Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-VIII nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-VIII nr. 9 |
Vastgesteld 26 juni 2006
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 14 juni 2006 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de financiële verantwoording over het jaar 2005.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Aptroot
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Kler
Woensdag 14 juni 2006
13.30 uur
De voorzitter: Jan de Vries
Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:
Aptroot, Balemans, Hamer, Jungbluth, Lambrechts, Tichelaar, Vergeer en Jan de Vries,
en mevrouw Van der Hoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de heer Rutte, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aan de orde is de behandeling van:
Jaarverslag OCW 2005:
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 18 april 2006 inzake de toezeggingen over regeldruk OCW: totaalbeeld en invoering onderwijsnummer (29 546, nr. 14);
Jaarverslag OCW 2005 en de lijst van vragen en nog te ontvangen antwoorden (30 550-VIII, nr. 1);
het rapport bij het Jaarverslag 2005 van de Algemene Rekenkamer en de lijst van vragen en nog te ontvangen antwoorden (30 550, nr. 2);
het wetsvoorstel tot wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van OCW (VIII) voor het jaar 2005 (slotwet) en de lijst met vragen en nog te ontvangen antwoorden (30 550-VIII, nrs. 3 en 4);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 mei 2006 inzake kerncijfers 2001-2005 en OCW Bestel in Beeld 2005 (30 550-VIII, nr. 5);
Staat van de beleidsinformatie 2006; brief en rapport van de Algemene Rekenkamer; brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2006; pagina's 18-34+54-55 hoofdstuk 3+6: voortijdig schoolverlaten (30 558, nrs. 1-2).
Onderwijsverslag 2005:
de brieven van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 april resp. 31 mei 2006 ter aanbieding van het Onderwijsverslag 2004-2005 van de Inspectie van het Onderwijs, het Inspectierapport «Ontstaan en ontwikkeling van zeer zwakke scholen in het primair onderwijs»; de gecombineerde beleidsreactie op het Onderwijsverslag en het rapport en de lijst van vragen en antwoorden (30 300-VIII, nrs. 221 en 238);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 april 2006 inzake Islamitische schoolbesturen SIBA en El Amal (30 300-VIII, nr. 218); als bijlagen zijn toegevoegd: het rapport van de inspectie en auditdienst; brieven aan SIBA en aan El Amal;
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 april 2006 inzake internationale vergelijking over het aantal contacturen van docenten in het voortgezet onderwijs (30 300-VIII, nr. 224);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 mei 2006 ter aanbieding van het Jaarverslag 2005 van de Inspectie van het Onderwijs (30 300-VIII, nr. 230);
Inspectierapport "Kwaliteit onderwijs in de vier grote steden: in de periode 2003-2005"; Inspectierapport 2006-07 d.d. maart 2006 (OCW0600537).
De voorzitter:
Wij hebben vanmiddag een wetgevingsoverleg over het jaarverslag van het ministerie van OCW over 2005 en over het onderwijsverslag over het schooljaar 2004/2005. In de procedurevergadering hebben wij in goed overleg een knip aangebracht. Wij beginnen vandaag met het jaarverslag en om drie uur zullen wij over het onderwijsverslag spreken. De voorzitter van deze vaste commissie is nog even plenair actief, maar hij komt mij dadelijk vervangen.
De heerJungbluth(GroenLinks)
Voorzitter. Ik grijp de gelegenheid aan om een groot punt aan de orde te stellen en een reeks kleine punten. Ze sluiten allemaal aan bij de beleidsdoelen die zijn verwoord in het jaarverslag, sommige rechtstreeks en andere indirect. Het eerste en belangrijkste thema is de drempel in de gewichtenregeling. De cijfers in het jaarverslag zouden aanleiding kunnen zijn om de drempel in regeling ter discussie te stellen. Er ligt een motie-Slob, waarin de minister wordt aangespoord om er in ieder geval bij de behandeling van de Voorjaarsnota op terug te komen, maar wat mij betreft had dat nu ook al gekund. Wij zien een natuurlijke daling in het aantal 1,25-leerlingen van maar liefst 20% ten opzichte van de raming. Dat geld zou onmiddellijk ingezet kunnen worden om de drempel weg te werken, want de krimp in de populatie laat het toe.
Ik zal de noodzaak daarvan proberen te illustreren. In het zuiden van het land, vooral in wat wij tegenwoordig Parkstad noemen, zien wij een daling van de leerlingenpopulatie met 270 leerlingen per jaar. Dat heeft een verdunning van het aantal kansarme leerlingen per school tot gevolg. Dat betekent dat steeds meer kansarme leerlingen buiten de faciliteringsdrempel vallen. Als het daar gebeurt, gebeurt het zonder twijfel ook in het oosten van het land. Dat is één belangrijke reden om naar die drempel te kijken. Dan is er nog een tweede reden. Er zijn diverse scholen in ons land met een overwegend kansrijk publiek die het initiatief nemen om kansarme leerlingen vrijwillig mee te nemen. Die scholen zullen zich binnen de kortste keren realiseren dat de kansarme leerlingen die zij binnenhalen pas worden gefaciliteerd als zij de 17% vol hebben. Dat lijkt mij een belangrijke reden om te kijken of het geld dat over was al is teruggevloeid. Zo ja, was het dan niet verstandig geweest om die verandering door te voeren? Volgens een toelichting in een eerder debat staat de minister die verandering zelf ook voor.
Ik heb zojuist verwezen naar de initiatieven van scholen om vrijwillig kansarme leerlingen op te nemen. Een van de mensen achter die initiatieven is de heer Bowen Paulle van de Universiteit van Amsterdam, die zeer bevlogen allerlei besturen in de grote steden bewerkt om die beslissing te nemen. Hij doet dat in zijn vrije tijd als liefhebberij. Heeft de minister ook het stuk in de krant over zijn activiteiten gelezen? Heeft zij hem benaderd? Het is een klein punt, dat nooit het jaarverslag zal bereiken, maar het zet wel de toon voor allerlei ontwikkelingen. Hetzelfde geldt voor het initiatief van UVA-hoogleraar Karsten. Hij zegt dat er een hulpbrigade nodig is voor scholen in nood. Benadert de minister deze mensen? Voert zij, met andere woorden, de regie in dat opzicht?
Ik kan veel voorbeelden noemen van zaken waar de minister inmiddels mee instemt, maar waarvan mij onvoldoende duidelijk is hoe zij haar regiefunctie ziet. Neem het thema leerlingbegeleiding, tutoring of mentoraat. Die begeleiding zie je op allerlei onderwijsniveaus terug. De vraag is echter op welke kennis die begeleiding is gebaseerd. Weten wij niet steeds minder goed wat er bij de diverse doelgroepen en probleemgroepen leeft? Wat vinden autochtone plattelandsleerlingen op dit moment van het al dan niet afmaken van opleidingen? Heeft het te maken met de lokale economie? Is het niet alleen de eigen psyche die daarin een rol speelt? Wij zien dat veel allochtone pabostudenten uitvallen vlak voordat zij de opleiding afmaken. Wij kunnen allerlei hypotheses opstellen over de vraag hoe dat komt. Het lijkt op wat wij ooit hebben beleefd bij de bètameiden.
Nog niet zo lang geleden hebben wij hier in huis gepraat met allochtone stagiaires die zich gediscrimineerd voelden. Het bleek echter dat zij vaak voor opleidingen kiezen, vooral in het westen van het land, met weinig kans op werk. Er worden dus ook weinig stagemogelijkheden aangeboden. Een andere reden is dat het lokale bedrijfsleven bezuinigt op het aannemen van stagiaires. Wat is de verhouding tussen de ervaren discriminatie bij de betrokken allochtone studenten en de factor dat studenten in het westen van het land ongeremd worden toegelaten tot sommige opleidingen, waardoor er per definitie een tekort aan stagemogelijkheden is?
Ik kan meer voorbeelden noemen. Een voorbeeld dat voor de hand ligt, is de door de staatssecretaris genoemde ranking en rating, de benchmarking. Er wordt een enorme ontwikkelingsgeschiedenis verondersteld in de benchmarking van de opleiding. Worden er opdrachten uitgezet om dat proces te versnellen? Hoe voert de minister op dat gebied de regie? Een heel actueel voorbeeld is de door het kabinet gewenste cultuurverandering rondom de buitenschoolse kinderopvang. De minister zegt dat zij precies zal volgen wat er gebeurt. Op welke manier kan ik controleren hoe zich dat vertaalt in een concrete regie?
Ik schrik ervan hoe weinig capaciteit onderzoekers, bijvoorbeeld van het SCP, op dit moment hebben om de kritische stukken te schrijven die nodig zijn voor het beleid om scholen meer autonomie te geven. Ik hoop dat de minister die sfeer alsnog creëert, bijvoorbeeld bij NWO. Ik hoor graag hoe zij daarin de regie wil voeren.
De voorzitter: Aptroot
De heerJan de Vries(CDA)
Voorzitter. Voor de derde achtereenvolgende keer constateert de Rekenkamer dat het schort aan de controles van misbruik en oneigenlijk gebruik, van studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten. Het is spijtig dat wij dit moeten constateren. Vorig jaar hebben wij al gevraagd of de IB-Groep dat in 2005 op orde zou krijgen. Wat is de verwachting voor 2006?
Met de bedrijfsvoering gaat het stukken beter en daarvoor verdienen de bewindslieden een groot compliment. De problemen op het departement hebben geleid tot een enorme inhaalslag. Er blijven maar twee resterende puntjes over. Het eerste is de interne controle van CFI op de bekostigingsprocessen. In 2005 zijn al maatregelen genomen, maar die hebben nog onvoldoende effect gehad. In onze ogen is het van groot belang dat het in 2006 op orde komt, te meer daar in dit jaar ook de lumpsumbekostiging wordt ingevoerd. De CFI staat daardoor meer onder druk, zoals ook de Rekenkamer constateert. Verwacht de minister dat het in 2006 op orde komt? Over het beheer van de kunstvoorwerpen van het Rijk spreken wij ieder jaar met de staatssecretaris. De toegezegde verbeteringen lijken te worden uitgesteld. De implementatie van het nieuwe beheerssysteem is nu voorzien in de tweede helft van 2006. Wij krijgen graag de garantie dat het ook werkelijk gaat lukken.
De Algemene Rekenkamer spreekt ook haar zorgen uit over de operaties OCW verandert en de harmonisatie van de onderwijswetgeving. Beide operaties brengen risico's mee voor de bedrijfsvoering. Kunnen de bewindslieden onze zorgen op dat punt wegnemen?
Voor een relatief beperkt aantal doelen heeft het ministerie de vraag beantwoordt wat het wil bereiken. Het gaat om slechts 22% van de doelen. De minister vindt het benoemen van outcome- of outputindicatoren niet altijd relevant of zinvol. De vraag is dan of het niet kan in meer in algemene termen of in kwalitatieve streefwaarden. De minister verwijst, overigens terecht, naar de begroting 2006. De Rekenkamer constateert dat de verbetering nog niet te herkennen is in het benoemen van streefwaarden. De aansluiting van het jaarverslag op de begroting is verslechterd. Dat is jammer, want vorig jaar heb ik nog met genoegen geconstateerd dat die aansluiting verbeterd was. Wij zetten dus weer een stapje terug. Voor een derde van de in de begroting 2005 opgenomen prestatiedoelstellingen ontbreekt de rapportage. Hoe verklaart de minister dat?
Volgende week spreken wij uitgebreid over voortijdig schoolverlaten. De Rekenkamer heeft een uitgebreid rapport uitgebracht en heeft er ook in de rapportage bij het jaarverslag uitgebreid bij stilgestaan. Wij zien dat er met de aanval op de uitval belangrijke verbeteringen worden ingezet. Een belangrijk punt van de Rekenkamer was echter het dilemma van de effectmeting van de verschillende maatregelen in de afgelopen tien jaar. Is de regering zich altijd bewust geweest van het effect van de verschillende maatregelen en investeringen? Ik relativeer dat voor een belangrijk deel, want het is niet eenvoudig om de effecten van de afzonderlijke maatregelen te benoemen. Het begint natuurlijk met een goede nulmeting met prestatie-indicatoren en streefwaarden kunnen daarbij helpen. De kernvraag voor ons is of het nieuwe beleid effectief is. Op basis waarvan denkt de minister dat?
Volgens de Rekenkamer zou de minister het gebruik van het onderwijsnummer moeten verruimen. Wat is de reactie van de minister daarop? Zij mag daar overigens ook volgende week op reageren. Voor vanmiddag is de vraag van belang of zij het noodzakelijk vindt om te komen tot een integraal en samenhangend overzicht in begroting en jaarverslag van voortijdige schooluitval.
