4 miljoen) voor werkplekdiensten die bij DTO worden afgenomen en hogere uitgaven vanwege de gestegen vliegtuigbrandstofprijzen (€ 19,9 miljoen). De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 25,4 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2005 is € 98,6 miljoen. Bij het opstellen van de begroting 2005 zijn de uitgaven van een groot aantal kleinere investeringen zeer behoedzaam geraamd met de verwachting dat bij de realisatie hiervan vertragingen zouden ontstaan als gevolg van de verschillende reorganisaties in de verwervingsorganisaties. Gedurende het verslagjaar is gebleken dat een groot deel van deze kleinere investeringen toch conform oorspronkelijke planning is gerealiseerd. Per saldo bedraagt dit grote aantal kleinere investeringen + € 121,2 miljoen. Daarnaast vond in 2005 de niet geraamde verwerving plaats van de kantooraccommodatie voor het CLSK in Breda (€ 24,0 miljoen) en het derde en vierde C-130 Hercules transportvliegtuig (€ 7,5 miljoen). Bovendien is de realisatie van een aantal grotere projecten anders gelopen dan gepland. De uitgaven voor het Modernized Target Aquisition and Designation System van de Apache-helikopter zijn lager (€ 19,4 miljoen) dan geraamd door vertraging bij de ontwikkeling van het systeem. Ook de uitgaven voor de modificatie van de recent aangeschafte DC-10 zijn lager dan geraamd (– € 14,7 miljoen) vanwege vertraagde onderhandelingen over de Cockpit Upgrade en het Palletised Interior System. De projecten Patriot Vervanging Compatriot en F-16 Targeting Pods zijn met tenminste één jaar vertraagd, wat in beide gevallen minderuitgaven (-€ 10,0 miljoen) heeft veroorzaakt.
Vervanging F-16
De resultaten van de activiteiten in het kader van de verwervingsvoorbereiding, de transitievoorbereiding en de deelname aan de System Development and Demonstration fase van het JSF-programma zijn vertaald in 19 aspectstudies, 26 deelstudies en een overkoepelend DMP-D document.
In de jaarlijkse evaluatie van het JSF-programma heeft de Amerikaanse Government Accountability Office (GAO) een stap-voor-stap benadering voorgesteld voor de ontwikkeling en productie. Het Amerikaanse Department of Defense (DoD) heeft evenwel besloten vast te houden aan het huidige «spiral development plan». Dat wil zeggen dat de start van de productiefase niet wordt vertraagd en een voor het DoD aanvaardbare overlap blijft bestaan tussen de ontwikkelingsfase en de productiefase. Pogingen van het Amerikaanse House of Representatives om via een budgetkorting alsnog het programma te vertragen, zijn na een behandeling in het «Armed Service Conference» gestaakt. Het benodigde budget voor 2007 is weliswaar met $ 32 miljoen gekort, maar dit zal niet leiden tot vertraging van het programma.
Het Amerikaanse DoD heeft gedurende 2005 gewerkt aan de Quadrennial Defense Review (QDR). In dit proces wordt elke vier jaar het Amerikaanse defensiebeleid opnieuw bezien. In de aanloop naar de QDR worden alle Amerikaanse defensieprogramma’s onder de loep genomen, dus ook het JSF-programma.
Derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig
Vanwege internationaal onderkende tekorten voor (tactisch) luchttransport is eind 2004 besloten om een derde en een vierde Hercules C-130 transportvliegtuig te verwerven. In november 2005 is het contract getekend.
De vliegtuigen worden vanuit de Verenigde Staten overgebracht naar het Verenigd Koninkrijk, waar ze groot onderhoud en modificaties zullen ondergaan, waaronder een volledige «Cockpit Update» en een «Cabin Safety Improvement Programme». Na een «Operationele Test en Evaluatie»-programma zullen de derde en vierde C-130 Hercules vliegtuigen vanaf medio 2007 beschikbaar zijn.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is € 6,8 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde gelden.
Het verschil tussen de budgettaire raming van ontvangsten en de realisatie in het verslagjaar is – € 10,2 miljoen. Dit verschil is grotendeels veroorzaakt door de systematiek waarin via Foreign Military Sales betaalde voorschotten aan de Amerikaanse overheid worden afgehandeld. Voorschotbetalingen via FMS worden op basis van werkelijke prijzen herberekend, wat kan leiden tot terugbetalingen. Doordat een aantal van deze in 2005 verwachte terugbetalingen is vertraagd naar 2006, zijn in 2005 minder ontvangsten gerealiseerd dan geraamd.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KLu moet voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie. De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien, benodigd voor het voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Doelstellingenmatrix Koninklijke luchtmacht | |||||
---|---|---|---|---|---|
Totaal | Inzetbaar*HRF(High Readiness Forces) | Inzetbaar*FLR(Forces of Lower Readiness) | |||
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn | Op lange termijn | |
Δ Jachtvliegtuigen | F-16 squadron | 5 | 4 | 1 | |
Δ Apache gevechtshelikopters | Squadron | 1 | 1 | ||
Δ Transporthelikopters | Squadron | 2 | 2 | ||
Δ Lutra/tankervliegtuigen | Squadron | 1 | 1 | ||
Δ Geleide Wapens | Patriot Fire Platoons | 4 | 4 | ||
Air Operations Control Station | 1 | 1 |
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen
Vrijwel alle eenheden van de KLu zijn het afgelopen jaar ingezet. In totaal zijn 1 268 luchtmachtmilitairen uitgezonden geweest. Alle vier de pijlers van de KLu zijn ingezet. Jachtvliegtuigen zijn ingezet voor ISAF en voor de «NATO Baltics Air Policing»-taak. Voor de Stabilisation Force Iraq (SFIR) zijn Apaches en Cougars ingezet. Transportvliegtuigen zijn wereldwijd voor diverse operaties ingezet. Eenheden van de Groep Geleide wapens zijn samen met eenheden van de Koninklijke landmacht ingezet voor het «Provincial Reconstruction Team» (PRT) in Afghanistan. In 2005 waren 231 militairen van de KLu op individuele basis uitgezonden voor onder meer de European Monitoring Mission (EUMM) op de Balkan, de United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) in het Midden-Oosten en de Aceh Monitoring Mission (AMM) in Indonesië. In totaal zijn in 2005 25 KLu-detachementen op uitzending geweest. De omvang varieerde van enkele personen tot grote detachementen van rond de 200 personen. Aan het eind van 2005 was KLu-personeel nog uitgezonden in vijf detachementen.
F-16 detachementen van afwisselend Volkel en Leeuwarden zijn vanaf april uitgezonden naar Kabul om de ISAF-operaties in Afghanistan te ondersteunen. Tevens is een detachement van de Vliegbasis Leeuwarden uitgezonden dat van 1 april tot 1 juli vanaf de Vliegbasis Siauliai in Litouwen heeft bijgedragen aan de NATO Baltics Air Policing taak. De vliegurenrealisatie is in 2005 ten opzichte van de planning achtergebleven. Dit is veroorzaakt door diverse «verstoringen» op het gebied van materiële gereedheid. Zo zijn op de MOB’s, naar aanleiding van de SAMSON-maatregelen, reorganisaties doorgevoerd wat tot infrastructurele aanpassingen heeft geleid. Dit leidde tot tijdelijk verlies van onderhoudscapaciteit. Ook is de voorziening van reservedelen een voortdurend probleem gebleken wat tot vermindering van de gereedstelling heeft geleid. Verder veroorzaakte de technische ondersteuning van de operaties in Litouwen en in Kabul een verminderde beschikbaarheid van technisch personeel op de thuisbases wat eveneens een lagere gereedstelling tot gevolg had.
De gereedstelling van het Apache-squadron werd gekenmerkt door een recuperatie- en opwerkperiode van mei tot en met oktober. Tot en met april 2005 heeft een detachement met zes Apache-helikopters vanaf Kabul International Airport de ISAF-missie in Afghanistan ondersteund. Het Apache-detachement heeft bijgedragen aan de veiligheid van de grondtroepen en heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de stabiliteit en veiligheid in het gebied rond Kabul. In dezelfde periode is een tweede Apache-detachement van dezelfde omvang geplaatst op de Vliegbasis Tallil in Irak ter ondersteuning van de SFIR-missie. Als gevolg van het hogere operationele tempo is in oktober het aantal Apaches in Fort Hood (VS) teruggebracht van acht naar zeven en is één helikopter teruggehaald naar Nederland.
De inzet van de transporthelikopters in 2005 werd, net als voorgaande jaren, gekenmerkt door een groot aantal uitzendingen. In het kader van SFIR is het Cougar-squadron tot en met april 2005 uitgezonden geweest naar Irak met aansluitend recuperatie. Het Chinook-squadron is, na recuperatie van de SFIR-uitzending in 2004, vanaf april 2005 uitgezonden naar Zuid-Afghanistan ter ondersteuning van Special Forces die bijdragen aan de Operatie Enduring Freedom. Ook is een Chinook ingezet ten behoeve van de Election Support Forces in Mazar-e Sharif ten tijde van de verkiezingen in Afghanistan. Tijdens het uitvoeren van operaties zijn twee Chinook-helikopters in Afghanistan verloren gegaan; één in juli en één in oktober. Als gevolg van de voortdurende uitzenddruk in combinatie met een onvolledig gevulde organisatie manifesteerde zich in augustus het probleem van onvoldoende beschikbaarheid van loadmasters voor de Chinook. Vervolgens zijn met succes diverse acties genomen om de loadmasterproblematiek te verlichten, zoals het inhuren van Britse loadmasters en het versnellen van de opleidingen.
De vier Alouettes III stonden oorspronkelijk gepland voor uitfasering per ultimo 2005. Doordat alle vier de Alouettes in 2004 en 2005 groot onderhoud hebben ondergaan, werd in november besloten deze helikopters vooralsnog aan te houden tot 2010.
Luchttransport en tankervliegtuigen
In november is het besluit genomen twee extra C-130’s aan te schaffen. Deze twee vliegtuigen zullen vanaf medio 2007 aan de vloot in Eindhoven worden toegevoegd. Opvallende vluchten van afgelopen jaar waren onder meer de vluchten met hulpgoederen voor de gebieden van de tsunamiramp. Verder heeft de C-130 Hercules driemaal een uitzending uitgevoerd in Afghanistan. Op dit moment vindt de derde uitzending plaats die duurt tot oktober 2006.
De KDC-10 heeft in het afgelopen jaar in totaal 9 803 passagiers en 1 515 000 kg vracht vervoerd. Naast onder meer 37 vluchten voor ISAF/OEF, zijn 24 vluchten uitgevoerd in het kader van SFIR en 2 vluchten voor EUFOR. In totaal zijn 61 air-to-air refuelling (AAR) vluchten uitgevoerd.
De C-130 heeft onder meer 66 vluchten voor de Afghanistan-missies uitgevoerd, twee in het kader van SFIR en negen voor EUFOR. De vliegbasis Eindhoven heeft in 2005 meer vracht afgehandeld dan ooit. In totaal werd 8 696 000 kilogram vracht vanaf de vliegbasis Eindhoven naar diverse bestemmingen gevlogen. In 2004 was dit nog 6 623 000 kilo. Deze toename heeft vooral te maken met de deelname van Nederlandse militairen aan de International Security Assistance Force (ISAF) en Operation Enduring Freedom (OEF) in Afghanistan.
De materiële gereedheid van de Patriotradars is in 2005 verbeterd. Als gevolg van een voortdurend tekort aan reserveonderdelen is de vierde Radarset echter niet inzetbaar geweest. Hierdoor was één van de twee Patriot clusters (van ieder twee Patriot-wapensystemen) beperkt beschikbaar waardoor niet volledig aan de gereedheidstermijnen van de Navo kon worden voldaan. Tevens zijn middelen van de logistieke ondersteuning ingezet in Afghanistan waardoor één van de Patriot-clusters niet voldoende logistiek ondersteund kon worden. Van augustus 2004 tot en met augustus 2005 is het personeel van één Patriot Fire Platoon ingezet voor het «Provincial Reconstruction Team» in Afghanistan. Het betrof een gezamenlijke missie met pelotons van de KL ten behoeve van de beveiliging van de eenheid. Vanwege de geplande aanbieding van de Geleide Wapens voor NRF-6 in januari 2006, is direct na de terugkeer uit Afghanistan gestart met het opwerken naar een NRF-certificeerbare status.
Vanaf het moment van uitzending van het PRT naar Afghanistan is de KLu opgetreden als coördinerend krijgsmachtdeel voor Afghanistan. Als gevolg van deze rol was de KLu ook verantwoordelijk voor het uitbrengen van het Contingentscommando en het National Support Element ter plaatse. Dit heeft een aanzienlijke extra belasting opgeleverd voor zowel het personeel dat vanaf diverse KLu-onderdelen werd uitgezonden als ook voor het Operatiecentrum KLu dat, met een beperkte extra bezetting, al deze extra inspanningen diende te coördineren. Vooral de afhandeling van de logistiek is een bijzondere belasting gebleken. De ontplooiing van de Election Support Forces naar Mazar-e Sharif was een luchttransportoperatie van een voor Nederland ongekende omvang. In totaal werden 120 vluchten met Ilyuschin-76 en C-17 toestellen gepland en afgehandeld. Voor deze afhandeling is een grote hoeveelheid extra personeel van alle OPCO’s ingezet. Operaties vonden plaats vanaf drie verschillende vliegvelden. Ter verbetering van de logistieke ketens is een interim«tracking & tracing»-systeem ingericht waarmee vrachtladingen doorlopend gemonitord kunnen worden.
Beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke marechaussee (KMar) is een politieorganisatie met een militaire status. De KMar is als onderdeel van de krijgsmacht belast met de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993 specifieke taken van de KMar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor samenwerking met en bijstand aan de politie.
De Koninklijke marechaussee zorgt voor de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening aan instanties die dat behoeven. Enkele van haar vele militaire en civiele taken zijn: politietaken bij militaire instellingen en bij uitzendingen, civiele politiemissies, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel, de bescherming van leden van het Koninklijk Huis en de bescherming van geldtransporten van de Nederlandsche Bank. Zij voert taken uit in opdracht van het bevoegd gezag. Voor een deel van de taken is dat bijvoorbeeld het ministerie van Justitie.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 248 191 | 284 041 | 338 589 | 418 351 | 361 257 | 356 180 | 5 077 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | 179 045 | 180 946 | 240 671 | 242 935 | 261 214 | 249 338 | 11 876 |
Investeringen | 20 137 | 19 974 | 30 576 | 63 142 | 36 244 | 43 100 | – 6 856 |
Totaal programmauitgaven | 199 182 | 200 920 | 271 247 | 306 077 | 297 458 | 292 438 | 5 020 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Koninklijke marechaussee | 33 372 | 86 725 | 44 823 | 46 963 | 50 497 | 50 402 | 95 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 973 | 985 | 693 | 2 092 | 1 835 | 783 | 1 052 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 1 701 | 1 853 | 1 556 | 297 | |||
Totaal apparaatsuitgaven | 34 345 | 87 710 | 45 516 | 50 756 | 54 185 | 52 741 | 1 444 |
Totaal uitgaven | 233 527 | 288 630 | 316 763 | 356 833 | 351 643 | 345 179 | 6 464 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 5 362 | 8 224 | 7 560 | 7 743 | 12 419 | 8 000 | 4 419 |
Toelichting bij de verschillen
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de Operationele taakvelden en de apparaatsuitgaven voor de Koninklijke marechaussee bedraagt € 299,7 miljoen en bestaat voor € 235,5 miljoen uit personele uitgaven en voor € 64,2 miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor de Operationele taakvelden en de apparaatsuitgaven voor de Koninklijke marechaussee bedraagt € 311,7 miljoen en bestaat voor € 244,0 miljoen uit personele uitgaven en voor € 67,7 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar bedraagt € 8,5 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 3,8 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 1,9 miljoen) en meeruitgaven (€ 2,8 miljoen), hoofdzakelijk gerelateerd aan de personeelsuitbreidingen voor de 100% drugscontroles op Schiphol en de intensivering van de terrorismebestrijding (de «Van Gogh»-gelden). Deze uitgaven zijn exogeen gefinancierd. De sterkteontwikkeling in 2005 toonde een achterblijvende realisatie in de categorieën burgerpersoneel en BBT-personeel van respectievelijk ongeveer 40 vte’n en 135 vte’n en een hogere gemiddelde realisatie bij de categorie BOT-personeel van ongeveer 240 vte’n.
Het verschil van – € 6,9 miljoen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is grotendeels veroorzaakt door een herverdeling van budgetten voor werkplekdiensten (– € 8,7 miljoen) en per saldo € 1,8 miljoen hogere uitgaven vanwege herschikkingen op een groot aantal projecten.
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie in het verslagjaar is € 4,4 miljoen. Dit verschil is met name het gevolg van de overdracht van IV-middelen aan DTO vanwege de invoering van de integrale werkplekdiensten.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
In onderstaande tabellen is de realisatie van de diverse taakvelden van de KMar opgenomen.
Taakveld | Doelstelling |
Beveiliging | «Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende beveiligingsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.» |
Handhaving Vreemdelingenwetgeving | «Het uitvoeren van haar wettelijke taken, in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen normafspraken.» |
Politietaken Defensie | «Het handhaven van de openbare orde op en rondom militaire terreinen, het handhaven van de strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen, zowel in Nederland als in internationaal verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
Politietaken Burgerluchtvaartterreinen | «Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming met de met het bevoegd gezag gemaakte afspraken, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
Assistentie, Samenwerking en Bijstand | «Het zorgdragen voor het gereedhouden van het bijstandreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand- en assistentieverlening aan de politie.» |
Prestatiegegevens taakveld Beveiliging | Prestatie-indicator | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
Het beveiligen van objecten, het adviseren en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten | Onbevoegde betreding van het te beveiligen object | 2 | 7 | 0 | 7 |
Het beveiligen en begeleiden van personen in binnen- en buitenland | Fysieke scheiding van de integriteit van het te beveiligen personeel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het houden van toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart, waaronder high-risk vluchten en het optreden in geval van incidenten. | Kapingen en aanslagen op vliegtuigen en luchthavens | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het beveiligen van waardetransporten van De Nederlandsche Bank | Overvallen op het waardetransport | 0 | 0 | 0 | 0 |
De in de begroting 2005 opgenomen normering/streefwaarde bij het taakveld Beveiliging is 0. Deze normering/streefwaarde is met uitzondering van de beveiliging van objecten gehaald. Bij de beveiliging van objecten is de norm overschreden. Onbevoegde betreding van te beveiligen objecten vond zeven maal plaats; zes aanhoudingen vonden plaats bij het object Paleis Soestdijk en één aanhouding bij het object Paleis Noordeinde. De incidenten op Soestdijk zijn terug te voeren tot een verminderde kwantitatieve/kwalitatieve beveiliging hetgeen een directe relatie heeft met de «leegstand» van het object. Voor wat betreft het object Paleis Noordeinde is vastgesteld dat het incident plaats heeft kunnen vinden als gevolg van de aanwezigheid van steigers tijdens bouwwerkzaamheden.
In 2005 zijn in opdracht van de NCTb structureel 3 personen beveiligd door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten. Tevens zijn meerdere kortdurende incidentele beveiligingsopdrachten uitgevoerd in zowel Nederland als in de uitzendgebieden Irak en Afghanistan in opdracht van de NCTb. Hierbij is de integriteit van de te beveiligen personen gewaarborgd.
Prestatiegegevens taakveld Handhaving Vreemdelingenwetgeving | Prestatie-indicator | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten | Schengen conforme controle Wachtrijen op de luchthaven Schiphol | Differentiatie per doorlaatpost | Differentiatie per doorlaatpost*Zie toelichting | Differentiatie per doorlaatpost 95% aankomst, 95% vertrek of transfer | – - |
Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV), waaronder het houden van controles | Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied | 9 987 | 10 588 | 10 % stijging t.o.v. 2004 (10 986) | 398 |
Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure op de AC’a | Aantal vaststellingen identiteit in het AC-proces | 100% | 100% | 80% | 20% |
Het verwijderen van vreemdelingen | Aantal vreemdelingen dat is uitgezet | 13 057 | 11 873 | 25 500 | 13 627 |
Het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel | Aantal (middel)grote onderzoeken mensensmokkel | 21 | 17 | 30 | 13 |
Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van grensbewaking | 159 | 110 | 200 | 90 | |
Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van MTV | 84 | 137 | 130 | 7 |
* Zie toelichting tabel.
Voor de maritieme doorlaatposten zijn voor vrachtschepen gedifferentieerde normen vastgesteld. De normstelling voor vrachtschepen is in 2005, variërend per periode, op verschillende doorlaatposten niet gerealiseerd. Oorzaken zijn onder andere het ontbreken van voldoende middenkader en herprioritering ten gunste van andere doelstellingen.
De opgedragen doelstelling in het segment pleziervaart betreft een minimaal aantal van 10 controledagen (100% administratief en fysiek) per doorlaatpost. Deze doelstelling is in 2005 op alle doorlaatposten gehaald.
Voor het segment ferry’s is het realisatiebeeld over geheel 2005 nagenoeg gelijk. De realisatie op de locaties Den Haag/Scheveningen en Hoek van Holland is niet conform de doelstelling geweest. Qua personenferry’s is er onderrealisatie op Hoek van Holland. De oorzaak hiervan is onder andere herprioritering ten gunste van andere doelstellingen.
Het segment visserij is een zorgpunt, waarbij wel gedurende 2005 een toenemend aantal doorlaatposten voldaan heeft aan de norm. Aan het segment wordt onverkort een laag risico toegekend omdat de, voornamelijk wekelijks uitvarende visserijschepen, een vaste bemanning hebben.
Op de luchthavens zijn nagenoeg alle passagiers fysiek gecontroleerd (norm 100%). In 2005 is op Schiphol de wachttijd bij aankomst voor 98% van de passagiers beperkt gebleven tot de norm van maximaal 10 minuten. Wat betreft de wachttijd bij vertrek/transfer (norm maximaal 6 minuten) is voor 82% van de passagiers voldaan aan de norm. In het algemeen heeft de realisatie van de normeringen in 2005 sterk onder druk gestaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat tot 1 december jl. sprake is geweest van een vertragend effect door «filevorming» van passagiers bij de securityfilters voor vertrek. Deze securityfilters zijn daarna verwijderd. Bij transfer zijn deze filters nog steeds aanwezig.
Voor wat betreft het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) is de normering gehaald. In 2005 zijn bij MTV-controles in totaal 10 588 illegale vreemdelingen aangetroffen (inclusief het aantal inbewaring gestelde vreemdelingen vanuit het MTV). De achterblijvende realisatie wordt veroorzaakt door een verminderde aantrekkelijkheid van Nederland als doelland, de toetreding van extra landen tot de Europese Unie en strengere controles aan de Schengen-buitengrenzen.
Aan de doelstelling om binnen de 48-uurs procedure een 100% graad van (on)echtheids-onderkenning van de aangeboden documenten te onderkennen is voldaan.
In 2005 zijn er in totaal 11 873 vreemdelingen uitgezet ten opzichte van een norm van 25 500. Een belangrijke reden voor de onderrealisatie is een onvoldoende aanbod van uit te zetten vreemdelingen. Tevens heeft de brand in het Uitzetcentrum Schiphol om humanitaire redenen enige tijd tot een stopzetting van de uitzettingen geleid.
De doelstelling van het aantal «opgedragen kleine onderzoeken» vanuit de grensbewaking is niet gerealiseerd. Van de 200 geplande kleine onderzoeken naar mensensmokkel, voortkomend uit de grensbewaking, zijn er in 2005 110 gerealiseerd. De onderrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat, in overleg met het Openbaar Ministerie van Haarlem, een neerwaarts bijgestelde doelstelling wordt gehanteerd. Van de 130 geplande kleine onderzoeken mensensmokkel, voortkomend uit het MTV, zijn er in het afgelopen jaar 137 gerealiseerd. Aan de doelstelling is voldaan. Met een realisatie van 17 (middel)grote onderzoeken in 2005 is de realisatie achtergebleven bij de planning. Oorzaak is dat de beschikbare teams per onderzoek meer uren nodig hadden dan gepland.
