30 550 VII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2005

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 17 mei 2006

Gerealiseerde uitgave naar beleidsterrein (in mln. €)

kst-30550-VII-1-1.gif

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

kst-30550-VII-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.Algemeen6
 Voorwoord6
 Verzoek tot déchargeverlening7
 Leeswijzer11
   
B.Beleidsverslag12
1.Beleidsprioriteiten 200512
2.Beleidsartikelen21
 Veiligheid 
 • 5 Nationale Veiligheid21
 • 2 Politie27
 • 15 Crisis- en rampenbeheersing36
 • 16 Brandweer en GHOR42
 • 4 Partners in veiligheid49
 • 14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid55
 Bestuur en Democratie 
 • 1 Grondwet en Democratie60
 • 6 Functioneren Openbaar Bestuur66
 • 9 Grotestedenbeleid74
 Kwaliteit Openbare Sector 
 • 7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector80
 • 10 Arbeidszaken overheid86
 • 11 Kwaliteit Rijksdienst92
3.Niet-beleidsartikelen100
 • 12 Algemeen100
 • 13 Nominaal en Onvoorzien102
4.Bedrijfsvoeringsparagraaf103
   
C.Jaarrekening108
1.De verantwoordingsstaat108
2.De saldibalans110
3.Baten-lastendiensten121
 • Baten-lastendienst ITO121
 • Baten-lastendienst KLPD127
 • Baten-lastendienst BPR132
 • Baten-lastendienst CAS136
 • Baten-lastendienst IVOP140
   
D.Bijlagen145
1.ECO-GSB145
2.Burgemeestersbenoemingen149
3.Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens150
4.Toezichtsrelaties en ZBO’s/RTW’s151
5.Aanbevelingen Algemene Rekenkamer152
6.Afkortingenlijst en Trefwoorden153

A. ALGEMEEN

VOORWOORD

Nederlanders mogen van de overheid vooral drie dingen verwachten: zichtbare veiligheid, een slagvaardig bestuur en een goede dienstverlening. Terugkijkend op 2005 constateren wij dat we een aantal belangrijke stappen hebben gezet. Dat stemt tot een zekere tevredenheid, maar niet tot zelfgenoegzaamheid: Met onverminderde inzet moet worden gewerkt aan een verdere verbetering van de prestaties. Bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en elektronische dienstverlening.

Over de resultaten van 2005 kunt u lezen in dit jaarverslag. Hoe belangrijk het ook is, dat wij laten zien in welke mate onze plannen voor 2005 zijn uitgevoerd en succes hebben gehad, we staren ons er niet blind op. De nationale en internationale ontwikkelingen gaan immers door.

In juli 2005 werden we opgeschrikt door de aanslagen in Londen. Eens te meer werd duidelijk dat de bescherming van de verworvenheden van onze rechtsstaat onze voortdurende aandacht behoeft.

De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) speelt hierin een essentiële rol. Bij het 60-jarig bestaan van de AIVD, is uitvoerig stilgestaan bij de rol van de dienst. Als íets in deze zestig jaar inlichtingendienst steeds duidelijker is geworden, dan is het wel het belang van samenwerking, zowel met buitenlandse als met binnenlandse organisaties. Met de komst van een nationaal coördinator terrorismebestrijding is er meer samenhang gekomen in de terrorismebestrijding.

Een andere onvoorziene ontwikkeling in 2005 was het Paasakkoord. Hierdoor hebben we de agenda voor democratische vernieuwing een nieuwe impuls gegeven. Maar we laten veranderingen van het politieke systeem niet alleen over aan de politiek zelf. Met het Burgerforum Kiesstelsel en de Nationale Conventie betrekken we ook de kiezer zelf erbij, met het oog op het uiteindelijk te bereiken resultaat: zichtbare veiligheid, een slagvaardig bestuur en een goede dienstverlening.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Alexander Pechtold

VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING

Verzoek tot déchargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering

van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005, dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaar 2005, de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

c. het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

d. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

e. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Alexander Pechtold

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2005

De begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) kent een inmiddels vertrouwde opbouw. Het jaarverslag 2005 volgt in de ordening van de beleidsartikelen de opbouw van de begroting 2006. Het jaarverslag voor 2005 bestaat uit vier delen:

a. een algemeen deel met onder meer het voorwoord en de dechargeverlening;

b. het beleidsverslag 2005 over de prioriteiten en de beleidsartikelen;