Twee jaar lang hebben wij gevraagd om een integraal overzicht van de verdeling en de aanwending van de enveloppemiddelen. Dat is gelukt. Ik dank de minister voor het opnemen daarvan in het jaarverslag. Wij constateren dat de cijfers een positieve ontwikkeling te zien geven. De uitgaven stijgen ieder jaar met 1 mld. Toch zijn er steeds terugkerende geruchten dat het anders ligt. Daarover hebben wij ook gediscussieerd bij de begrotingsbehandeling. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er soms bewust een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven door de generieke loonmatiging, die voor alle sectoren in ons land gold, als een bezuiniging te presenteren. Kan de minister dit overleg gebruiken om alle ruis weg te nemen?
Wij zijn blij met de hoge taakstelling die de bewindslieden hebben gekozen voor de administratieve lasten op de verschillende terreinen. Wij missen in het jaarverslag echter een rapportage van de stand van zaken. De minister heeft toegezegd dat de administratieve lasten in 2007 met 29% zijn verminderd. Dat jaar nadert met rasse schreden. Waar staan wij vandaag?
MevrouwHamer(PvdA)
Ik ken de heer De Vries als iemand die goed op de hoogte is van de geschiedenis. Hij weet dat het onderwijs in het vooruitzicht is gesteld dat de opgelopen achterstand ten opzichte van het overheidspersoneel en het bedrijfsleven ingehaald zou worden. De berekeningen laten dat verschil zien. Het lijkt mij dan ook terecht dat het onderwijs die berekening meeneemt.
De heerJan de Vries(CDA)
Wij moeten geen appels met peren vergelijken. De individuele loonontwikkeling is wat anders dan de investeringen in het onderwijs. Wij hebben bewust gekozen voor een gematigde loonontwikkeling en ik dacht dat de PvdA die keuze van harte onderschreef. Dat betekent dat er minder meermiddelen zijn besteed aan de verhoging van de salarissen in de collectieve sector, dus ook in het onderwijs. Er is echter wel degelijk fors geïnvesteerd in het onderwijs. Daar kun je de minder meerinvesteringen in de individuele loonontwikkeling niet van aftrekken. Dat is echt een verkeerde voorstelling van zaken.
MevrouwHamer(PvdA)
Wij waren het inderdaad eens met de gematigde loonontwikkeling, maar wij hebben altijd gezegd dat de achterstanden in het onderwijs weggewerkt moesten worden. De heer De Vries moet de cijfers nog maar eens bestuderen. Ik wijs er overigens op dat dit niet het enige verschil is.
MevrouwVergeer(SP)
Voorzitter. Wij twijfelen erg aan het nut van woensdag, gehaktdag. Elk jaar krijgen wij dikke verslagen en elke keer vragen wij ons af wat wij er wijzer van worden. Het is maar zeer de vraag of wij het beleid echt kunnen beoordelen, ondanks alle mooie woorden die erin staan. Hoe kan de Kamer de resultaten van het beleid beoordelen als zij maar van 20% van de doelstellingen weet wat er is bereikt? Nu schrijft de minister in haar reactie dat zij goede informatie geeft en dat er voor 90% effect- en prestatie-indicatoren worden gegeven, maar de Rekenkamer geeft aan dat deze indicatoren niet of onvoldoende concreet zijn beschreven omdat streefwaarden ontbreken. Als je verantwoording aflegt, moet wel duidelijk zijn wat je beoogt. Dat is nu niet het geval. Waarom geeft de minister geen streefwaarden voor de effectindicatoren?
De Rekenkamer stelt dat de aansluiting tussen begroting en jaarverslag is verslechterd op het punt van de concrete voorstellen om bepaalden doelen te bereiken. Het gaat dan om de vraag: wat gaan wij ervoor doen? Voor een derde van de beschreven prestaties kan de Rekenkamer niet aangeven in hoeverre de minister ze heeft uitgevoerd. Wat moeten wij dan nog als Kamerleden? Misschien wordt er van ons wel gehakt gemaakt.
Het jaarverslag is tamelijk vaag. Er is geld uitgetrokken voor een Platform Bèta Techniek, met als doel meer bèta-afgestudeerden, maar niemand weet wat het heeft opgeleverd. De totale instroom in exacte vakken is wel toegenomen, maar er zitten geen cijfers bij. De komende jaren zijn er nog flinke inspanningen nodig. Wat voor inspanningen zijn dat dan? Uit de kerncijfers blijkt dat Nederland het laagste aantal bèta-afgestudeerden heeft: 16%. Dat is twee keer minder dan Duitsland. Kan de staatssecretaris ons inzicht geven in de precieze ontwikkeling van het aantal bètastudenten? Wat gaat hij met welke middelen bereiken?
Een ander hoofdpijndossier is de schooluitval. De Rekenkamer heeft dit dossier bestudeerd en komt tot de schokkende conclusie dat in de afgelopen tien jaar steeds dezelfde maatregelen zijn genomen zonder dat bekend is of ze werken. Ik zou mij schamen als ik bewindspersoon van Onderwijs was. De cijfers over de uitval zijn niet betrouwbaar, dus weten wij ook niet of het aantal voortijdig schoolverlaters werkelijk daalt, zoals de minister beweert. De Lissabondoelstellingen zijn een wassen neus, want wij weten niets over de juiste aantallen. Ik vind de praktijk rond de aanpak van de schooluitval een smet op het blazoen van dit kabinet, zeker na het lezen van het CPB-rapport over voortijdig schoolverlaten. Er wordt meer uitgegeven, maar niemand weet wat het uithaalt. In het buitenland weet men er wel wat van. Daaruit zijn twee lessen te trekken. De eerste les is dat voorkomen beter is dan genezen. Ofwel, investeer in het onderwijs. De tweede les is dat elke kwetsbare leerling persoonlijke aandacht verdient. Er moet een coach zijn die de leerlingen bijstaat. Wij hebben dit herhaaldelijk voorgesteld, ook aan de hand van concrete voorbeelden. Het probleem is echter dat deze bewindslieden alleen zeggen dat iedereen daar zijn voordeel mee moet doen. Zij stellen niet de eisen die nodig zijn.
Ik heb nog een nieuw voorstel in verband met de Wet inburgering die wij afgelopen maandag besproken hebben. Er is veel voor te zeggen om de ouders bij de ontwikkeling van hun kind te betrekken. Tijdens de inburgeringscursus kunnen de ouders van gewichtenleerlingen wegwijs gemaakt worden in de wereld van de school van hun kind. Het gaat dan om de volgende vragen. Wat doet het kind allemaal en wat kunnen de ouders doen om het kind te ondersteunen? Welke mogelijkheden ziet de minister voor dit idee van ouderparticipatie? Wil zij dit ophangen aan het feit dat het kind een gewicht heeft? Op deze manier kan de kloof tussen school en ouderlijk milieu overbrugd worden. Welke ideeën heeft de minister zelf?
In de interruptie van mevrouw Hamer ging het net over de arbeidsmarkt en de perspectieven voor mensen in het onderwijs. Wij weten dat er een groot lerarentekort in het voortgezet onderwijs komt en zelfs een huiveringwekkend tekort in bepaalde vakken. Dat zijn vooral de vakken die worden gegeven door mensen die door het bedrijfsleven aangetrokken worden. Bij het aantrekken van de economie rijst de vraag waarom je in het onderwijs zou gaan werken. Je wordt niet fatsoenlijk betaald, dus moet je het uit idealisme doen, zoals Florence Nightingale. Of is het onderwijs vooral voor mensen die een gebrek aan alternatieven hebben? Dat is niet goed. Waarom geeft de overheid leraren geen fatsoenlijk salaris en geen fatsoenlijke arbeidsomstandigheden? Waarom stelt de overheid niet meer eisen aan de kwaliteit? Het moet wat voorstellen als je leraar bent. Het bestuur van de school moet niet uitmaken of je voldoende bevoegd bent. Ik ben bijzonder boos dat de minister dit heeft voorgesteld en dat de Tweede Kamer het heeft aangenomen. Wij moeten eisen stellen aan de kwaliteit van de docent en aan het salaris, zodat de docent een beroep met status heeft. Het vak van docent wordt door dit kabinet alleen maar uitgekleed. Kan de minister ook een inzicht geven in het lerarentekort in het speciaal basisonderwijs?
Er is in totaal een bedrag van 109,8 mln. aan onrechtmatige uitgaven. Het betreft de hoofdstukken Arbeidsmarkt en Studiefinanciering. Hoe verklaart de minister dat? Wat gaat zij doen om dit op te lossen?
MevrouwHamer(PvdA)
Voorzitter. Ik kan direct aansluiten bij het eerste deel van het betoog van mevrouw Vergeer. Ook ik vraag mij langzamerhand af wat nut en noodzaak is van de exercitie die wij hier jaarlijks houden. Wij spreken af dat wij de resultaten beoordelen, maar er is voor maar 20% aan resultaten beschreven. Is de minister van plan om voor de overige 80% beleidsacties resultaten te formuleren? Kan dat? Als het niet kan, moeten wij maar eens goed evalueren wat wij hier doen. Wij kunnen alleen maar controleren als de minister in staat is dingen aan te leveren.
Het jaarverslag en in het verlengde daarvan de website van de minister staan in schril contrast met de belevingen in het onderwijs. Het kan best zijn dat de mensen in het onderwijs zuurder zijn dan de werkelijkheid hen toestaat. Ik vraag mij echter af of de website van de minister en het jaarverslag weer niet zoeter zijn dan de werkelijkheid.
Het kabinet heeft vier hoofddoelstellingen geformuleerd op het terrein van onderwijs: meer studenten bèta en techniek, meer mensen mee laten doen in het onderwijs, de positie van de leerkracht verbeteren en voorkomen dat het lerarentekort toeneemt en minder regels. Zijn er meer mensen ingestroomd in techniekopleidingen? Waarom blijft het steken? Dat is allemaal moeilijk uit het jaarverslag te halen. Het voortijdig schoolverlaten is een groot probleem. Als ik goed kijk naar de cijfers voor de leeftijdgroep 15- tot 22-jarigen, dan blijkt het te gaan om een groter aantal dan het aantal van 57.000 waar steeds over wordt gesproken. Het zijn er maar liefst 180.000. Ook daar valt nog geen teruggang te constateren. Hebben wij de gevolgen van de vergrijzing in het onderwijs onder controle? Ik vrees dat dit niet het geval is. Hetzelfde geldt voor de doelstelling van minder regels. Het belevingsonderzoek van OCW stelt dat de professionals in het veld de administratieve rompslomp en de bestuurlijke omvang nog altijd als storend ervaren. Dat is een ander beeld dan het beeld dat ik krijg uit de verhalen van de minister. Volgens de minister gaat het geweldig goed in het onderwijs. Het is een ander beeld dan het beeld dat opdoemt in de pamfletten in NRC Handelsblad. Is de minister in staat om ons de informatie te geven waarmee wij het beleid kunnen controleren? Is zij zelf niet ook van mening dat het iets te rooskleurig wordt voorgesteld?
Ik heb nog een paar kleine, specifieke punten. Vorig jaar hebben wij het uitgebreid gehad over het afschaffen van het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen. Daarmee complimenteer ik de minister. Wij hebben haar echter ook gevraagd iets te doen aan de overige schoolkosten, vooral de schoolboeken. De Kamer heeft in november een motie van mijn hand aangenomen, maar daarna is het oorverdovend stil geworden. Kan de minister ons iets vertellen over de voortgang daarvan?
Hetzelfde geldt voor de zwemvaardigheid. De Kamer heeft een motie aangenomen met het verzoek om de regeling die was stopgezet op een bepaalde manier op te vangen. Ook wat deze motie betreft is het oorverdovend stil geworden.
De heerTichelaar(PvdA)
Voorzitter. Ik sluit aan bij het betoog van de heer De Vries, althans voor het onderdeel studiefinanciering. Ik heb het dan over het rapport van de Rekenkamer bij het jaarverslag. Drie jaar achtereen zijn dezelfde fouten gemaakt. De Algemene Rekenkamer heeft nu opgemerkt dat de tolerantiegrens is overschreden. Er zijn fouten gemaakt bij de toekenning, bij de controles en bij de uitwonendentoeslag. Er is sprake van misbruik en oneigenlijk gebruik en er zijn geen inkomenscontroles geweest. Het gaat om redelijk hoge bedragen. Wat gaat de minister daaraan doen? Hoe wil zij voorkomen dat zij volgend jaar voor het vierde achtereenvolgende jaar leest dat dezelfde fouten zijn gemaakt.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik geschokt ben door de reactie van de minister op de geconstateerde feiten door de Rekenkamer. Zij schrijft dat de auditdienst van OCW andere tolerantiegrenzen en rapportagegrenzen kent dan de Algemene Rekenkamer. Wat is richtinggevend? Is dat de rapportagegrens van de Algemene Rekenkamer of die van de eigen auditdienst? Dat kon ik niet opmaken uit de reactie van de minister.