Prestatiegegevens taakveld Politietaken Defensie | Prestatie-indicator | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
De zogenaamde beschikbaarheids- of bereikbaarheidsfunctie ten behoeve van noodhulp. | Responsetijden (binnen 30 minuten ter plaatse) | 90% | 90% | 90% | – |
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde | Aantal misdrijfverbalen OM Arnhem | 1 390 | 1 365 | 1 500 | 135 |
Percentage proces-verbalen «lik-op-stuk» | 57% | 53% | 50% | 3% | |
Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken | 22 | 12 | 9 | 3 | |
Percentage technisch sepot | 4,7% | 3,1% | 5,0% | 1,9% | |
Gemiddelde doorlooptijd van plegen feit tot sluiten PV | 54 dagen | 44 dagen | 60 dagen | 16 dagen | |
Gemiddelde doorlooptijd van sluiten PV tot inzending naar OM | – | 23 dagen | 20 dagen | 3 dagen | |
Gemiddelde doorlooptijd van eerste verhoor tot inzending naar OM | – | 52 dagen | 60 dagen | 8 dagen |
Het aantal gerealiseerde misdrijfverbalen ten behoeve van het OM Arnhem bedraagt over geheel 2005 1 365 ten opzichte van een doelstelling van 1 500 misdrijfverbalen. Hiermee is niet volledig voldaan aan de doelstelling. Hierbij zijn door de KMar wel 101 misdrijfverbalen bij andere Openbaar Ministeries (OM) dan het OM Arnhem aangeleverd. Deze dossiers zijn in de normering van het taakveld Militaire Politietaken niet meegenomen. Tevens zijn door de aangebrachte voorfiltering 113 zaken niet in behandeling genomen door het OM Arnhem. De overige doelstellingen omtrent het «Lik-op-stukbeleid» (realisatie 53%, norm 50%), technisch sepot (realisatie 3,1%, norm 5,0%) en de doorlooptijden zijn over geheel 2005 conform de doelstelling gerealiseerd, uitgezonderd de doorlooptijd «sluiten Proces Verbaal (PV) en instroom parket» (realisatie 23 dagen, norm 20 dagen).
Prestatiegegevens taakveld PolitietakenBurgerluchtvaartterreinen | Prestatie-indicator | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
De zogenaamde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie ten behoeve van noodhulp. | Responsetijden Schiphol: | ||||
prio 1 (< 5 minuten) | 86% | 83% | 90% (prio 1) | 7% | |
prio 2 (< 10 minuten) (uitgezonderd Schiphol-Oost) | 89% | 88% | 90% (prio 2) | 2% | |
Overige luchthavens(binnen 30 minuten ter plaatse) | 90%* | 100% | 90% | 10% | |
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde (Schiphol) | Aantal 100% controles op risicovluchten | 1 625 | 1 821 | – | – |
Aantal drugskoeriers (invoer) | 4 089 | 3 588 | – | – | |
Aantal drugskoeriers (uitvoer) | 72 | 72 | – | – | |
Aantal uitgevoerde middelgrote / grote rechercheonderzoeken | 25 | 31 | – | – |
* Aan de doelstelling is voldaan. Op basis van de operationele uitgangspunten zijn er geen situaties geweest waarin hieraan niet kan worden voldaan.
Aan de doelstelling inzake responsetijden is in 2005 niet geheel voldaan. Het gebrek aan éénduidige registratie blijft een oorzaak voor de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale ter plaatse, maar gaat direct over tot hulpverlening.
Prestatiegegevens taakveld Assistentie, Samenwerking en Bijstand | Prestatie-indicator | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
Het operationeel gereed stellen en inzetten van ME-eenheden, pantserwagenpelotons en de BBE-K | Inzetbare ME-eenheden Inzetbare pantserwagen-pelotonsInzetbaarheid BBE-K | 4,54 1 | 84 1 | 8,54 1 | 0,5– – |
Na vaststelling van de defensiebegroting 2005 is in overleg met de Bestuursraad KMar de doelstelling aangepast. De KMar dient 4 pelotons Mobiele Eenheid (ME) en 4 pelotons Bijstandseenheid (BE) beschikbaar te stellen. Daar elke BE-eenheid ook ingezet kan worden als ME-eenheid, is een inzetbaarheid van 8 ME-eenheden geborgd. Daarnaast is de bijdrage aan de BBE-K geborgd.
Beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Algemene beleidsdoelstellingen
Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De Nederlandse ambitie om deel te nemen aan internationale crisisbeheersingsoperaties is in de Defensiebegroting 2005 in algemene zin als volgt gedefinieerd:
– een bijdrage aan het ambitieniveau van de Navo om gelijktijdig drie grote crisisbeheersingsoperaties op legerkorpsniveau in het gehele geweldsspectrum uit te voeren. Het ambitieniveau van de Europese Unie – het vermogen om binnen zestig dagen een troepenmacht van 50 000 tot 60 000 militairen te kunnen ontplooien – is hierbij inbegrepen. In verband hiermee moet de krijgsmacht als geheel tevens een bijdrage kunnen leveren aan de «Nato Response Force» (NRF);
– een bijdrage in EU-verband op het niveau van «bataljon plus» om binnen 15 dagen een «EU Battle Group» (EUBG) te formeren om gedurende 30 tot 120 dagen te kunnen opereren bij kleinschalige conflicten of militaire ondersteuning;
– deelname voor maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met één op de missie toegesneden brigade (taakgroep) van landstrijdkrachten, twee squadrons met elk achttien jachtvliegtuigen, een maritieme taakgroep met maximaal vijf fregatten of een combinatie hiervan. In de praktijk zullen de Nederlandse bijdragen afhankelijk van de missie en van de bijdragen van andere landen moeten worden samengesteld. Bij deelname aan een vredesafdwingende operatie kan het noodzakelijk zijn ook eenheden in te zetten die in het kader van crisisbeheersingsoperaties elders zijn ontplooid;
– deelname aan maximaal drie operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum met bijdragen van bataljonsgrootte of, bij zee- en luchtoperaties, equivalenten daarvan;
– het optreden als «lead nation» op het niveau van een brigade of, bij zee- en luchtoperaties, het equivalent daarvan – en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau.
Voor de uitvoering van deze doelstellingen beschikt Defensie over diverse eenheden die zijn ingedeeld bij de operationele commando’s en andere organisatie-elementen. De militaire eenheden zijn geschikt voor wereldwijde inzet en voldoen aan de criteria die bij crisisbeheersingsoperaties zijn gesteld. De belangrijkste criteria die aan gereedstelling van de operationele eenheden worden gesteld, zijn:
– het kunnen optreden onder uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden;
– het tijdig kunnen optreden met de juiste middelen, inclusief logistieke ondersteuning tijdens ontplooiing en inzet;
– het kunnen optreden met andere krijgsmachtdelen (joint) en andere krijgsmachten (combined).
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Ten laste van dit beleidsartikel worden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties geraamd en verantwoord, als onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking.
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 199 158 | 166 597 | 210 661 | 245 144 | 213 799 | 195 000 | 18 799 |
Uitgaven | |||||||
Operaties | |||||||
SFOR/EUFOR Althea | 87 118 | 70 106 | 60 020 | 34 993 | 29 236 | 38 000 | – 8 764 |
EUPM | 1 442 | 1 158 | 0 | 2000 | – 2000 | ||
KFOR | 4 000 | 1 043 | 23 | 0 | 23 | ||
Stabilisatiemacht Irak (SFIR) | 36 542 | 79 867 | 41 764 | 34 000 | 7 764 | ||
NTM-I | 426 | 0 | 426 | ||||
ISAF PRT | 8 040 | 14 187 | 11 000 | 3 187 | |||
ISAF/F-16 detachement | 18 997 | 25 807 | 2 500 | 23 307 | |||
ISAF/HQ ISAF | 14 264 | 31 832 | 5 399 | 1 296 | 0 | 1 296 | |
Operatie Enduring Freedom | 27 753 | 31 782 | 792 | 16 813 | 0 | 16 813 | |
ISAF/ESF Bn | 16 771 | 0 | 16 771 | ||||
Enduring Freedom/CTF150 | 813 | 0 | 813 | ||||
Overige operaties | 727 | 1 684 | 5 566 | 4 190 | 3 392 | 5 900 | – 2 508 |
UNMIL (Liberia) | 848 | 2 263 | |||||
World Food Programme | 1 717 | ||||||
UNFICYP | 1 347 | 53 | |||||
UNMEE | 47 325 | 2 433 | |||||
F-16’s Amendola | 4 000 | ||||||
Task Force Fox | 8 705 | 2 017 | |||||
Display Deterrence | 7 237 | ||||||
Contributies | |||||||
VN-contributies | 53 773 | 44 630 | 34 322 | 65 354 | 52 963 | 49 500 | 3 463 |
PSO / EU-contributies | 1 984 | 2 380 | 7 608 | 5 442 | 2 900 | 2 542 | |
Afdracht premie/koopsom pensioenen | 12 818 | 4 581 | 0 | 4 581 | |||
Restant voorziening crisisbeheersingsoperaties/overige operaties | 1 590 | 49 200 | – 47 610 | ||||
Totaal uitgaven | 198 290 | 172 655 | 213 988 | 243 196 | 215 104 | 195 000 | 20 104 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 54 953 | 8 611 | 8 001 | 13 071 | 10 643 | 1 407 | 9 236 |
Toelichting bij de verschillen
De toelichting van de hogere verplichtingen van € 18,8 miljoen wordt bij de uitgaven aangegeven.
De hogere uitgaven van € 20,1 miljoen worden, voor wat betreft de grootste verschillen, hieronder toegelicht.
Restant voorziening voor crisisbeheersingsoperaties/overige operaties
Het uitgavenbudget op deze voorziening is geraamd op basis van de te verwachte missies in 2005. Begin 2005 is de Restant voorziening crisisbeheersingsoperaties verhoogd met € 27,8 miljoen. De verlengingen van de lopende missies, alsmede de nieuw uit te voeren missies werden in 2005 in financiële zin gecompenseerd uit deze restantvoorziening.
Operatie Althea is gestart met dezelfde troepenomvang als de eindsterkte van SFOR van ongeveer 450 militairen. De daling van de gemiddelde bezetting in 2004 van 625 personen naar 450 in 2005 is verwerkt bij de eerste suppletore begroting 2005 (€ 12 miljoen vrijgegeven ten opzichte van het in de begroting opgenomen bedrag van € 38 miljoen). De additonele uitgaven voor EUFOR zijn in 2005 uitgekomen op een bedrag van € 29,2 miljoen. Het verschil van € 3,2 miljoen ten opzichte van de stand eerste suppletore begroting is te verklaren door een naheffing uit 2004 voor de gezamenlijke bijdrage in «Multi National Brigade North West» (MNB NW).
De initiële raming van de additionele uitgaven SFIR voor 2005 was € 34 miljoen. De uiteindelijke realisatie is € 7,8 miljoen hoger, hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt doordat het terugtransport van het materieel en personeel duurder is uitgevallen dan op basis van de ontplooiing was geraamd. Door tussentijdse versterkingen is het personeelsvolume met 400 toegenomen, waardoor meer vluchten nodig waren. Daarnaast is er sprake van gestegen prijzen voor de inhuur van transport (zowel lucht- als zeetransport) en voor brandstof. Vervolgens zijn er hogere uitgaven voor het herstel en de reparatie van teruggekeerd materieel door de klimatologische omstandigheden in Irak.
ISAF Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan
In de begroting 2005 was initieel € 11 miljoen geraamd voor de inzet van het PRT in de Afghaanse provincie Baghlan voor de periode tot 1 oktober 2005. Op 3 juni 2005 heeft het kabinet besloten tot verlenging met een jaar. Door deze verlenging zijn er additonele uitgaven in het laatste kwartaal van € 3,2 miljoen.
In de begroting 2005 was de inzet van het Apache-detachement op Kabul International Airport (KIA) voorzien tot de periode 1 april 2005. Op 25 februari 2005 heeft het kabinet besloten om drie F-16’s (plus één logistieke en operationele reserve) per 1 april 2005 ter beschikking te stellen aan ISAF voor de duur van één jaar. Hierdoor zijn extra additionele uitgaven ontstaan van € 23,3 miljoen.
Operatie Enduring Freedom (OEF)
Op 25 februari 2005 heeft het kabinet besloten een taakgroep bestaande uit een detachement «special forces» (ongeveer 165 militairen) en een helikopterdetachement (ongeveer 85 militairen) ter beschikking te stellen voor de operatie Enduring Freedom, voor de duur van één jaar (tot april 2006). De additionele uitgaven voor de inzet zijn geraamd op € 30,0 miljoen, waarvan € 15,3 miljoen ten laste van het begrotingsjaar 2005. Verder zijn onder de noemer «Enduring Freedom» de afwikkelingskosten (€ 1,5 miljoen) opgenomen van de inzet van een fregat voor een periode van drie maanden (van oktober 2004 tot en met januari 2005). De totale additionele uitgaven voor Enduring Freedom voor 2005 komen uit op€ 16,8 miljoen.
ISAF Election Support Forces Bataljon (ESF-bataljon)
Met het kabinetsbesluit van 3 juni werd de inzet in Afghanistan goedgekeurd van het mariniersbataljon dat onderdeel uitmaakt van de «Strategic Reserve Force» (SRF) van de Navo. Het ESF-bataljon is voor drie maanden ingezet voor de ondersteuning van de parlementsverkiezingen in Afghanistan. De additionele uitgaven in 2005 voor de totale inzet van het ESF-bataljon bedroegen € 16,8 miljoen.
Operatie Enduring Freedom (CTF-150)
Op 3 juni heeft het kabinet ingestemd met het leveren van drie schepen van de KM ten behoeve van het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom in de periode van medio december 2005 tot eind april 2006 in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Hierbij neemt Nederland in genoemde periode tevens het commando op zich over de maritieme taakgroep «Task Force 150» (CTF-150). De additionele uitgaven ten laste van de HGIS voor de bijdrage aan de operatie Enduring Freedom (CTF-150) worden geraamd op € 7 miljoen, waarvan in 2005 € 0,8 miljoen is gerealiseerd.
Onder deze post zijn alle overige kleine missies en de uitgaven voor de individueel uitgezonden militairen verantwoord. De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op toelages, overige personele uitgaven en materiële uitgaven.
In verband met de door de VN nieuw gestarte en geïntensiveerde VN-operaties traden extra additionele uitgaven op van € 3,5 miljoen.
De gemeenschappelijke uitgaven voor de EU-operaties worden door de EU-landen gefinancierd in de vorm van EU-contributiebijdragen. Voor de operatie Althea (EU-operatie in Bosnië-Herzegovina) bedroeg de Nederlandse bijdrage in 2005 € 0,7 miljoen. Voorts heeft Nederland € 4,7 miljoen bijgedragen in de gemeenschappelijke uitgaven van de Navo voor de Nato «Peace Support Operations» (PSO).
Pensioenafdracht voor uitgezonden militairen
Ten behoeve van de (extra) pensioenopbouw voor militairen die ingezet worden bij crisisbeheersingsoperaties, wordt aanvullende premie afgedragen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Dit bedroeg in 2005 € 4,6 miljoen.
De meerontvangsten van € 9,2 miljoen komen voort uit de restitutie van VN-contributies (€ 2 miljoen), een vergoeding van de Navo (voor de Nederlandse bijdrage in de Navo-missie «World Food Programme»: € 1 miljoen) en overige ontvangsten van Navo-partners (€ 2,1 miljoen, waarvan € 1,6 miljoen voor de verkoop van de SFIR «base» aan het Verenigd Koninkrijk) en € 4,1 terugbetalingen in het kader van afgedane FMS-contracten.
Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)
De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. De Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties kan derhalve niet op voorhand volledig worden gepland. De in 2005 gestarte deelname aan operatie Enduring Freedom met de inzet van «special forces» en marineschepen zijn sprekende voorbeelden hiervan. In 2005 heeft Defensie bijgedragen aan in totaal 25 verschillende operaties en missies. De belangrijkste daarvan waren EUFOR, ISAF, Enduring Freedom en SFIR. Voor alle operaties geldt dat de uitgaven voor de niet-additionele activiteiten ten laste van de betreffende beleidsartikelen worden verantwoord.
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijk territorium, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba
Een deel van de recent tot de Navo toegetreden lidstaten beschikt niet over eigen jachtvliegtuigen en is derhalve niet in staat in bondgenootschappelijk verband deel te nemen aan de bewaking van het luchtruim van de Navo. Als interim-oplossing heeft de Navo ervoor gekozen dat bondgenoten, die wel over jachtvliegtuigen beschikken, op rotatiebasis de bewaking van het luchtruim van de nieuwe lidstaten uitvoeren. Op 8 november 2004 heeft de minister van Defensie de Tweede Kamer medegedeeld dat Nederland in het rotatieschema voor «Air Policing» boven de drie Baltische Staten zal deelnemen. In de periode van 1 april tot en met 30 juni 2005 waren vier F-16 jachtvliegtuigen gestationeerd op het vliegveld Siauliai te Litouwen. Ook participeerde Nederland in de «command and control» voor de aansturing van deze missie vanuit Litouwen («Interim solution Air Policing Balitische Staten»). De aan de inzet verbonden uitgaven worden geheel verantwoord op het beleidsartikel van de Koninklijke luchtmacht, aangezien deze inzet niet is aangemerkt als crisisbeheersingsoperatie, maar als tijdelijke uitbreiding van het reguliere takenpakket.
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. inzet bij crisisbeheersingsoperaties
Strategic Reserve Force Navo (SRF)
De SRF staat beschikbaar voor alle lopende Navo-operaties en de EU-operatie «Althea» en bestaat uit vier manoeuvrebataljons. De Verenigde Staten hebben hun bataljon per 1 januari 2005 uit de SRF teruggetrokken. Teneinde deze tekortkoming in te vullen heeft de Ministerraad op 23 december 2004 ingestemd met de bijdrage van een versterkt mariniersbataljon voor de duur van één jaar aan de SRF. De daadwerkelijke inzet van het 2e Mariniersbataljon in het kader van SRF heeft plaatsgevonden in de periode van 4 augustus tot 26 oktober 2005. De Navo heeft dit bataljon ingezet als «Election Support Forces» (ESF) tijdens de parlementsverkiezingen in Afghanistan.
Bijdrage aan snelle reactiemachten
De regeringsleiders van de Navo-lidstaten hebben tijdens de Top van Praag in november 2002 besloten tot de oprichting van de «Nato Response Force» (NRF). De NRF heeft in haar uiteindelijke samenstelling een omvang van ongeveer 20 000 militairen en kan binnen korte tijd (uiterlijk dertig dagen) worden ingezet voor bondgenootschappelijke verdedigingstaken, in de beginfase van crisisbeheersingsoperaties of bij een onverwachte escalatie van een conflict. De vulling van deze strijdmacht geschiedt op basis van een roulatiemechanisme, waarin landen voor een periode van zes maanden eenheden indelen. In het daaraan voorafgaande half jaar worden de desbetreffende eenheden getraind en gecertificeerd. De NRF is niet alleen een snelle en kwalitatief hoogwaardige reactiemacht, maar moet tevens de modernisering van vooral de Europese Navo-strijdkrachten bevorderen. Ook Nederland levert een bijdrage aan de NRF. Het herziene ambitieniveau, zoals vastgelegd in de Prinsjesdagbrief van 16 september 2003, bepaalt onder meer dat de krijgsmacht als geheel tot een dergelijke bijdrage in staat moet zijn. De NRF bereikte oktober 2004 de initiële operationele status. Voorzien is dat de snelle reactiemacht van de Navo tijdens NRF-7 (tweede helft 2006) zijn volledige inzetbaarheid heeft bereikt. Dit betekent dat de NRF over de vereiste capaciteiten beschikt en voor alle missies inzetbaar is.
Als onderdeel van de «Headline Goal 2010» wordt in EU-verband het «Rapid Response»-concept uitgewerkt. De Europese Unie en de Navo streven beide een gelijksoortige doelstelling na. Bij omvangrijke operaties binnen het hele geweldsspectrum (met inbegrip van operaties op grond van artikel 5 en vredesafdwinging) wordt de NRF ingezet. De «EU Battle Groups» (EUBG) richten zich meer op kleinschalige operaties zoals evacuatie, humanitaire ondersteuning, «initial entry»-operaties en conflictpreventie.
De EUBG worden geformeerd op het niveau van «bataljon plus». Zij bestaan elk uit ongeveer 1 500 militairen inclusief gevechtssteun, logistiek en (strategische) transportcapaciteit, zijn in staat om gedurende 30 tot 120 dagen te opereren en kennen een inzetgereedheid van 15 dagen of minder. EUBG kunnen zelfstandig optreden onder EU-leiding, maar kunnen ook worden ingezet in VN-verband. Het is tevens mogelijk dat zij voor omvangrijke operaties worden gesteund door de Navo zoals afgesproken in de «Berlijn Plus»-arrangementen.
Tijdens de Top van Istanbul van 28 juni 2004 heeft de Navo besloten om de SFOR-operatie in Bosnië-Herzegovina eind 2004 te beëindigen. Met instemming van de VN-veiligheidsraad en conform het besluit van de Europese Raad werd de Navo-missie in Bosnië-Herzegovina opgevolgd door een EU-missie. Deze operatie heeft de naam «Althea». De nieuwe missie is gestart met dezelfde troepenomvang als de eindsterkte van SFOR. De Nederlandse bijdrage aan deze EU-geleide operatie is initieel dan ook gelijk aan de («oude») SFOR-bijdrage. Het accent van de internationale betrokkenheid bij Bosnië-Herzegovina is geleidelijk verlegd naar de civiele aspecten van het vredesproces. In mei 2005 heeft het kabinet besloten om de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR per 2 juni 2005 met een jaar te verlengen. Aanvankelijk zal de omvang van de Nederlandse bijdrage gelijk blijven aan de huidige omvang van ongeveer 450 militairen. Naar aanleiding van de in het najaar uitgevoerde «Six Month Review» zal de Nederlandse bijdrage vooralsnog (effectief) niet wijzigen. Als doelmatigheidsmaatregel zal «Dutch Base Bugojno» worden ontmanteld. De aldaar gestationeerde eenheden worden overgebracht naar Banja Luka. Door deze efficiencymaatregel zal de Nederlandse bijdrage in de loop van 2006 worden gereduceerd tot ongeveer 320 militairen. De Nederlandse eenheden dragen binnen de«Multi Nationale Task Force North West» bij aan een «Safe and Secure Environment» met een «Normal Framework Operations (NFO)-company» en«Liaison and Observation Teams» (LOT). Deze eenheden worden ondersteund door een «support company», waarin logistieke en genie-eenheden zijn ondergebracht. In 2005 is de NFO-company in drie achtereenvolgende rotaties geleverd door eenheden van 44 Pantserinfanteriebataljon, 12 Pantserluchtdoelartilleriebatterij en 11 Afdeling Rijdende Artillerie. Vanuit deze eenheden en hun moedereenheden zijn ook de LOT-teams gevuld. De werkzaamheden behelzen onder meer het controleren van voertuigen, inzamelen van wapens en beveiligen van transporten. De LOT’s worden bemand door militairen van diverse eenheden die leven en werken tussen de lokale bevolking. Zij bemiddelen tussen hen en de lokale en regionale bestuurders. Ook verzamelen ze informatie over problemen in het gebied. Daarnaast levert Nederland een bijdrage aan diverse hoofdkwartieren en de «Integrated Police Unit» (IPU).
European Union Police Misson (EUPM)
Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. De Nederlandse bijdrage bestond in eerste instantie uit 22 militairen van de Koninklijke marechaussee (in de laatste periode teruggebracht tot 19) en 12 civiele politieagenten. Het mandaat van de missie in zijn huidige vorm liep op 31 december 2005 af. De missie zal met een gereduceerde sterkte worden voortgezet (EUPM II). Nederland zal daarin proportioneel deelnemen. Voorzien is de deelname van vier militairen van de Kmar vanaf medio 2006.
Deze missie richt zich op het monitoren, coachen en adviseren van het midden- en hoger management van de Macedonische politie. De missie is op 15 december 2005 beëindigd. De Nederlandse bijdrage bestond uit vier militairen van de KMar en zes civiele politieagenten.
European Union Monitor Mission (EUMM)
Met deze missie wordt toezicht gehouden op ontwikkelingen van het democratiseringsproces in Kosovo, Albanië en Montenegro. De Nederlandse bijdrage bestaat uit drie militairen.
Nederland neemt vanaf 11oktober 2005 voor een jaar deel met drie militairen in KFOR. De uitzendduur is zes maanden. In de tweede rotatie (medio april 2006) zal Nederland de delegatie uitbreiden tot vier militairen.
Stabilisation Force Iraq (SFIR)
Nederland heeft van juli 2003 tot april 2005 deelgenomen aan de stabilisatiemacht in de door het Verenigd Koninkrijk geleide zuidelijke sector in Irak. De doelstelling van de operatie was het assisteren bij de wederopbouw van Irak door: het creëren van een veilige en stabiele omgeving, het handhaven van de openbare orde, het ondersteunen van het lokale bestuur en het voorzien in een basis economische structuur.
Nederland heeft het volgende gerealiseerd:
– (weder)opbouw van lokale veiligheidsstructuren.
– Ongeveer € 10 miljoen is ontvangen uit fondsen van de «Coalition Provisional Authority» (CPA) en vanuit de «Commanders Emergency Relief Projects» (CERP)-fondsen van de Multination Division South-East (MND SE).
– In totaliteit is voor € 250 000 aan CIMIC-projecten uitgevoerd. De dekking hiervan heeft plaatsgevonden uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
– SSR. De fondsen (€ 806 000) beschikbaar gesteld door het «Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid» van het ministerie van Buitenlandse Zaken, werden hoofdzakelijk gebruikt voor de bouw van een politieschool in al-Muthanna in het kader van Sector Security Reform (SSR).
– Ontwikkelingsactiviteiten. Ontwikkelingssamenwerking heeft € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor projecten die voldeden aan de criteria van het «Official Development Assistance». Daarnaast heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen € 55 000 gedoneerd voor «back to school»-projecten. Deze projecten zijn uitgevoerd door de CIMIC-organisatie.