c. de jaarrekening 2005 en

d. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2005

In de paragraaf «beleidsprioriteiten 2005» wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (de prioriteiten) voor 2005 op het terrein van Veiligheid, Bestuurlijke Vernieuwing en Verbetering Kwaliteit Openbare Sector. In de paragraaf «de beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. Deze paragraaf kent per beleidsartikel de volgende, gewijzigde opzet. De paragraaf begint met de (§ 1) algemene beleidsdoelstelling (uit de begroting) van het betreffende artikel en wordt gevolgd door de (§ 2) budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel wordt zowel financieel als beleidsmatig toegelicht ten opzichte van de begroting 2005. Bij de beleidsmatige toelichting is daarbij een zo volledig mogelijke vertaling gemaakt van de in de begroting 2005 voorgenomen activiteiten («wat gaan we daarvoor doen?»). De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden bij (§ 3) de operationele doelstellingen nader toegelicht. Het beleidsverslag besluit met de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt ingegaan op eventuele majeure wijzigingen in de organisatie van BZK en wordt de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven.

De jaarrekening 2005

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaten voor de begroting BZK en de vijf baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de vijf baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen de baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikelonderdeel 2.3, ITO op artikelonderdeel 4.3, CAS op artikelonderdeel 7.3, BPR op artikelonderdeel 7.4 en IVOP op artikelonderdeel 10.1). In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht financieel verantwoording afgelegd over 2005. En worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie, bondig toegelicht.

De bijlagen

Als bijlagen bij het jaarverslag treft u een overzicht van de stand van zaken betreffende de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit voorgaande verslagjaren, het extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid en het overzicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij BZK. Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn ook een overzicht van afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B BELEIDSVERSLAG

B.1. BELEIDSPRIORITEITEN 2005

1. Inleiding

«De aanpak wordt anders: meer dan andere jaren zullen wij direct de verantwoordelijkheid nemen voor het tot stand brengen van de samenwerking en het bereiken van de gewenste resultaten. Burgers hebben immers geen boodschap aan de vraag welk deel van de overheid het probleem precies aanpakt, als het maar gebeurt.»

Deze passage uit de beleidsagenda 2005 hebben we zeer serieus genomen. En uit de verantwoording blijkt dat in veel gevallen de gewenste resultaten zijn behaald of in zicht komen. Enkele in het oog springende voorbeelden:

Nederlanders voelen zich veiliger en hebben daartoe alle reden. Er is immers sprake van minder gewelds- en vermogenscriminaliteit.

De overheid heeft forse slagen gemaakt in het streven naar digitale bereikbaarheid. Meer dan de helft van de publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven wordt ook langs elektronische weg aangeboden.

In het in 2005 afgesloten derde convenant voor het grotestedenbeleid werken 31 grote steden en het Rijk samen aan het oplossen van de grootstedelijke problematiek. En dat met een aanzienlijk geringere verantwoordingslast voor de gemeenten dan in de eerste twee convenanten.

Deze successen presenteert het kabinet met trots, overigens zonder blind te zijn voor inspanningen die nog verricht moeten worden en nieuwe ontwikkelingen, die nieuwe inspanningen vergen.

Zo is de dreiging van het internationaal terrorisme opnieuw toegenomen. Het antwoord daarop is ondermeer de verdere versterking van de AIVD. Die versterking is ook het gevolg van «achterstallig» onderhoud (cie. Havermans).

Om de betrokkenheid van de burger bij het vernieuwen van het kiesstelsel verder te vergroten is besloten een Burgerforum voor het Kiesstelsel in te stellen.

Uiteraard zijn dit slechts enkele voorbeelden. Op de drie hoofdterreinen waarover in dit jaarverslag verantwoording wordt afgelegd (veiligheid, verbetering van de kwaliteit van de publieke sector en bestuurlijke vernieuwing) is meer te melden. In de volgende drie paragrafen worden de belangrijkste ontwikkelingen en successen gepresenteerd.

2. Veiligheid

Dat mensen in Nederland veiliger kunnen leven en zich veiliger voelen, is één van de topprioriteiten van dit kabinet. Enkele mijlpalen zijn:

• Het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 is in uitvoering genomen. Belangrijke resultaten zijn het ontwikkelen van een leidraad voor het evalueren van crises en het operationeel worden van het landelijk Operationeel Coördinatiecentrum;

• In de lokale en regionale organisatie van het veiligheidsbeleid zijn tal van nieuwe initiatieven ontplooid, gericht op integrale veiligheid;

• Aan de hand van het rapport van de Commissie Bestuurlijke Evaluatie en het ontwikkelprogramma «Prospect 2007, Ontwikkelprogramma AIVD voor Kwaliteit en Groei» zijn de eerste belangrijke stappen gezet naar een grotere en effectievere organisatie;

• In januari 2005 is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) van start gegaan. De NCTb is verantwoordelijk voor de voorbereiding, de coördinatie en de regie van het algemene beleid op het gebied van terrorismebestrijding;

Deze mijlpalen zijn in diverse onderdelen van het veiligheidsbeleid bereikt. In het navolgende worden deze en andere prestaties toegelicht.

a) Veiligheidsprogramma

De meest recente cijfers op basis van de Veiligheidsmonitor Rijk waren bij het ter perse gaan van dit jaarverslag nog niet beschikbaar. Daarom zal in de voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» van eind mei 2005 uitgebreider worden ingegaan op de veiligheidssituatie. Wel zijn de prestaties van één van de veiligheidspartners, de Nederlandse politie, op basis van de Politiemonitor Bevolking en andere metingen al bekend.