Op pagina 68 van het jaarverslag 2005 wordt ingegaan op de kwaliteits- en beleidsprestaties van de sector bve. Ik combineer dat met het rapport van de inspectie over de staat van het Nederlandse onderwijs. Volgens het jaarverslag van het ministerie zijn de beleidsprestaties dik in orde, maar volgens het rapport De staat van het Nederlandse onderwijs gaat de kwaliteit van de educatie fors achteruit. De verklaring daarvoor is de onzekerheid over de toekomst van de inburgeringscursussen, de stop op de innovatie en de gedwongen mobiliteit. Dat is eigenlijk onbehoorlijk bestuur. Wij zijn vanaf medio 2005 bezig om dat te regelen. Wij hebben het in Brussel aangeboden. Het is echter nog steeds niet rond. In oktober nemen ROC's wederom het besluit mensen op straat te zetten, omdat zij niet weten waar zij aan toe zijn. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris.
De heerBalemans(VVD)
Voorzitter. Ik sluit aan bij de woorden van de heer De Vries en de heer Tichelaar over het onderwijs, zij het dat ik daar niet de kwalificatie onbehoorlijk bestuur aan wil verbinden.
Ik vind dit debat wel belangrijk. Ik vind het goed dat wij kijken wat het ministerie heeft gedaan. Heeft het bereikt wat het zou moeten bereiken en heeft het gekost wat het zou moeten kosten? De Rekenkamer constateert dat de effecten van het beleid met een zekere regelmaat niet duidelijk naar voren komen en dat de doelstellingen niet altijd helder worden verwoord. Er is al gesproken over de 17% waarvan de effecten wel bereikt zijn. Dat is nog lager dan de afgelopen jaren. De minister heeft in een brief geschreven dat zij het niet eens is met de analyse van de Rekenkamer over de streefwaarden en de formulering daarvan. Dat brengt mij als controleur van de regering wel in een lastig parket. Als twee instanties niet duidelijk maken wat moet worden neergezet, dan wordt het voor mij als Kamerlid moeilijk om dat te controleren. Ik ben niet uit op gekissebis tussen minister en Rekenkamer. Ik merk alleen op dat het voor mij heel moeilijk wordt om te beoordelen of alles gebeurt conform de VBTB-operatie en of het beleid heeft opgeleverd wat het zou moeten opleveren.
De minister meldt hoeveel geld er wordt uitgetrokken voor innovatie, maar zij laat niet weten tot welke concrete resultaten dat heeft geleid. Er is al eerder gesproken over het Platform Bèta Techniek. In de ons omringende landen is het aantal afgestudeerden in die vakken fors hoger dan in Nederland, in Duitsland zelfs twee keer zo hoog. Wij besteden daar veel geld aan met de bedoeling om daar meer mensen in op te leiden, maar de vraag is of het ook meer studenten voor die studierichtingen oplevert.
Dat brengt mij bij het onderdeel Aanval op de uitval. Ik heb er begrip voor dat de minister zegt dat zij net een plan heeft gepresenteerd om de schooluitval tegen te gaan en dat de Rekenkamer terugkijkt op vorig jaar. Dat is inderdaad waar. Wij zullen er volgende week over praten, dus ik spit het nu niet helemaal uit. Toch constateer ik met de Rekenkamer dat wij ondanks alle goede bedoelingen in de afgelopen jaren niet hebben kunnen realiseren wat wij wilden. Dat geeft te denken. Moeten wij de doelstellingen en de streefwaarden niet nadrukkelijker en scherper formuleren? Ik denk ook aan de begroting voor volgend jaar en de verantwoording volgend jaar. Wil de minister het plan Aanval op de uitval met succes introduceren, dan is het goed om te kijken naar de streefwaarden. Dan is volgend jaar bij het verantwoordingsdebat tenminste duidelijk wat het oplevert. De vraag is echter of wij in mei volgend jaar de resultaten hebben geboekt die wij wensen. Anders lopen wij het risico dat volgend jaar het elfde jaar is waarin onvoldoende duidelijk is wat het beleid opgeleverd heeft.
Volgens het jaarverslag waren er in 2005 weinig problemen met het lerarentekort. Op sommige scholen zou er zelfs een personeelsoverschot zijn. Volgens mij hebben wij eerder in begrotingsdebatten geconstateerd dat het probleem pas in 2011 nijpend wordt. Dan naderen veel mensen de pensioengerechtigde leeftijd en zullen veel mensen uitstromen. Hoe gaat de minister dat structurele probleem oplossen? Een ander punt van aandacht is het speciaal onderwijs. Ook daarover krijg ik graag wat meer informatie van de minister. De concrete vraag is of wij van het kabinet extra maatregelen kunnen verwachten om de problematiek van het lerarentekort in het speciaal onderwijs aan te pakken. Het is niet de bedoeling dat kinderen straks naar het reguliere onderwijs gaan, terwijl zij thuishoren in het speciaal onderwijs.
De Rekenkamer constateert ook een onrechtmatigheid in de bestedingen. Het betreft artikel 9, de arbeidsmarkt en het personeelsbeleid en de regeling voor de bijdrage in de kosten van de zij-instromers voor PO en VO. Artikel 11, de studiefinanciering, is al genoemd.
Over het onderwijsachterstandenbeleid hebben wij lang en uitgebreid met de minister gesproken. Daar hebben wij duidelijke afspraken over gemaakt. Ik maak mij echter zorgen over een constatering van de Algemene Rekenkamer over de landelijke evaluatie, waar scholen en gemeenten vrijwillig aan kunnen meewerken. Wat betekent het vrijwillige karakter daarvan in het licht van de verantwoording en de VBTB-operatie voor ons als Kamer? Krijgen wij zo voldoende antwoord op de vraag of de maatregelen voldoende effect sorteren? Als die vrijwilligheid betekent dat wij informatie verliezen of niet krijgen, dan is het voor ons moeilijker om een eindoordeel te geven.
MevrouwLambrechts(D66)
De VBTB-operatie is niet het meest opwindende deel van het beleid, maar het is wel essentieel en onlosmakelijk verbonden met het maken van beleid. Daardoor kunnen wij, als het goed is, zien wat er is terechtgekomen van de plannen. Dat maakt de cirkel van beleidsvoorbereiding tot beleidsverantwoording rond. Het zou een hoogtepunt moeten zijn van de controlerende taak van de Kamer. Ik voel dat niet altijd zo, maar toch moeten wij ermee doorgaan. Wij moeten het proces moeten verbeteren als wij tekortschieten. Ik vind het echt een essentieel onderdeel.
Ik ben eens extra gedoken in de bedrijfsvoering van het departement van OCW. Er is veel gedoe geweest in de afgelopen jaren. Ik vind dat ik het aan de stand van de Kamer verplicht ben om de cirkel rond te maken. Ik heb gekeken wat de Rekenkamer daarover schrijft. Ik heb zelfs ook nog gekeken naar de ontslagregelingen hogere ambtenaren bij het Rijk om na te gaan hoe de vlag er op dat punt bij hangt. Wij hebben er verschillende debatten over gevoerd en de minister heeft van alles in gang gezet. Nu is het moment gekomen om te bezien wat ervan terecht is gekomen. Het doet mij deugd dat de Rekenkamer constateert dat het ministerie van OCW zich erg heeft ingespannen om de bedrijfsvoering op orde te brengen en dat de bedrijfsvoering in 2005 is verbeterd ten opzichte van 2004. Problemen binnen het departement en in het beleidsveld worden nu eerder gesignaleerd en sneller opgelost. Ik heb gelezen dat er bij OCW relatief weinig ontslagen zijn gevallen en dat ze alle voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. De minister is er kennelijk in geslaagd het bed op te schudden en weer netjes op te maken. Dat was natuurlijk hard nodig, want zij heeft geen goed opgemaakt bed aangetroffen.
Over de kwaliteit van het jaarverslag en over de mate waarin dat ons inzicht verschaft in de effecten van beleid en in de resultaten van onze investeringen is de Rekenkamer een stuk kritischer en naar mijn oordeel terecht. Het komt erop neer dat er te weinig inzicht wordt geboden in prestaties, voor maar de helft van de doelstellingen, en dat er helemaal weinig inzicht wordt geboden in de effecten van beleid. Het laatste is in de afgelopen jaren ook nog afgenomen, met hopelijk een kentering in 2006. Wij doen een beroep op de minister om het ook echt een kentering te laten zijn.
Het is niet alleen niet goed omdat de Rekenkamer het zegt, maar ook omdat wij er bij onze primaire taak als controleur van de regering veel last van hebben. Wij hebben nogal wat geld geïnvesteerd in mentoren in het voortgezet onderwijs en dan wil ik het jaar daarop in het jaarverslag kunnen lezen hoeveel mentoren erbij zijn gekomen. Het zou helemaal mooi zijn als wij dan ook nog weten wat de sociale effecten zijn, bijvoorbeeld veiligheid en schooluitval. Ik begrijp dat dit in één jaar niet te doen is, maar het is wel mogelijk om het te kwantificeren. Ik heb nog een ander voorbeeld. Wij hebben vorig jaar afgesproken dat er dit jaar praktijklokalen bij komen. Daar gaat veel geld in zitten. Dan wil ik volgend jaar kunnen zien dat ze erbij gekomen zijn.
MevrouwVergeer(SP)
Ik zou dat ook zo graag zien. Ik weet dat er geld voor mentoren en coaches naar het voortgezet onderwijs is gegaan, maar het kabinet heeft afgesproken dat het naar de lumpsum gaat en dat de scholen er met het oog op de administratieve lasten geen verantwoording over hoeven af te leggen. Daarom weten wij niets.
MevrouwLambrechts(D66)
Ik kwam op de vraag waarom wij dat steeds minder concreet te horen krijgen. Speelt de lumpsum daarin een rol? Zo ja, hoe gaan wij daar dan mee om? Wij moeten natuurlijk wel op een gegeven moment een richting bepalen in het kader van VBTB. Uiteindelijk willen wij toch weten waar ons geld naar toe is gegaan.
Voorzitter. Er zijn veel vragen gesteld over het ontbreken van streefwaarden en het kwantitatief formuleren van doelstellingen. Dat is wel gedaan voor schoolverlaters. Ik heb het gevoel dat het specifiek formuleren van percentages, 30% in vier jaar en 50% in 2011, ertoe heeft geleid dat het kabinet ieder jaar schrikt omdat het om de oren wordt geslagen met de cijfers. Ik zou het jammer vinden als het die uitwerking heeft, want het is een goed instrument. Zo kun je jaarlijks zien of er voortgang is geboekt.
Volgende week zullen wij spreken over vroegtijdig schoolverlaten. De systematiek is op een aantal punten niet bevredigend. Ik verwijt het kabinet niet dat er geen nulmeting is gedaan, want op dat moment hadden wij de infrastructuur niet om de benodigde gegevens te verzamelen. Inmiddels hebben wij echter wel een verplichte melding en dat is het kabinet wel aan te rekenen. Bovendien moeten wij weten wat uiteindelijk het effect van de aanpak van schooluitval is.
Het verbaast mij dat de beleefde regeldruk is toegenomen, terwijl de regeldruk feitelijk is gereduceerd met 29%. Wat hebben scholen daaraan? Scholen ervaren het kennelijk als een zwaardere druk. De minister kan straks zeggen dat het niet de bedoeling is om scholen gelukkig te maken, maar dat is het uiteindelijk wel. Juist op dit punt willen wij scholen het gevoel geven dat het eenvoudiger is geworden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
MinisterVan der Hoeven
Mijnheer de voorzitter. Ik dank mevrouw Lambrechts voor het compliment. Ik stel dat zeer op prijs. Ik weet wat ik vier jaar geleden gevonden heb en ik weet ook dat de zaken nog niet helemaal zijn zoals ik ze graag wil achterlaten. Laat ik dat vooropstellen. Er is echter veel gebeurd. Dat is mede het gevolg van de vaak nare debatten die wij hebben gevoerd. Als ik vanuit die optiek naar de kritische inbreng van de Kamer van vandaag kijk, dan moet ik zeggen dat het een slok op een borrel scheelt. Die kritische inbreng moet wel blijven, want er zijn altijd punten voor verbetering vatbaar. Het is goed om elkaar bij de les te houden. Dat geldt ook voor de manier waarop de jaarverslagen tot stand komen.
Enkele woordvoerders hebben een opmerking gemaakt over de VBTB-operatie. Zij hebben een punt als je kijkt naar de manier waarop die operatie wordt vormgegeven. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer zich afvraagt of zij wel zo gelukkig is met het VBTB-traject. Mijn verzoek is om dat Kamerbreed aan te pakken. Ik weet van mijn collega's dat zij er ook niet altijd even gelukkig mee zijn. Het is veel werk. Het staat allemaal mooi op papier, maar de vraag is of het leidt tot wat werd beoogd toen het traject werd ingevoerd. Ik denk dat de Kamer dat zelf eens moet evalueren, want daar ga ik niet over. Ik kan mij voorstellen dat dit onderwerp een nadere afweging en een nader doordenken verdient.