NATO Training Mission Iraq (NTM-I) en Multi National Forces-Iraq (MNF-I)
Op 14 januari 2005 heeft het kabinet besloten om deel te nemen aan de Navo-trainingsmissie NTM-I in Irak. De missie is op 20 februari 2005 gestart. Nederland heeft 15 stafofficieren geleverd voor het NTM-I hoofdkwartier in Bagdad en stelde op afroep een MP-detachement van 10 man ter beschikking voor bewakings- en beveiligingstaken binnen het NTM-I hoofdkwartier. In oktober 2005 is de eerste Periodic Mission Review verschenen. Hierin wordt onder meer aangegeven dat er goede voortgang is waar te nemen in de ontwikkeling van Iraakse Defensie- en veiligheidsinstituten en de samenwerking met het «Multinational Security Transition Command Iraq» (MNSTC-I). Na beëindiging van de Nederlandse SFIR-bijdrage, heeft Nederland haar bijdrage aan de multi-nationale troepenmacht gecontinueerd met drie stafofficieren. Zij zijn uitgezonden naar hoofdkwartieren in Bagdad en Basra.
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Vanaf november 2004 vervult Nederland de functie van «Commandant Observer Group Golan». In totaal zijn 12 militairen ingezet voor UNTSO.
International Security Assistance Force (ISAF)
De International Security Assistance Force (ISAF) heeft van de VN-Veiligheidsraad een mandaat gekregen om de Afghaanse autoriteiten in geheel Afghanistan te assisteren bij het handhaven van de veiligheid. In augustus 2003 heeft de Navo de leiding gekregen over ISAF, dat toen nog alleen actief was in Kabul en omgeving. Begin 2004 is ISAF actief geworden in de noordoostelijke provincies, op 1 juli 2004 volgden de noordelijke provincies en op 1 juni 2005 zijn ook de westelijke provincies aan het ISAF-gebied toegevoegd. Voorzien is dat het verantwoordelijkheidsgebied van ISAF fasegewijs zal worden uitgebreid tot heel Afghanistan. Medio 2006 zullen ook de zuidelijke provincies aan het ISAF-gebied worden toegevoegd, later gevolgd door de oostelijke provincies en de provincies rond Kabul. Ten behoeve van deze toekomstige uitbreidingen heeft de Noord-Atlantische Raad op 8 december 2005 een herzien operatieplan voor ISAF goedgekeurd. Op 22 december 2005 besloot het kabinet vanaf medio 2006 een bijdrage te leveren aan ISAF in Zuid-Afghanistan, onder meer in de vorm van een PRT, ondersteund door een taakgroep in de provincie Uruzgan.
Op 25 februari 2005 heeft het kabinet besloten om drie F-16’s (plus één F-16 als logistieke en operationele reserve) ter beschikking te stellen aan ISAF per 1 april 2005 voor de duur van één jaar. De F-16’s hebben een deel van de werkzaamheden van de Apache-gevechtshelikopters overgenomen. De hoofdtaak van de F-16’s is bescherming bieden aan ISAF-grondtroepen. Verder kunnen ze worden ingezet voor het uitvoeren van luchtverkenningen en kunnen ze steun verlenen aan Afghaanse regeringseenheden. De F-16’s hebben eind december 2005 hun duizendste operationele vlieguur gehaald. Vanaf 14 juli 2005 tot 14 januari 2006 werd samen met de Belgische luchtmacht, die eveneens 4 F-16’s inbracht, een gezamenlijk detachement gevormd. Het Nederlandse F-16 detachement bestaat uit ongeveer 100 militairen.
Begin 2005 maakte een eenheid van ongeveer 15 militairen deel uit van het HQ ISAF (Kabul). In de loop van het jaar is de omvang van het CONTCO, NSE en HQ ISAF toegenomen tot 65 militairen. De militairen leveren ondersteuning aan de overige eenheden in ISAF en aan het ISAF-hoofdkwartier.
Sinds 17 oktober 2005 is op Kabul International Airport een C-130 Herculesdetachement gestationeerd ter ondersteuning van het tactisch luchttransport binnen Afghanistan. De uitzendperiode is voor één jaar. Het detachement bestaat uit 17 militairen.
Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan
Op 1 oktober 2004 is het Nederlandse PRT in de provincie Baghlan operationeel geworden in het kader van ISAF. Het kabinet heeft op 3 juni 2005 besloten de inzetperiode te verlengen tot 1 oktober 2006. De gemiddelde bezetting van het PRT bedraagt 155 militairen. De taak van het PRT is het verbeteren van de stabiliteit en de veiligheid in de provincie en het vergroten van het gezag van de Afghaanse autoriteiten. In de periode van augustus tot oktober heeft het PRT een bijdrage geleverd aan de beveiliging van de verkiezingen door onder meer het uitvoeren van patrouilles. Vanaf 1 september 2005 wordt het PRT bemand door een KM-detachement dat daarmee de activiteiten van het KLu-detachement heeft overgenomen. In Baghlan worden door het PRT CIMIC-activiteiten uitgevoerd, waarbij het ministerie van Buitenlandse zaken zorgdroeg voor de financiering (€ 500 000 voor grotere CIMIC-projecten over 2005 en 2006 en € 50 000 per rotatie voor kleinschalige projecten). Nederland neemt met een stafofficier deel in het «Regional Area Coordination centre North» (RAC-N) in Kunduz, dat de PRT-activiteiten van ISAF in Noord-Afghanistan coördineert.
Election Support Force Bataljon (ESF BN)
Een bataljon van het Korps mariniers is als ESF-bataljon vanaf begin augustus 2005 ingezet voor een periode van drie maanden. Door het ESF-bataljon zijn zowel zelfstandige patrouilles als gecombineerde patrouilles met de «Afghan National Army» (ANA) uitgevoerd. In de aanloop naar de verkiezingen zijn eenheden van het bataljon op meerdere locaties ontplooid en zijn er meerdaagse patrouilles uitgevoerd. Tijdens de verkiezingen is in de gehele noordelijke regio «show of force» uitgevoerd. Na de verkiezingen zijn de patrouilles geïntensiveerd om de veiligheid van de stembuskonvooien te waarborgen. De gemiddelde bezetting van het ESF-bataljon bedroeg 744 militairen. De terugkeer van het bataljon naar Nederland is op 26 oktober 2005 begonnen. Op 9 november 2005 waren alle militairen weer teruggekeerd in Nederland met uitzondering van de 123 militairen die zijn overgeplaatst naar Pakistan ten behoeve van de noodhulp bij de aardbevingsramp. Voor CIMIC-activiteiten van het ESF-bataljon is € 50 000 beschikbaar gesteld door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Operatie «Enduring Freedom» (OEF)
De operatie Enduring Freedom is een door de Verenigde Staten geleide operatie waaraan verschillende andere landen in coalitieverband deelnemen. De operatie is van onverminderd groot belang in de strijd tegen het internationale terrorisme. Bovendien is de operatie Enduring Freedom onmisbaar bij het streven van de internationale gemeenschap om de stabiliteit van Afghanistan te bevorderen.
De operatie Enduring Freedom is in Afghanistan gescheiden van de door de Navo-geleide ISAF-operatie. De regering heeft op 25 februari 2005 besloten om een taakgroep met «special forces» (SF) van ongeveer 165 militairen en een helikopterdetachement van ongeveer 85 militairen ter beschikking te stellen voor operatie Enduring Freedom in Afghanistan. De kern van de SF-taakgroep wordt geleverd door het Korps Commandotroepen, aangevuld met elementen van de speciale eenheden van het Korps Mariniers. De bijdrage van het helikopterdetachement bestaat uit vier Chinook-transporthelikopters. Verder heeft Nederland twee stafofficieren geleverd aan het Amerikaanse hoofdkwartier in Afghanistan. Gezien het speciale karakter van het optreden van de SF worden er geen mededelingen gedaan over de door hen verrichte activiteiten met uitzondering van de «hearts and minds»-projecten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 150 000 bijgedragen in de financiering van deze projecten.
Operatie Enduring Freedom buiten Afghanistan
In januari 2005 was het fregat Hr.Ms. Tjerk Hiddes ook actief voor deze operatie. Het fregat was vanaf begin oktober 2004 voor de duur van drie maanden ter beschikking gesteld in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Het fregat was beschikbaar voor waarnemings- en inlichtingenvergaringstaken, alsmede escorte- en beveiligingstaken.
Vanaf december 2005 tot eind april 2006 neemt Nederland met een fregat, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot, als onderdeel van «Task Force 150» (CTF-150), deel aan het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Gedurende deze periode neemt Nederland tevens het commando over CTF-150 op zich.
Gedurende het hele jaar heeft Nederland een liaisonteam geleverd aan het maritieme hoofdkwartier te Bahrein.
UN Organisation Mission in Democratic Republic Of Congo
Nederland levert de divisiecommandant van de oostelijke MONUC-divisie. Daarnaast is een Nederlandse stafofficier geplaatst bij het hoofdkwartier van MONUC.
Demobilisatieprogramma in Democratic Republic Of Congo
Defensie steunt het ministerie van Buitenlandse Zaken met twee officieren, beiden geplaatst bij de ambassade in Kinshasa. Zij zijn belast met het uitvoeren van SSR-projecten met een omvang van € 5 miljoen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt zorg voor de financiering van SSR-projecten.
De EU ondersteunt met personeel en materieel de oprichting van een Integrated Police Unit (IPU) in de Democratische Republiek Kongo. De IPU zal door de Kongolese regering worden ingezet ter beveiliging van overheidsinstanties. Eind november 2004 stemde de Europese Raad in met een politiemissie in Kongo die de trainingsmissie zal opvolgen. Deze politiemissie (EUPOL Kinshasa) begeleidt de IPU naar volledige inzetbaarheid en is afgelopen januari gestart. Begin 2005 was één marechaussee geplaatst bij deze missie. Hij is na zijn terugkeer, in afwachting van de reorganisatie van deze missie, niet afgelost. Vanaf januari 2006 neemt Nederland met twee marechaussees deel aan deze missie in Kongo.
L’Opération des Nations Unies au Burundi (ONUB)
Op 22 september 2005 is de enige Nederlandse militair in deze missie, na een verblijf van een jaar in Burundi als CIMIC-officier op het VN-hoofdkwartier, teruggekeerd naar Nederland. Nederland heeft sindsdien geen bijdrage meer in ONUB.
Combined Joint Task Force (CJTF) «Horn of Africa»
Nederland is met twee militairen in Djibouti vertegenwoordigd in de missie CJTF «Horn of Africa».
Ondersteuning African Mission in Darfur, Sudan (AMIS)
Nederland heeft met diverse stafofficieren in augustus en september tijdelijk steun geleverd, zowel in EU- als in Navo-verband, aan het uitbreiden van deze missie in Darfur, Sudan. Daarnaast zal Nederland in januari 2006 bijdragen in AMIS met een inlichtingenofficier, die advies en assistentie levert bij het opzetten en structureren van het AMIS-hoofdkwartier in El Fasher, Sudan. Verder heeft het Rwandese AMIS contingent ondersteuning gekregen van Nederland in de vorm van ziekenauto’s, vrachtwagens en waterwagens. Nederland houdt luchttransport gereed voor het vervoeren van AMIS-eenheden naar Darfur.
Indonesia Aceh Monitoring Mission (AMM)
De vijf Nederlandse militaire en vijf civiele waarnemers zijn op 9 september gearriveerd in Atjeh. Drie militairen worden ingezet in «decommissioning teams» in Bireun en Bandar Atjeh. Twee militairen worden ingezet als «field monitor» in Bireun en Kutacane.
In 2005 heeft Defensie de eindevaluaties van de Nederlandse deelname aan UNMIL (Liberia) en SFIR (Irak) aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarnaast zijn in mei 2005 tussentijdse evaluaties van EUFOR, ISAF, de inzet van het fregat Hr.Ms. Tjerk Hiddes (tijdens operatie Enduring Freedom) en diverse kleinschalige operaties aan de Tweede Kamer aangeboden.
Beleidsartikel 10 Civiele Taken
Algemene beleidsdoelstellingen
Met de huidige capaciteit voert Defensie ook een aantal niet-specifieke defensietaken uit. Het betreft hier de inzet van defensiemiddelen voor de Kustwacht Nederland (KWNED), de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A), de explosievenopruiming en de inzet van militair- en burgerpersoneel op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten bij (dreigende) calamiteiten en zware ongevallen, ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, voor strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en tenslotte steunverlening voor het openbaar belang.
Het belang van de derde hoofdtaak van Defensie – ondersteuning van civiele autoriteiten – is in 2005 verder toegenomen. De samenleving verwacht dat de krijgsmacht ook binnen (en soms buiten) de Koninkrijksgrenzen civiele bijstand verleent wanneer dat nodig is. Bij een incident of ramp moeten civiele en militaire autoriteiten naadloos op elkaar aansluiten. Dit vereist duidelijke afspraken over beschikbare capaciteiten, procedures, draaiboeken en gezamenlijke oefeningen. Defensie krijgt een structurele rol als veiligheidspartner in plaats van de vangnetfunctie in geval van dreigende tekorten aan civiele capaciteiten.
Het afgelopen jaar zijn grote stappen gezet voor de verdere invulling van de ondersteuning van civiele autoriteiten. Op 3 maart hebben de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie het convenant Civiel Militaire BestuursAfspraken (CMBA) ondertekend waarin toezeggingen zijn vastgelegd voor bijstand door Defensie. Vervolgens hebben de minister van Defensie en de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk een beleidsnota naar de Tweede Kamer gestuurd waarin zij aangeven hoe Defensie vanuit al haar hoofdtaken bijdraagt aan de nationale veiligheid.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 10 Civiele taken
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van het beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil 2005 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 23 550 | 29 907 | 32 438 | 40 626 | 26 701 | 35 234 | – 8 533 |
Uitgaven | |||||||
Kustwacht Nederland | 5 421 | 4 945 | 5 988 | 5 699 | 4 606 | 5 414 | – 808 |
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba | 21 894 | 22 647 | 10 760 | 18 038 | 12 925 | 21 571 | – 8 646 |
Explosievenopruiming | 8 336 | 7 047 | 8 116 | 8 312 | 8 389 | 8 092 | 297 |
Hulp aan civiele overheden | 1 362 | 8 144 | 2 872 | 891 | 0 | 891 | |
Totaal uitgaven | 35 651 | 36 001 | 33 008 | 34 921 | 26 811 | 35 077 | – 8 266 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 7 794 | 7 959 | 6 106 | 1 820 | 4 747 | 1 072 | 3 675 |
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen en uitgaven Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
Een deel van de uitgaven voor de kustwacht is bestemd voor de luchtverkenningscapaciteit. Deze capaciteit wordt sinds april 2005 geleverd met Fokker 60-vliegtuigen van de KLu tot de civiele luchtverkenningscapaciteit beschikbaar is. Het verschil tussen de budgettaire raming en realisatie van de uitgaven (en verplichtingen) bedraagt ongeveer – € 8,6 miljoen en is grotendeels ontstaan doordat een aantal van de in 2005 geplande modificaties van de Fokker 60-vliegtuigen, in 2004 is uitgevoerd. Het verplichtingenniveau is dienovereenkomstig aangepast.
Het verschil tussen de budgettair geraamde ontvangsten en de realisatie in het verslagjaar is € 3,7 miljoen. De ontvangsten zijn hoger door de niet geraamde overname van een tweetal vorderingen van Defensie op Aruba door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De vorderingen hebben betrekking op de bijdrage van Aruba in de uitgaven voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
Voor zover mogelijk zijn de uitgevoerde civiele taken in concrete resultaten uitgedrukt. Voorafgaand aan deze resultaten worden de diverse verantwoordelijkheden kort toegelicht.
De KWNED is een samenwerkingsorganisatie van zes departementen (de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Defensie, Justitie, Financiën, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Voor de taken van de KWNED worden door de participerende diensten varende en vliegende eenheden ter beschikking gesteld. De kustwacht beschikt over een kustwachtcentrum (KWC) in Den Helder. Dit centrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als meld-, informatie- en coördinatiecentrum. Dit centrum fungeert ook als het nationale en internationale Maritieme en Aëronautische Reddingscoördinatiecentrum (Joint Rescue Coordination Centre (JRCC)).
Voor het uitvoeren van de taken van de KWNED stelt Defensie functionarissen voor onder meer de bezetting van het kustwachtcentrum en vaardagen en vlieguren ter beschikking. Mede naar aanleiding van een motie van de kamerleden Van Hijum en Van der Ham (Kamerstuk 29 800 XII, nr. 19) en het oordeel van de Algemene Rekenkamer, heeft het kabinet besloten tot de vorming van een «Kustwacht nieuwe stijl» per 1 maart 2006. De kustwacht krijgt de beschikking over eigen personeel en materieel en het recht op afgesproken gebruik van andere schepen en vliegtuigen van de overheid. De minister van Defensie krijgt de verantwoordelijkheid voor de inzet van het personeel en de middelen voor de kustwacht.
De resultaten van de KWNED worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Resultaten KWNED | |||||
Meeteenheid | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | |
Opgevolgde alarmeringen | Aantal | 3 046 | 2 911 | 2 804 | 3 167 |
Maritieme reddingsacties | Aantal | 1 411 | 1 395 | 1 322 | 1 293 |
Aëronautische reddingsacties | Aantal | 73 | 57 | 52 | 50 |
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen & Aruba (KWNA&A)
De doelstelling van de KWNA&A is het leveren van een maritieme bijdrage aan het voorkomen, vaststellen en optreden tegen ongewenst gedrag bij noodsituaties. Dit kan worden omschreven als het beschermen van de gemeenschap tegen aantasting van de rechtsorde en tegen de daaruit voortvloeiende gevaren dan wel bedreigingen voor de veiligheid en voor de persoonlijke levenssfeer.
De KWNA&A is een civiele organisatie waarvan de minister van Defensie beheerder is. De Kustwachtcommissie waarin de drie landen van het Koninkrijk vertegenwoordigd zijn, bereidt het beleid, het activiteitenplan en de begroting voor de KWNA&A voor. De Rijksministerraad stelt de beleidsdocumenten vervolgens vast. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied(CZMCARIB) voert als Commandant Kustwacht (CKW) de dienstverlenende, toezichthoudende en opsporingstaken uit. Defensie stelt middelen ter beschikking aan de CZMCARIB die met deze middelen vaardagen en vlieguren levert aan de KWNA&A. Tevens levert Defensie functionarissen voor de bezetting van het kustwachtcentrum.
De resultaten van de KWNA&A worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Resultaten KWNA&A | |||||
Meeteenheid | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | |
In beslag genomen drugs | Kilo’s | 7 989 | 5 869 | 1 112 | 7 231 |
Gered of in veiligheid gebracht | Personen | 271 | 297 | 202 | 305 |
Controle scheepvaart | Processenverbaal | 36 | 47 | 105 | 374 |
Milieuverontreiniging | Processenverbaal | 6 | 5 | 8 | 8 |
Illegale visserij | Processenverbaal | 29 | 28 | 56 | 40 |
Illegale immigratie | Processenverbaal | 74 | 193 | 290 | 356 |
Het jaar 2005 was een zeer succesvol jaar voor de Kustwacht. Op praktisch alle resultaatgebieden zijn goede tot zeer goede resultaten geboekt. Vooral op het gebied van de bestrijding van drugstransporten was 2005 een recordjaar. Hoewel de totale hoeveelheid onderschepte drugs (7 231 kg) de hoeveelheid van het recordjaar 2002 niet overtrof, was er wel sprake van een record aantal succesvolle drugsonderscheppingen en zijn er nooit eerder door de Kustwacht zoveel harddrugs (cocaïne en heroïne) onderschept: 6 346 kg. Bovendien zijn in het jaar 2005 meer illegalen op zee aangehouden dan in elk ander jaar: 356. Een exacte uitleg voor de successen is moeilijk te geven, maar het is duidelijk dat de verhoogde inspanningen van de Kustwacht hebben geleid tot dit betere resultaat.
Het opsporen van explosieven kan geschieden door zowel civiele bedrijven als door de overheid. Het ruimen van explosieven is voorbehouden aan de rijksoverheid. Defensie voert deze permanente bijstandstaak uit.
Het opsporen, de daaraan voorafgaande verkennende zoekacties en het ruimen van explosieven wordt binnen Defensie verricht door de Duik- en Demonteergroep van de Koninklijke marine (DDG-KM), het Explosievenopruimingscommando van de Koninklijke landmacht (EOC-KL) en de Explosievenopruimingsdienst Koninklijke luchtmacht (EOD-KLu). Elk van deze diensten bestrijkt een specifieke regio van Nederland. Voorts is de DDG-KM verantwoordelijk voor alle opruiming onder water en op zee en zorgt het EOC-KL voor de algehele coördinatie van de ruimingen in Nederland. Het kustwachtcentrum Nederland draagt zorg voor de coördinatie op zee.
In de onderstaande tabel wordt een indicatie gegeven van de omvang van de activiteiten in 2005.
Resultaten EOD | ||||
Meeteenheid | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | |
Ruimingen | Aantal | 2 213 | 2 458 | 2 477 |
Justitiële bijstand en zoekacties/opsporingen | Aantal | 142 | 204 | 201 |
Een drietal incidenten verdienen hier vanwege hun omvang bijzondere aandacht. Van februari tot november is in de Mokbaai op Texel 5 331 stuks niet gesprongen explosieve munitie en 359 kg los rookzwartbuskruit uit de Tweede Wereldoorlog geborgen en vernietigd. Op 6 april ontplofte een explosief uit de Tweede Wereldoorlog aan boord van een visserijschip, waarbij dodelijke slachtoffers vielen. Naar aanleiding hiervan is het aantal meldingen van opgeviste explosieven sterk gestegen. Om aan deze stijging gevolg te geven is de operatie «Beneficial Cooperation» gestart, waarbij op continue basis een Nederlands of Belgisch mijnenbestrijdingsvaartuig is toegewezen aan de explosievenopruimingstaak. In mei zijn in Twenthe twee 1 900 ponders onschadelijk gemaakt die gevonden zijn bij het bergen van een Britse bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog.
Ook in 2005 heeft Defensie met personeel en materieel bijstand verleend aan civiele overheden in binnen- en buitenland. Hieronder is een aantal significante inspanningen van Defensie opgenomen.
Militaire bijstand in het kader van (dreigende) calamiteiten en zware ongevallen
Borgharen. Defensie heeft in januari geassisteerd bij de zoekactie naar twee vermiste slachtoffers van een bootongeluk bij de stuw van Borgharen.
Diversen. Defensie heeft in 2005 deelgenomen aan verschillende zoektochten naar drenkelingen en vermisten. Ook is enkele malen medische duikzorg geboden bij ongelukken van sportduikers.
Militaire bijstand in het kader van rampenbestrijding en humanitaire hulp
Onderstaande bijstandsverleningen zijn deels gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het restant is ten laste gekomen van het betrokken krijgsmachtdeel.
Tsunamiramp Azië. Op 26 december 2004 trof een tsunami verschillende landen in Zuid-Oost Azië. Gedurende 2005 heeft Defensie op verschillende manieren bijgedragen aan het verlenen van humanitaire hulp en de wederopbouw van de getroffen regio’s. Een KDC-10 van de KLu heeft in januari verschillende vluchten uitgevoerd voor de luchtbrug vanuit Turkije naar Zuid-Oost Azië en voor vervoer en distributie van hulpgoederen in de regio. Ook is op verzoek van de ANWB de KDC-10 ingezet voor het ophalen van gewonden uit het getroffen gebied. De KLu en de KM hebben aan de luchtverkeersleiding op het vliegveld van Medan op Sumatra, dat als één van de centrale punten voor de distributie van hulpgoederen fungeerde, materiële en personele ondersteuning geleverd. Defensie heeft voorts personele ondersteuning geleverd om door de Navo beschikbaar gestelde noodbruggen naar Atjeh te vervoeren en te gebruiken. Geneeskundig personeel en personeel van de KMar is als onderdeel van het Rampen Identificatie Team (RIT) naar de regio uitgezonden geweest om mede zorg te dragen voor de identificatie van slachtoffers. Het ministerie van Buitenlandse Zaken droeg voor€ 0,8 miljoen bij aan de financiering van deze noodhulp.
Orkaan Katrina omgeving New Orleans. Het fregat Hr.Ms. Van Amstel heeft in september bij New Orleans humanitaire hulp verleend nadat deze regio als gevolg van orkaan Katrina onder water was gelopen. De inzet van het fregat heeft 14 dagen geduurd. Tevens zijn er pompen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat ingevlogen. Voorts hebben militairen verbandmiddelen verstrekt en geassisteerd bij het wegpompen van water. De totale additionele uitgaven voor deze hulpverlening bedroegen € 944 000. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 668 000 bijgedragen aan de financiering van deze uitgaven, het restant is ten laste gebracht van de begroting van Defensie.