Over het algemeen is het landelijke beeld van 2005 t.o.v. 2002 positief en zijn de prestaties voor bijna alle indicatoren verbeterd t.o.v. vorig jaar. Voor de indicatoren beschikbaarheid, staandehoudingen en ziekteverzuim is de streefwaarde 2006 reeds gerealiseerd. De korpsen hebben ook grote stappen gezet op het gebied van de telefonische bereikbaarheid (15 korpsen hebben hun prestaties op dit gebied in 2005 aanzienlijk verbeterd).

Een aantal indicatoren behoeft de komende tijd extra aandacht van de korpsen. Hoewel de indicator tevredenheid na de daling van vorig jaar weer is gestegen, blijft deze nog achter ten opzichte van de streefwaarde. In 2005 is in opdracht van BZK een onderzoek uitgevoerd, «Actieve wederkerigheid» (mei 2005), waaruit blijkt dat er goede mogelijkheden zijn om de politie stimuleren in «burgersensitiviteit«. De uitkomsten van dit rapport zijn door de korpsen goed opgepakt.

Een ander punt van aandacht is de stagnatie van het aantal Verdachten OM. Hierop zal landelijk de nodige inspanning geleverd moeten worden om de einddoelstelling voor 2006 te realiseren. In het kader van innovatie zijn 22 veelbelovende projecten gesubsidieerd die bij gebleken succes door meerdere regio’s kunnen worden ingevoerd. De kwaliteit van de opsporing kreeg veel aandacht in 2005. De kwaliteit van het politiepersoneel kreeg een extra impuls door het afsluiten van de nieuwe Politie-CAO.

b) Fysieke veiligheid en crises

Om de Nederlandse vitale infrastructuur (bestaande uit sectoren als energie, voedsel, telecommunicatie, drinkwater, openbaar bestuur etc.) goed te kunnen beschermen tegen dreigingen als natuurverschijnselen en terrorisme is een rijksbrede analyse van de kwetsbaarheid van de Vitale Infrastructuur uitgevoerd. Op basis daarvan zijn voor alle sectoren beschermingsmaatregelen geïdentificeerd, die de komende jaren worden ontwikkeld.

Met het implementeren van de maatregelen uit het werkprogramma van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 wil het kabinet beter voorbereid te zijn op toekomstige crises. Belangrijkste resultaten ten aanzien van crisisbeheersing op nationaal niveau over 2005 zijn:

• Er zijn goede afspraken gemaakt over de civiel-militaire samenwerking bij crises;

• er zijn twee grootschalige crisisoefeningen gehouden (Bonfire en NSOn);

• het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) is operationeel.

Op 1 mei 2005 is het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) van start gegaan met als doel om de risico- en crisiscommunicatie bij rijks- en andere overheden te verbeteren. Het ERC verzamelt de nodige expertise en verspreidt deze breed. Daarnaast ondersteunt het ERC overheden in crisissituaties actief. In 2005 zijn daartoe diverse workshops en trainingen voor bestuurders en communicatieadviseurs gegeven. Een website voor professionals is in de lucht gebracht (www.risicoencrisis.nl). Op landelijk niveau is een telefoonnummer voor publieks- en verwanteninformatienummer (0800–1351) gerealiseerd. De crisissite www.crisis.nl biedt de mogelijkheid om het publiek en de media via internet van informatie te voorzien. In Zoetermeer is een revolutionaire proef met cell broadcast (een locatiespecifieke manier van informatie verspreiden via mobiele telefoons) van start gegaan. Na afloop van de proef moet duidelijk zijn of het een bruikbare aanvulling is op het Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem (WAS) en het een geschikte manier is om de samenleving te voorzien van aanvullende informatie tijdens een ramp of crisissituatie.