MevrouwHamer(PvdA)
De minister zegt mij nu iets te gemakkelijk dat zij daar niet over gaat. De Kamer gaat over de vragen en voor een deel over de vormgeving, maar de minister gaat over de antwoorden. Mijn vraag was of wat gevraagd wordt niet geleverd kan worden. Daar moeten wij een reëel antwoord op krijgen. Er zijn vier hoofddoelstellingen, maar er zijn geen resultaten bekend. De resultaten moeten toch echt van de minister komen.
MinisterVan der Hoeven
Daar kom ik nog op. Dit was alleen maar een schot voor de boeg. Op de specifieke vragen kom ik nog terug.
MevrouwLambrechts(D66)
Het verheugt mij dat de minister zo blij is met mijn woorden, maar ze hadden vooral betrekking op de bedrijfsvoering op het departement. Ze hadden niet betrekking op de manier waarop de minister omgaat met de informatie die wij nodig hebben om de regering te controleren. Ik complimenteer haar graag, maar niet voor meer dan de bedrijfsvoering.
MinisterVan der Hoeven
Mevrouw Lambrechts hoeft zich niet ongerust te maken. Ik ben mij bewust van de beperkte omvang van het compliment, maar desalniettemin heb ik het in dank aanvaard.
Voorzitter. Ik zal dadelijk ingaan op de onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd bij de IB-Groep en bij CFI. Ik zal nog een paar opmerkingen maken over de bedrijfsvoering. De staatssecretaris van Cultuur zal ingaan op de vraag over de uitleen van kunst. Dan ga ik verder met de beleidsinformatie-indicatoren. Ik zal nog iets zeggen over de cijfers. Ik zal kort ingaan op voortijdig schoolverlaten, omdat wij daar nog een debat over krijgen. Andere onderwerpen zijn het lerarentekort, de investeringen, het speciaal onderwijs en de vermindering van de administratieve lasten. Dan heb ik nog een aantal kleinere onderwerpen, zoals het schoolzwemmen en de drempel in de gewichtenregeling. Ik zal ook wat zeggen over de regie. De staatssecretaris zal ingaan op alles wat te maken heeft met bve, inburgering en educatie, hoger onderwijs en de afgestudeerde bètastudenten.
Ik zal beginnen met de IB-Groep. Er is een aantal fouten gemaakt: overschrijding van de tolerantiegrenzen, de toekenning en het M en O-beleid. Al in het begin van het afgelopen jaar heeft de IB-Groep een aantal maatregelen genomen. De Rekenkamer constateert ook dat er na de tweede helft van 2005 nog nauwelijks fouten worden gemaakt. De uitvoering van de WTOS heeft in 2005 ook niet geleid tot overschrijding van de tolerantiegrenzen. Op dat onderdeel is dus snel en accuraat gereageerd. Ik heb ook met de IB-Groep gesproken over het beleid rondom misbruik en oneigenlijk gebruik. De auditdienst heeft geconstateerd dat de zaken op dat punt niet op orde zijn. Ik heb mijn zorgen geuit en ik heb daarover gesproken met de raad van toezicht. Er is begin maart van dit jaar actie ondernomen en eind maart heb ik van de IB-Groep een plan van aanpak gekregen, inclusief planning, waarin staat hoe er dit jaar nog een duidelijke vooruitgang wordt geboekt. Ik vind het natuurlijk ook niet prettig dat ik hier voor de zoveelste keer hetzelfde verhaal vertel. Laat daar geen misverstand over bestaan.
De Rekenkamer heeft specifieke onvolkomenheden geconstateerd in de uitwonendencontrole en de inkomenscontrole. De verbetering van die controles is een onderdeel van het plan van aanpak. De afspraak is dat de auditdienst van OCW dat zal onderzoeken. Die audit moet uitwijzen of het plan van aanpak tot een structurele verbetering leidt. De Rekenkamer constateert ook dat de tolerantiegrenzen in 2005 worden overschreden. De IB-Groep heeft bij de controles echter de gewenste inhaalslag gemaakt. Ook heeft de groep een aantal controles over een langere periode dan één kalenderjaar uitgevoerd. Dan kom je op een hoger bedrag uit. Dat neemt niet weg dat het niet goed is dat de tolerantiegrenzen worden overschreden.
De grenzen die de Algemene Rekenkamer hanteert, zijn scherper dan die van de departementale auditdiensten. Ik heb het dus niet alleen over mijn auditdienst, maar over alle departementale auditdiensten. Dat probleem heb ik samen met mijn collega's neergelegd bij het ministerie van Financiën. De toleranties die de auditdienst hanteert, zijn vastgelegd in het Handboek auditing rijksoverheid. Die toleranties zijn van toepassing op alle departementen. Het blijkt dat de auditdiensten de fouten die gemaakt zijn op artikelniveau niet bij elkaar optellen. Dat doet de Rekenkamer wel. Ik vind het een hoogst ongelukkige situatie dat de rapporteringsgrenzen van de auditdiensten van het Rijk anders zijn dan die van de Rekenkamer. Dit probleem moet opgelost worden. De minister van Financiën heeft het aangekaart in zijn bestuurlijke reactie op het rapport Rijk verantwoord 2005 van de Algemene Rekenkamer. Er is afgesproken dat de minister van Financiën en de Rekenkamer het overleg aangaan om te bezien op welke manier dat verschil van inzicht, rekening houdend met ieders eigen rol en verantwoordelijkheden, in de toekomst kan worden weggenomen. Het is niet goed dat overheid en Rekenkamer andere grenzen hanteren.
De heerTichelaar(PvdA)
Drie jaar achter elkaar zijn er fouten geconstateerd. Het is niet zo erg als het steeds verschillende fouten zijn, maar het zijn telkens dezelfde fouten. De minister herinnert zich wellicht haar antwoord in eerdere jaren. Dat is eigenlijk hetzelfde antwoord als nu. Het gaat een stuk beter en wij zien volgend jaar wel weer. Het jaar daarop begint het weer van voren af aan. Welke garantie hebben wij dat de Rekenkamer volgend jaar niet weer hetzelfde publiceert?
MinisterVan der Hoeven
Ik geef niet steeds hetzelfde antwoord. Op het punt van de audits, de controle erop, het plan van aanpak, inclusief tijdsplanning verschilt mijn reactie wezenlijk van vorige reacties. Verder merk ik op dat eerder behaalde resultaten geen garantie geven voor de toekomst. Eerder behaalde resultaten zijn dus geen garantie voor hetzelfde verhaal volgend jaar. Ik zou dat zelf ook heel pijnlijk vinden. Om die reden hebben wij afspraken gemaakt en stellen wij tussentijds bij. Uit die tussentijdse rapportage moet blijken of het plan van aanpak dat door de IBG is opgesteld oplevert wat ervan verwacht wordt.
De heerBalemans(VVD)
Ik kan mij een debat over de rijksuitgaven herinneren van ruim een jaar geleden met de minister van Financiën, waarin dezelfde constatering werd gedaan, namelijk een verschil tussen de werkelijkheid van de Rekenkamer en die van de auditdienst van het ministerie. Toen werd gezegd dat dit probleem voor de volgende verantwoording zou zijn opgelost. Wij constateren nu dat dit niet is gebeurd. Mag ik ervan uitgaan dat wij dit soort problemen niet meer hebben bij de volgende verantwoording?
MinisterVan der Hoeven
Het was de bedoeling van het kabinet dat ze al opgelost waren en nu is het de bedoeling dat ze opgelost worden, want dit is natuurlijk zeer pijnlijk. De problemen zijn onnodig en ze leiden tot ruis, waar niemand op zit te wachten. Ik hoop dus inderdaad dat de problemen door mijn collega worden opgelost, want nu gaat het debat telkens over de techniek in plaats van over de inhoud.
De heerTichelaar(PvdA)
Uit de rapportage van de Rekenkamer blijkt dat de knelpunten gelijk blijven. Het kost toch geen vier jaar om dezelfde fouten te herstellen? Daar sla ik op aan. Ik vraag u daarom of u denkt dat ze nu worden hersteld. Het is de vraag of de IBG überhaupt in staat is om deze intensieve controles, op uitwonenden en de inkomenstoeslag, voor zijn rekening te nemen. Of wordt er gecontroleerd op hoofdlijnen waardoor de problemen steeds terugkomen? Dat is ook mogelijk. Ik betitel dat niet als onwil.
MinisterVan der Hoeven
De IBG is wel degelijk in staat om die controles uit te voeren. Overigens constateert de Rekenkamer ook dat vanaf de tweede helft van 2005 nauwelijks fouten meer zijn gemaakt op het punt van toekenningen. Dat is echt onder controle. U kunt ook niet staande houden dat steeds op dezelfde punten fouten worden gemaakt. Verder heeft de uitvoering van de WTOS in 2005 niet geleid tot overschrijding van tolerantiegrenzen. Ook op dat punt is er dus wel degelijk een oplossing gevonden. Het klopt dat er nog wel problemen zijn bij het M en O-beleid, de controle op uitwonenden en de controle op de inkomens. Op die punten is de zaak niet op orde. Verbetering van die controles maakt deel uit van het plan. De situatie was vorig jaar veel ernstiger. Toen werden veel fouten geconstateerd op andere gebieden, maar die zijn opgelost.
In 2005 en 2006 is met betrekking tot CFI een aantal beheersmaatregelen genomen. Ik ga ervan uit dat deze onvolkomenheid in 2006 is weggewerkt. De maatregelen liggen in de sfeer van een risicoanalyse op de bekostigingsprocessen, een intern controleteam, interne richtlijnen voor het verbeteren van productiedossiers van de bekostigingsprocessen en het verbeteren van het risicomanagement.
MevrouwVergeer(SP)
Ik kom nog even terug op de IBG. De IBG moet niet alleen fouten herstellen maar krijgt in de toekomst ook te maken met de automatisering van de leerrechten en de werkzaamheden die voortvloeien uit de nieuwe inburgeringswet. Ik verzoek de minister en de staatssecretaris om de Kamer schriftelijk te informeren over de mogelijkheid van het combineren van die verschillende werkzaamheden. De taken liggen op dit moment zowel op het werkgebied van minister Verdonk als van staatssecretaris Rutte. Ik zie dat de staatssecretaris zijn hoofd schudt, maar hij weet ook dat in de herfst proefgedraaid wordt met de automatisering van de leerrechten. Minister Verdonk heeft daar een opdracht aan toegevoegd: de IBG moet ook de inburgering uitvoeren. Ik ontvang graag een integraal verslag van de departementen van Justitie en OCW over de capaciteit van de IBG daarvoor.
MinisterVan der Hoeven
U haalt een paar zaken door elkaar. Wij hebben net gesproken over de oorspronkelijke taak van de IBG. Taken op het gebied van de leerrechten maken integraal onderdeel uit van het werk van de IBG. Natuurlijk moet er geïnvesteerd worden in de automatisering van de IBG en dat gebeurt ook. De activiteiten die minister Verdonk voorziet, betreffen het uitvoeren van aangenomen werk. Dat is een ander verhaal dat u er niet zomaar bij kunt betrekken.
MevrouwVergeer(SP)
Het is onbegrijpelijk dat u geen integraal beeld wilt schetsen van wat de IBG voor beide departementen moet doen. Wij beschikken niet over een onderbouwing van de stelling dat de IBG beide taken aankan, zeker niet in het licht van de problemen waarover wij nu spreken. Die problemen zijn nog niet opgelost. Als u het risico wilt nemen, dan moet u dat weten, maar het is vreemd dat de Kamer geen integraal beeld krijgt als zij daarom vraagt.
MinisterVan der Hoeven
De Kamer krijgt alles waar zij om vraagt, maar u vraagt wel erg naar de bekende weg. U vraagt om informatie waarover u al beschikt. Alle taakopdrachten aan de IBG worden voorafgegaan door uitvoeringstoetsen. Dergelijke onderwerpen komen ook aan de orde op het moment dat daarover wordt gesproken met de Kamer. U beschikt over die informatie. Als u die nog eens op één velletje wilt krijgen, dan zullen wij daarvoor zorgen.
De heer De Vries heeft vragen gesteld over de bedrijfsvoering en hij heeft zijn zorgen geuit over de verandering van OCW en de harmonisatie van de onderwijswetgeving. Natuurlijk doen zich risico's voor bij de bedrijfsvoering; er moet altijd oog zijn voor de gevolgen van veranderingen. De auditdienst overlegt eens per maand met de leiding van OCW Verandert over de mogelijke risico's voor de bedrijfsvoering. Op die manier kan zicht worden verkregen op eventuele risico's, ook door het uitvoeren van quick scans. Verder kan een oordeel worden gegeven over de beheersing van de bedrijfsprocessen, zodat ingegrepen kan worden als dat nodig is en zaken niet onnodig lang op de verkeerde weg doorgaan.