Aardbeving Pakistan. Defensie heeft een zogenaamd Field Dressing Station (FDS) van de KM, een mobiel hospitaal, vanuit Afghanistan naar Bagh in Pakistan gestuurd om daar medische hulp te verlenen na de aardbeving in oktober. Later is dit FDS vervangen door een veldhospitaal van de KL als onderdeel van de Navo NRF-inzet. Hierbij waren bij elke shift 123 personeelsleden van Defensie betrokken. Het hospitaal verleende medische hulp aan 120 tot 140 patiënten per dag. Mobiele teams verleenden in de omgeving per dag aan ongeveer 120 patiënten hulp. Verder waren defensiemedewerkers, als onderdeel van het «Urban Search and Rescue Team», uitgezonden om vlak na de aardbeving naar slachtoffers te zoeken. Defensie heeft 500 tenten met kachels, 5 000 dekens en 120 veldbedden ter beschikking gesteld. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft € 3,4 miljoen bijgedragen aan deze noodhulp.
Bosbranden Portugal. Eind augustus en begin september hebben twee Cougars van Defensie geassisteerd bij het blussen van grootschalige bosbranden in Portugal. Hierbij hebben zij 284 drops uitgevoerd waarbij in totaal 710 000 liter water is uitgestort. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 400 000 bijgedragen aan deze steunverlenging.
Militaire bijstand in het kader van de openbare orde en veiligheid
Bezoek president VS. In mei heeft Defensie met 1 500 militairen bijgedragen aan de beveiliging op de grond en in de lucht rondom het bezoek van Koningin Beatrix en de Amerikaanse president G.W. Bush aan het Amerikaanse ereveld in Margraten. Hierbij zijn ook F-16’s en Apache helikopters ingezet voor de beveiliging van het luchtruim ter plaatse en voor lucht-grond waarnemingstaken.
Aruba vermiste persoon. Defensie heeft met mariniers en F-16’s de zoekactie naar een vermiste Amerikaanse toeriste op Aruba ondersteund.
Explosievenopruiming Noordzee. Op 6 april ontplofte een explosief uit de Tweede Wereldoorlog aan boord van het visserschip OD-1 Maarten Jacob waarbij dodelijke slachtoffers vielen. Naar aanleiding hiervan is het aantal meldingen van opgeviste explosieven sterk gestegen. Normaliter zijn er tientallen meldingen per jaar. Na het ongeluk zijn in 2005 330 meldingen gedaan, waarvan 68 explosieven niet zijn aangetroffen en 233 explosieven geruimd. Aan het restant van de meldingen is nog geen gevolg gegeven.
Quick Reaction Alert. Defensie heeft altijd 2 F-16’s op 15 minuten beschikbaar voor algemene verdedigingstaken. Op verzoek van het ministerie van Justitie kan deze capaciteit ook ingezet worden voor de bewaking van het luchtruim ter ondersteuning van de openbare orde en veiligheid. Hiertoe zijn speciale afspraken en procedures gemaakt.
Bezoek president Rusland. Voor het bezoek van president Poetin heeft Defensie EOD-teams en 200 man bewaking en beveiliging ingezet. Tevens heeft een eenheid van de 43e Mechanische Brigade bijstand verleend.
Militaire bijstand in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
Defensie heeft veertien maal bijstand verleend aan het ministerie van Justitie. Over het algemeen bestond deze bijstand uit het opsporen van bewijsmateriaal voor strafrechtelijk onderzoek. Dit gebeurde door gespecialiseerde duikteams. Ook is enkele malen onderzoek gepleegd naar duikapparatuur na ongevallen van sportduikers. Dit jaar heeft Defensie de politie ook bijgestaan met speciale nachtzichtapparatuur en is een prominente verdachte met een vliegtuig van Defensie vanuit Engeland naar Nederland vervoerd. Tijdens de arrestatie van een aantal vermeende leden van de Hofstadgroep op 14 oktober 2005 heeft een EOD-team geassisteerd bij het onschadelijk maken van explosieven.
Steunverlening openbaar belang
Sneeuwval. In maart en november heeft Defensie op een breed vlak met materieel en personeel hulp verleend in heel Nederland na hevige sneeuwval.
Brandweerstaking. In december 2005 hebben de gemeentes Amsterdam en Rotterdam brandweersteun aangevraagd. Vervolgens zijn ongeveer 100 personeelsleden van Defensie gedurende 4 dagen meer dan honderd keer ingezet in het kader van basisbrandweertaken.
Evenementen. Ook in 2005 heeft Defensie op grote schaal ondersteuning geleverd aan evenementen zoals de Vierdaagse in Nijmegen, Prinsjesdag in Den Haag, Sail in Amsterdam en de Wereldhavendagen in Rotterdam.
Beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
Internationale samenwerking draagt bij aan het bereiken van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Bij de invulling van internationale samenwerking spelen internationale organisaties een belangrijke rol. De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap is het primaire instrument om de integriteit van het eigen grondgebied te waarborgen. Het vergroot tevens de mogelijkheden tot handhaving van de internationale rechtsorde en veiligheid. Door bij te dragen aan de financiering van de internationale staven, de gezamenlijke middelen voor bevelvoering en communicatie en bondgenootschappelijke programma’s draagt Nederland bij aan de instandhouding van de geïntegreerde militaire structuur van de Navo. Nederland kiest daarbij uitdrukkelijk voor de beleidslijn om de Navo-investeringen primair te richten op verbetering van operationele capaciteiten met als afgeleide de infrastructurele aangelegenheden.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van de Headline Goal 2010 (HLG 2010) en het Prague Capability Commitment (PCC)
Naast het Navo-lidmaatschap is Nederland tevens lid van de Europese Unie. Om hier invulling aan te geven draagt Nederland tevens bij aan de militaire component van de EU en draagt zo mede verantwoordelijkheid voor de versterking van het Europese Veiligheids- en DefensieBeleid (EVDB). Deze versterking is nodig voor een grotere Europese rol en een evenwichtigere lastenverdeling tussen de transatlantische partners en blijft een belangrijk speerpunt voor het defensiebeleid vanaf 2005. De versterking van Europese militaire capaciteiten richt zich op de verbetering van de aanpak van Europese militaire tekortkomingen, waarbij Nederland prioriteit stelt aan elementen die bijdragen aan zowel de realisatie van de HLG 2010 als het PCC.
Militaire attachés dragen enerzijds bij aan de informatievoorziening van het ministerie van Defensie en anderzijds aan het informeren van bondgenoten en partners over het Nederlands veiligheids- en defensiebeleid. Activiteiten op het gebied van internationale militaire samenwerking, op de werkvloer geconcretiseerd, worden veelal voorafgegaan door contacten langs diplomatieke weg. Deze contacten verlopen veelal via de Nederlandse Defensieattachés in het buitenland en buitenlandse Defensieattachés die (mede) geaccrediteerd zijn in Den Haag. In landen waar (nog) geen Defensieattaché is geaccrediteerd neemt de Politieke Afdeling van de betreffende Nederlandse ambassade de defensietaak op zich.
De uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten op het gebied van wapenbeheersing en vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen (csbm’s) is een aangelegenheid voor het ministerie van Defensie onder medeverantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De gecentraliseerde Defensie Wapenbeheersingsorganisatie (DWBO) draagt zorg voor de fysieke begeleiding c.q. uitvoering van in- en uitgaande inspecties en observatievluchten alsmede de verzorging van internationale informatieverplichtingen. In dit verband zijn het Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag) en het Open Skies (OS)-verdrag inzake militaire observatievluchten veruit het meest arbeidsintensief. Daarnaast voorziet ook het Weens Document 1999 inzake vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen in inspanningsverplichtingen van defensiezijde op het gebied van onder meer informatie-uitwisseling, inspecties en evaluatiebezoeken.
Overige internationale samenwerking
De samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa (MOE) beoogt bij te dragen aan de inbedding van de krijgsmachten van deze landen in een democratische samenleving en aan de voorbereiding op de mogelijke toetreding van die staten tot de Navo. Versterking van de interoperabiliteit van deze landen bij deelneming aan Navo- of EU-geleide operaties kan leiden tot een verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht en tot doelmatigheidsopbrengsten.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2005.
Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 140 771 | 137 029 | 135 021 | 122 814 | 120 682 | 210 714 | – 90 032 |
Uitgaven | |||||||
Bijdrage aan de Navo | 62 442 | 77 921 | 77 256 | 71 751 | 78 882 | 99 852 | – 20 970 |
EVDB | 45 379 | 16 750 | 22 293 | 47 545 | 28 512 | 87 900 | – 59 388 |
Attachés | 21 852 | 20 527 | 16 840 | 16 807 | 16 779 | 22 109 | – 5 330 |
Overige internationale samenwerking | 1 716 | 1 561 | 1 320 | 1 341 | 2 776 | 1 565 | 1 211 |
Totaal uitgaven | 131 389 | 116 759 | 117 709 | 137 444 | 126 949 | 211 426 | – 84 477 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 4 952 | 7 711 | 12 514 | 20 208 | 12 781 | 31 715 | – 18 934 |
Toelichting bij de verschillen
De lagere verplichtingen van € 90,0 miljoen worden hieronder bij de uitgaven toegelicht.
De grootste verschillen van de lagere uitgaven van € 84,5 miljoen zijn:
In 2005 is € 21 miljoen minder gerealiseerd dan op basis van de door Nederland ingediende schatting mocht worden verwacht. De Navo Veiligheids Investeringsprojecten die in Nederland (NVIP) worden uitgevoerd, worden voor 75% met de Navo verrekend (minus 19% BTW en een Host Nationbijdrage van 6%). Het verschil wordt deels veroorzaakt door het niet autoriseren van een aantal Navo Veiligheids Investeringsprojecten (NVIP) in Nederland (€ 14,6 miljoen), waaronder het ACCS ARS project (€ 9 miljoen). Daarnaast zijn er vertragingen in een tweetal omvangrijke projecten ontstaan, te weten Cannerberg (€ 2 miljoen) en HQ JFC Brunssum (€ 5 miljoen). Hierdoor zijn geplande uitgaven en de daarmee samenhangende ontvangsten naar latere jaren verschoven. De ontvangsten zijn mede om die reden ook € 18,9 miljoen lager uitgevallen.
De Nederlandse bijdrage aan de internationale NVIP-projecten valt in 2005 € 7 miljoen lager uit, doordat de bijdrage voor het eerste kwartaal 2005 al in december 2004 betaalbaar gesteld is. De lagere uitgaven worden volledig gecompenseerd door de hogere bijdrage in investeringen AWACS (€ 4,1 miljoen) en overige bijdragen, zoals de pensioenkosten van het bij de Navo tewerkgesteld personeel (€ 3,5 miljoen).
De projecten in het kader van het EVDB moeten nog voor een deel worden opgestart en van de lopende projecten is een deel vertraagd. Een aantal kleinere projecten dat in het kader van Nucleaire, Biologische en Chemische (NBC) oorlogvoering zijn geïnitieerd, bevinden zich nog in de ontwikkelings- dan wel in de beproevingsfase. Het betreft meestal het aanmaken van bestrijdingsmiddelen dan wel het nemen van monsters (diverse NBC-projecten, samen € 16 miljoen). Van de lopende projecten verschuift met name het project TITAAN in de tijd (2006 e.v.: € 21 miljoen), omdat, voor een aantal voor 2005 geplande deelprojecten, de verwervingsprocedure nog gaande is (onder andere de verwerving van straalzenders en de beveiliging van de tunnelbox). De exploitatiekosten in het kader van de versterking van de Koninklijke marechaussee voor haar inzet in internationaal verband zijn overgeheveld naar het beleidsartikel Koninklijke marechaussee (€ 5,4 miljoen). De uitgangspunten voor de ontwikkelingsfase van het project Unmanned Reconnaissance Aerial Vehicle (URAV) zijn nog niet geheel afgerond, waardoor de aanvang van de feasilibityfase doorschuift naar 2006 (€ 4 miljoen). Van de overige lopende projecten zijn de geplande mijlpalen (leveranties) niet tijdig gerealiseerd, waardoor de betalingen zijn uitgesteld. Deze uitgaven verschuiven naar de begroting van 2006 (€ 13 miljoen, bestaande uit onder andere het LPD II-project (€ 5 miljoen) en het point detectieproject NEUS (€ 6 miljoen)).
Onder deze post worden de vergoedingen verantwoord die voortvloeien uit het stelsel van de Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningen (DBZV). De gemiddelde bezetting in 2005 was 18 burgers en 88 militairen. De realisatie 2005 is € 5,3 miljoen lager dan begroot. Een verklaring hiervoor is de in 2004 ingezette herinrichting van het attaché-bestand.
Beleidsmatige informatie (realisatie activiteiten)
Het belang en de geloofwaardigheid van de Navo en het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) zijn in hoge mate afhankelijk van de bereidheid van de landen om hun defensiemiddelen in te zetten en het expeditionaire militair vermogen te versterken. Nederland heeft toegezegd actief bij te dragen aan de versterking van dit vermogen. Doordat de Nederlandse militaire capaciteiten in steeds belangrijker mate internationaal zijn ingebed, hecht Nederland veel waarde aan internationale samenwerking, waarbij de Navo en de Europese Unie de belangrijkste institutionele kaders zijn. Bij de verbetering en uitbreiding van militaire capaciteiten die een bijdrage leveren aan het opheffen van de tekortkomingen heeft Nederland steeds uitgedragen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te verbeteren door de samenwerking en coördinatie tussen de partners van de Europese Unie en de Navo te versterken.
Nederland draagt evenredig bij aan de gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s. Hierbij gaat het om de Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland (NVIP), het programma betreffende het Airborne Warning and Control System (AWACS) en het zogenoemde militaire budget van de Navo.
In het NVIP zijn 70 door de Navo geautoriseerde infrastructuurprojecten opgenomen, die in Nederland worden uitgevoerd. Voor het AWACS-investerings- en exploitatiebudget geldt dat Nederland naar rato (3,6%) bijdraagt aan het Mid Term Modernization Programme (MTRP) van de AWACS-vliegtuigen (Global Solution).
Het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)
De EVDB-projecten uit het beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking zijn opgenomen in het Defensie Investeringsplan (DIP) en onder beheer gesteld bij de uitvoerende Operationele Commando’s die daar ook over rapporteren in hun beleidsartikel. In de nieuwe begrotingsindeling 2006 zijn de EVDB-projecten ondergebracht bij het beleidsartikel Defensie Materieelorganisatie (DMO). Hieronder worden het AGS-project en de oprichting van het Europese Defensieagenschap (EDA) behandeld.
Alliance Ground Surveillance (AGS)
Doelstelling van dit Navo-programma is het voorzien in een «NATO-owned and operated AGS Core capability». Realisatie van deze AGS-capaciteit heeft binnen de Navo hoge prioriteit. Er is echter nog geen overeenstemming over het programma.
Het Europese Defensieagentschap (EDA)
Het EDA, opgericht bij de in juli 2004 door de Europese Raad vastgestelde Joint Action, is volgens schema van start gegaan. Op 22 november 2004 heeft het bestuur van de EDA op het niveau van de ministers van Defensie ingestemd met een door de Raad goedgekeurd ambitieus werkprogramma en de bijbehorende begroting voor 2005. Het EDA heeft een belangrijke rol op het gebied van militaire capaciteitsversterking gekregen. Het EDA moet multinationale samenwerking bevorderen en de versnippering van de Europese defensie-inspanningen tegengaan. Verdere taken betreffen materieelsamenwerking, technologisch onderzoek en de liberalisering van de Europese defensiemarkt. Het EDA is met een staf van 77 personen en een budget van € 20 miljoen in de eerste helft van 2005 operationeel geworden. Ook Nederland heeft functionarissen voor de vaste staf van het EDA geleverd. Naast de twee Nederlanders die er nu werken zit een derde Nederlander in de sollicitatieprocedure waarover begin 2006 uitsluitsel wordt verwacht. Eind 2005 is het EDA gegroeid naar een staf van 80 personen en heeft zij inmiddels een eigen gebouw in Brussel betrokken. In 2006 zal de staf van het EDA naar ongeveer 100 personen groeien.
Het bestand van militaire attachés is in 2005 geëvalueerd, wat leidt tot veranderingen die in 2006 worden doorgevoerd. De kern van de verandering is dat er meer militaire vertegenwoordiging komt in Afrika, het Midden-Oosten en Azië en minder binnen Europa.
Toets Internationale Militaire Samenwerking (IMS)
Om initiatieven op het gebied van IMS te kunnen beoordelen, is de Toets IMS ontwikkeld en aangeboden aan de Tweede Kamer. De beleidsmatige uitgangspunten van de internationale militaire samenwerking maken deel uit van beleidsartikel 11. De Toets IMS is bedoeld om binnen Defensie een zorgvuldige afweging te bevorderen van internationale militaire samenwerkingsinitiatieven (van planning tot uitvoering) en om daarbij prioriteiten te helpen bepalen. Ook moet de toepassing van dit toetsingskader de kwaliteit en de afrekenbaarheid van de samenwerking helpen waarborgen.
Overige Internationale Samenwerking
Dit artikelonderdeel bestaat uit de activiteiten in het kader van de samenwerking met Midden- en Oost-Europese (MOE) landen en de vooralsnog hier ondergebrachte verplichtingen met betrekking tot het EU Satellite Center. Daarnaast vinden activiteiten plaats in het kader van de OVSE en wapen-beheersing.
De samenwerking met de Midden- en Oost-Europese (MOE) landen heeft gestalte gekregen in diverse programma’s met samenwerkingsactiviteiten, die erop zijn gericht de interoperabiliteit van deze landen met Navo-eenheden te verbeteren, zodat deelname aan Navo- dan wel EU-geleide crisisbeheersingsoperaties mogelijk wordt. Tegelijkertijd kunnen de MOE-samenwerkingsprogramma’s leiden tot een verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht en tot doelmatigheidsopbrengsten bij crisisbeheersingsoperaties.
Als gevolg van de geopolitieke en daarmee samenhangende militair-strategische ontwikkelingen is de samenwerking met MOE-landen aan het veranderen. In april 2004 zijn zeven voormalige MOE-landen tot de Navo toegetreden. Tot aan het lidmaatschap heeft Nederland ondersteuning geboden in het toetredingsproces, daarna is samengewerkt op basis van gelijkwaardigheid, waarbij de steunverlening periodiek werd afgebouwd. In 2005 hebben de resterende MAP-landen (deelnemers aan het Navo Membership Action Plan), Albanië, Kroatië en Macedonië, zowel multilateraal als bilateraal veel aandacht gekregen. Door de afname van activiteiten met de nieuwe Navo-landen, zullen financiële middelen kunnen worden aangewend voor de (overige) Balkan-landen en voor de Kaukasus- en Centraal-Aziatische landen.
In het kader van de beleidsintensivering zijn onder andere internationale cursussen ontwikkeld op het Instituut Defensie Leergangen. Daarnaast is gekozen voor samenwerking met het Verenigd Koninkrijk bij de opzet van de Junior Staff Officers Course (JSOC) in Slowakije, waarbij sprake is van co-financiering met het ministerie van Buitenlandse Zaken (vredesfonds). De eerder aangekondigde en inmiddels ingevoerde verbetermaatregelen ten aanzien van de uitvoering van de programma’s hebben tot gevolg dat het aan de MOE-landen toegewezen budget dit jaar nagenoeg is gerealiseerd.
Nederland participeert actief in het EUSC door de plaatsing van een MIVD-functionaris in Torrejon, Spanje, waar het EUSC is gevestigd. Naast de financiële bijdrage wordt het beschikbare satelliet-beeldmateriaal door Nederland intensief benut.
In het afgelopen jaar is in Nederland, in CSE-kader, een inspectie uitgevoerd door de Russische Federatie. Door de Oekraïne werd een OS-observatievlucht uitgevoerd boven het grondgebied van de Benelux. Nederland voerde in multilateraal verband CSE-inspecties uit in Rusland en Georgië, alsmede observatievluchten boven Rusland, Georgië en Bosnië-Herzegovina. Ook werd een bescheiden aantal activiteiten uitgevoerd in het kader van het Weens Document.
Op het vlak van het internationale wapenbeheersingsoverleg duurt de politieke impasse in Wenen voort rond de ratificatie van het aangepaste CSE-verdrag. Dit is het gevolg van onvoldoende bevonden voortgang met betrekking tot de terugtrekking door Rusland van militair personeel en materieel uit Georgië en Moldavië. In VN-kader is in Genève geen vooruitgang geboekt in het overleg over eventuele beperkingen op het gebruik van anti-voertuigmijnen, maar in New York is een politiek bindend instrument tot stand gekomen met afspraken inzake het identificeren en traceren van kleine en lichte wapens. In Wenen is in 2005 de eerste toetsingsconferentie van het OS-verdrag gehouden.
Inleiding tot de niet-beleidsartikelen
In dit onderdeel van het jaarverslag worden de navolgende niet-beleidsartikelen toegelicht:
– 60 Ondersteuning krijgsmacht,
– 70 Geheime uitgaven,
– 80 Nominaal en onvoorzien en
– 90 Algemeen.
De verschillen tussen de budgettaire raming voor 2005 en de realisatie in 2005 worden toegelicht. De belangrijkste begrotingswijzigingen zijn met de Voor- en Najaarsnota verwerkt. Zo zijn ten laste van het generieke beeld de loon- en prijsbijstelling aan Defensie toegekend. Daarnaast is van invloed de doorwerking van de eindejaarsmarge uit 2004 en de mutaties op de (hogere) ontvangsten. Met de Voorjaarsnota is tevens een aantal maatregelen verwerkt zoals de herziening van de (niet-relevante) raming voor ouderdomspensioenen. Met de Najaarsnota is het budget verlaagd door de raming aan te passen voor militaire pensioenen en uitkeringen. Aanleiding hiertoe is uitvoering te geven aan het ontmoedigingsbeleid van het kabinet om de instroom in VUT- en prepensioenregelingen te beperken. Hiertegenover staat wel de afdracht (hogere ontvangsten) door de baten- en lastendiensten aan het moederdepartement.
De met de begroting 2006 in gang gezette wijzigingen in de organisatie om te komen tot een «Nieuw evenwicht» heeft eveneens gevolgen gehad voor de uitvoering van de begroting 2005. Het heeft eveneens geleid tot herschikkingen van budgetten voor exploitatie en investeringen bij de niet-beleidsartikelen. Van invloed op het totaalbeeld van de realisatie is het artikel Nominaal en Onvoorzien. De hier gestalde gelden ten behoeve van de arbeidsvoorwaarden zijn, in overleg met het ministerie van Financiën, doorgeschoven naar het jaar 2006 omdat in dit jaar geen CAO-overeenkomst tot stand is gekomen. De realisatie van de overige ramingen is voorspoedig verlopen. Dit geldt vooral voor de diverse investeringsprojecten die geraamd waren bij het Commando Dienstencentra en de uitgaven voor de materiële exploitatie ten behoeve van de ondersteuning van de krijgsmacht.
Niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning Krijgsmacht
In dit artikel zijn de uitgaven en ontvangsten van alle ondersteunende eenheden van de krijgsmacht opgenomen. Het Commando Dienstencentra (CDC), dat per 1 januari 2005 officieel in werking is getreden, levert ondersteuning van velerlei aard aan de krijgsmachtdelen. De voormalige eenheden van het Defensie Interservice Commando (DICO), zijn in het nieuwe CDC opgegaan.
Bij de inrichting van het CDC zijn, op basis van diverse criteria, negen bedrijfsgroepen opgericht zodat synergievoordelen kunnen worden behaald.
Het CDC groeit verder naar een klantgerichte en kostenbewuste «shared-service-organisatie» door het inzichtelijk maken van de prijs, kwantiteit en kwaliteit van de producten en diensten van het CDC.
Door vergelijkende onderzoeken, CDV-trajecten en onderzoeken naar de prijsvorming wordt zorggedragen voor zo laag mogelijke prijzen voor de interne dienstverlening.
Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 675 564 | 1 238 832 | 1 460 185 | 1 595 833 | 1 552 687 | 1 404 676 | 148 011 |
Uitgaven | |||||||
Ondersteuning Koninklijke marine | 304 066 | 309 372 | 318 510 | 287 434 | 297 495 | 285 089 | 12 406 |
Ondersteuning Koninklijke landmacht | 837 768 | 600 626 | 599 274 | 570 556 | 570 135 | 556 043 | 14 092 |
Ondersteuning Koninklijke luchtmacht | 177 696 | 226 175 | 246 641 | 199 332 | 189 169 | 217 591 | – 28 422 |
Ondersteuning Koninklijke marechaussee | 52 442 | 38 057 | 41 992 | 37 551 | 31 687 | 32 667 | – 980 |
Ondersteuning Commando Dienstencentra | 269 728 | 246 166 | 263 678 | 283 014 | 382 559 | 292 305 | 90 254 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 5 319 | 6 267 | 6 116 | 151 | |||
Totaal uitgaven | 1 641 700 | 1 420 396 | 1 470 095 | 1 383 206 | 1 477 312 | 1 389 811 | 87 501 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 26 875 | 48 998 | 58 314 | 55 062 | 50 983 | 45 556 | 5 427 |
Toelichting bij de verschillen
Het verschil tussen de budgettaire raming van de verplichtingen en de realisatie in het verslagjaar is € 148,0 miljoen. Dit verschil houdt verband met een groot aantal mutaties waarvan de meest opmerkelijke zijn: de overheveling van IV-investeringen (waaronder het project SPEER voor € 48,3 miljoen) van de defensieonderdelen naar het Commando Dienstencentra (in totaal € 57,3 miljoen), de verplichting voor het Dienstencentrum Human Resources (DC HR) in Enschede (€ 13,9 miljoen), hogere verplichtingen voor MULAN (€ 14,0 miljoen), de herschikking van budgetten voor exploitatie en investeringen op basis van de uitwerking van de migratieplannen en de hieruit voortvloeiende realisatie in het kader van «Op weg naar een nieuw evenwicht» (€ 56,6 miljoen) en prijspeilcorrecties (€ 6,2 miljoen).