In de tweede helft van 2005 is gestart met de implementatie van de aan de Tweede Kamer toegezegde maatregelen uit het kabinetsstandpunt over het advies van de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR) (maart 2005) over de vraag hoe een kwalitatief goede informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding tussen de operationele en bestuurlijke partners bereikt kan worden.

c) Terrorismebestrijding

Als inlichtingenorganisatie speelt de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) een essentiële rol bij de bestrijding van terrorisme. De in het verleden onderkende ontwikkelingen hebben zich in 2005 voortgezet en hebben geleid tot een sterke prioritering van de bestrijding van terrorisme.

De AIVD heeft zich toegelegd op het onderzoeken van terroristische netwerken en op onderzoek naar radicalisering en rekrutering. Ook is intensiever onderzoek gedaan naar financierings- en migratiestromen in relatie tot terrorisme.

Hierbij is sterk ingezet op een effectievere samenwerking met (inter)nationale strategische partners en belangendragers. De capaciteit van de Inlichtingentaak Buitenland is in 2005 gegroeid, vanwege het internationale karakter van terrorisme.

De Contra-terrorisme Infobox (CT-Infobox) is in 2005 verder ontwikkeld. Dit is een samenwerkingsverband tussen de AIVD, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Openbaar Ministerie (OM) en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst (FIOD/ECD). De CT-Infobox bewerkstelligt, onder gezag van de AIVD, een beter gestructureerde informatieoverdracht tussen de betrokken partijen voor een effectievere terrorismebestrijding.

In breder verband is het belang van de strategische relaties van de AIVD gedurende het afgelopen jaar nadrukkelijk aan de orde geweest. Zo is de samenwerkingsrelatie tussen de AIVD en de MIVD geformaliseerd in een convenant en is verdere invulling gegeven aan de informatieverstrekking aan lokaal en regionaal bestuur.

Om de aanpak van terrorisme te stroomlijnen en te coördineren is in januari 2005 de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) van start gegaan. De NCTb, beheersmatig ondergebracht bij het ministerie van Justitie, werkt onder het gezag en de verantwoordelijkheid van zowel de minister van BZK als van de minister van Justitie.

d) Bestuurlijke organisatie en veiligheid

Veiligheid en bestuur zijn nauw met elkaar verweven en daarom in 2005 een belangrijk BZK-thema. De focus was gericht op de verhoudingen tussen de bij het veiligheidsbeleid betrokken bestuurslagen en organisaties. Dat heeft op drie punten gestalte gekregen: de organisatie van veiligheid op nationaal niveau (het rapport van de commissie Brinkman), de organisatie van de politie (het rapport van de commissie Leemhuis) en de veiligheidsregio’s.

Naar aanleiding van het rapport Brinkman heeft het kabinet aangegeven dat het in de rede ligt te komen tot een verdere concentratie van bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de veiligheidsketen. Definitieve besluitvorming over de wijze waarop deze concentratie zal worden geïmplementeerd, zal echter eerst kunnen plaatsvinden bij de vorming van een nieuw kabinet. Om deze besluitvorming mogelijk te maken worden voorbereidingen getroffen.

In reactie op het rapport Leemhuis heeft het kabinet besloten dat er een landelijke politieorganisatie komt bestaande uit 25 regionaal georganiseerde operationele eenheden, een landelijk operationele eenheid en een landelijke shared service eenheid, met daarboven een directieraad. Eind 2005 is begonnen met het voorbereiden van het wettelijke kader waarbinnen deze nieuwe politieorganisatie kan opereren.

De bestuurlijke integratie van Brandweer en Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en de bestuurlijke afstemming tussen hulpverlening en politie krijgt verder vorm door de realisatie van veiligheidsregio’s. De integratie van regionale besturen van brandweer en GHOR is bijna overal een feit. In zeven regio’s is dit nog niet geregeld. Ook de organisatie van de politie (conform advies commissie Leemhuis) wordt ingebed in deze structuur. In diverse regio’s schuiven gemeenten aan, vaak in de persoon van een gemeentesecretaris. Dit is een positieve ontwikkeling in de vormgeving en inrichting van de veiligheidsregio’s. Zoals nu bekend gaan vijf regio’s zelfs verder dan in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s is aangegeven, op het punt van het regionaliseren van het beheer van de brandweer.

Het afgelopen jaar is het project Veilige Gemeenten gestart. Dit is een samenwerkingsverband tussen VNG en BZK, met medewerking van het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV). Dit project moet er voor zorgen dat het integraal veiligheidsbeleid op lokaal niveau een versnelling krijgt.

De praktijkproef biometrie is afgerond. Een aanpassing van de Paspoortwet voor invoering van de gezichtsopname – voorzien medio 2006 bleek niet noodzakelijk.