Wij moeten geen verkeerd beeld krijgen van de harmonisatie; dat is een sluitstuk van het debat dat wij gevoerd hebben over governance. Die harmonisatie is op dit moment slechts een denkrichting. Ik heb aangegeven dat het een traject van een aantal jaren betreft. Uiteindelijk is harmonisatie het sluitstuk van een aantal beleidsinhoudelijke debatten en keuzes. De Kamer krijgt, zoals toegezegd, deze maand de voortgangsrapportage over de acties die ik onderneem om governance in het onderwijs te bevorderen. Daarbij geef ik ook aan op welke manier de Kamer en het onderwijsveld erbij worden betrokken. Overigens wijst de Algemene Rekenkamer terecht op het belang aandacht te besteden aan controleerbaarheid en handhaafbaarheid. Die elementen maken van begin af aan onderdeel uit van dat denkproces over governance en harmonisatie van wetgeving.
Mevrouw Vergeer en de heer Balemans hebben een opmerking gemaakt over de rechtmatigheid van de besteding van de zij-instroomgelden. Ik weet niet of zij op hetzelfde doelden, maar de heer Balemans refereerde daarbij aan artikel 9 over de zij-instroom.
De heerBalemans(VVD)
De Algemene Rekenkamer constateerde op dat punt onrechtmatigheden en ik heb u gevraagd om een toelichting daarop.
MinisterVan der Hoeven
In artikel 10 van de regeling staat dat de verklaring van de accountant bij de jaarrekening tevens het oordeel omvat over de rechtmatige besteding van de bijdragen. Het bevoegd gezag moet ervoor zorgen dat alle voor de accountant benodigde gegevens en de bewijsstukken over iedere zij-instromer aanwezig zijn. Dat is het middel dat tot mijn beschikking staat om te controleren of inderdaad sprake is van een rechtmatige besteding van de zij-instroomgelden. Ik weet niet of dat het antwoord is op uw vraag.
De heerBalemans(VVD)
Volgens mij constateert de Rekenkamer dat zich onrechtmatigheden hebben voorgedaan bij de uitvoerders, de scholen. Die doen zich niet zozeer voor bij uw controle maar op het niveau daaronder. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat die onrechtmatigheden niet meer voorkomen?
MinisterVan der Hoeven
Ik ben blij dat u die opmerking maakt. Het bevoegd gezag moet ervoor zorgen dat de stukken er zijn. Ik constateer dat die er op dit moment op een aantal plekken gewoon niet zijn. De vervolgstap is dat het departement met het betreffende bevoegde gezag contact opneemt om de oorzaak te achterhalen en om ervoor te zorgen dat de zaak in orde komt. Op die manier wordt hierop actie ondernomen.
De voorzitter:
Even een punt van orde. Het lijkt mij verstandig om dit af te maken. Wij gaan dan wel over het vooraf bepaalde tijdstip van 15.00 uur heen maar dat is niet erg, zolang de eindtijd van 17.00 uur maar vaststaat. Dit betekent echter wel dat er minder tijd beschikbaar zal zijn voor de behandeling van het Onderwijsverslag.
MinisterVan der Hoeven
Voorzitter. Ik doe een voorstel. De staatssecretaris van Cultuur hoeft maar één vraag te beantwoorden.
StaatssecretarisVan der Laan
Ja, en ik moet om drie uur weg.
De voorzitter:
Dan lijkt het mij goed dat de staatssecretaris van Cultuur nu antwoordt.
StaatssecretarisVan der Laan
In mijn agenda is rekening gehouden met een eindtijd van drie uur. Ik kom anders in de knel. Hartelijk bedankt hiervoor.
Voorzitter. Er is gevraagd naar de verbetering van de beheersing van de kunstvoorwerpen van het ICN. Met het nieuwe beheersysteem, dat ik even definieer als een totaalpakket aan maatregelen waar ook een stuk techniek in zit, wordt aansluiting gezocht bij het materiaalbeheer op grond van de Comptabiliteitswet. In 2005 is daar al hard aan gewerkt. Concreet is gevraagd of wij het gaan halen. Het antwoord daarop luidt: ja, dat gaan wij halen. Als de Kamer nog meer informatie wenst op dit punt, dan verschaf ik die graag. De eerste resultaten zijn momenteel al zichtbaar; het aantal bruikleennemers is teruggelopen van 900 naar 800. Het verminderen van het aantal bruikleennemers was een van de doelstellingen. Verder is afgesproken dat er een controlesysteem wordt opgezet zodat het verblijf van de kunstwerken elke vijf jaar wordt geverifieerd. De voortgang is dus goed en wij hebben er alle vertrouwen in dat het gaat lukken.
De voorzitter:
Ik constateer dat er geen interrupties zijn van de zijde van de Kamer. Ik dank u voor de snelle beantwoording van alle vragen. U bent geëxcuseerd.
Het woord is aan de minister van OCW voor de voortzetting van haar beantwoording in eerste termijn.
MinisterVan der Hoeven
De heer De Vries, mevrouw Hamer en anderen hebben opmerkingen gemaakt over de indicatoren. Gevraagd is wat wordt gedaan met de constatering dat de aansluiting tussen begroting en jaarverslag is verslechterd; van een derde van de prestaties kan niet worden nagegaan in welke mate zij zijn uitgevoerd. In het Jaarverslag 2005 is zoveel mogelijk teruggekomen op de prestaties die in de begroting voor 2005 zijn opgenomen. In de begroting voor 2005 waren 25 instrumenten opgenomen met prestatie-indicatoren. In het jaarverslag is op 17 instrumenten teruggekomen met dezelfde prestatie-indicatoren. De overige gevallen betreffen artikel 14. De in de begroting genoemde informatie was niet tijdig beschikbaar voor het Jaarverslag 2005. Het gaat daarbij om een aantal monitors – de Raad voor Cultuur en de bibliotheken – en om een aantal jaarverslagen van instellingen. Wij hebben in de begroting 2006 extra aandacht besteed aan het opnemen van stabiele gegevens, juist met het oog op de verantwoording. Dat zal ook een aandachtspunt zijn bij de opstelling van het departementaal jaarverslag 2006. Ik herinner mij dat wij hierover vorig jaar ook hebben gesproken, waarbij ik heb aangegeven dat ik mij bij de begroting 2006 op een verbeterslag zou richten. Die verbeterslag is nu niet merkbaar omdat dit debat over het jaarverslag van de begroting 2005 gaat. De eerste verbeterslag zal merkbaar zijn in het jaarverslag over de begroting 2006. Ik ben voornemens om de gegevens over wat wij willen bereiken te verbeteren in de begroting 2007 en in het jaarverslag 2007.
De Algemene Rekenkamer wil dat elk doel een streefwaarde bevat, maar dat lukt niet. Op de eerste plaats is dat uitgangspunt niet in lijn met de rijksbegrotingsvoorschriften. Die schrijven namelijk voor dat streefwaarden alleen gehanteerd moeten worden als zij zinvol en relevant zijn. Op de tweede plaats is dat uitgangspunt niet in de geest van de huidige VBTB-voorstellen. Ik geef een voorbeeld met een directe relatie tussen het beleid en het effect op het lerarentekort. Ik zou het fantastisch vinden als de afvlakking van het lerarentekort helemaal toegeschreven kon worden aan het beleid dat wij in de afgelopen jaren gevoerd hebben. Dat klopt niet, want daarop zijn ook allerlei andere factoren van invloed, zoals de economische ontwikkeling. Mensen kiezen daardoor eerder voor het lerarenberoep. Ik kan het effect van het beleid op het lerarentekort dus nooit hardmaken. Dat geldt ook voor een aantal andere punten. Waar mogelijk zal ik een verbeterslag maken, in elk geval in aansluiting op hetgeen wij voor 2006 hebben gedaan, maar een volledige weergave van streefwaarden lukt mij niet. Ik kan wel zeggen dat ik dat wil, maar het is onmogelijk om bereikte effecten volledig aan het ingezette beleid toe te schrijven.
De heerJan de Vries(CDA)
Natuurlijk zijn exogene factoren van invloed op het bereiken van doelstellingen. Dat ontslaat u echter niet van de verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk streefwaarden te formuleren. U doet dat ook op het punt van het lerarentekort. Natuurlijk zijn macro-economische factoren van invloed op de ontwikkeling van het lerarentekort, maar die noemt u in uw verantwoording in de analyse waarom streefcijfers al dan niet bereikt zijn. Overigens is dit een gemakkelijk voorbeeld; andere beleidsdoelstellingen zijn moeilijker te verbinden aan streefcijfers. Het vóórkomen van exogene factoren hoeft echter geen reden te zijn om geen streefcijfers te bepalen.
MinisterVan der Hoeven
Ik ben dat met u eens. Om die reden is in de begroting 2006 ten opzichte van 2005 een slag gemaakt, maar ik ben het met u eens dat er nog wel een slag kan worden gemaakt. Om die reden is in de begroting 2007 meer nadruk gelegd op de streefwaarden. Ik zeg dat graag toe omdat het debat in de Kamer dan anders kan worden gevoerd.
MevrouwHamer(PvdA)
Beweert u nu dat het goed gaat met het lerarenbeleid?
MinisterVan der Hoeven
Nee, dat heb ik niet gezegd.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik vroeg het ook heel voorzichtig.
MinisterVan der Hoeven
Ik heb gezegd dat ik het geweldig zou vinden als ik het afvlakken van het lerarentekort – er is nu sprake van een stabiele situatie in het basisonderwijs – helemaal op het conto van het ingezette beleid kon schrijven. Dat kan ik echter niet.
MevrouwHamer(PvdA)
In het voortgezet onderwijs is het probleem nog lang niet opgelost.
MinisterVan der Hoeven
Ik gaf een voorbeeld ter ondersteuning van mijn stelling dat de relatie tussen beleid en bereikt effect niet een op een te leggen is.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik heb een vraag gesteld over de vier prestatie-indicatoren. In het jaarverslag wordt een gunstig beeld geschetst en ik heb geprobeerd om dat wat te nuanceren.
MinisterVan der Hoeven
Het beeld is gunstig, maar ik sluit mijn ogen niet voor de manier waarop het beleefd wordt. Het beeld en de beleving ervan zijn niet gelijk. U leest ook de kranten en u hoort ook dat leraren allerlei opmerkingen maken over de lastendruk. Ik kom daar straks nog even op terug. U kunt echter niet staande houden dat het beeld als gevolg van het beleid van de afgelopen vier jaar minder gunstig is dan daarvoor. Het beeld is gunstiger. Dat wil absoluut niet zeggen dat alle problemen zijn opgelost. Ik sluit mijn ogen ook niet voor de problemen. Niet alleen het ingezette beleid moet worden voortgezet, maar er moeten ook andere oplossingen worden gezocht voor het lerarentekort. Dat geldt ook voor de voortijdig schoolverlaters.
MevrouwHamer(PvdA)
Wij kunnen natuurlijk altijd terugkijken naar hoe slecht het in vorige perioden was. Ik heb echter gedoeld op de speerpunten die u hebt genoemd: bèta en techniek, voortijdig schoolverlaters en lerarenbeleid. U kunt niet volhouden dat op die punten sprake is van een gunstige situatie. Ik meen dat er veel meer mensen nodig zijn voor bèta en techniek. Er is een ernstig tekort aan docenten voor die vakken. Gisteren hebben wij geconstateerd dat er de komende tijd grote problemen te verwachten zijn. Ook het aantal voortijdig schoolverlaters loopt niet terug.
MinisterVan der Hoeven
U stelt de zaken wel erg zwart voor. U weet net zo goed als ik dat het aantal voortijdig schoolverlaters terugloopt. U weet net zo goed als ik dat bij het primair onderwijs op dit moment geen sprake is van tekorten; in een aantal regio's zijn er zelfs overschotten. De motie-Dittrich wordt niet voor niets ingezet als overbrugging voor jonge leerkrachten die net van de pabo afkomen om te voorkomen dat zij voor het onderwijs verloren gaan. Bij de studenten bèta en techniek is het ook een kwestie van langere adem. Je kunt niet in twee jaar tijd zorgen voor tientallen meer afgestudeerden. De studiekeuze is al eerder gemaakt. Ik ben het wel met u eens dat de trend goed in de gaten moet worden gehouden. Ik ben het verder met u eens dat het beeld van de ontwikkeling van leraren in het voortgezet onderwijs anders is. U mag de zaak echter niet zwarter voorstellen dan hij is. U hebt gelijk als u zegt dat mijn werk op een aantal punten beter kan, maar het is niet allemaal zo zwart als suggereert. Overigens zal de staatssecretaris straks spreken over de hoogopgeleide bèta's. Over het lerarentekort, de voortijdig schoolverlaters en het terugbrengen van het aantal regels kom ik straks nog terug.