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke marine
De budgettaire raming (€ 285,1 miljoen) bestaat uit € 193,4 miljoen voor personele uitgaven en € 91,7 miljoen voor materiële uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 297,5 miljoen) bestaat uit € 196,9 miljoen uit personele uitgaven en voor € 100,6 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de realisatie in het verslagjaar is € 3,5 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 6,2 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 1,7 miljoen) en minderuitgaven (– € 4,4 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 160 vte’n achter op de planning.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor materiële uitgaven en de realisatie in 2005 is € 8,9 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van meer dan begrote uitbesteding van werkzaamheden door het Marinebedrijf (€ 8,2 miljoen) en door vertraging in 2004, naar 2005 uitgestelde betaling van onderzeebootbatterijen (€ 2,7 miljoen). Het resterende verschil van – € 2,0 miljoen, is het saldo van verschillende kleine mutaties.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke landmacht
De budgettaire raming (€ 556,0 miljoen) bestaat uit € 363,1 miljoen voor personele uitgaven en € 192,9 miljoen voor materiële uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 570,1 miljoen) bestaat uit € 372,3 miljoen personele uitgaven en voor € 197,8 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de realisatie in het verslagjaar is € 8,2 miljoen. Dit verschil is met name veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 8,5 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 3,1 miljoen) en minderuitgaven (– € 3,4 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. De onderrealisatie werd veroorzaakt door een afwijkend gemiddelde ten opzichte van de planningen. Hierbij is sprake van een achterblijvende gemiddelde realisatie in de categorieën burger- en BOT-personeel van respectievelijk 190 vte’n en 55 vte’n en een hogere gemiddelde realisatie bij de categorie BBT-personeel van ongeveer 240 vte’n.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is € 4,9 miljoen. Dit verschil is het gevolg van een groot aantal kleine mutaties.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke luchtmacht
De budgettaire raming (€ 217,6 miljoen) bestaat uit € 100,3 miljoen voor personele uitgaven en € 117,3 miljoen voor materiële uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 189,2 miljoen) bestaat uit € 93,2 miljoen uit personele uitgaven en voor € 96,0 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is – € 7,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 3,3 miljoen op de gemiddelde loonsom en minderuitgaven (– € 1,8 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie wordt grotendeels verklaard door het later dan gepland op gang komen van de instroom categorie BBT-personeel. Hierdoor blijft de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 130 vte’n achter op de planning. Het verschil is ook een gevolg van minder overige personele uitgaven (– € 8,6 miljoen) door een andere fasering van de FMS-betalingen bij de opleidingen voor de F-16.
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar is – € 21,3 miljoen. Dit verschil is het gevolg van vertragingen in contractonderhandelingen en een groot aantal kleine realisatieverschillen.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Commando Dienstencentra (CDC)
De budgettaire raming (€ 292,3 miljoen) bestaat uit € 138,7 miljoen voor personele uitgaven, € 77,5 miljoen voor materiële uitgaven, € 69,4 miljoen voor investeringen en € 6,7 miljoen voor wachtgelden en inactiviteitswedden. De realisatie in het verslagjaar (€ 382,6 miljoen) bestaat uit € 160,8 miljoen voor personele uitgaven, voor € 112,4 miljoen voor materiële uitgaven, € 101,7 miljoen voor investeringen en € 7,7 miljoen voor wachtgelden en inactiviteitswedden.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de realisatie is € 22,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 5,7 miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 1,2 miljoen) en meeruitgaven (€ 11,7 miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze hogere realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere gemiddelde realisatie dan gepland van de categorie burgerpersoneel met ongeveer 300 vte’n. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 3,5 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor materiële uitgaven en de realisatie is € 34,9 miljoen. Dit verschil is het gevolg van de centralisatie van de budgetten voor Informatievoorziening (€ 15,6 miljoen), de toevoeging van nieuwe organisatie-eenheden binnen het CDC (€ 7,8 miljoen) en hogere uitgaven voor de inhuur van transport (€ 11,5 miljoen).
Het verschil tussen de budgettaire raming voor investeringen en de realisatie is € 32,3 miljoen. Dit verschil is met name het gevolg van de herschikking van de budgetten voor Informatievoorziening en meeruitgaven voor het project Mulan. Deze meeruitgaven (€ 14,0 miljoen) zijn een gevolg van de wijzigingen van het besturingssysteem en applicatiesanering. Aanvullend is sprake van niet geraamde uitgaven (€ 13,9 miljoen) voor infrastructuur (het DC HR in Enschede). De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 4,4 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
De € 5,4 miljoen hogere ontvangsten zijn het gevolg van de verrekening van wachtgelden van het personeel dat werkzaam is bij de DTO en de DGW&T en verrekening van trekkingsrechten van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven en verplichtingen | 908 | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 1 407 | 353 |
Geheime uitgaven | 908 | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 1 407 | 353 |
Totaal uitgaven/verplichtingen | 908 | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 1 407 | 353 |
De geheime uitgaven, die worden verantwoord door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), worden gecontroleerd door de President van de Algemene Rekenkamer en een daartoe aangewezen accountant van de departementale auditdienst. Het streven is erop gericht de onder dit artikel verantwoorde uitgaven tot het strikt noodzakelijke te beperken.
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
In dit begrotingsartikel worden primair de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
Uitgaven en verplichtingen | |||||||
Loonbijstelling | 70 637 | – 70 637 | |||||
Prijsbijstelling | 10 546 | – 10 546 | |||||
Taakstelling SA en HA | 46 081 | – 46 081 | |||||
Totaal uitgaven/verplichtingen | 127 264 | – 127 264 |
Het bedrag van de oorspronkelijke begroting 2005 op dit artikelonderdeel (€ 70,6 miljoen) is met de Voorjaarsnota 2005 verhoogd met € 105,5 miljoen. Hiervan bedraagt de door het ministerie van Financiën beschikbaar gestelde bedrag voor de loonbijstelling 2005 € 45,7 miljoen. Daarnaast is toegevoegd het in 2004 op dit artikelonderdeel gestalde bedrag van € 59,9 miljoen arbeidsvoorwaardengeld dat, als gevolg van het uitblijven van een CAO in 2004, niet tot realisatie is gekomen. Dit bedrag bleef, zoals overeengekomen was met het ministerie van Financiën, ter invulling van de arbeidsvoorwaarden, beschikbaar in 2005.
Een deel van de loonbijstelling (€ 34,9 miljoen) is verdeeld over de daarvoor in aanmerking komende begrotingsartikelen en er heeft, in het kader van het streven naar nieuw evenwicht, een herfasering van middelen (– € 55,6 miljoen) plaatsgevonden.
Het resterende bedrag van € 85,6 miljoen, een gevolg van het opnieuw uitblijven van een CAO-akkoord, blijft ter invulling van de arbeidsvoorwaarden beschikbaar in 2006.
Op dit artikelonderdeel zijn de verwerkingen van de taakstellingen en herschikkingen verwerkt, die vooral betrekking hebben op de uitvoering van de ingezette weg om te komen tot «Nieuw evenwicht» bij de defensieonderdelen.
Daarnaast is het bij Voorjaarsnota 2005 door het ministerie van Financiën toegekende bedrag voor prijsbijstelling via dit artikelonderdeel verwerkt.
Dit geldt ook voor de correcties op de IV-exploitatie die zijn doorgevoerd in verband met de gewijzigde tarieven en budgetteringsstructuur voor de werkplekdiensten die door de DTO worden verricht.
Tevens is hier de uitkering van de DTO en de DGW&T aan het moederdepartement en het resultaat van de doorwerking naar 2005 van de eindejaarsmarge van de door het ministerie van Defensie gerealiseerde bedragen in 2004 gestald.
Het ultimo 2005 resterende bedrag, is conform de regels van de eindejaarsmarge, meegenomen naar 2006.
Taakstelling Strategisch Akkoord en Hoofdlijnenakkoord
Op dit artikelonderdeel zijn gelden gereserveerd voor het Sociaal Beleidskader (SBK) en zijn grotendeels aangewend ter dekking van de hogere uitgaven bij de begrotingsartikelen, in het bijzonder bij de artikelonderdelen «Wachtgelden». Deze dekking hangt samen met de inkrimping van de defensieorganisatie.
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
In dit niet-beleidsartikel worden de uitgaven en ontvangsten van het Kerndepartement, per 1 januari 2005 opgericht als Bestuursstaf, en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst verantwoord.
De bestuursstaf is een beleidsadviserende en ondersteunende staf voor de minister en de staatssecretaris. De bestuursstaf voert hiertoe de volgende hoofdactiviteiten uit:
a. in- en extern verzamelen van gegevens en op basis hiervan opstellen van adviezen voor de bewindslieden;
b. integrale sturing op hoofdlijnen van de onderdelen van de defensieorganisatie en
c. initiëren, ontwikkelen, overdragen, regisseren en evalueren van het strategisch beleid van Defensie, het beleid ten aanzien van personeel, materieel, financiën, voorlichting en informatie en het juridische beleid.
De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ondersteunt de departementsleiding en de krijgsmacht bij het realiseren van de algemene beleidsdoelstellingen door het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen en veiligheidsinformatie. De MIVD opereert binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2003 en de Wet Veiligheidsonderzoeken.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen voor 2005.
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2001 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2005 | Verschil |
Verplichtingen | 1 194 321 | 1 436 781 | 1 108 849 | 1 371 472 | 1 386 145 | 1 470 248 | – 84 103 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Kerndepartement (inclusief wachtgelden) | 129 119 | 107 296 | 100 238 | 99 100 | 128 827 | 97 596 | 31 231 |
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | 47 298 | 52 437 | 50 372 | 48 647 | 52 586 | 55 743 | – 3 157 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 183 | 3 980 | 186 | 3 794 | |||
Totaal Apparaatsuitgaven | 176 417 | 159 733 | 150 610 | 147 930 | 185 393 | 153 525 | 31 868 |
Programmauitgaven | |||||||
Investeringen | 0 | 22 576 | 29 122 | 25 964 | 19 281 | 27 486 | – 8 205 |
Departementsbrede uitgaven | |||||||
– Milieu-uitgaven | 5 553 | 3 250 | 6 272 | 6 123 | 5 457 | 18 994 | – 13 537 |
– Subsidies en bijdragen | 22 858 | 21 424 | 13 006 | 10 323 | 10 458 | 10 439 | 19 |
– Pensioenen en uitkeringen* | 860 894 | 939 399 | 948 748 | 1 007 000 | 1 040 723 | 1 111 806 | – 71 083 |
– Wetenschappelijk onderzoek | 64 258 | 66 512 | 60 969 | 63 407 | 62 133 | 62 476 | – 343 |
– Ziektekostenvoorziening | 28 263 | 29 467 | 29 967 | 32 719 | 35 121 | 34 119 | 1 002 |
– Overige departementsbrede uitgaven | 189 553 | 186 123 | 36 492 | 36 649 | 36 572 | 42 148 | – 5 576 |
Totaal programmauitgaven* | 1 171 379 | 1 268 751 | 1 124 576 | 1 182 185 | 1 209 745 | 1 307 468 | – 97 723 |
Totaal uitgaven | 1 347 796 | 1 428 484 | 1 275 186 | 1 330 115 | 1 395 138 | 1 460 993 | – 65 855 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 8 994 | 8 893 | 7 110 | 109 644 | 219 880 | 201 257 | 18 623 |
* waarvan niet relevant | 0 | 59 130 | 97 501 | – 38 371 |
Het verschil tussen de geraamde en realiseerde verplichtingen is – € 84,1 miljoen. Dit verschil heeft een groot aantal oorzaken. Door de hogere aantallen personeel en de hogere middensommen zijn de verplichtingen met € 22,5 miljoen toegenomen. Door de herverdeling van budgetten voor IV-investeringen is het verplichtingenniveau met € 20,9 miljoen verminderd.
De realisatie van verplichtingen voor milieu-uitgaven zijn lager (€ 17,8 miljoen) dan geraamd. Dit verschil is, naast een groot aantal kleinere mutaties, met name veroorzaakt door verschuivingen in het project Windturbinepark Coevorden (– € 8,0 miljoen), een lager aantal door gemeenten verrekende vergunningen voor brandveiligheid (– € 2,2 miljoen), vertraging in de onderhandelingen over de inname van asbesthoudend afval van de Cannerberg (– € 1,1 miljoen) en de overheveling van projecten naar de defensieonderdelen.
De realisatie van de verplichtingen voor pensioenen en uitkeringen is per saldo € 70,8 miljoen lager dan geraamd. Dit komt met name door het vervallen van het militaire prepensioen (– € 75,4 miljoen), de afhandeling met terugwerkende kracht van de reserve-overdracht aan het ABP (€ 26,6 miljoen) en de actualisering van de ramingen voor kapitaaldekking van het militair ouderdomspensioen (– € 24,8 miljoen).
De resterende, niet opmerkelijke oorzaken bij de overige artikelonderdelen, hebben per saldo tot € 2,9 miljoen hogere verplichtingen geleid.
De budgettaire raming van apparaatsuitgaven van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat voor € 106,6 miljoen uit personele uitgaven (inclusief € 3,8 miljoen wachtgelden) en voor € 46,7 miljoen uit materiële uitgaven. De realisatie hiervan bestaat voor € 133,6 miljoen uit personele uitgaven (inclusief € 5,6 miljoen wachtgelden) en voor € 47,8 miljoen uit materiële uitgaven.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de realisatie is € 25,3 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 8,0 miljoen op de gemiddelde loonsom en meeruitgaven van € 14,6 miljoen vanwege de sterkteontwikkeling. Deze hogere realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere gemiddelde realisatie dan gepland van de categorie burger- en de categorie BOT-personeel met respectievelijk ongeveer 100 vte’n en 160 vte’n. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 2,7 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor investeringen en de realisatie in het verslagjaar is – € 8,2 miljoen. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de herverdeling van budgetten voor IV-investeringen (beleidsontwikkelingsgelden als onderdeel van de centralisatie van IV-investeringen en P&O-systemen).
Het verschil tussen de budgettaire raming voor milieu-uitgaven en de realisatie in het verslagjaar is – € 13,5 miljoen. Dit verschil is met name veroorzaakt doordat minder milieuprojecten zijn uitgevoerd dan voorzien en projecten in de tijd zijn verschoven, zoals het windturbinepark in Coevorden. Bovendien zijn budgetten voor de uitvoering van milieuprojecten verschoven naar de defensieonderdelen.
Het verschil tussen de budgettaire raming voor pensioenen en uitkeringen en de realisatie in het verslagjaar is – € 71,1 miljoen. Dit verschil is met name veroorzaakt door het vervallen van het militaire prepensioen (– € 75,4 miljoen) vanwege het voornemen van het kabinet om de instroom in VUT- en prepensioenregelingen vanaf 1 januari 2006 te ontmoedigen. Daarnaast is met terugwerkende kracht een reserve-overdracht aan het ABP afgewikkeld (€ 26,6 miljoen) en zijn vanwege de introductie van kapitaaldekking van het militair ouderdomspensioen de ramingen van het ABP voor niet-relevante uitgaven (– € 24,8 miljoen) aangepast. Het resterende niet toegelichte verschil bedraagt– € 2,5 miljoen.
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie in het verslagjaar is € 18,6 miljoen. Dit verschil is veroorzaakt door de niet begrote bijdragen van de baten-lastendiensten DTO(€ 28,3 miljoen) en DGWT (€ 2,3 miljoen) aan het moederdepartement en de verkoop van investeringsgoederen aan de baten-lastendienst Paresto (€ 3,2 miljoen). Tegenover deze hogere ontvangsten staan lagere ontvangsten bij de afstoting van defensiematerieel (– € 15,7 miljoen). Dit laatste doordat een in 2005 verwachte termijnbetaling van € 11,6 miljoen voor de aan Griekenland verkochte S-fregatten in 2006 plaatsvindt. Het resterende niet toegelichte verschil bedraagt + € 0,5 miljoen.
In het Interdepartementale Beleidsonderzoek «regeldruk en controletoren» zijn aanbevelingen gedaan om de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag een nieuwe inhoud te geven. De bedrijfsvoeringsparagraaf over 2005 bevat daarom voor het eerst een rechtmatigheidsverklaring. Per begrotingsartikel is een oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen. Indien een tolerantiegrens is overschreden, is de oorzaak toegelicht en aangegeven welke maatregelen worden getroffen om de knelpunten op te lossen.
Met de bedrijfsvoeringsverklaring wordt in en door de «lijn» een uitspraak gedaan over de kwaliteit van de bedrijfsvoering van Defensie. Deze uitspraak omvat minimaal de kwaliteit van het financieel beheer en materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties.
De bedrijfsvoeringsparagraaf is bottom up tot stand gekomen op basis van de mededelingen over de bedrijfsvoering van het management van defensieonderdelen. In deze mededelingen zijn minimaal appreciaties opgenomen over de kwaliteit van het financieel- en materieelbeheer binnen het eigen defensieonderdeel.
Naast de genoemde deelmededelingen is tevens informatie uit het managementcontrolsysteem gebruikt voor het opstellen van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Met name de resultaten van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005, de defensiebrede risicoanalyse, de defensiebrede audits en evaluaties zijn gebruikt ter onderbouwing van de onderstaande bedrijfsvoeringsverklaring.
Bedrijfsvoeringsverklaring: aanvaardbaar minimumniveau behouden!
In het uitvoeringsjaar 2005 viel de deelname aan meerdere crisisbeheersingsoperaties gelijktijdig met het doorvoeren van een ingrijpende reorganisatie van de defensieorganisatie. Onder meer werd een nieuw besturingsmodel ingevoerd, de topstructuur gewijzigd en de ondersteuning samengevoegd. Maar ook is het personeelsbestand fors ingekrompen, is veel materieel afgestoten en zijn diverse eenheden opgeheven. Deze veranderingen maken Defensie als geheel slagvaardiger en verbeteren uiteindelijk de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Elke reorganisatie leidt echter tijdelijk tot een teruggang in het financieel beheer.
De transitie is in 2005 naar verwachting gevorderd, maar heeft een grote wissel getrokken op de gehele organisatie. Voor 2005 was de mogelijkheid van een tijdelijke teruggang in de kwaliteit van de bedrijfsvoering onderkend en als een aanvaardbaar risico geaccepteerd. Het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 sloot aan bij dit realisme en was gericht op het aanpakken van de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde ernstige onvolkomenheden en het daarnaast vasthouden van een aanvaardbaar minimumniveau van beheer.
In 2005 had het management op alle niveaus aandacht voor het vasthouden van het basis kwaliteitsniveau van de bedrijfsvoering en het uitvoeren van de maatregelen uit het Minimumprogramma Bedrijfsvoering. Het Minimumprogramma Bedrijfsvoering is grotendeels uitgevoerd en de positieve effecten ervan op de bedrijfsvoering zijn merkbaar. Deze inspanningen hebben ertoe geleid dat in 2005, zowel de kwaliteit van dedefensiebrede bedrijfsvoering als de bedrijfsvoering van de defensieonderdelen op het beoogde aanvaardbare minimumniveau is gebleven, terwijl verscheidene crisisbeheersingsoperaties en grootschalige reorganisaties werden uitgevoerd.
Uiteraard zijn er gedurende 2005 ook tekortkomingen geconstateerd op deelaspecten en/of bij kleinere organisatiedelen. Hiervoor zijn direct corrigerende of aanvullende maatregelen getroffen. Er moet nog veel werk worden verzet om ook in 2006 het bereikte basisniveau vast te houden en de nog bestaande onvolkomenheden weg te nemen.
Het jaar 2006 zal voor Defensie wederom een druk jaar worden. De operatie in Afghanistan zal veel managementaandacht en personele capaciteit vergen. Dit betekent niet dat er geen tijd en ruimte zal worden gemaakt om een aantal defensiebrede onvolkomenheden aan te pakken in het financieel- en materieelbeheer. De belangrijkste defensiebrede financiële regelgeving zal worden bijgesteld en de afstemming op de koppelvlakken in de financiële processen zal worden verbeterd. De frictie op de koppelvlakken is een direct gevolg van de reorganisatie en de introductie van een nieuw besturingsmodel.
Structurele verbetering van de bedrijfsvoering bij Defensie vergt een aantal jaren. Daarom wordt in 2006 een meerjarig verbeterprogramma opgezet dat aansluit en voortbouwt op de Minimumprogramma’s Bedrijfsvoering 2005 en 2006. In dit Kwaliteitsplan Bedrijfsvoering Defensie voor de periode 2007–2011 worden ook de resultaten van de defensiebrede evaluatie van de reorganisatie verwerkt.
De controle van de rechtmatigheid van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen is, onder regie van de ADD, gezamenlijk uitgevoerd door de afdelingen OIB van de defensieonderdelen en de ADD.
De rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering van het ministerie van Defensie voldoet aan de daaraan te stellen eisen met uitzondering van 2 overschrijdingen van de artikeltolerantie. Deze overschrijdingen worden hieronder per artikel toegelicht.
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht, verplichtingen: De tolerantie voor fouten op dit artikel bedraagt € 15,5 miljoen. Deze is met € 5,1 miljoen overschreden. Deze overschrijding is voor het overgrote deel terug te voeren op het in onvoldoende mate naleven van de regels voor Europese aanbesteding (€ 20,6 miljoen) voor ICT-uitgaven, inhuur en onderhoudscontracten. Om Europese aanbestedingsfouten in de toekomst te voorkomen, is regelgeving in de maak die standaard voorziet in een aanvullend toetsingsmoment door het centrale Kenniscentrum Europese aanbesteding. Als aanvullende beheersmaatregel is voor 2006 de grens voor voorafgaand toezicht voor ICT-uitgaven verlaagd.
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht, uitgaven: De tolerantie voor onzekerheden bedraagt op dit artikel € 44,3 miljoen. Deze tolerantie is met € 7,8 miljoen overschreden. Deze overschrijding hangt samen met de herinrichting van de defensieorganisatie. Als gevolg daarvan zijn sommige processen (waaronder het betaalproces) opnieuw ingericht. Hierdoor komt het voor dat betaaldossiers bij controle niet (geheel) compleet zijn. Daardoor kan de rechtmatigheid van de uitgaven niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit verschijnsel is debet aan de overschrijding van de tolerantie. In het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2006 ligt de nadruk met name op het verbeteren van de defensiebrede processen, die door de herinrichting zijn gewijzigd.
Financieel- en materieelbeheer
Door de verbetermaatregelen die als onderdeel van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering zijn doorgevoerd is het financieel beheer ultimo 2005 verbeterd. De achteruitgang in het financieel beheer dat de ADD in het laatste kwartaal van 2004 constateerde in vergelijking met de eerste drie kwartalen van 2004 is daarmee grotendeels weggewerkt. De verbetering van het financieel beheer gedurende het jaar bleek ook uit de Monitor Financieel Beheer. Hiermee wordt maandelijks het financieel beheer per defensieonderdeel op een groot aantal indicatoren gemeten.
Ondanks de verbeteringen waren er in 2005 nog steeds onvolkomenheden in het financieel beheer die met voorrang zullen worden opgelost, met name de koppelvlakken en het direct doorbelasten. De mogelijkheden om de koppelvlakken in de financiële processen te verbeteren is onderzocht en heeft geleid tot concrete aanbevelingen die direct worden geïmplementeerd. Ook de verbetering van het direct doorbelasten is een prioriteit voor 2006. Daarnaast is er nog een aantal aandachtspunten in het financieel beheer waarvoor inmiddels maatregelen zijn getroffen maar nog doorlopen in 2006. Dit betreft de administratieve discipline, de kwaliteit van de dossiers, het tijdig betalen en de naleving van regels voor Europese aanbesteding.
Materieelbeheer geeft een gemengd beeld. De mogelijkheden tot verbetering zijn beperkt door de manco’s in de huidige geautomatiseerde systemen. Met de geplande invoering van een ERP-systeem wordt een aantal van de huidige knelpunten op termijn opgelost. Tot deze invoering worden hogere voorraadverschillen en bestandsverschillen, binnen vast te stellen grenzen, geaccepteerd. Toch zijn op enkele onderdelen van het materieelbeheer wel resultaten bereikt. Onder meer bij het wapenbeheer en de magazijnvoorraadadministratie. Het wapen- en munitiebeheer zijn verbeterd als een direct gevolg van de aandacht van, en strakke coördinatie van de verbetermaatregelen door, de CDS. Het wapenbeheer heeft nu grotendeels de gewenste minimum kwaliteit, maar het munitiebeheer voldoet nog niet volledig aan de norm. Voor de magazijnvoorraadadministraties geldt dat er sprake is van een aanvaardbare minimumsituatie doordat twee van de drie voorraadbedrijven sterk verbeterd zijn.