3. Verbetering kwaliteit openbare sector

In 2005 lag de nadruk op de toerusting van goed personeel en management bij de rijksoverheid, voorzieningen op het gebied van ICT en verandering van organisatiestructuren. Enkele mijlpalen waren in 2005:

• 55% van de publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven gaat langs elektronische weg;

• De loonontwikkeling in de overheidssectoren is met 0,4% laag gebleven in vergelijking met de marktsector;

• Er is aangescherpte wetgeving op het gebied van integriteit in het openbaar bestuur;

• Het percentage vrouwen in ABD-functies is in 2005 verder gestegen naar 16,5%;

• De takenanalyses van het Programma Andere Overheid zijn afgerond.

a) Personeel

Langs diverse wegen zijn acties ondernomen om de integriteit beter te kunnen waarborgen. Bij wet zijn integriteitsbeleid, gedragscodes, de ambtseed- of belofte en goed ambtenaarschap en goed werkgeverschap steviger verankerd. In 2005 is het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) opgebouwd, dat de verschillende overheden kan helpen bij de implementatie van de verplichtingen die de hiervoor genoemde wetswijziging met zich brengt. Voor de transparantie van de topinkomens in de publieke en semi-publieke sector in 2005 is het Wetsvoorstel Openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens ingediend, dat door de Tweede Kamer is aanvaard. De eerste resultaten van deze transparantie-operatie worden zichtbaar in het sociaal jaarverslag Rijk 2005, waarin over genoemde topinkomens gegevens zijn opgenomen.

Wat betreft de arbeidsvoorwaardenontwikkeling is de nullijn voor de overheidssectoren niet gerealiseerd. Wel bleef de stijging beperkt tot 0,4%, wat laag is in vergelijking met de marktsector. De gewijzigde fiscale wetgeving voor VUT/prepensioen heeft geleid tot het afschaffen van de collectieve prepensioenregeling en tot een nieuwe pensioenregeling. Daarbij vindt een verschuiving plaats naar individuele levensloopregelingen.

b) Management

In 2005 zijn Management-Development-activiteiten uitgevoerd, waarbij de nagestreefde norm voor de verhouding tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk grotendeels is bereikt. Ook is speciale aandacht geschonken aan diversiteit.

Dit heeft in 2005 geleid tot een stijging van het percentage vrouwen in de ABD van 14% naar 16,5%.

Voorts is in 2005 een intensief project uitgevoerd dat bewerkstelligt dat de minister van BZK per 1 april 2006 verantwoordelijk zal zijn voor alle werkgeverstaken (benoeming, beloning, bevordering en ontslag) van de topmanagementgroep (SG’s, DG’s en IG’s).

Ook is ABD-Interim in 2005 een vast onderdeel geworden van het totale diensten- en productenpakket op het gebied van management-development. Vanaf de oprichting (medio 2004) tot eind 2005 zijn 44 opdrachten uitgevoerd. Indien dit in de markt was uitgezet, zouden de kosten meer dan € 4 miljoen extra hebben bedragen.

c) Andere overheid/e-overheid

Voor 2005 was de doelstelling dat 55% van de publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven langs elektronische weg verloopt. Uit de Monitor 2005 blijkt dat dit streven gehaald is. De onderzoeksresultaten van de Monitor tonen tevens aan dat de presentatie van democratische basisinformatie (zoals wet- en regelgeving) in 2005 aanzienlijk is verbeterd. Ook de beleidsdoelstelling voor publicatie van verordeningen op de websites van decentrale overheden, 50% in 2005, is gehaald.

Het kabinet streeft ernaar om in 2007 de administratieve lasten voor burgers met 25% te reduceren. Op dit moment er voor 18% aan reductieplannen vastgesteld. Daarvan is 7% reductie gerealiseerd. In 2005 heeft de minister voor BVK samen met IPO en VNG plannen opgesteld om ook de administratieve lasten van gemeenten en provincies te reduceren.

Voor het vergroten van de mogelijkheden van de dienstverlening door de overheid via internet zijn voor 2005 twee verbeteringen voorgesteld: de invoering van één burgerservicenummer en één authenticatievoorziening. Met de invoering van Digid is het doel van één authenticatievoorziening voor burgers en bedrijven gerealiseerd. Voorts zit er schot in de wetgeving voor de invoering van het burgerservicenummer. Het wetsvoorstel is medio november aan de Tweede Kamer aangeboden. De behandeling is thans gaande. Hiermee is de streefdatum van een operationeel burgerservicenummer op 1 januari 2006 niet gehaald. Naar verwachting, maar afhankelijk van het wetgevingsproces in het parlement, zal de wet in de eerste helft van 2006 van kracht worden.

d) Herinrichting rijksdienst

In 2005 is een nieuwe visie op toezicht aan de Tweede Kamer aangeboden. De aanbevelingen uit de Kaderstellende Visie op Toezicht worden op dit moment uitgevoerd. Ten aanzien van de toekomstige positionering van de ZBO’s kwam de minister voor BVK met de Tweede Kamer overeen dat voortzetting van de behandeling van de Kaderwet ZBO’s nu van groot belang is.