Het spijt mij dat ik het moet zeggen maar de heer De Vries had het gelijk aan zijn kant in het interruptiedebatje met mevrouw Hamer. De generieke loonmatiging heeft ook in het onderwijs een rol gespeeld. Er is weliswaar «minder meer» gekomen dan men verwacht had, maar er is ook fors geïnvesteerd. De uitgaven op de OCW-begroting stijgen tussen 2003 en 2007 met 13,3%. Dat is niet te salderen door aan te geven wat erbij is gekomen en hoeveel "minder meer" is verkregen. Overigens wijs ik erop, met het oog op de intensiveringen in het hoofdlijnenakkoord, dat 20% van de intensivering bij OCW terecht is gekomen. Aan de totale bezuinigingen heeft OCW 4% moeten bijdragen. Ook op dat punt zijn de cijfers anders dan zij soms "ruismatig" worden weergegeven. Soms komt ruis goed uit, maar ik houd niet van ruis. Het lijkt mij goed om dat nog eens te zeggen.
Er is al een debat gepland over het voortijdig schoolverlaten en de leerplicht. Vanaf de begroting voor 2007 wordt de operationele doelstelling opgenomen onder artikel 4 Bve. Daarbij wordt doorverwezen naar artikel 3, voortgezet onderwijs, en artikel 1, primair onderwijs. Er worden investeringen gedaan om voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Dit heeft gedeeltelijk te maken met preventieve maatregelen, maar ook met het oppakken van de problemen van dit moment. Levert het beleid in 2007 op wat wij willen? Ja. Om die reden is de nota Aanval op de uitval geschreven. Wij willen dat het beleid wat oplevert en dat het aantal schoolverlaters wordt teruggedrongen. Dat moet worden aangepakt in samenwerking met leraren, gemeenteambtenaren, medewerkers van zorginstellingen en andere betrokkenen. Dat betekent ook dat reeds dit jaar geïnvesteerd moet worden in de overgang naar het voortgezet onderwijs, met name van het vmbo naar het mbo. Daar manifesteert zich namelijk een groot deel van de uitval.
Wij hebben ideeën uit de praktijk getoetst aan de praktijk. De Rekenkamer had kritiek op het beleid van de afgelopen tien jaar. Zij kon geen kritiek hebben op het nieuwe VSV-beleid en kon ook niet zeggen dat het nieuwe VSV-beleid slecht onderbouwd was. Zij heeft wel kritiek geleverd op de afgelopen tien jaar. Wij zijn daarover het gesprek aangegaan met de Rekenkamer. Deze staat positief tegenover de Perspectievennota en tegenover de aanpak die daarin wordt gepresenteerd. Het lijkt mij goed om te melden dat het CPB het rapport van de groep die spreekt over kosten en baten van voortijdig schoolverlaten beoordeelt als een goed rapport. Daarmee wordt een stap gezet in de richting van een beter onderbouwd beleid voor het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. Het antwoord van de vraag van de heer Balemans is dan ook gewoon: ja.
MevrouwLambrechts(D66)
Ik wil dit toch wel even graag aftikken. Gaat u ervan uit dat als gevolg van het beleid de daling van 30% op het gebied van voortijdig schoolverlaten wordt gehaald? Dat zou natuurlijk fantastisch zijn. Eigenlijk had ik het al opgegeven.
MinisterVan der Hoeven
U moet wel letten op de termijnen die in het rapport zijn genoemd. Die teruggang is niet te halen in één jaar tijd. In het rapport staan de termijnen waarbinnen bepaalde zaken gehaald kunnen worden. Uiteindelijk is het de bedoeling om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Daarom is dit plan geschreven en daarom wordt er extra in geïnvesteerd, ook in de begroting voor 2007. Ik ben eigenlijk nu al bezig met het debat van volgende week.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik sla aan op hetgeen de minister over de Rekenkamer zegt. Ik dacht dat de Rekenkamer een orgaan was dat terugkijkt en beoordeelt in plaats van een politiek oordeel geeft over plannen die er liggen. Ik ben hier wat verbaasd over.
MinisterVan der Hoeven
U hoeft daar niet verbaasd over te zijn. De Algemene Rekenkamer heeft bij haar bevindingen gesuggereerd dat het nieuwe VSV-beleid slecht onderbouwd zou zijn. Daarover is het gesprek aangegaan. De Rekenkamer heeft toen duidelijk gemaakt dat de kritiek het beleid van de afgelopen tien jaar betreft en niet het beleid dat nu wordt ingezet. Dat is expliciet gezegd.
MevrouwHamer(PvdA)
Dat is toch volstrekt irrelevant?
MinisterVan der Hoeven
Nee, want juist in de publiciteit werden die twee zaken op een hoop gegooid. De aanleiding daarvoor was dat de perspectievennota Aanval op de uitval vlak voor het rapport van de Algemene Rekenkamer verscheen. Om die reden is daarover een gesprek gevoerd.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik wil graag politiek zuiver houden waar de Rekenkamer voor is. Ik wil dus graag van de minister weten waarover een oordeel is geveld.
De voorzitter:
Volgens mij is dit punt mede door uw interruptie goed besproken. Ik vraag de minister om haar betoog te vervolgen.
MevrouwHamer(PvdA)
Laten wij dan gewoon afspreken dat wij niet meer debatteren. Als wij op elk punt slechts één vraag mogen stellen, dan heeft het geen zin om een debat te houden.
De voorzitter:
Dat is een flauwe opmerking. Ik verzoek de minister om haar betoog te vervolgen.
MinisterVan der Hoeven
Het is eenvoudig. De Rekenkamer geeft een oordeel over het beleid van het verleden. Door een samenloop van omstandigheden werd de suggestie gewekt dat de Rekenkamer een oordeel gaf over het beleid van de toekomst. Ik ben het met mevrouw Hamer eens dat dat niet juist is. Om die reden is een gesprek gevoerd en is de onduidelijkheid opgelost. De opmerkingen betroffen het beleid in het verleden, niet de toekomst. Daar spreken wij volgende week over.
Voorzitter. Ik kom toe aan de investeringen en het lerarentekort. Ik heb al aangegeven dat er veel is geïnvesteerd. Ik heb de bedragen en de percentages genoemd. De vacature-intensiteit in het speciaal basisonderwijs is groter dan in het overige basisonderwijs. Het gaat overigens in absolute termen gezien om een beperkte omvang. In het derde kwartaal van 2005 waren er 79 vacatures in het speciaal basisonderwijs. Dat is een vacature-intensiteit van 0,5%. In de rest van het basisonderwijs is het 0,1%. Het probleem is iets groter dan in het gewone basisonderwijs, maar zeker geen gigantisch probleem. Wij moeten de ogen echter niet sluiten voor de ontwikkelingen. Wij moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat het speciaal onderwijs op de pabo voldoende aan bod komt.
De heerBalemans(VVD)
Juist in het speciaal onderwijs is het effect van een leerkracht groter. U zegt dat het om 0,1% en 0,5% gaat, maar ik maak mij zorgen over het effect.
MinisterVan der Hoeven
Dat ben ik met u eens. Wij hebben afgesproken dat wij de klassen verkleinen in cluster vier. Daardoor zal er ook meer vacatureruimte ontstaan. Dat is een punt van zorg. Wij moeten daar zeker op inzetten om te voorkomen dat wij nog meer problemen krijgen.
In het voortgezet is er echt een probleem. Daar zie je een grote uitstroom van leraren die met prepensioen of met pensioen gaan. Ik vind dat het ingezette beleid voortgezet en versterkt moet worden. Dan heb ik het over het ondersteunen van scholen bij het voeren van een samenhangend arbeidsmarktbeleid. In de begroting 2006 is daar als gevolg van de motie-Lambrechts extra geld voor ter beschikking gesteld. Voor 2006/2007 is er als gevolg van de motie-Dittrich 29 mln. beschikbaar gesteld. Dat geld gebruiken wij om leraren uit het primair onderwijs te laten doorstromen naar het voortgezet onderwijs en om de pas afgestudeerden van de pabo te behouden.
De wet op de beroepen in het onderwijs, die zojuist door mevrouw Vergeer is afgekraakt, is in Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Die wet geeft scholen de ruimte die zij nodig hebben bij het onderhouden en ontwikkelen van bekwaamheid en de inzet van het personeel. Daar sluiten wij binnenkort het convenant professionalisering voor af. Dan praten wij over ongeveer 100 mln. Daarmee kan men inspelen op de aanstaande tekorten, het opscholen van personeel, het begeleiden van beginnende leraren en het aanstellen van zij-instromers.
Er is een beleidsagenda lerarenopleidingen gemaakt. Er is 23 mln. beschikbaar voor de kwaliteitsverbetering en de versterking van de infrastructuur van de lerarenopleidingen. Van 2006 tot en met 2008 wordt er 42 mln. beschikbaar gesteld voor opleiden in de school. Dat zijn twee goede projecten, die ertoe moeten leiden dat er niet alleen meer maar ook betere leraren komen. Vooral het opleiden in de school is belangrijk. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de lerarenopleidingen en de scholen, waarbij de lerarenopleidingen de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit hebben. Op die manier bereik je studenten die een duale opleiding aantrekkelijker vinden dan een reguliere voltijdsopleiding. Wij moeten echter de vinger aan de pols houden en goed kijken hoe de arbeidsmarkt zich verder ontwikkelt.
MevrouwLambrechts(D66)
Zijn de cijfers van de tekorten in het voortgezet onderwijs gebaseerd op de tekorten die er zijn bij een beleidsarm beleid of komen die tekorten er hoe dan ook aan? Zijn deze maatregelen een antwoord op dat probleem of krijgen wij sowieso een probleem, ondanks al deze maatregelen?
MinisterVan der Hoeven
Het is een antwoord op het probleem. Als wij niets doen, komen er gigantische tekorten als de grijze golf het onderwijs verlaat. Dat kun je beïnvloeden met beleid en daarvan heb ik net een aantal voorbeelden gegeven. Wij laten het hier niet bij. Wij zullen van jaar tot jaar bekijken of het leidt tot meer instroom aan de ene kant en het behoud van leerkrachten aan de andere kant.
MevrouwLambrechts(D66)
Ik proef uit uw woorden dat u vindt dat er nog iets extra's moet gebeuren. Eigenlijk is het niet genoeg om het schip stormbestendig te maken. Kunnen wij nog extra voorstellen verwachten?
MinisterVan der Hoeven
Voor het schooljaar 2006/2007 zijn het de maatregelen die ik net genoemd heb. Die maatregelen moeten wij in gang zetten. Het project van het opleiden van academisch geschoolden binnen school, waarvoor 42 mln. beschikbaar is gesteld, gaat het volgende schooljaar van start. De motie-Dittrich wordt in het schooljaar 2006/2007 en voor een deel in het schooljaar 2007/2008 uitgevoerd. De convenanten en de arbeidsmarktplannen worden het volgende schooljaar dus uitgevoerd. Wij zullen ieder halfjaar kijken waar dat toe leidt, zodat wij indien nodig kunnen ingrijpen of aanvullen. Ik denk niet dat het veel zin heeft om beleid op beleid te stapelen. Een aantal maatregelen wordt in het nieuwe schooljaar in gang gezet. Mijn voorstel is om dat uit te werken, maar wel goed te monitoren wat er gebeurt. Wij moeten niet denken dat wij door beleid te maken de situatie al veranderd hebben. Dat gebeurt pas op het moment dat het beleid in praktijk wordt gebracht.
Voorzitter. Ik kom bij de daling van de administratieve lasten. Mevrouw Lambrechts had het over de beleefde regeldruk en de feitelijke regeldruk. De nieuwe regels worden als het zwaarst ervaren, want de oude regels waren bekend. Oude regels worden weliswaar afgeschaft, maar dat wordt niet als een verlichting beleefd. Er zit dus een imagokant aan. Daarom laten wij er onderzoek naar doen. Ik wil namelijk ook graag weten hoe het precies zit.
Mevrouw Hamer en de heer De Vries hebben gevraagd naar de reductie van de administratieve lasten. Er is een pakket aan maatregelen gepresenteerd. Het zijn vooral maatregelen die te maken hebben met bedrijven, zoals het vergemakkelijken van de aanvraag om erkenning tot leerbedrijf. Het is de bedoeling dat de lastendruk afneemt met 28%. Wij veroorzaken ook administratieve lasten voor burgers. Soms gaat het om geld en soms om uren die geïnvesteerd moeten worden. Dan praten wij over 28 à 29%. Voor de instellingen gaat het om 29%. Overigens is dit in de totale kabinetsperiode. Tot en met het einde van 2005 hebben wij 8% gehaald. De afspraak om de administratieve lasten met minimaal 25% te laten dalen, halen wij aan het einde van de kabinetsperiode. In 2010 zullen de instellingen minder tijd kwijt zijn aan administratieve verplichtingen voor het ministerie van OCW. Dan praten wij over 39%. Nu ga ik iets heel gevaarlijks zeggen: vertaald in fulltime leraren, wetenschappers of kunstenaars is het in totaal 1850. Dat men minder tijd en dus minder geld kwijt is aan administratieve verplichtingen, wil nog niet zeggen dat het ergens ingeboekt kan worden. Dat kan natuurlijk niet. Men heeft die meertijd juist nodig om beter onderwijs te geven.