In 2006 wordt de regelgeving voor het materieelbeheer aangepast. Directe aanleiding is de nieuwe Regeling Materieelbeheer Rijksoverheid 2006 van het ministerie van Financiën. Dit maakt meer differentiatie van normen op basis van risicoanalyse mogelijk.
Hieronder zijn onderdelen van de bedrijfsvoering toegelicht die in 2005 extra aandacht vroegen.
Onderwerpen uit het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD)
In 2004 is het CBD opgericht met als doel het centraliseren van de betaalfunctie binnen Defensie. De beginfase kende een aantal knelpunten. Een knelpunt betrof de betaaltermijn, als gevolg waarvan een fors bedrag aan wettelijke rente moest worden uitbetaald. Inmiddels is de regelgeving op dit punt aangepast en zal de betaaltermijn verder worden teruggebracht. Daarnaast speelde prominent de problematiek van ontbrekende dossierstukken die in 2005 nog niet in voldoende mate is opgelost. Als beheersmaatregel is een werkgroep ingesteld die veel dossiers alsnog heeft gecompleteerd. Mede hierdoor worden uiteindelijk relatief weinig rechtmatigheidsfouten in de administatie geconstateerd. De werkzaamheden van de werkgroep zullen minimaal voor 2006 worden voortgezet.
Magazijnvoorraadadministraties
De Algemene Rekenkamer heeft enkele jaren achtereen de magazijnvoorraadadministraties bij het Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu) en het Landelijk Bevoorradingsbedrijf/Kleding en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf (LBB/KPU) als onvolkomenheid aangemerkt. De grootste knelpunten werden veroorzaakt doordat verouderde en vervuilde batchverwerkende systemen zijn gekoppeld aan moderne realtimesystemen, waardoor bestandsverschillen ontstaan.
Er worden al jaren maatregelen getroffen om bovenstaande problematiek zodanig beheersbaar te maken dat er sprake is van een acceptabele situatie.
De magazijnvoorraadadministratie van het Marinebedrijf was in 2004 al voldoende en is verder verbeterd in 2005. De meerjarige inspanningen en voortdurende verbeteringen hebben er voor het LCKLu toe geleid dat er nu sprake is van een in de transitiefase voldoende situatie. Bij het KPU-bedrijf hebben de getroffen maatregelen in 2005 nog niet het gewenste effect gesorteerd. Inmiddels zijn hiervoor aanvullende meerjarige maatregelen getroffen.
Voor de drie grote magazijnvoorraadadministraties geldt dat mede met de invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem pas definitief een einde kan worden gemaakt aan de bestandsverschillen die veroorzaakt worden door gebruik van diverse verouderde systemen.
In 2005 is onder leiding van de CDS veel aandacht besteed aan het op orde brengen van het wapen- en munitiebeheer. De focus was vooral gericht op het borgen en controleren van de kwaliteit van het wapen- en munitiebeheer. Ook tijdens crisisbeheersingsoperaties zijn controles van het wapen- en munitiebeheer uitgevoerd. In 2005 is het wapenbeheer fors vooruitgegaan en heeft nu een aanvaardbaar minimum kwaliteitsniveau. Er doen zich slechts incidenteel nog problemen voor, waarop snel en adequaat wordt gereageerd. In 2006 worden de resterende knelpunten aangepakt.
Ook het munitiebeheer is in 2005 verbeterd, maar nog niet geheel van voldoende kwaliteit. Dit wordt mede veroorzaakt door een nieuw aandachtspunt dat voortkomt uit de reorganisatie. De systemen voor het beheer van centrale voorraden en de systemen voor het beheer van de gebruikersvoorraden bij verschillende organisatieonderdelen zijn niet altijd volledig op elkaar afgestemd. Doordat munitie een hoge omloopsnelheid heeft, wordt de tijdigheid van registratie een knelpunt als de diverse systemen niet optimaal op elkaar zijn afgestemd. Met de geplande invoering van ERP in 2010 wordt dit probleem minder. Tot die tijd zullen investeringen in legacy-systemen worden beperkt tot het minimaal noodzakelijke om het beheer op een aanvaardbaar niveau te krijgen en houden.
Er zijn inmiddels aanvullende maatregelen getroffen waarvan de werking nu en in de loop van 2006 zichtbaar zal zijn. Het munitiebeheer zal in 2006 verder verbeteren en naar verwachting op het minimale kwaliteitsniveau komen. Het wapen- en munitiebeheer kan in 2006 en volgende jaren rekenen op onverminderde aandacht op het hoogste managementniveau.
Het personeelssysteem Peoplesoft werd door de Algemene Rekenkamer in 2004 als ernstige onvolkomenheid aangemerkt omdat het risico bestond op fouten in de salarisbetalingen. Het knelpunt zat met name in de onbetrouwbaarheid van de kwaliteit van de gegevens.
In juni 2005 is Defensie onder aansturing van een projectgroep gestart met een verbetertraject met als doel te komen tot een systeem dat de gewenste functionaliteiten levert, correcte data bevat en adequaat wordt beheerd. De AO/IC heeft extra aandacht gekregen. De risico’s voor de datakwaliteit zijn geminimaliseerd door een tijdelijk vangnet en overige aanvullende maatregelen. Naar verwachting kan door de invoering van structurele maatregelen in 2006 met de vangnetconstructie worden gestopt. In 2005 was de rechtmatigheid van de salarisbetalingen in orde.
Met de oprichting van de Paresto is de oude decentrale voedingsvoorziening vervangen door een grote moderne defensiecateraar. De Paresto is per 1 januari 2005 omgevormd tot een baten-lastendienst. De ontwikkeling tot moderne cateraar ging evenwel sneller dan de ontwikkeling van het bijbehorende financieel beheer. Het financieel beheer vertoonde bij de oprichting nog ernstige onvolkomenheden. Ondanks diverse genomen maatregelen en gerealiseerde verbeteringen was het financieel beheer ultimo 2005 nog niet ordelijk en kon voor Paresto nog geen goedkeurende accountantsverklaring worden afgegeven.
De onvolkomenheden waren het gevolg van een niet dekkend stelsel van controlemaatregelen. Inmiddels is een aanvullende set van controlemaatregelen opgesteld, waaronder het aanstellen van een controller «Food&Beverage», met een ondersteunende afdeling van 25 vte’n. Tezamen met andere maatregelen zal dit naar verwachting leiden tot een ordelijk financieel beheer en goedkeurende accountantsverklaring over 2006.
Naast een accountantsverklaring bij de jaarrekening van de batenlastendienst DTO wordt door de ADD voor de DTO als verwerkingsorganisatie tevens een Third Party Mededeling (TPM) afgegeven. Voor de DTO is een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven, maar de TPM was niet goedkeurend. De DTO heeft in 2005 niet voldaan aan de betrouwbaarheidseisen die gesteld worden aan een leverancier van computer- en netwerkdiensten. Een positieve uitzondering wordt gemaakt voor de systemen die een rol spelen bij de financiële verantwoording en de jaarrekeningcontrole. Deze voldeden wel aan de eisen. Er is dan ook vastgesteld dat de centrale verwerkingsorganisatie dusdanige waarborgen biedt dat de gegevensverwerking voor het Nieuw salarissysteem krijgsmacht (NSK) en het GVKKA geen bijzonder risico heeft gelopen. Er is inmiddels een omvangrijk verbeterplan opgesteld dat moet leiden tot een goedkeurende TPM.
Het programma SPEER voert de regie over de voorbereiding en de defensiebrede invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem SAP. Dit moet leiden tot betere besturing en bedrijfsvoering in het materieellogistieke en financiële domein van Defensie. SPEER werkt in een viertal – elkaar deels overlappende – plateaus aan de standaardisatie van alle financiële en materieellogistieke processen binnen Defensie en aan de invoering van SAP ter ondersteuning van deze nieuwe processen. In 2005 zijn de processen, zoals in plateau 1 gedefinieerd, (her)ontworpen en is de start van de bouwfase voorbereid. Op basis van nieuwe inzichten over de interactie tussen de oude systemen en SAP is begin 2006 de migratiestrategie herijkt en zal het daarop gebaseerde masterplan worden aangepast. Het inzicht in de factoren product, tijd en geld zal in het nieuwe masterplan worden opgenomen.
Voor de huisvesting van de staf van de Commandant Landstrijdkrachten en andere staven is een nieuwbouwproject op de Kromhoutkazerne in Utrecht voorzien. Het ministerie van Defensie heeft in 2005 besloten dit te realiseren als pilotproject Publiek-Private Samenwerking (PPS). Met een zogenaamd DBFMO-contract (Design, Build, Finance, Maintain and Operate) wordt zowel het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud als de facilitaire ondersteuning voor ruim tweeduizend werkplekken aanbesteed.
Onderzoeken Interne Beheersing (OIB)
Met ingang van januari 2005 is als onderdeel van de controlfunctie, voor de toetsing van de beheersing van de bedrijfsprocessen, de OIB-functie ingericht. De meeste defensieonderdelen beschikten in 2005 over een OIB-afdeling van voldoende omvang en kwaliteit om de werkzaamheden in het kader van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 te ondersteunen. De resultaten van de afdelingen OIB verschaffen de managers en commandanten op de diverse niveaus tijdig het noodzakelijke inzicht om bedrijfsprocessen bij te sturen en erover te verantwoorden. De geplande OIB-onderzoeken voor 2005 zijn grotendeels uitgevoerd. Hiermee is het financieel beheer, het materieelbeheer en het wapen- en munitiebeheer vrijwel geheel afgedekt. De kwaliteit en vulling van de OIB-afdelingen kan nog verder toenemen om de mogelijkheid voor het «Single-audit principe» ook daadwerkelijk binnen Defensie in te gaan voeren.
Beveiliging militaire objecten
In 2005 was Defensie meermalen in het nieuws vanwege enkele publicitair breed uitgemeten veiligheidsincidenten. Onder andere naar aanleiding van het onderzoek van Commissie van der Aa is een reeks verbetermaatregelen gestart die voorzien in kwaliteitsimpulsen op alle aspecten van de beveiliging. Op 26 augustus 2005 is de Kamer schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek en het bijgestelde Kwaliteitsplan Beveiliging Defensie 2005–2007. Eind 2005 sprak de Algemene Rekenkamer, naar aanleiding van een vervolgonderzoek naar de beveiliging van militaire objecten, een positief oordeel uit over alle door Defensie in gang gezette verbetermaatregelen.
Totstandkoming niet-financiële beleidsinformatie
De ontwikkeling en inrichting van de bestuurlijke informatievoorziening volgt het nieuwe besturingsmodel dat zich richt op doelbereiking. De informatie over de gereedheid en ondersteuning van de operationele eenheden is daarom de kern van de nieuwe maandrapportage. Hoewel voor de totstandkoming een aantal controlemechanismen is ingebouwd, was de kwaliteit van de gereedheidsinformatie nog niet optimaal. De (niet-financiële) informatievoorziening over de operationele gereedheid en de hierbij te hanteren systematiek voor het bepalen van de gereedheid wordt in de eerste helft van 2006 nog verder ontwikkeld. De tweede helft van 2006 verschuift het accent van ontwikkeling naar borging van een constante kwaliteit van de informatie.
8.1. Departementale verantwoordingsstaat 2005 van het Ministerie van Defensie (X)
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
Bedragen in EUR 1000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie1 | Verschil realisatie oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 7 673 084 | 397 633 | 7 693 372 | 427 750 | 20 288 | 30 117 | ||||
Beleidsartikelen | 4 693 609 | 150 820 | 4 819 162 | 156 887 | 125 553 | 6 067 | ||||
01 | Koninklijke marine | 821 220 | 1 007 725 | 36 908 | 1 011 874 | 1 068 592 | 36 626 | 190 654 | 60 867 | – 282 |
02 | Koninklijke landmacht | 1 619 201 | 1 793 077 | 34 721 | 1 441 037 | 1 842 434 | 52 837 | – 178 164 | 49 357 | 18 116 |
03 | Koninklijke luchtmacht | 1 143 654 | 1 106 125 | 36 997 | 1 103 366 | 1 187 629 | 26 834 | – 40 288 | 81 504 | – 10 163 |
04 | Koninklijke marechaussee | 356 180 | 345 179 | 8 000 | 361 257 | 351 643 | 12 419 | 5 077 | 6 464 | 4 419 |
09 | Uitvoering crisisbeheersingsoperaties | 195 000 | 195 000 | 1 407 | 213 799 | 215 104 | 10 643 | 18 799 | 20 104 | 9 236 |
10 | Civiele taken | 35 234 | 35 077 | 1 072 | 26 701 | 26 811 | 4 747 | – 8 533 | – 8 266 | 3 675 |
11 | Internationale samenwerking | 210 714 | 211 426 | 31 715 | 120 682 | 126 949 | 12 781 | – 90 032 | – 84 477 | – 18 934 |
Niet-beleidsartikelen | 2 979 475 | 246 813 | 2 874 210 | 270 863 | – 105 265 | 24 050 | ||||
60 | Ondersteuning krijgsmacht | 1 404 676 | 1 389 811 | 45 556 | 1 552 687 | 1 477 312 | 50 983 | 148 011 | 87 501 | 5 427 |
70 | Geheime uitgaven | 1 407 | 1 407 | 0 | 1 760 | 1 760 | 0 | 353 | 353 | 0 |
80 | Nominaal en onvoorzien | 127 264 | 127 264 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 127 264 | – 127 264 | 0 |
90 | Algemeen | 1 470 248 | 1 460 993 | 201 257 | 1 386 145 | 1 395 138 | 219 880 | – 84 103 | – 65 855 | 18 623 |
1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op 1000 Euro)
Mij bekend,
De minister van Defensie,
8.2. Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Defensie (X)
Bedragen in EUR1000 | ||||
---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3=2–1 | ||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie1 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
01 | Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie | |||
Totale baten | 221 467 | 290 856 | 69 389 | |
Totale lasten | 221 467 | 306 531 | 85 064 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 15 675 | – 15 675 | |
Totale kapitaalontvangsten | 69 900 | 55 595 | – 14 305 | |
Totale kapitaaluitgaven | 103 701 | 85 752 | – 17 949 | |
02 | Baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen | |||
Totale baten | 85 320 | 124 372 | 39 052 | |
Totale lasten | 83 900 | 121 375 | 37 475 | |
Saldo van baten en lasten | 1 420 | 2 997 | 1 577 | |
Totale kapitaalontvangsten | 30 600 | 5 110 | – 25 490 | |
Totale kapitaaluitgaven | 32 920 | 8 564 | – 24 356 | |
03 | Baten-lastendienst Paresto | |||
Totale baten | 118 845 | 120 608 | 1 763 | |
Totale lasten | 117 565 | 128 883 | 11 318 | |
Saldo van baten en lasten | 1 280 | – 8 275 | – 9 555 | |
Totale kapitaalontvangsten | 4 765 | 3 225 | – 1 540 | |
Totale kapitaaluitgaven | 5 724 | 5 303 | – 421 |
1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op 1000 Euro)
Mij bekend,
De Minister van Defensie,
9. FINANCIELE TOELICHTING BIJ DE VERANTWOORDINGSSTAAT VAN DE BATEN-LASTENDIENSTEN
9.1. Defensie Telematica Organisatie (DTO)
9.1.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 200 467 | 255 777 | 55 310 |
Opbrengst overige departementen | 20 920 | 28 948 | 8 028 |
Opbrengst derden | 80 | 15 | – 65 |
Rentebaten | 0 | 1 443 | 1 443 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 4 673 | 4 673 |
Totaal baten | 221 467 | 290 856 | 69 389 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personele kosten | 128 305 | 176 059 | 47 754 |
– materiële kosten | 54 748 | 83 930 | 29 182 |
Rentelasten | 6 234 | 6 436 | 202 |
Afschrijvingskosten | |||
– materieel | 29 451 | 36 371 | 6 920 |
– immaterieel | 2 729 | 2 002 | – 727 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 1 733 | 1 733 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 221 467 | 306 531 | 85 064 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 15 675 | – 15 675 |
De personele uitgaven zijn hoger dan geraamd door de noodzakelijke verlenging van de inhuur van personeel door de vertraagde uitrol van het project MULAN en daarmee het langer in de lucht houden van de LAN2000-omgeving.
Verder is er sprake van een groei in de reguliere dienstverlening en in de projectmatige werkzaamheden. Ook hiervoor moet inhuur van personeel plaatsvinden, daar de werving van vast personeel moeizaam verloopt.
De stijging van de omzet leidt eveneens tot hogere uitgaven dan geraamd in de directe kosten. Voorts spelen de huisvestingskosten en de meerkosten van de Microsoft-basisbundel een rol in de hogere uitgaven.
Uiteindelijk is door de hogere uitgaven een negatief vermogen van € 2,9 miljoen ontstaan, waarvoor het moederdepartement, conform de regelgeving, garant staat.
9.1.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000) | ||
Stand 31 december 2005 | Stand 31 december 2004 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 4 773 | 5 193 |
Materiële activa | ||
– gebouwen | 20 168 | 15 530 |
– machines en installaties | 11 381 | 8 290 |
– computerapparatuur | 137 875 | 131 146 |
– overige bedrijfsmiddelen | 2 244 | 1 985 |
Voorraden | 8 577 | 2 775 |
Debiteuren | 15 711 | 49 388 |
Nog te ontvangen/overlopende activa | 17 995 | 24 537 |
Liquide middelen | 84 250 | 99 517 |
Totaal activa | 302 974 | 338 361 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | 12 801 | 12 800 |
– verplichte reserves | ||
– onverdeeld resultaat | – 15 675 | 28 288 |
Leningen bij het ministerie van Financiën 1) | 142 785 | 127 858 |
Voorzieningen | 8 336 | 13 204 |
Crediteuren | 39 359 | 24 516 |
Nog te betalen/overlopende passiva 1) | 115 368 | 131 695 |
Totaal passiva | 302 974 | 338 361 |
1 Gecorrigeerd voor kortlopend deel van de lening.
9.1.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005 | 48 432 | 99 517 | 51 085 |
2. Totaal operationele kasstroom | 24 932 | 14 890 | – 10 402 |
Totaal investeringen (-/-) | – 69 900 | – 53 264 | 16 636 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 595 | 595 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 69 900 | – 52 669 | 17 231 |
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – 1 000 | – 28 288 | – 27 288 |
Eénmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 32 801 | – 4 200 | 28 601 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 69 900 | 55 000 | 14 900 |
4. Totaal financieringskasstroom | 36 099 | 22 512 | – 13 587 |
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005 (+1+2+3+4) | 39 563 | 84 250 | 44 687 |
De geringe operationele kasstroom is grotendeels toe te schrijven aan de veel hoger dan geplande personele en materiële uitgaven in 2005.
Omdat de voorbereidingen van enkele grote investeringen meer tijd hebben gevergd dan voorzien bij het opstellen van het bedrijfsplan, is het investeringsniveau onder het bedrijfsplanniveau uitgekomen.
9.2. Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)
9.2.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 81 800 | 93 502 | 11 702 |
– overloop programmafacturen | 0 | 25 198 | 25 198 |
Opbrengst overige departementen | 200 | 277 | 77 |
Opbrengst derden | 1 000 | 568 | – 432 |
Rentebaten | 2 320 | 1 567 | – 753 |
Bijzondere baten | 0 | 1 899 | 1 899 |
Mutatie onderhanden werk | 0 | 1 361 | 1 361 |
Totaal baten | 85 320 | 124 372 | 39 052 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personele kosten | 61 200 | 67 595 | 6 395 |
– materiële kosten | 11 100 | 9 967 | – 1 133 |
– uitbesteding | 4 800 | 3 188 | – 1 612 |
– overloop programmafacturen | 0 | 25 198 | 25 198 |
Rentelasten | 3 600 | 2 751 | – 849 |
Afschrijvingskosten | |||
– materieel | 2 700 | 1 582 | – 1 118 |
Dotaties voorzieningen | 500 | 10 290 | 9 790 |
Bijzondere lasten | 0 | 804 | 804 |
Totaal lasten | 83 900 | 121 375 | 37 475 |
Saldo van baten en lasten | 1 420 | 2 997 | 1 577 |
De personele uitgaven liggen hoger dan geraamd door onder andere een hogere uitstroom van personeel dan verwacht (57+-maatregel) en de daardoor toegenomen inhuur van personeel, daar de werklast niet is verminderd.
De omzet van de DGW&T is hoger dan verwacht, mede hierdoor is een positief vermogen ontstaan van € 7,4 miljoen. In verband met de regelgeving terzake (5%-grens) wordt, conform de regelgeving, hiervan een bedrag van € 2,5 afgedragen aan het moederdepartement, zodat een positief vermogen van € 4,9 miljoen resteert.
9.2.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000) | ||
Stand 31 december 2005 | Stand 31 december 2004 | |
Activa | ||
Materiële activa | ||
– grond en gebouwen | 50 073 | 48 124 |
– automatiseringsmiddelen | 431 | 1 572 |
– transportmiddelen | 2 567 | 2 121 |
– overige bedrijfsmiddelen | 1 393 | 1 747 |
Onderhanden werk | 7 412 | 6 051 |
Debiteuren | 6 409 | 5 754 |
Nog te ontvangen/overlopende activa | 30 116 | 8 379 |
Liquide middelen | 38 656 | 28 070 |
Totaal activa | 137 057 | 101 818 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | 4 361 | 4 633 |
– verplichte reserves | ||
– onverdeeld resultaat | 2 997 | 2 022 |
Leningen bij het ministerie van Financiën | 52 631 | 58 391 |
Voorzieningen | 21 391 | 13 496 |
Crediteuren | 22 266 | 3 541 |
Nog te betalen/overlopende passiva | 33 411 | 19 735 |
Totaal passiva | 137 057 | 101 818 |
9.2.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005 | 21 328 | 28 117 | 6 789 |
2. Totaal operationele kasstroom | 4 120 | 13 963 | 9 843 |
Totaal investeringen (-/-) | – 30 500 | – 3 872 | 26 628 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 100 | 1 390 | 1 290 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 30 400 | – 2 482 | 27 918 |
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | – 2 294 | – 2 294 |
Eénmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 2 420 | – 2 398 | 22 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 30 500 | 3 720 | – 26 780 |
4. Totaal financieringskasstroom | 28 080 | – 972 | – 29 052 |
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005 (+1+2+3+4) | 23 128 | 38 626 | 15 498 |
9.3.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 117 796 | 117 800 | 4 |
Opbrengst derden | 545 | 1 953 | 1 408 |
Rentebaten | 4 | 344 | 340 |
Bijzondere baten | 500 | 511 | 11 |
Totaal baten | 118 845 | 120 608 | 1 763 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
– personele kosten | 77 707 | 75 602 | – 2 105 |
– materiële kosten | 38 804 | 51 873 | 13 069 |
Rentelasten | 95 | 103 | 8 |
Afschrijvingskosten | 959 | 992 | 33 |
Bijzondere lasten | 0 | 313 | 313 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 117 565 | 128 883 | 11 318 |
Saldo van baten en lasten | 1 280 | – 8 275 | – 9 555 |
De personele uitgaven zijn lager dan geraamd door een verschuiving van de uitgaven voor vast personeel naar parttime-inhuurpersoneel.
De materiële uitgaven zijn hoger dan geraamd door hogere aankoopprijzen van ingrediënten. Deze hogere aankoopprijzen zijn op een te laat moment aan de kassa in rekening gebracht.
Uiteindelijk is door de hogere uitgaven een negatief vermogen ontstaan van € 8,3 miljoen, waarvoor het moederdepartement, conform de regelgeving, garant staat.
9.3.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000) | ||
Stand 31 december 2005 | Stand 1 januari 2005 | |
Activa | ||
Materiële activa | 3 648 | 3 189 |
Voorraden | 1 462 | 431 |
Vorderingen | 5 215 | 2 106 |
Liquide middelen | 8 753 | 41 |
Overige vlottende activa | 1 795 | 5 609 |
Totaal activa | 20 873 | 11 376 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | – 8 275 | 0 |
Leningen bij het ministerie van Financiën | 1 741 | 3 189 |
Voorzieningen | 343 | 0 |
Crediteuren | 17 008 | 4 969 |
Overige schulden | 10 056 | 3 218 |
Totaal passiva | 20 873 | 11 376 |
9.3.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005 | 80 | 0 | – 80 |
2. Totaal operationele kasstroom | 2 239 | 9 536 | 7 297 |
Totaal investeringen (-/-) | – 953 | – 1 362 | – 409 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 36 | 36 |
Correctie beginbalans (-/-) | 0 | – 125 | – 125 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 953 | – 1 451 | – 498 |
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – 3 812 | – 3 189 | 623 |
Eénmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 959 | 0 | 959 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 4 765 | 3 189 | – 1 576 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 6 | 0 | 6 |
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005 (+1+2+3+4) | 1 360 | 8 085 | 6 725 |
10. SALDIBALANS 2005 VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)
Saldibalans per 31 december 2005 (€ 1 000) | ||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 7 693 366 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 427 750 | |
3) | Liquide middelen | 50 628 | 4a) | Rekening-courant RHB | 7 254 778 | |
4) | Rekening-courant RHB | 0 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 134 592 | |
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 73 126 | ||||
7) | Openstaande rechten | 0 | 7a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | |
8) | Extra-comptabele vorderingen | 124 877 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 124 877 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 0 | 9) | Extra-comptabele schulden | 0 | |
10) | Voorschotten | 1 692 678 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 1 692 678 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 11) | Garantieverplichtingen | 0 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 5 869 096 | 12) | Openstaande verplichtingen | 5 869 096 | |
13) | Deelnemingen | 0 | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | |
Totaal | 15 503 771 | Totaal | 15 503 771 |
Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2005 (alle bedragen x € 1 000)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 50 628 en bestaat uit de volgende saldi:
Kasbeheerders | 39 951 |
---|---|
Concernrekeningen | 0 |
Valutarekeningen | 10 677 |
Totaal | 50 628 |
De verdeling is als volgt:
Kas | 19 878 |
---|---|
Bank | 30 750 |
Totaal | 50 628 |
ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (derdenrekeningen vordering)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 73 126.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Een contract van € 3 500 betreft de verrekening van de maandelijkse salariskosten van het Nederlands Defensiepersoneel werkzaam bij het USA Garrisson Schinnen (voorheen US/ 254th Base Support Battalion) te Schinnen in Limburg. Het saldo betreft de bij de VS in rekening gebrachte salariskosten en nog in rekening te brengen salariskosten van 2005. De overgang van de burgersalarisadministratie naar het NSK heeft in eerste instantie geleid tot een vertraging in het in rekening brengen bij de Amerikanen. Vervolgens ontstond er, door de grote bulk aanlevering, bij de Amerikanen vertraging in de uiteindelijke verwerking. Over de afdoening van de openstaande vorderingen is wekelijks contact met de Amerikanen en de verwachting is dat alle uitgaven in 2006 zullen worden terugontvangen.