In 2005 zijn de takenanalyses van het Programma Andere Overheid afgerond. De uitkomsten daarvan zijn divers: In het algemeen doet de rijksoverheid wél de goede dingen, maar kan de wijze waarop nog beter. De vakministeries zijn nu bezig de uitkomsten van de takenanalyses tot daadwerkelijke uitvoering te laten komen. In 2005 is parallel aan de takenanalyses de voorbereiding gestart voor de PAO-actie «Hervorming van de Rijksdienst». Voorop gesteld: er worden geen grootscheepse herinrichtingen of blauwdrukken opgesteld. Dé oplossing voor hét probleem van dé rijksdienst bestaat niet. De minister voor BVK zal in de zomer van 2006 varianten schetsen om die hardnekkige problemen in de rijksdienst aan te pakken.

4. Bestuurlijke vernieuwing

Op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing zijn de volgende mijlpalen bereikt:

• Het kabinet heeft in maart 2005 het derde convenant met de grote steden voor de periode van vijf jaar afgesloten. Aan de financiering van deze derde periode zijn minder administratieve lasten verbonden dan voorheen;

• Het wetsvoorstel Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek is door beide Kamers der Staten Generaal aanvaard, waardoor grote steden ruimere mogelijkheden krijgen specifiek grootstedelijke problemen aan te pakken. Voorbeelden zijn een tijdelijke vermindering van de OZB voor ondernemers in wijken die het moeilijk hebben (stimulering bedrijvigheid) en het vergemakkelijken van het sluiten van panden en daarmee realiseren van een betere aanpak van malafide huiseigenaren;

• Met het paasakkoord is een nieuwe impuls gegeven aan bestuurlijke vernieuwing, waaronder de burgemeestersreferenda, het burgerforum, en de doorstart van het wetgevingstraject inzake gekozen burgemeesters

a) Lokaal bestuur

Het grondwetsherzieningvoorstel tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van burgemeester en Commissaris der Koningin is in tweede lezing door de Eerste Kamer verworpen. Inmiddels is – conform het Paasakkoord – een nieuw voorstel tot herziening van de Grondwet ingediend met betrekking tot de aanstellingswijze van de burgemeester. Dit voorstel bepaalt dat de burgemeester rechtstreeks wordt gekozen door de bevolking.

In 2005 is het rapport van de Commissie Hermans «Zonder wrijving geen glans» over de evaluatie dualisering gemeentebestuur aan de Tweede Kamer aangeboden. In het rapport worden verschillende aanbevelingen gedaan die zich richten op het herstel van de positie en volksvertegenwoordigende rol van Provinciale Staten en de versterking van de herkenbaarheid van het provinciebestuur. In het voorjaar van 2006 volgt een kabinetsstandpunt.

Begin 2005 ontving de Kamer het kabinetsstandpunt over het rapport «Anders gestuurd, beter bestuurd» van de stuurgroep Brinkman, over de doorlichting van de specifieke uitkeringen. De aanbevelingen behelzen de reductie van het aantal specifieke uitkeringen door de vorming van brede doeluitkeringen en overheveling naar Provincie- of Gemeentefonds. Hiermee wordt een grotere decentrale beleidsvrijheid nagestreefd. In 2005 zijn 43 specifieke uitkeringen, waarvan was vastgesteld dat zij in dat jaar zouden aflopen, daadwerkelijk beëindigd. Bovendien wordt de verantwoording- en controlebureaucratie teruggedrongen door het invoeren van single information single audit voor specifieke uitkeringen.

b) Kiesstelsel

In de brief aan de Tweede Kamer van 8 juli 2005 (Vergaderjaar 2004–2005, nr. 30 184, nr. 1) over de democratische vernieuwingsagenda heeft de minister voor BVK namens het kabinet aangekondigd dat hij een Burgerforum Kiesstelsel zal instellen. Op deze manier wordt de discussie over het nieuwe kiesstelsel verlegd van de politiek naar de burgers. Andere belangrijke onderwerpen uit de democratische vernieuwingsagenda zijn: de instelling van een Nationale Conventie, de afspraken over de positie van de minister-president, de notitie over het referendum en de burgemeestersreferenda. Centraal in de aanpak van de democratische vernieuwingsagenda staat dat het kabinet streeft naar versterking van onze democratie en herstel van vertrouwen in die democratie.