Uit het belevingsonderzoek blijkt dat de professionals nog te weinig merken van de reductie van de administratieve lasten. Wij hebben er onderzoek naar gedaan en de Algemene Rekenkamer heeft er onderzoek naar gedaan. Gebleken is dat geschrapte informatieverplichtingen soms lang niet voor 100% werden nageleefd. Het schrappen daarvan heeft dus ook weinig opgeleverd. Ook blijkt dat instellingen bepaalde administratieve processen handhaven voor eigen doeleinden. De OCW-regels slaan vooral neer bij de leiding en de administratie. Daar merkt men de reductie wel, maar de werkvloer merkt er niets van. Dat is het probleem. Wij hebben in verband met de verschuiving binnen de besturen gevraagd om een bureaucratiebenchmark, zodat de instellingen een instrument hebben om de administratieve lasten te verminderen. Zij moeten zelf inzichtelijk maken wat de omvang van de bureaucratie, de overhead, is, hoe die afgezet kan worden tegen de kwaliteit van het onderwijs en hoe die zich verhoudt tot vergelijkbare instellingen binnen de sector. Ik hoop dat het op die manier zichtbaar wordt. Ik wil graag weten of wat wij doen leidt tot verschuivingen en andere regels op de werkvloer. Ik heb er ook belang bij dat de mensen op de werkvloer merken dat er minder regels zijn.
MevrouwLambrechts(D66)
U schetst nu een heel andere situatie. Die lastenverlichting is er wel, maar scholen hebben het niet in de gaten. Je zegt tegen iemand die ziek is dat hij denkt dat hij ziek is, maar dat hij feitelijk gezond is. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de lasten op de werkvloer verminderen? Wat zijn onze instrumenten? Het betekent dat andere gremia de ontstane ruimte onmiddellijk opvullen met andere en misschien wel zwaardere regels.
MinisterVan der Hoeven
Er zijn twee werkvloeren. Op de ene werkvloer worden de administratieve informatieverplichtingen het zwaarst gevoeld. Dat is de werkvloer van het bestuur, de administratie en de organisatie. Op de andere werkvloer wordt les gegeven. Die bureaucratiebenchmark is nodig om zichtbaar te maken hoe groot de bureaucratie, de overhead, in de instelling is. Daarmee is het ook mogelijk om te kijken hoe de instellingen zich tot elkaar verhouden. Bij de zwakke scholen hebben wij gemerkt dat de verbeterslag een stuk sneller gaat als wij het transparant en zichtbaar maken. De vraag is hoe de besturen en de organisaties omgaan met de autonomie die zij vanuit de overheid krijgen. Hoe vertalen zij die naar de werkvloer? Daar hebben wij ook over gesproken toen wij het over governance hadden. Ik vind dat niet alleen gekeken moet worden naar wat de overheid voor de instellingen doet, maar ook naar wat er binnen de instellingen gebeurt voor de werkvloer.
MevrouwVergeer(SP)
Ik vind het goed dat de minister constateert dat wij moeten kijken of de bureaucratie binnen de instellingen oneigenlijke vormen aanneemt. Dat gaan wij in beeld brengen met een bureaucratiebenchmark. Hoeveel bureaucratie levert de bureaucratiebenchmark op?
MinisterVan der Hoeven
Zullen wij eerst eens kijken hoe de bureaucratiebenchmark eruit komt te zien? Wij gaan dat natuurlijk niet alleen doen, wij gaan dat samen met de organisaties doen die daarbij betrokken zijn. Ik vraag mij ook wel eens af hoeveel bureaucratie wijzelf, u en ik, veroorzaken met de wetgeving. Wij hebben hier eerder over gedebatteerd. U hebt ook gevraagd om regels die weer leiden tot extra bureaucratie. Laten wij elkaar niet de zwarte piet toespelen.
MevrouwVergeer(SP)
Mijn stelling is dat veel centrale regelgeving minder bureaucratisch is dan de regels die van de scholen en de overlegorganen zelf komen. Er zijn allerlei transacties en niets ligt vast. Nu moet er ook weer onderhandeld worden over de vraag of de bevoegdheid in de onderbouw goed is ingevuld. Mijn stelling is dat u meer bureaucratie veroorzaakt met de autonomie dan ik met het wettelijk vastleggen van bepaalde dingen.
MinisterVan der Hoeven
Hier verschillen wij fundamenteel over van mening. Dit onderwerp komt steeds terug in de debatten. Ik denk daar anders over.
De heerJungbluth(GroenLinks)
Als ik het goed begrijp, maakt de minister een onderscheid tussen de bureaucratie, waartegen het management protesteert, die wordt veroorzaakt door het departement en de bureaucratie, waartegen de onderwijsgevenden protesteren, die wordt veroorzaakt door het management. Ik denk dat wij ons voor onze benchmark moeten beperken tot de bureaucratie die door de overheid wordt veroorzaakt. Aan de bureaucratie die de besturen veroorzaken, moeten de scholen zelf wat doen.
MinisterVan der Hoeven
Dan wil ik niet meer geconfronteerd worden met het verschil tussen de beleefde bureaucratie en de veroorzaakte bureaucratie. Het debat ging over de beleefde bureaucratie. Als ik zou doen wat u voorstelt, dan kan ik gewoon stoppen. Dan heb ik mijn werk gedaan. Ik heb gedereguleerd. De autonomie is bij de scholen neergelegd en dan kunnen de scholen het zelf uitzoeken. De mensen op de werkvloer komen echter bij ons klagen dat zij niets merken van de autonomie en de deregulering. Zij vragen ons hoe het zit met de rol van de professional. Dat betekent dat u over dit soort dingen geen debat meer met mij moet willen hebben, maar volgens mij willen uw collega's dat juist wel.
De heerJungbluth(GroenLinks)
Er zijn onderwijsgevenden die onder het mom van het debat over de bureaucratie proberen tegen te houden dat er op scholen toetsen worden afgenomen bij leerlingen. Dat moeten wij onderscheiden van het verzet bij schoolbesturen om aan het departement te rapporteren.
MinisterVan der Hoeven
Ik stel voor dat ik doorga met de bureaucratiebenchmark. Wij zullen daar ongetwijfeld weer over spreken. De benchmark verschaft ons misschien wel informatie die wij ook graag krijgen.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Jungbluth over Bowen Paulle en over regie. Als ik zou doen wat de heer Jungbluth zegt en regie voer over alle initiatieven die er zijn, dan boor ik ze de grond in. Laten wij initiatieven de ruimte geven. Dat is een onderdeel van mijn regie. Laat mensen het zelf doen en trek niet alles naar je toe als overheid. Het is wel van belang dat wij van dingen leren. In dat opzicht is het goed dat de inspectie Bowen Paulle heeft uitgenodigd voor een gesprek en dat er inmiddels een paneldiscussie plaatsvindt. Dat wil niet zeggen dat je het meteen overneemt. Het is belangrijk om mensen de ruimte te laten.
In 2003/2004 is onderzoek naar de schoolkosten gedaan. Dit jaar vindt er een nieuw onderzoek plaats: de schoolkostenmonitor 2006. Dan kunnen wij zien hoe de schoolkosten zich hebben ontwikkeld. De educatieve boekenmarkt is onderzocht en daaruit blijkt dat de gemiddelde prijs van schoolboeken in de jaren 2000-2002 harder is gestegen dan in de jaren 2003-2005. Bij de prijs van de schoolboeken lijkt dus sprake te zijn van een zekere afname van de groei. De Kamer heeft een motie aangenomen, waarin mij is gevraagd om onderzoek te doen naar verdere mogelijkheden om de schoolkosten voor ouders te verlagen. De schoolkosten worden door veel variabelen beïnvloed. Goed onderzoek kost tijd. De onderzoeken die ik in verband daarmee heb laten plaatsvinden, zijn onlangs afgerond. De Kamer wordt een dezer dagen over de resultaten daarvan geïnformeerd.
Over het schoolzwemmen overleg ik met de staatssecretaris van VWS. Het is aan de staatssecretaris van VWS, maar ik zal het in ieder geval met haar bespreken.
Wij hebben natuurlijk gekeken naar de drempel in de gewichtenregeling. De afspraak is dat wij die drempel verlagen. Ik kom daar dus op terug. Op dit moment kan ik daar niet op ingaan, omdat wij er nog mee bezig zijn. Om het alleen te doen op basis van 2005, terwijl wij net aan de slag gaan met de eerste verlaging van de drempel, lijkt mij niet handig. Dan baseer ik nieuw beleid op de resultaten van het beleid van eergisteren, terwijl wij tussentijds het beleid al een keer hebben veranderd. Ik denk dat wij dat niet moeten doen. Wij zullen het blijven volgen. Wanneer het kan, gaan wij daarmee door.
Ik vind het goed dat scholen zelf het initiatief nemen om kansarme kinderen op te vangen. Dat moet gebeuren. Wij springen ook bij, want daar is de gewichtenregeling voor. Ik heb alleen geen geld over. Er is nog geen geld dat kan terugvloeien. Dat is een misvatting.
Mevrouw Vergeer vroeg naar de Wet inburgering. Zij vroeg op welke manier de ouders betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. De inhoud van de inburgeringscursus stel ik niet vast, dat doet de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Er zit een onderdeel onderwijs en opvoeding bij om deelnemers wegwijs te maken in het Nederlandse onderwijs, zowel voor zichzelf als voor hun kinderen. De vraag is hoe wij ervoor kunnen zorgen dat ouders beter participeren om op die manier onderwijsachterstanden terug te dringen. Daarvoor hebben wij een intentieverklaring opgesteld die is ondertekend door alle organisaties. Een van de afspraken is het Platform voor allochtone ouders. Dat gaat op 15 juni van start. Er worden in de G30 lokale platforms opgericht die een concrete verbinding vormen tussen scholen, allochtone ouders en lokale overheden. Op dit moment zijn het er al tien. Het doel is de betrokkenheid van de ouders te vergroten.
StaatssecretarisRutte
Voorzitter. Ik begin met de vraag naar het Deltaplan Bèta en Techniek. De cijfers zijn bekend. Wij presteren goed op het gebied van wiskunde, bèta en techniek. Er is alleen een klein percentage afgestudeerden in die sectoren. Het ligt op zo'n 15% en dat is veel te laag. Daarom komen wij met een deltaplan. Om de voortgang goed te kunnen meten, moet je kijken naar het verschil tussen het studiejaar 2004/2005 en het studiejaar 2005/2006. In dit jaar bedraagt de totale groei van het technisch hoger onderwijs 0,6%. Vooral in het wetenschappelijk onderwijs zie je een behoorlijke groei, namelijk van zo'n 2,2%. Daar doen alle tien de universiteiten aan mee. In het hbo zijn de cijfers anders. Bij de zes grotere instellingen is eerder een daling dan een stijging te zien. Met die zes instellingen wordt gesproken. Dat zijn zes van de achttien hbo-instellingen die met bètaopleidingen en technische opleidingen te maken hebben. Met die zes grotere instellingen heeft het platform gesprekken gevoerd. Er zijn actieplannen opgesteld. Bij onvoldoende voortgang zullen deze instellingen zich niet kwalificeren voor de tweede tranche van het hbo-Sprintprogramma. Eind 2006 zal de midterm review plaatsvinden en in 2007 zal er een tussendoelstelling worden gedefinieerd voor de instroom. De ambitie is dat er vergeleken met het jaar 2000 15% meer studenten instromen.
MevrouwVergeer(SP)
U stelt vast dat wij zo goed scoren in internationale vergelijkingen. U hebt misschien ook de column van Robbert Dijkgraaf gelezen, waarin stond dat wij bij de wiskundeolympiade zijn gekelderd in de rangorde.
StaatssecretarisRutte
Ik heb die column ook gelezen, maar ik heb gewoon gekeken naar de cijfers in ons eigen overzicht. In de Pisa-scores voor wiskunde zitten wij in de kopgroep. Als je de wiskundeprestaties in bèta en techniek bij elkaar optelt, dan zitten wij ook in de kopgroep. Alleen Korea en Finland gaan ons voor. Alle andere landen laten wij achter ons. Het verschil is alleen dat een veel groter deel van de bevolking daar deelneemt aan dat type onderwijs. Het niveau van het onderwijs in ons land is hoog. Er zijn alleen weinig studenten. Ik heb de column van Dijkgraaf gelezen en ik weet niet hoe hij daaraan komt. De cijfers uit de Pisa-monitor laten een heel ander beeld zien. Die cijfers zijn natuurlijk representatiever dan één olympiade. De kern van de vraag is niet hoe wij het onderwijs verbeteren, want dat is al heel goed. Het probleem is dat te weinig mensen van dat goede onderwijs genieten.