Drie contracten met de baten-lastendiensten DGW&T, DTO en Paresto inzake salariskosten, waar respectievelijk € 5 300, € 19 000 en € 9 500 van te ontvangen was per 31–12–2005. Deze bedragen zijn inmiddels ontvangen.
Een contract van € 3 100 betreffende AWBZ-claims. In dit bedrag zitten rest-claims over de jaren 2001 en 2002 van € 700 die in de eerste helft van 2006 zullen worden ontvangen, aangezien de goedkeurende accountantsverklaringen hieromtrent recentelijk afgekomen zijn. Voor de rest van de vorderingen is het wachten op de af te geven accountantsverklaringen.
Uitgaven buiten begrotingsverband, groter dan € 500, gedaan in 2004 of eerder en die in 2005 nog niet werden terugontvangen.
Een bedrag van € 1 300 (onderdeel uitmakend van de hierboven vermelde € 3 100), te ontvangen van het College voor Zorgverzekeringen. Dit betreft rest-claims over de jaren 2001 tot en met 2004; het afronden van de benodigde accountantscontroles vergt de nodige tijd. De ontvangst van de rest van de bedragen over de jaren 2001 en 2002 (€ 700) wordt in het eerste kwartaal van 2006 verwacht.
ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (derdenrekeningen schuld)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 134 592.
Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 85 638), voor € 36 376 uit vooruitontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen-vorderingen) en het restant (€ 12 578) betreft gelden die aangehouden worden (bij onze kassiers) voor derden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.
ad 8. Extra-comptabele vorderingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 124 877.
Opgave van vorderingen per 31 december 2005:
Aard van de vordering | Bedrag |
Actief personeel | 15 473 |
Niet-actief personeel | 617 |
Baten-lastendiensten Defensie | 13 463 |
Belastingdienst teruggaaf btw | 7 453 |
CMH/MRC | 4 011 |
Eindafrekening energie | 3 090 |
Diversen | 5 211 |
Exploitatiekosten buitenlandse mogendheden | 10 808 |
Facilitaire dienstverlening | 5 323 |
Infrastructuur | 3 090 |
Koninklijke Schelde Groep lening | 20 420 |
Materiële aanschaffingen | 10 613 |
Schadeverhaal | 1 676 |
Univé-SZVK | 7 093 |
Verkoop via de dienst der Domeinen | 35 457 |
Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties | 6 510 |
Subtotaal | 150 308 |
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, zg. derdenrekeningen | – 25 431 |
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen | 124 877 |
Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten inzake de verkoop van overtollige goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2006 tot en met 2012 via de Dienst der Domeinen een bedrag tegoed van ongeveer € 1 200 000. De Dienst der Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze bedragen niet zijn opgenomen in de saldibalans.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Een vordering op de Dienst der Domeinen van € 35 457. Het betreft de opbrengst van de verkopen van materieel en onroerende zaken die in december ontvangen is door de dienst der Domeinen maar in januari 2006 op de bankrekening van Defensie zijn bijgeschreven.
Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft de teruggaaf van betaalde BTW op Navo-investeringsprojecten. De belastingdienst beraadt zich over de zaak.
Een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. van € 20 420. Het betreft een vordering ten behoeve van een aan de Koninklijke Schelde Groep verstrekt krediet. Dit krediet dient ter (gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing) die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt per 31–07–2009.
Een vordering, ingesteld in 2005, op de belastingdienst van € 3 551. Het betreft een vordering inzake teruggaaf BTW over het betaalde voorschot in 2002 voor het Fennek-project aan de failliete firma SP; ontvangst wordt in de eerste helft van 2006 verwacht.
Een aantal vorderingen op de Verenigde Naties, ingesteld in 1995, met een totaal waarde van € 5 518, betreft de operatie UNTAC in Cambodja. De hoogte van de claim is gecertificeerd door de UN-Claimoffice, maar betaling is afhankelijk van de beschikbare middelen voor UNTAC die door de lidstaten nog moeten worden opgebracht. Het is meer dan twijfelachtig dat de lidstaten alsnog voor deze operatie zullen bijdragen, maar om de claims niet te vergeten, worden zij vooralsnog aangehouden.
Verdeling vorderingen naar ouderdom
De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven.
Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2005: € 124 900)
Vorderingen groter dan € 500 die zijn ingesteld vóór 2005. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (mits niet reeds hierboven opgenomen).
Een vordering uit 1997 op Simon Engineering van € 532 (£ 360). Een procedure tegen de Lloyds Bank, inzake betaling van de bankgarantie, heeft geen resultaat opgeleverd. Een verhaalsmogelijkheid op Simon Engineering is onderzocht, maar het verhaalsrecht wordt minimaal geacht. In samenwerking met de Koninklijke luchtmacht, die ook een procedure tegen Simon Engineering heeft lopen, is alsnog geprobeerd een deel te verhalen. Maar ook dit heeft geen resultaat opgeleverd. Vordering is voor advies overgedragen aan onze juridische afdeling die zich nog beraad.
Een vordering op Navo-partner Italië van € 882 inzake de levering van brandstof. Tot op heden geen reactie op de verstuurde rappels. In 2006 zal hier extra druk op uitgevoerd worden.
Een vordering uit 2002 op de firma RDM Technology B.V. van € 601. Dit bedrijf is in 2004 failliet gegaan. In de periode die daaraan vooraf is gegaan, heeft men getracht om met de RDM tot een schuldvereffening te komen. Op dit moment is niet duidelijk welk deel nog ontvangen zal worden uit de boedel. De behandeling van deze vordering is in handen van de landsadvocaat.
Een bedrag van € 1 452 betreft de bijdrage van de civiele medegebruiker van vliegbasis Twenthe, Enschede Airport Twenthe (EAT), voor het verzwaren van de start- en landingsbaan. De vordering is ontstaan in augustus 2001. Van medio 2002 tot medio 2003 verkeerde EAT in surseance van betaling. Gezien het feit dat in de periode na het opheffen van de surseance van betaling en privatisering nauwelijks enige vooruitgang is geboekt om EAT te bewegen over te gaan tot het betalen van de vordering, is deze kwestie voorgelegd aan de landsadvocaat. Een verzoek tot definitieve afdoening ligt nu voor, rekening houdend met de vormen van ondersteuning die Defensie momenteel aan EAT verleend. In afwachting hiervan is dit bedrag op de begroting van 2005 verantwoord als uitgaven in plaats van op het derdencontract (buitenbegrotingsverband). Ontvangsten zullen nu op de middelen verantwoord worden.
ad 9. Extra-comptabele schulden
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 1 692 678. De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende koers.
De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.
Jaar van ontstaan | BS | KM | KL | KLU | CBops | Overige | Totaal |
2001 | 2 | 59 824 | 10 559 | 54 502 | 1 208 | 56 | 126 151 |
2002 | 584 | 62 366 | 948 | 18 676 | 2 583 | 0 | 85 157 |
2003 | 11 258 | 88 651 | 14 155 | 121 221 | 4 694 | 66 | 240 045 |
2004 | 7 125 | 167 156 | 181 689 | 279 984 | 2 083 | 2 156 | 640 193 |
2005 | 59 081 | 163 904 | 118 412 | 251 956 | 1 656 | 6 123 | 601 132 |
Totaal | 78 050 | 541 901 | 325 763 | 726 339 | 12 224 | 8 401 | 1 692 678 |
De post «Overige» bestaat uit de defensieonderdelen CDC (€ 7 724) en de KMar(€ 677).
Ten opzichte van de stand t/m 31–12–2004 is een bedrag verrekend van € 455 849. In 2005 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 660 088, waarvan in 2005 reeds € 58 955 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2005 komt daardoor uit op€ 145 284.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt een grensbedrag van > € 25 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
De declaraties van Loyalis met betrekking tot de post-actieven zijn voor een bedrag van € 7 799 als voorschot betaald en in de financiële verantwoording 2005 als extra-comptabele voorschotten (qua ouderdom) volledig opgenomen in 2005. De verdeling over de defensieonderdelen is als volgt:
Bestuursstaf € 285
Koninklijke marine € 1 492
Koninklijke landmacht € 3 926
Koninklijke luchtmacht € 899
Koninklijke marechaussee € 409
Commando Dienstencentra € 788
De declaraties met betrekking tot de regeling «Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel» (ZVD) en de declaraties met betrekking tot de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) zijn in de saldibalans verwerkt als extra-comptabele voorschotten voor een totaal bedrag van respectievelijk € 35 121 en € 4 500 (qua ouderdom volledig opgenomen in 2005). De definitieve vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden in 2006.
De subsidie inzake de Stichting Bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag (STOAG) is in de saldibalans verwerkt als extra-comptabel voorschot voor een totaal bedrag van € 4 818 (qua ouderdom volledig opgenomen in 2005). De definitieve vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden in 2006.
Een voorschot van € 94 400 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90 helikopters.
Een voorschot van € 72 600 is verstrekt voor de verwerving van sonar-C2 systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS).
Een voorschot van € 33 200 is verstrekt voor de modernisering van 10 P3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen.
Een voorschot van € 26 600 is verstrekt voor het bouwmeestercontract ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten.
Een voorschot van € 58 600 is verstrekt voor het verwerven van 55 Standard-Missiles 2 ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten van de Koninklijke marine. De verwerving vindt plaats op basis van een Memorandum Of Understanding (MOU) door het Standard Missile Project Office van het Program Executive Office for Intregrated Warfare Systems (PEO IWS) in de VS.
Levering en verrekening van bovenstaande voorschotten zijn conform de schema’s die zijn opgenomen in de contracten.
Een voorschot van € 44 800 betreft de aanschaf van 410 Fennek-voertuigen.
Een voorschot van € 163 000 betreft de aanschaf van 184 Infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV).
Een voorschot van € 31 400 betreft de aanschaf van een serie tactische indoor-simulatiesystemen (TACTIS).
Een voorschot van € 28 200 betreft de aanschaf van een vuurleidings- en commandovoeringsysteem.
Levering en verrekening van bovenstaande voorschotten zijn conform de schema’s die zijn opgenomen in de contracten.
Vervanging F-16 (JSF). Dit betreft openstaande voorschotten voor een totaal bedrag van € 200 087 voor deelname aan de SDD-fase van het JSF-programma. De basis voor de verrekening is opgenomen in het Financial Management Procedures Document (FMPD) en het verificatieplan van de Koninklijke luchtmacht. Op grond hiervan is in 2004 met de verrekening gestart.
Follow on support F-16 (QBK). Een nog openstaand voorschot van € 53 600 voor de follow-on-Support F-16. Het betreft technische ondersteuning van het wapensysteem waarbij leveringen en daarmee gelijkopgaande verrekeningen zullen plaatsvinden tot medio 2008.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».
Per 31 december 2005 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereninging Verbond van Verzekeraars inzake verzekerbaarheid personeel. Sinds de ondertekening van deze overeenkomst in 1998 is er nog geen aanspraak op gemaakt. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel om de belemmeringen die Defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer kunnen ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen.
ad 12. Openstaande verplichtingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 5 869 096. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.
De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen een koers van € 0,83.
Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegane verplichtingen negatief zouden uitvallen is deze stand op nihil gesteld, waardoor voor die artikelen (op VBTB-niveau) wel een negatieve bijstelling is opgenomen.
Verplichtingen 1/1/2005 | 6 327 943 |
---|---|
Aangegane verplichtingen in verslagjaar | 7 529 437 |
Subtotaal | 13 857 380 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar | 7 988 284 |
Openstaande verplichtingen per 31/12/2005 | 5 869 096 |
Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van > € 50 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Een openstaande verplichting van € 437 500 inzake het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier is NAHEMA en de levering vindt plaats in 2007 tot en met 2012.
Een openstaande verplichting van € 65 400 inzake de verwerving van sonar-C2-systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS). De leverancier is Atlas Elektronik GmbH in Duitsland. Het betreft hier een samenwerkingsverband met België. Daarom is van het totale bedrag van de openstaande verplichting een bedrag van € 23 500 geregistreerd op een contract buitenbegrotingsverband (derdenrekening vordering).
Een openstaande verplichting van € 49 900 inzake de verwerving van het Landing Platform Dock 2 (LPD-2). De overeenkomst is gesloten met de Koninklijke Schelde Groep. Het project eindigt in 2007.
Een openstaande verplichting van € 74 000 inzake de levering van communicatie-apparatuur ten behoeve van het Korps Mariniers door General Dynamics UK Ltd. Levering vindt plaats in 2007.
Een openstaande verplichting van € 74 000 inzake de levering van Armoured All Terrain Vehicles ter vervanging van de thans in gebruik zijnde BV 206 door de firma Land System Hägglunds AB uit Zweden, levering vindt plaats in 2006 en 2007.
Een openstaande verplichting van € 121 400 inzake de levering van Integrale werkplekdiensten. De overeenkomst is door tussenkomst van de Defensie ICT-Uitvoeringsorganisatie afgesloten met de Defensie Telematica Organisatie en heeft een looptijd tot en met 2009.
Een verplichting van € 487 800 betreft de levering van 202 lichte verkennings- en bewakingsvoertuigen (LVB Fennek) en 208 MRAT/AD-voertuigen door de leverancier Krauss Maffei Wegmann GMBH.
Een verplichting van € 892 600 betreft de levering van 184 Infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV), inclusief munitie, door de leverancier Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden. Levering vindt plaats tot en met 2010.
Een verplichting van € 77 900 betreft de levering van 515 wissellaadsystemen (WLS) door Scania. Levering vindt plaats in 2006.
Een verplichting van € 395 400 betreft de levering van 57 Pantserhouwitsers door Krauss Maffei Wegmann. Levering vindt plaats in de periode 2006 tot en met 2010.
Een verplichting van € 254 400 betreft de levering van de Integrale werkplekdiensten (IWD) aan de Koninklijke landmacht door de Defensie Telematica Organisatie (DTO) en heeft een looptijd tot en met 2009.
PAC-3 (WBV). Dit betreft de verbetering van de Patriot-capaciteit voor de verdediging tegen ballistische raketten en omvat de aanpassing van de lanceerinrichtingen naar PAC-3 standaard en de verwerving van 32 PAC-3 raketten. De openstaande verplichting bedraagt € 77 900.
MTADS (WBW). Dit betreft een openstaande verplichting van € 82 800 inzake de verbetering van de doelaanwijzing en richtmiddelen van de AH-64D door middel van de aanschaf van de benodigde modificatiekits en reservedelen, het uitvoeren van de modificatie zelf en de bijbehorende ondersteuning.
Vervanging F-16 (JSF). De Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van het JSF-programma bedraagt $ 800 000. Van deze bijdrage wordt $ 750 000 rechtstreeks aan de Amerikaanse overheid betaald en $ 50 000 aan leveranciers die rechtstreeks door Nederland worden ingeschakeld voor JSF-gerelateerde opdrachten. De (openstaande) verplichting van € 317 500 (prijspeil 2005) wordt in de periode 2006 t/m 2012 betaald.
Follow on support F-16 (QBK). Het betreft de technische ondersteuning aan het F-16 wapensysteem en de openstaande verplichting bedraagt € 61 800 en heeft een looptijd tot en met 2010.
Integrale werkplekdiensten Koninklijke luchtmacht. Dit betreft de levering van Integrale werkplekdiensten door de DTO. De verplichting van € 142 700 heeft een looptijd tot en met 2009.
Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.
11. BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S
De ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Defensie beperkt zich tot één rechtspersoon met een wettelijke taak, de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).
De SZVK is namens het ministerie van Defensie belast met de uitvoering van de Ziektekostenverzekering Krijgsmacht.
Bijzonderheden bij de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening
De begroting wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de SZVK. De minister van Defensie stelt jaarlijks de premie vast op basis van een op de begroting gebaseerd premievoorstel van de zijde van het bestuur.
Bijzonderheden met betrekking tot de vermogenspositie
Het bereik van de SZVK is in het kader van de Zorgverzekeringswet (ZVW) per 1 januari 2006 gewijzigd. De activiteiten van de SZVK richten zich alleen nog op militairen in actieve dienst, omdat militairen niet onder de werking van de ZVW komen te vallen.
De activiteiten die SZVK tot 1 januari 2006 verrichtte ten behoeve van gezinsleden van militairen, (gewezen) militairen met leeftijdsontslag en hun gezinsleden zijn per die datum komen te vervallen, omdat deze personen onder de werking van de ZVW vallen. Wel zal de SZVK voor deze laatste groep nog activiteiten na 1 januari 2006 verrichten voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2006.
Het vermogen van de stichting is als gevolg van deze inkrimping van de activiteiten per 1 januari 2006 aanmerkelijk beperkt.
Onderstaande gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2004:
Actief dienende militairen en gewezen militairen met een uitkering op basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen nemen verplicht deel. Gezinsleden kunnen op vrijwillige basis deelnemen. Het totaal deelnemers bedroeg per ultimo 2004 104 431.
Vermogen 31–12 x € 1 000 | ||
2004 | 2005 | |
Solvabiliteitsreserve | 7 386 | 7 534 |
Overige reserve | 15 022 | 5 713 |
Totale reserve | 22 408 | 13 247 |
Overzicht van de staat van baten en lasten
Deze informatie kan nog niet worden verstrekt omdat de SZVK, conform de vigerende overeenkomst, uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.
12. BIJLAGE 2: TOEZEGGINGEN AAN DE ALGEMENE REKENKAMER
In onderstaande tabel wordt ingegaan op de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag Defensie 2004 en de getroffen maatregelen.
Toezegging | Resultaten 2005 |
Financieel beheerEr zijn maatregelen getroffen om de tijdelijke problemen in het financieel beheer op te lossen. De kwaliteit van het financieel beheer wordt in 2005 nauwlettend gemonitord, onder andere met behulp van een specifiek hiervoor ontwikkelde monitor Financieel beheer. | De defensieonderdelen hebben als onderdeel van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 de tijdelijke problemen in het financieel beheer aangepakt. De monitor Financieel beheer is verder ontwikkeld en wordt gebruikt bij het volgen van en verantwoorden over de verbeterprogramma’s. Speciale aandacht is gegeven aan het handhaven van de administratieve discipline. |
Inhuur derden (DICTU)Dit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen. | De procedure «voorafgaande toetsing» is gereed en wordt gemonitord. Er wordt nu voor geheel Defensie een procedure opgesteld met aanwijzingen voor externe inhuur. Voor DICTU geldt een strakker regiem. |
Oprichting baten-lastendienst ParestoIn december 2004 is een verbeterplan geaccordeerd dat een doorlooptijd heeft tot augustus 2005. De voortgang zal nauwlettend gevolgd worden. Indien noodzakelijk worden extra maatregelen genomen. | Ondanks diverse in gang gezette verbeterpunten heeft Paresto over 2005 geen goedkeurende accountantsverklaring verkregen. Inmiddels is een aanvullende set van maatregelen genomen waaronder het aanstellen van een Food&Beverage-controller die wordt ondersteund door een team van 25 personen. Maandelijks wordt een deel van de goederenstroom gevolgd en wordt een betere omzetregistratie ingevoerd die maandelijks wordt geanalyseerd. |
Procedure voorafgaand financieel toezicht (VFT)Dit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen. | De procedure voor het VFT is aangepast, evenals de AO-beschrijving. Tevens is er een administratief volgsysteem ingevoerd. Bovenstaande maatregelen hebben in 2005 tot dusdanige verbeteringen geleid dat het ministerie van Financiën in 2006 de regels voor Defensie heeft verruimd. |
VerplichtingenbeheerDit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen. | De defensieonderdelen hebben de tijdige en juiste vastlegging van verplichtingen opgenomen als verbeterpunt in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005. De stand van zaken wordt maandelijks gemonitord middels de monitor Financieel beheer. |
MagazijnvoorraadadministratiesDit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen. | Meerjarige inspanningen hebben geleid tot structurele verbeteringen in de grote magazijnvoorraadadmini- straties. Bij twee van de drie bedrij- ven hebben de meerjarige inspanningen geleid tot een acceptabele situatie. Alleen bij het KPU-bedrijf zijn nog problemen met het vinden van structurele oplossingen. Hiervoor zijn inmiddels nieuwe maatregelen in gang gezet. |
MaterieelinventarisadministratiesDe materieelbeheervoorschriften naleven en de administratieve discipline verbeteren. Maatregelen treffen om het beheer van apparaatsgoederen te borgen. Deze problematiek zal één van de onderwerpen in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 zijn. | De materieelinventarisadministraties zijn als gevolg van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 bij alle defensieonderdelen als verbeterpunt opgenomen en aan het eind van 2005 zijn de verbeteringen vrijwel overal gerealiseerd. |
Financieel en materieelbeheer bij crisisbeheer- singsoperatiesIn 2005 zal nieuwe regelgeving worden opgesteld, die meer is toegespitst op de specifieke omstandigheden bij crisisbeheersingsoperaties. | Binnen Defensie is een procedure aangepast, op basis waarvan CDS regelgeving kan toespitsen op specifieke omstandigheden.De specifieke regelgeving door CDS is nog in ontwikkeling. |
WapenbeheerBlijven toezien op de naleving van de aangescherpte procedures rond wapenbeheer. De taken, bevoegdheden en de registratie voor bijzondere categorieën wapens helder maken. De minister zegt toe dat deze problematiek één van de onderwerpen in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 zal zijn. | De coördinatie van de sturing en beheersing en de controles van het wapenbeheer, bij de operationele commando’s en tijdens CVH-opera- ties, zijn belegd bij CDS (met uitzondering van Kmar). |
MunitiebeheerHet munitiebeheer zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 de hoogste prioriteit krijgen. Het begrip nultolerantie zal nader gedefinieerd worden en er komt een beheer- singssysteem. Ook verwacht de minister een positieve impuls door de in 2005 voorziene implementatie van een nieuw geautomatiseerd systeem. | Het munitiebeheer heeft de hoogste prioriteit in alle verbeterplannen gekregen.De implementatie van systemen heeft een lichte vertraging opgelopen. Met de aanwijzing SG V25, Besluit gevoelig materieel, is een nieuwe invulling gegeven aan het begrip nultolerantie. |
Materieeladministraties (baten-lastendienst DTO)De uitvoering van de verbeteracties is reeds gestart en deze verbeteringen zullen doorlopen tot begin 2006. | Dit verbeterpunt is in verschillende deelpunten opgepakt en uitgewerkt en ligt op schema. |
P&O2000+ PeoplesoftIn overleg met de Audit Dienst Defensie is inmiddels een vangnetconstructie ingevoerd. Met de werking van deze constructie kan een voldoende betrouwbaarheid worden gerealiseerd, totdat het systeem aan alle eisen voldoet. De meest dreigende risico’s worden geïnventariseerd en in verbeterplannen met maatregelen uitgewerkt. | De voortgang van het verbeterplan wordt maandelijks gerapporteerd aan de Algemene Rekenkamer. Half oktober is een externe audit gestart naar de werking van het vangnet. De opzet van de verbetermaatregelen voldoet inmiddels aan de te stellen eisen. |
VBTB-conformiteitDe begroting 2004 biedt in hoofdlijnen goed inzicht. De aansluiting tussen begroting en jaarverslag is goed. Het jaarverslag biedt echter weinig zicht op de koppeling tussen doelen en besteding van middelen. Dit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen. | Door de grootschalige reorganisatie waarbij eenheden zijn opgeheven en nieuwe organisatiedelen zijn opgericht is de aansluiting tussen de begroting en het jaarverslag, voor wat betreft de besteding van de middelen, niet eenvoudig.Met de nieuwe begrotingsindeling, zoals die voor het eerst in de begroting 2006 is toegepast, is het eenvoudiger om de relatie te leggen tussen de doelstellingen en de besteding van de middelen. |
13. Bijlage 3: Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Defensie
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen1.