De tweede helft van 2005 heeft in het teken gestaan van het treffen van voorbereidingen voor het Burgerforum en de Nationale Conventie en het afronden van een notitie over de positie van de minister-president. Eind 2005 is het kabinetsstandpunt over referenda naar de Tweede Kamer gezonden. Deze notitie zal in overleg met de Kamer betrokken worden bij de behandeling van de initiatief-wetsvoorstellen over referenda(-vormen).

De democratische vernieuwingsagenda beoogt tevens de raadsverkiezingen niet langer op één en dezelfde dag te laten plaatsvinden. Spreiding van de raadsverkiezingen kan een bijdrage leveren aan de herkenbaarheid en versterking van de lokale democratie.

c) Grotestedenbeleid

In het Grotestedenbeleid wordt aan de steden overgelaten hoe zij de vooraf afgesproken resultaten op verschillende terreinen willen bereiken. De steden weten immers zelf het beste op welke manier zij de beoogde resultaten kunnen behalen. Het kabinet heeft in maart 2005 het derde convenant met de grote steden voor de periode van vijf jaar afgesloten. Dit convenant verschilt van de twee vorige omdat de vele verschillende regelingen zijn vervangen door drie brede doeluitkeringen. Daarnaast is een veelheid van administratieve voorschriften vervangen door heldere prestatiesturing. Hiermee is de slagkracht van de grote steden vergroot tegen aanmerkelijk minder administratieve lasten.

Om grootstedelijke problemen aan te pakken is soms bestuurlijk lef nodig, zeker in situaties waar bestuurders onvoldoende formele bevoegdheden hebben. Stedelijke problemen houden zich immers niet aan bestuurlijke grenzen. In 2005 is het wetsvoorstel bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangenomen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel is gebaseerd op het programma Rotterdam Zet Door. Er zijn in 2005 in Rotterdam zogenaamde economisch kansenzones ingesteld. Daarnaast bestaat er met ingang van 1 januari 2006 de mogelijkheid om de instroom van kansarmen te reguleren in nader aan te wijzen wijken in Rotterdam. Bovendien is er een scherper wettelijk regime om malafide huisbazen effectief te kunnen aanpakken. Andere GSB-steden of gemeenten met meer dan 100 000 inwoners kunnen ook gebruik maken van deze maatregelen.

De WGR-plus is op 1 januari 2006 in werking getreden. Daarmee heeft het regionaal bestuur vorm gekregen binnen de kaders van de Wet gemeenschappelijke regelingen-plus. De WGR-plus biedt een ordelijke verantwoordingsstructuur waardoor grootstedelijke problematiek beter kan worden aangepakt en beter kan worden ingespeeld op nieuwe kansen en mogelijkheden in stedelijke gebieden.

d) Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie

Bij de modernisering van de GBA verloopt de bouw van SpG (Startpakket Gegevensverstrekking) volgens planning. De Proof of Concept SpA (Startpakket Actualisering) is uitgevoerd. In vervolg hierop wordt een pilot voor SpA opgestart. Op 18 november hebben Rijk en gemeenten een akkoord bereikt over het vervolgtraject van de modernisering van de GBA. Afgesproken is om een compleet burgerzakensysteem te realiseren dat goed aansluit op de praktijk bij de gemeenten.

B.2 BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 5 NATIONALE VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) bevordert de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) en de Wet Veiligheidsonderzoeken (WVO).

In de WIV en de WVO zijn de taken en bevoegdheden van de AIVD vastgelegd. Op grond hiervan doet de AIVD onderzoek naar personen, stromingen en fenomenen, (inter)nationale organisaties en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in binnen- en buitenland die een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, de staatsveiligheid of andere gewichtige belangen van de staat en rapporteert de dienst relevante bevindingen aan beleidsverantwoordelijken en andere belanghebbenden. Voorts verricht de AIVD beveiligingsbevorderende activiteiten, voert hij met het oog hierop veiligheidsonderzoeken uit, geeft hij invulling aan het stelsel van bewaken en beveiligen en heeft de AIVD een inlichtingstaak betreffende het buitenland.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingOnderwerpStartdatum(verwachte) einddatumStand van zaken
5.1: ApparaatStelsel Bewaken en Beveiligen20052005-Afgerond
 Contra-terrorisme: fenomeen en contextgericht onderzoek20052005Vervallen

In 2005 heeft er een interne evaluatie plaatsgevonden naar de inbedding van het stelsel van bewaken en beveiligen binnen de AIVD. De belangrijkste constatering was dat de dienst op geen enkel moment in gebreke is gebleven op het moment dat productie verwacht kon of mocht worden en dat de producten de toetst der kritiek konden doorstaan. Met het stelsel heeft de AIVD er een volwaardige taak nieuwe taak bij gekregen. Uit de evaluatie komt naar voren er over de inhoud en tijdigheid van producten, alsmede over de kwaliteit van de gestelde vragen en de bijbehorende deadlines bij de verschillende interne en externe participanten binnen het stelsel verschillende beelden bestaan. Er is geconstateerd dat recentelijk van verschillende zijden initiatieven zijn ondernomen om deze situatie te verbeteren.