MevrouwVergeer(SP)
Het laatste klopt. In de Pisa-onderzoeken is ook te zien dat de allochtone kinderen in Nederland het minder goed doen in vergelijking met de allochtone kinderen in de rest van Europa. Ik denk dat dit een ernstig gegeven is. Kunt u met een nadere reactie over de olympiadecijfers komen? Kunt u ons laten weten waar het aan kan liggen? Er bestaan ook zorgen over de manier waarop wiskunde wordt onderwezen in Nederland.
StaatssecretarisRutte
Nee, dat ga ik niet doen. Wij gaan niet over iedere column een reactie naar de Kamer sturen. Ik heb vaker gezegd dat het departement niet kan krimpen als wij op ieder stuk in de krant een uitgebreide beleidsreactie moeten schrijven.
MevrouwVergeer(SP)
U kunt het ook aan de heer Dijkgraaf vragen.
StaatssecretarisRutte
Dat kunt u ook doen. Dan wil ik graag het antwoord weten. Wij baseren ons op de Pisa-cijfers. Die staan keurig in het boekje met kerncijfers dat wij ieder jaar uitbrengen. Dat is het beleidsmateriaal waarop wij ons baseren. Dat zijn internationaal erkende cijfers. Ik ben het met u eens dat de olympiades interessant zijn, maar als wij over alle olympiades een beleidsreactie moeten schrijven, kunnen wij beter meteen stoppen.
Voorzitter. Afgelopen maandag is er een wetgevingsoverleg met minister Verdonk geweest over de Wet inburgering en dat wordt binnenkort vervolgd. Er is gevraagd om een overheveling van educatiemiddelen naar inburgering en minister Verdonk heeft geantwoord dat zij dat onderwerp aan de orde zou stellen. Daar zullen wij het dus nog over hebben. Dat is overigens een lastig dossier, want het leidt tot een zekere verwatering van de middelen die voor educatie beschikbaar zijn.
In dat verband vroeg de heer Tichelaar naar de situatie die wordt geschetst in de Staat van het onderwijs op pagina 368. Er staat dat het vanwege de reorganisatie in de educatie lastig is om er goed beleid op te voeren. Daarom zijn wij gekomen met een transitiebudget. Er is ook een akkoord met de Bve-Raad en met andere partijen over de vormgeving van de marktwerking in de inburgering. De ROC's moeten zich daar goed op kunnen voorbereiden. In dat kader is het van belang dat er een notificatie plaatsvindt in Brussel. Dat ligt op het terrein van de collega van V&I. Zij heeft afgelopen maandag in de Kamer gezegd dat die melding op 6 juni is gedaan en dat zij binnen twee maanden een uitspraak van de Commissie verwacht. Dat is nog op tijd voor de invoering van de Wet inburgering, die beoogd is op 1 januari 2007. Ik zal de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzoeken het artikel voor de toekenning van het overgangstraject met terugwerkende kracht in werking te laten treden, zodat het overgangsbudget nog in 2006 betaald kan worden, uitgaande van de invoering van het nieuwe stelsel op 1 januari 2007.
De heerTichelaar(PvdA)
Wij wachten af waar uw collega mee komt. Ik deel uw visie over de verwatering van de middelen. Ik vind wel dat u om de vraag heen draait. In het rapport van de inspectie wordt een relatie gelegd tussen kwaliteit en onduidelijkheid van de wetgever. Wij zijn sinds april 2005 hiermee bezig. U hebt de toezegging gedaan dat het in april 2006 klaar zou zijn. De instellingen zijn in oktober 2005 met wat voornemens gekomen, die hebben geleid tot een gedwongen mobiliteit. Dat is een prachtige bewoording voor ontslag. Het is nu medio 2006. Wij horen van de minister dat het op 6 juni is aangemeld. U zegt dat het minstens een halfjaar tot negen maanden duurt voordat het afgerond is. Uw collega zegt dat het twee maanden duurt. Laten wij elkaar maar eens recht in de ogen kijken. Dat is niet mogelijk. Het duurt minimaal een halfjaar. Wat gebeurt er in oktober 2006? Bent u verantwoord bezig voor de bve-sector? Het gaat om de kwaliteit van educatie. Nogmaals, het is niet uw primaire verantwoordelijkheid, maar het is wel een kabinetsverantwoordelijkheid. Het kabinet laat die sector voor het tweede jaar met de brokstukken zitten. Wij, kabinet en Kamer, kunnen geen duidelijkheid verschaffen en dat noem ik onbehoorlijk bestuur.
StaatssecretarisRutte
Ik ben blij met de laatste toevoeging, want u bent medewetgever. De inwerkingtreding van het nieuwe inburgeringsstelsel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kabinet en Kamer. Naar ik heb begrepen, heeft de collega voor V&I gezegd dat het twee maanden duurt, mede omdat er in het informele circuit al van alles is gebeurd. Maar goed, ik was niet aanwezig bij het debat. Ik kan dus niet precies herhalen wat er is gezegd.
De heerTichelaar(PvdA)
Ik merk op dat u dezelfde bewoordingen kiest als een jaar geleden. U zegt dat er al veel is gedaan in het informele circuit. Wij hebben telkenmale gevraagd of de officiële aanmelding al had plaatsgevonden. Het antwoord was elke keer dat het zou gebeuren. Eerst was het begin januari 2006 en later medio 2006.
StaatssecretarisRutte
Ik begrijp dat het u ergert dat het zo lang duurt. Dat geldt ook voor minister Verdonk en voor mij. Het had eerder in werking kunnen treden als het eerder af was geweest.
De heerTichelaar(PvdA)
U moet geen relatie leggen met de behandeling van het wetgevingstraject die maandag heeft plaatsgevonden. Dit traject hebben wij met u doorlopen. U zou uw collega de opdracht geven om het aan te melden in Brussel. Waarom hebt u daar een jaar lang mee gewacht? Het heeft van medio 2005 tot medio 2006 geduurd.
StaatssecretarisRutte
Wij moesten er eerst uitkomen met de sector. Het ging om het transitiebudget en het contract. Het is mede afhankelijk van de vormgeving van het stelsel. De vraag was of de collega voor V&I naar Brussel moest. Wij gaan ervan uit dat het stelsel op 1 januari in werking treedt. Stel dat een terugwerkende kracht mogelijk is en dat wij het overgangsbudget in 2006 kunnen uitkeren. In hoeverre zou het rust hebben gecreëerd als de sector zoveel eerder had geweten wat Brussel ervan vindt? Alle andere variabelen van de wetgeving stonden op dat moment toch nog ter discussie. Ik begrijp wel dat het enig extra comfort had geboden, maar dan was het probleem nog niet van tafel geweest. Het nieuwe inburgeringsstelsel is een voorwaarde voor het overgangsbudget en het transitietraject. Daarover vergadert de Kamer nu.
De heerTichelaar(PvdA)
Op enig moment heeft de inspectie een relatie gelegd tussen kwaliteit en onzekerheid. Dat zijn de letterlijke bewoordingen. U kunt ze nalezen. De oorzaak is de onduidelijkheid over het reorganisatieproces. Wie dragen daar de verantwoordelijkheid voor? Dat zijn de bewindslieden en de Kamer. De aanmelding van de procedure in Brussel is echter een verantwoordelijkheid van het kabinet en niet van de Kamer.
StaatssecretarisRutte
Als de aanmelding in Brussel niet lukt, hebben wij sowieso een probleem.
De heerTichelaar(PvdA)
Dan staan er wel duizenden mensen op straat. Dat gaat nu voor het tweede jaar gebeuren, omdat in oktober 2006 de begroting voor 2007 wordt vastgesteld.
StaatssecretarisRutte
Bij het opstellen van het transitiebudget is rekening gehouden met bepaalde spanningen. Er is een raam waarbinnen dat kan plaatsvinden. Men ging toen uit van invoering per 1 juli 2006. De verwachte inwerkingtreding is nu 1 januari 2007 geworden. Daar zijn de budgetten ook op afgestemd. Het is al een tijdje bekend dat de gedwongen winkelnering eraf gaat. Dat is ook logisch, want de taken gaan verschuiven. Hoe meer duidelijkheid, hoe beter het is. Daar ben ik het mee eens, maar de kernvraag is natuurlijk of het budget vrijkomt en of het nieuwe inburgeringsstelsel er is op 1 januari 2007. Daarover is de parlementaire behandeling nu gaande. De tijdshorizon maakt dat gewoon mogelijk.
De heerTichelaar(PvdA)
Wij zetten mensen op straat zonder dat het perspectief bekend is. U daagt mij elke keer uit. Dat neem ik u niet kwalijk. Als er echter problemen ontstaan, dan heeft de minister voor V&I het gedaan, terwijl u de problemen moet oplossen. U hebt gezegd dat u binnen een jaar duidelijkheid zou verschaffen en dat de instellingen binnen een jaar zouden weten hoe het zit met de personele problematiek.
StaatssecretarisRutte
Ik zeg niet dat de collega voor V&I hier schuldig aan is. Ik heb gezegd dat het in het wetgevingstraject is verschoven naar 1 januari 2007. Daar is bij het opstellen van het transitiebudget ook altijd rekening mee gehouden. De mensen in de sector weten dus wat hen boven het hoofd hangt. Dat het een halfjaar later is, is tot daaraan toe. Dat is vervelend, maar daarom maken wij er ook 122 mln. voor vrij. Er is dus ieder jaar gegarandeerd een bepaald bedrag beschikbaar voor de inburgering. Wij investeren forse bedragen om de marktwerking te faciliteren.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij nu even schorsen.
MevrouwHamer(PvdA)
Wij hebben dan nog een uur en tien minuten over om het onderwijsverslag te bespreken. Ik ben tot veel in staat, maar daar acht ik mijzelf niet toe in staat. Ik vind dat wij daarmee geen recht doen aan het onderwijsverslag. Ik heb nagedacht over een oplossing. Misschien mag ik een onorthodox voorstel doen. Wij hebben straks een begrotingsonderzoek, dat vaak niet zo inhoudelijk van aard is, en wij hebben vlak voor de begrotingsbehandeling altijd een gesprek. Is het een idee om het onderwijsverslag te betrekken bij dat gesprek? Dan leggen wij het onderwijsverslag naast hetgeen er in de nieuwe begroting aan prioriteiten staat.
De voorzitter:
Dat betekent dat wij het in het najaar bespreken.
MevrouwHamer(PvdA)
Dat klopt. Dan geven wij het ook een functie in de voorbereiding van de begrotingsbehandeling.
De heerJan de Vries(CDA)
Als de vergadering niet mag uitlopen tot zes uur, dan is mijn voorstel om het nu niet te behandelen. Daarmee doen wij geen recht aan de kwaliteit en de inhoud van het onderwijsverslag, hoe spijtig ik dat ook vind. Dan is de vraag wanneer wij het onderwijsverslag wel kunnen behandelen. Het lijkt mij wat ongelukkig om het te voegen bij het begrotingsonderzoek. Dan komen wij voor de situatie te staan dat wij de begroting beoordelen en dat wij dat tegelijkertijd verbinden aan het beleid. Dat doen wij natuurlijk altijd, maar dan doen wij misschien weer geen recht aan onderdelen van het onderwijsverslag. Ik stel dus een afzonderlijke behandeling voor. Laten wij in de procedurevergadering afspreken op welk moment wij dat doen.
MevrouwLambrechts(D66)
Ik steun het laatste voorstel. Ik voel het meest voor een apart overleg, wat mij betreft begin september. De behandeling van de begroting is wel weer erg ver weg.
De heerBalemans(VVD)
Met de laatste optie ben ik niet zo gelukkig. Wij praten over het onderwijsverslag over het jaar 2005. Dat is gekoppeld aan het verantwoordingsdebat over 2005. Wij kunnen alle cijfers die wij hebben te zijner tijd betrekken bij begrotingen. Ik hecht er belang aan om het voor het zomerreces te bespreken. Wat mij betreft kan dat nu.
De voorzitter:
Ik concludeer dat een meerderheid van de commissie het niet verstandig vindt om het onderwijsverslag nu nog te behandelen. Wij hebben nog een uur en een kwartier. Meer tijd is er niet. Ik denk dat wij ook kunnen concluderen dat het niet lukt voor het zomerreces. Wij zullen er in de procedurevergadering van de komende week over spreken. Wij zullen het onderwijsverslag zo snel mogelijk na het reces bespreken. Het is belangrijk genoeg om het goed te doen. Wij leren van deze ervaring dat wij deze combinatie niet meer moeten maken. Het is overigens wel positief dat het jaarverslag serieus wordt besproken, want in het verleden heeft men de verantwoording wel eens minder belangrijk gevonden. Ik bied onze excuses aan voor het uitstel. Wij hopen het onderwijsverslag zo snel mogelijk na het reces te bespreken.
Sluiting 16.00 uur.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GroenLinks).
Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van Aartsen (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30550-VIII-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.