Bedragen in euro’s. | |||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2004 | Pensioenbijdrage werkgever 2004 | Totaal 2004 | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioenbijdrage werkgever 2005 | Ontslagvergoeding | Totaal 2005 | Motivatie | Opmerkingen |
Commandant der Strijdkrachten | 151 966 | 16 849 | 168 815 | 172 438 | 18 377 | 190 815 | 40-urige werkweek en bij functie passende emolumenten. | Inkomsten betreffen niet alleen salaris, ook garantievliegtoelage ad € 13 500, emolument huisvesting t.b.v. zijn representatief functioneren als CDS € 36 000, 40-urige werkweek € 7 800. | |
Secretaris-Generaal | 114 572 | 15 241 | 129 813 | 149 852 | 16 342 | 166 194 | 40-urige werkweek. | Eenmalige opwaartse correctie in 2005 over te lage salarisbetalingen 2003–2005 ad € 35 000. |
1 De salarisopbouw en pensioenopbouw van burgers en militairen verschilt significant waardoor de vergelijkbaarheid van inkomens bemoeilijkt wordt. Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het salarissysteem Defensie.
14. BIJLAGE 4: OVERZICHT PERSONELE EN MATERIELE INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES
De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar. In 2005 zijn hiervoor totaal voor alle operaties 7 200 militairen uitgezonden.
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijke territorium incl. de Nederlandse Antillen en Aruba
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
MIDDELLANDSE ZEE | |||||
Active Endeavour | Middellandse zeegebied | 28/04 tot 18/05 29/05 tot 14/0629/11 tot 29/12 | Maritieme patrouille | 1x fregat | 155 |
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. deelname crisisbeheersingsoperaties
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
---|---|---|---|---|---|
EUROPA | |||||
EUFOR (per 2–12–2004) | Bosnië-Herzegovina | Gehele verslagperiode | National Support Element (NSE); Normal framework operations (NFO); Liason Observation teams (LOT); Kmar-detach. | Diverse voertui- gen waaronder: wielvoertuigen, terreinvoertuigen (MB’s) en YPR’s | 424 |
European Union Police Mission (EUPM) | Bosnië-Herzegovina | Gehele verslagperiode | Marechaussees | Geen | 20 (+ 12 civiele politie) |
EU Police Mission «Proxima» in Former Yugoslavian Republic of Macedonia | FYROM | 26/01/05 tot 15/12/05 | Politieadviseurs en -mentoren | Voertuigen | 4 KMar (+ 6 civiele politie) |
EU Monitoring Mission (EUMM) | Servië/ Kosovo/ Albanië | Gehele verslagperiode | Waarnemers | Voertuigen | 3 |
Kosovo Force (KFOR) | 11/10/05 tot 10/06 | Waarnemers | Voertuigen | 3 | |
MIDDEN-OOSTEN | |||||
Stabilisation Force Irak (SFIR) | Irak | Tot 30/03/05 | Infanteriebataljon; verkenningsbat.; contigentscom- mando; SSR- ver- sterking; KMar Peloton en Genieconstructie detachement | Patria’s; wielvoertuigen, field dressing station (MOGOS) | In feb 1 660 militairen; gemid. bezetting periode jan-mrt 1 395 militairen |
Helikopterdetachement | 3 Cougars en 6 Apaches | ||||
Gehele verslagperiode | Personeel bij diverse hoofdkwartieren | – | Bagdad 1 Basrah 3 | ||
Nato Training Mission Irak | Bagdad | 20/02/05 tot 20/02/06 | Stafofficieren | Geen | 15 |
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO) | Israël/Syrië/Libanon | Gehele verslagperiode | Waarnemers | Geen | 12 |
AFGHANISTAN | |||||
ISAF | Afghanistan | Vanaf 08/04 | Militairen deel uitmakend van het Navo HQ en andere ondersteuning aan ISAF | Geen | 65 militairen |
22/07/05 tot 20/08/05 en vanaf 17/10/05 | Transport detachement | C-130 | 17 militairen | ||
24/03/05 tot 10/06 | F-16 detachement | 4 x F-16 | 107 militairen | ||
29/03/04 tot 31/03/05 | Apache-detache- ment | 6 Apache-gevechtsheli’s | 104 militairen | ||
Vanaf 25/08/04 | Provincial Reconstruction Team | Wielvtgn, w.o. 5 Patria’s,10 MB’s 4 & 5 tonners | 155 militairen | ||
08/05 tot 07/11/05 | Election Support Force Bataljon ter ondersteuning van Afghaanse verkiezingen | Diverse types wielvtgn, patria’s, MB’s en veldhospitaal | 744 militairen | ||
Special Forces | Vanaf 18/04/05 | Korps Commando Troepen aangevuld met speciale eenheden van Korps Mariniers, ondersteund door helidetachement | Diverse types wielvtgn o.a. soft tops MB’s en 4 chinook-transport- heli’s | 165 SF militairen + 85 heli-detach | |
Enduring Freedom CTF 150 | Golfregio | Vanaf 02/10/04 tot 15/01/05 | Waarnemers, inlichtingen, escorte- en patrouilletaken | 1x fregat | 167 militairen |
Vanaf 12/12/05 t/m 24/04/06 | Waarnemers, inlichtingen, escorte- en patrouilletaken en commando over Task Force 150 incl. liasionteams hoofdkwartier Bahrein en VS (Tampa) | Twee fregatten en een onderzeeboot | 431 militairen | ||
AFRIKA | |||||
UN Organisation Mission in Democratic Rep of Congo | Hoofdkwartier MONUC Kisangani | Vanaf 02/05 | Stafofficier | Geen | 1 |
Oostelijke MONUC-divisie | Divisie-commandant | Geen | 1 | ||
Demobilisatieprogramma in Democratic Republic of Congo | Ambassade Kinshasa | SSR-projecten | Geen | 2 | |
EUPOL in Congo | Kinshasa | Tot 04/05 | Stafofficier | Geen | 1 |
Combined Joint Task Force «Horn of Africa» | Djibouti | 2 Stafoffieren | Geen | 2 | |
Ondersteuning AMIS | Darfur | 08/05 t/m 09/05 | Ondersteuning wordt geleverd door militairen die op internationale hoofdkwartieren zijn geplaatst | Ziekenauto’s, vrachtwagens en waterwagens | Internationaal geplaatste militairen |
ONUB | Burundi | Tot 22/09/05 | CIMIC-officier | Geen | 1 |
Overige bijdrages en Noodhulp | |||||
Indonesia Atjeh Monitoring Mission | Atjeh | Vanaf 09/09/05 | Decommissioning teams (waarnemers) | Geen | 5 militairen en 5 civielen |
Noodhulp Katrina | New Orleans | Van 01/09/05 tot 15/09/05 | Wegpompen water; invliegen pompen; verstrek- ken van verbandmiddelen, etc | 1x fregat + inhuur Antonov | 162 militairen |
Noodhulp Azië | Zuid-oost Azië | 12/04 t/m 01/05 | Leveren van noodhulp en identificatie van slachtoffers door tandartsen | Brugmateriaal en communicatie-app.; inzet KDC-10 | 11 militairen |
Noodhulp Pakistan | Regio Jumma en Kasmir | Vanaf 08/10/05 tot 01/02/06 | Steunverlening | Veldhospitaal; inhuur Antonov | 123 militairen |
15. BIJLAGE 5: TOELICHTING GROTE INVESTERINGSPROJECTEN
Het huidige contract gaat nog uit van 20 fregattenhelikopters, waarvan 14 met een volledig missiesysteem en 6 met voorzieningen voor de inbouw van een dergelijk systeem. Inmiddels is de behoefte gewijzigd in 12 fregattenhelikopters met een volledig missiesysteem en acht maritieme transporthelikopters (plus een optie op twee). Hiertoe wordt een wijziging van het contract voorbereid. De eerste NH90-helikopter wordt eind 2007 geleverd. Op basis van het huidige contract zullen alle twintig NH90-helikopters naar verwachting in 2012 zijn afgeleverd. Het project NH90 is een multinationaal project waarin vijf landen samenwerken in aanschaf en exploitatie. Daarnaast hebben ook diverse andere landen besloten tot de aanschaf van NH90.
De «Design en Development» activiteiten voor de NH90-helikopter zijn grotendeels voltooid. De kwalificatieactiviteiten lopen achter op de planning, waardoor vertraging is ontstaan in de aflevering van seriehelikopters. De industrie heeft extra capaciteit beschikbaar gemaakt voor het inlopen van de achterstand. De gevolgen voor de aflevering van de Nederlandse helikopters zijn vooralsnog beperkt tot een mogelijke vertraging van enkele maanden voor de eerste helikopter.
Multinationale samenwerking bij de verwerving van trainingsmiddelen, waaronder een vluchtsimulator, is niet gelukt, omdat de deelnemende landen en de industrie niet tot overeenstemming zijn gekomen. Alternatieve verwerving is in onderzoek. Ondanks de latere verwerving van de simulator kan wel gevlogen worden met de NH90. Vanaf 2008 zullen de NH90-bemanningen op de eerste NH’s worden opgeleid.
De aangegane financiële verplichtingen zijn in 2005 achtergebleven ten opzichte van de begroting 2005. Het niet doorgaan van het contract voor trainingsmiddelen is hiervan de voornaamste oorzaak. De contractueel verplichte termijnbetaling met betrekking tot het eerste kwartaal 2006 voor de NH90, die tussen december 2005 en januari 2006 zou moeten plaatsvinden, is eind december 2005 betaald, waardoor het uitgavenniveau in 2005 hoger was dan geprognosticeerd. Het projectbudget bedraagt € 995,5 miljoen.
Project luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF)
Het project behelst de bouw van vier luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF), inclusief daarbij behorende sensor-, wapen- en commando (Sewaco)-systemen, de platformsystemen alsmede de boordreservedelen. Na de geslaagde platformproeftocht in april 2005 is het laatste fregat, Hr. Ms. Evertsen, door de Koninklijke Schelde Groep (KSG), op 12 mei 2005 aan de Koninklijke marine overgedragen. Ook zijn in 2005 nagenoeg alle Sewaco-systemen geleverd en in bedrijf gesteld. Een belangrijke mijlpaal was de succesvolle finale lancering van 6 missiles (Evolved Sea Sparrow en Standard-2 missiles) in februari 2005 met het eerste fregat, Hr. Ms. De Zeven Provinciën. De definitieve vuurleidingsoftware is in juni 2005, na simulatieproeven, opgeleverd.
In november 2005 is de ontwikkeling van het luchtverdedigingssegment (Anti Air Warfare (AAW)) voltooid. Daarnaast zijn in november 2005 met Hr. Ms. Evertsen schokproeven uitgevoerd in Zweden om de schokbestendigheid van het schip te testen. De resultaten van de schokproeven worden nu geëvalueerd. Tevens zijn in november 2005 de onderhandelingen voltooid voor de verwerving van het laatste Sewaco-systeem, het «Long range infrared search and tracking system» Sirius, in een samenwerkingsverband met Canada. De Kamer is begin februari 2006 geïnformeerd over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.
Voor de activiteiten van 2005 was een begroting ingediend van € 72,7 miljoen. Hiervan is uiteindelijk € 33,3 miljoen gerealiseerd. Een gewijzigd betaalschema aan de KSG als gevolg van de restpunten, maar ook de vertraagde leveringen van Sewaco-systemen als Sirius en leveringen op het gebied van exploitatievoorbereiding hebben een lagere realisatie tot gevolg gehad.
Verbetering Mobiliteit Stinger (Stingerplatform)
Het project omvat de verwerving van 36 met het Future Ground Based Air Defence System (zie onderstaand) geïntegreerde Stingerplatform: 18 op de Fennek en 18 op de Mercedes Benz. Op 15 september 2005 heeft de Vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer ingestemd met een ophoging van het budget.
Het contract voor de Stingerplatforms op de Fenneks is op 29 september 2005 getekend. Het contract voor de aankoop van minder geavanceerde systemen voor op de Mercedes Benz wordt begin 2006 verwacht. Voor 2005 was een uitgave voorzien van € 7 miljoen. Uiteindelijk is hiervan € 4,8 miljoen gerealiseerd, als gevolg van een lager dan verwachte aanbetaling op het contract voor de Stingerplatforms op de Fennek.
Het project Pantserwielvoertuig (PWV) omvat de ontwikkeling en de aanschaf van grote pantserwielvoertuigen. Op 29 september 2005 is de Kamer in de achtste halfjaarrapportage geïnformeerd over de voortgang van het project.
De offerte voor de serie is op 14 november 2005 in behandeling genomen. Op 16 december 2005 is de Kamer gemeld dat de prijs voor zowel Nederland als Duitsland onbevredigend is en dat OCCAR is opgedragen namens Duitsland en Nederland te onderhandelen met het consortium Artec over een significant lagere stuksprijs. Over de voortgang van de onderhandelingen is de Kamer met de brief van 28 februari 2006 geïnformeerd.
Voor de activiteiten van de ontwikkelingsfase was in 2005 een bedrag voorzien van € 7,8 miljoen. Hiervan is uiteindelijk € 3,7 miljoen betaald. Een gewijzigd betaalschema, in afwachting van de verdere financiële ontwikkeling van het project, heeft tot deze lagere realisatie in 2005 geleid.
Future Ground Based Air Defence Systems (FGBADS)
Het project FGBADS betreft de verwerving van het vuurleidings- en commandovoeringsysteem (BMC4I), inclusief SHORAD-wapensystemen. Het contract voor fase 1 van het BMC4I-deel is 1 oktober 2004 getekend. Fase 2 van het BMC4I-deel bevindt zich in de DMP-D-fase. De SHORAD-wapensystemen maakten deel uit van de vroegtijdig beëindigde voorgenomen materieelruil met Noorwegen. De CDS heeft besloten om minimaal de helft van de capaciteit te faliciteren en tegelijkertijd, door op zoek te gaan naar internationale samenwerking, het resterende deel van de behoefte aan Shorad Shooter Capaciteit (SSC) af te dekken.
Voor de activiteiten van het BMC4I-deel in fase 1 was in 2005 een uitgave van € 12,0 miljoen voorzien. Uiteindelijk is € 22,0 miljoen gerealiseerd. De hogere betaling is te verklaren uit het feit dat achterstallige BTW is voldaan en een eerder dan verwachte termijnbetaling heeft plaatsgevonden.
Project Battlefield Management Systeem (BMS)
Het project geeft invulling aan de C2 (Command en Control) ondersteuning van grondgebonden eenheden van de CLAS. Met het BMS wordt beoogd de operationele informatievoorziening en daarmee de commandovoering, op de niveau’s peloton, compagnie en bataljon, te verbeteren door met name de «situational awareness» bij deze eenheden te bevorderen. Het systeem is onderdeel van het grotere geheel van operationele commandovoeringssystemen die gebaseerd zijn op de C3I-architectuur. BMS werkt tevens als «Blue Force Tracker», waarmee eigen voertuigen kunnen worden gevolgd.
Tijdens de DMP-C-fase is een pilot uitgevoerd teneinde de operationele meerwaarde van het BMS voor de onderscheiden niveaus vast te stellen en in het verlengde daarvan te komen tot een definitieve vaststelling van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Verder is er een «proof of concept» uitgevoerd om vast te stellen of BMS technisch uitvoerbaar is. Tevens is de aanvullende behoefte aan benodigde datacommunicatiemiddelen inzichtelijk gemaakt. De resultaten worden opgenomen in de DMP-C-brief die in de eerste helft van 2006 wordt verwacht.
Het project omvat de aanschaf van een tank, gebaseerd op het onderstel van een Leopard 2, met verschillende mogelijkheden. Door ombouw van het basissysteem ontstaat een configuratie met een mijndoorbraakfunctie en een configuratie voor het uitvoeren van geniewerkzaamheden. Na het wegvallen van de beoogde overeenkomst tussen Noorwegen en Nederland is het project in de begroting opgenomen. Het project wordt eind 2006 afgesloten in een gecombineerde B-C-D-fase. Over de voortzetting van het project zal de Kamer in de eerste helft van 2006 worden geïnformeerd.
Dit project betreft de ontwikkeling en serielevering van brugleggende tanks in samenwerking met Duitsland. Na het niet doorgaan van de voorgenomen materieelruil met Noorwegen wordt, in overleg met Duitsland, onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het project voort te zetten en welke consequenties de verschillende alternatieven hebben voor de projectplanning. Afronding van de D-fase wordt in 2006 verwacht.
Dit project omvat de vervanging van de M113 C&V en de Landrover 7,5 kN (verkenning) door het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB). Het project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Over de voortgang van het project is de Kamer op 17 februari en 23 mei 2005 ingelicht. Aan de firma Krauss Maffei Wegmann (KMW) is toestemming verleend tot versnelde levering over te gaan. In de begroting 2005 was voor 2005 een budget voorzien van € 19 miljoen. Als gevolg van de versnelde levering is uiteindelijk € 43,7 miljoen in 2005 gerealiseerd.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Dit project omvat de verwerving van 184 infanteriegevechtsvoertuigen, inclusief de verwerving van initiële munitie en opleidingsleermiddelen. Het contract is in december 2004 getekend. De kwalificatiebeproevingen zijn in het tweede kwartaal 2005 gestart. Over de voortgang van het project zal in de komende zevende jaarrapportage over het project «Vervanging Pantservoertuigen YPR 765 en M577» worden gerapporteerd.
Pantserhouwitser 2000 (inclusief munitie)
Het project omvat de vervanging van de vuurmonden M109 en M114 door in eerste instantie 57 stuks van het type Pantserhouwitser 2000, inclusief de verwerving van langedrachtmunitie. Het leveringscontract is op 1 mei 2002 getekend.
De eerste vier vuurmonden zijn in 2005 geleverd. De verificatiebeproevingen van deze levering worden in de eerste helft van 2006 afgerond.
De eventuele verkoop van de achttien overtollige houwitsers wordt nader onderzocht. Op 29 november 2005 is de Kamer geïnformeerd over de verwervingsvoorbereidingsfase van de langedrachtmunitie. Op 22 december 2005 is het contract voor deze munitie getekend.
In de begroting 2005 was een bedrag voorzien van € 37,8 miljoen. Vanwege de langer dan verwachte duur van de verificatiebeproevingen en vanwege enige vertraging bij de levering van het logistieke deel (onderwijsleermiddelen, reservedelen en documentatie) is in 2005 minder, namelijk € 11,9 miljoen, betaald.
Het project is erop gericht tijdig te voorzien in een adequate vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving van jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen, transport, alsmede de betaling van BTW en mogelijke invoerrechten.
De resultaten van de activiteiten in het kader van de verwervingsvoorbereiding, de transitievoorbereiding en de deelname aan de System Development and Demonstration fase van het JSF-programma zijn inmiddels opgetekend in 19 aspectstudies, 26 deelstudies en een overkoepelend D-Document. De betrokkenheid van het Parlement was gedurende 2005 onverminderd groot, getuige de Kamervragen, verschillende Kamerbrieven en twee keer een Algemeen Overleg.
In de jaarlijkse evaluatie van het JSF-programma, heeft de Amerikaanse Government Accountability Office (GAO) een stap-voor-stap benadering voorgesteld voor de ontwikkeling en productie. Het Amerikaanse Department of Defense (DoD) heeft evenwel besloten vast te houden aan het huidige «spiral development plan». Dat wil zeggen dat de start van de productiefase niet wordt vertraagd en een voor DoD aanvaardbare overlap blijft bestaan tussen de ontwikkelingsfase en de productiefase. Pogingen van het Amerikaanse House of Representatives om via een budgetkorting alsnog het programma te vertragen, zijn na een behandeling in het «Armed Service Conference» gestaakt. Het benodigde budget voor 2007 is weliswaar met $ 32 miljoen gekort, maar dit zal niet leiden tot vertraging van het programma.
Het Amerikaanse DoD heeft gedurende 2005 gewerkt aan de Quadrennial Defense Review (QDR). In dit proces wordt elke vier jaar het Amerikaanse defensiebeleid opnieuw bezien. In de aanloop naar de QDR worden alle Amerikaanse defensieprogramma’s onder de loep genomen, dus ook het JSF-programma.
F-16 Luchtverkenningsysteem (LVS)
Defensie heeft naast de behoefte aan strategische- en operationele lucht-grondwaarnemingen zoals Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s) behoefte aan luchtverkenningsystemen waarmee een goed tactisch beeld van de omgeving rond het doel kan worden verkregen, de zogenaamde tactische luchtverkenningsystemen (LVS). Het huidige tactische LVS voor de F-16 jachtvliegtuigen zijn operationeel en technisch verouderd. De Vaste Kamercommissie voor Defensie heeft medio november 2004 ingestemd met de verwerving van F-16 LVS.
In de eerste helft van 2005 heeft de verwervingsvoorbereiding plaatsgevonden. De offerte van de Israëlische firma Rafaël is in februari ontvangen. De contractonderhandeling hebben in augustus plaatsgevonden. Uit deze onderhandelingen bleek dat het budget van € 35 miljoen onvoldoende was om de volledige behoefte adequaat in te vullen. In oktober 2005 is daarom het budget verhoogd tot € 40,6 miljoen. Hiermee kunnen zes systemen, twee grondstations en twee draagbare stations, twee beveiligde verbindingen, documentatie en reservedelen worden aangekocht om aan het operationele inzetconcept te kunnen voldoen. De opdracht tot productie is op 17 november 2005 gegeven. Als gevolg van het langer dan verwachte verwervingstraject is de levering van de eerste systemen vertraagd tot december 2006. Invoering van het systeem vindt plaats in 2007 en 2008.
In het eerste kwartaal 2005 bleek dat de in december 2004 van het Verenigd Koninkrijk aangekochte C-130 Hercules niet tijdig geleverd kon worden. Hierop is in het tweede kwartaal van 2005 de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk opgezegd en is een nieuwe offerte gevraagd, waarbij naar de mogelijkheid om tevens een vierde C-130 Hercules te verwerven werd geïnformeerd.
In juni–juli 2005 zijn onderhandelingen gevoerd en is een principeakkoord bereikt. Het oorspronkelijke budget bleek niet toereikend voor de aanschaf en vlootstandaardisatie van deze andere vliegtuigen. In september 2005 is hierop de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijzigingen in het project 3e C-130 Hercules en de behoefte aan een 4e C-130 Hercules. Na instemming van de Tweede Kamer is het contract in november 2005 getekend.
De vliegtuigen worden vanuit de Verenigde Staten overgebracht naar het Verenigd Koninkrijk, waar ze groot onderhoud en modificaties zullen ondergaan, waaronder een volledige «Cockpit Update» en een «Cabin Safety Improvement Programme». Na een «Operationele Test en Evaluatie»-programma zullen de derde en vierde C-130 Hercules vliegtuigen vanaf medio 2007 beschikbaar zijn.
Naar aanleiding van de «Prinsjesdagbrief» is een studie uitgevoerd naar de «integrale helikoptercapaciteit» van de Nederlandse krijgsmacht. De minister van Defensie heeft de aanbevelingen uit deze studie onderschreven en heeft deze met de brief «Grote Studies» op 20 september 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden.
In de studie naar de integrale helikoptercapaciteit is een behoefte geformuleerd aan een Chinookvloot van 20 toestellen. In verband met de beperkte financiële middelen wordt de vloot uitgebreid tot 17 toestellen, met de mogelijkheid de totale behoefte later in te vullen. Daarnaast is aangegeven dat er een behoefte is aan voorzieningen voor de Special Forces (SF), zijnde vier SF-kits. Inmiddels is de behoefte uitgebreid met twee extra toestellen ter vervanging van de twee verloren gegane Chinooks.
De Chinook-helikopter zoals de KLu die nu gebruikt, van het type CH-47D, is in dezelfde configuratie niet meer leverbaar. De aanschaf van nieuwe Chinooks heeft dan ook, met het oog op standaardisatie, tot gevolg dat de huidige helikopters moeten worden aangepast.
De Tweede Kamer is op 28 september 2005 per brief geïnformeerd over de versterking en uitbreiding van de Chinook-helikoptercapaciteit (Kamerstuk 30 300 X, nr. 5). In deze brief is gemeld dat een vijfde Chinook zou worden verworven om de (eerste) verloren gegane Chinook snel te vervangen. De behoefte heeft tot diverse kamervragen geleid, die op 9 november 2005 zijn beantwoord (Kamerstuk 30 300 X, nr. 25). Over de vervanging van het tweede verloren gegane toestel is tijdens de Begrotingsbehandeling op 16 en 17 november 2005 aan de Tweede Kamer medegedeeld dat ook dit toestel snel wordt vervangen. Het totaal aantal te verwerven Chinook-helikopters bedraagt daarmee zes.
16. BIJLAGE 6: OVERZICHT UITGAVEN T.B.V. HET KONINKLIJK HUIS
De uitgaven voor het Koninklijk Huis in 2005 zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Omschrijving | Bedrag x € 1 000,- |
Beveiliging | 25 878 |
Personele inzet | 1 992 |
Onderhoudskosten | 304 |
Kosten vlieguren | 270 |
Totaal uitgaven | 28 444 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30550-X-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.