Duidelijk is het in een organisatie implementeren van een nieuwe taak geen eenvoudige aangelegenheid is. De uitkomsten van de evaluatie worden dan ook gebruikt bij de verdere uitbreiding van de capaciteit die gepaard gaat met de uitvoering van het stelsel.

De evaluatie naar: contraterrorisme: fenomeen en contextgericht onderzoek is komen te vervallen. De belangrijkste reden hiervoor is wijziging in de gehele onderzoeksprogrammering het onderzoek naar terrorisme en radicalisering vanuit een veelheid van invalshoeken wordt onderzocht.

2. Budgettaire gevolgen van het beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5. Nationale veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen60 16971 31776 82988 569121 09096 19124 899
        
Uitgaven59 41267 36579 21988 123107 99396 19111 802
5.1 Apparaat57 47765 38176 21585 072102 39293 0869 306
5.2 Geheime uitgaven1 9351 9843 0043 0515 6013 1052 496
        
Ontvangsten2 1831 10681770856991478

Financiële toelichting

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en de realisatie van de verplichtingen bedraagt ca. € 24 mln.; dit betreft verplichtingen die met ingang van dit jaar zijn vastgelegd in verband met de nieuwe huisvesting die de dienst in 2007 zal betrekken.

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en de realisatie van de uitgaven bedraagt ca. € 11,7 mln. Dit betreft de volgende posten, waarvoor bij 1e en 2e suppletore begrotingswet mutaties op de ontwerpbegroting hebben plaats gevonden, dan wel bij Slotwet alsnog mutaties plaats zullen vinden:

• Verhoging van 5.1. Apparaat van ca. € 8,7 mln. voor kwantitatieve en kwalitatieve groei van de dienst;

• Verhoging van 5.1. Apparaat en 5.2. Geheime uitgaven van totaal ca. € 3 mln. in verband met CAO-maatregelen, loon- en prijsbijstelling en enkele administratieve overhevelingen;

• Overheveling van 5.1. Apparaat naar 5.2 geheime uitgaven van € 1,6 mln;

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
• ApparaatdoelstellingGedeeltelijk
• Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat.Ja
• Werkterrein 2: VeiligheidsonderzoekenJa
• Werkterrein 3: BeveiligingsbevorderingJa
• Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landenJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Naast de apparaatdoelstelling wordt de beleidsdoelstelling van de AIVD in het jaarverslag niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel worden per werkterrein de verrichte activiteiten en de behaalde resultaten nader benoemd.

a. Apparaat

Kengetal personele bezetting
 BegrotingRealisatie
Personele bezetting1 0151 045

Binnen een effectieve, efficiënte organisatie worden de wettelijke taken op een samenhangende wijze uitgevoerd. Onder de noemer Prospect 2007 is een omvangrijk verbetertraject ingezet waarmee de organisatie op kwalitatieve en kwantitatieve wijze wordt aangepast aan de toegenomen vraag naar capaciteit van belangendragers en andere beleidsverantwoordelijken. Het streven naar meer synergie en samenwerking binnen de organisatie heeft er toe geleid dat de speerpunten binnen het spectrum nationale veiligheid meer dan voorheen vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd. Deze benaderingwijze geeft zowel een impuls aan de effectiviteit, aan de efficiëntie als aan de samenhang van activiteiten.

Op 16 november 2004 is het eindrapport van de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD aan de Tweede Kamer aangeboden1. Per brief d.d. 24 januari 2005 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 is de Kamer in kennis gesteld van de reactie op dit rapport.

In november 2004 heeft het kabinet tevens, mede tegen de achtergrond van de moord op de heer Van Gogh besloten tot een versterking van de AIVD ten behoeve van de het stelsel Bewaken en Beveiligen en het intensiveren van de controle op personen in het domein van terrorisme en radicalisering. Hierover is de kamer middels een gezamenlijke brief d.d. 24 januari 2005 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie3 in kennis gesteld. De maatregelen zoals deze staan weergegeven in beide brieven zijn het uitgangspunt geworden voor een omvangrijk kwalitatief als kwantitatief verbetertraject. Enkele in 2005 gerealiseerde onderdelen hiervan zijn:

• Het in overleg met afnemers en ketenpartners tot stand brengen van een jaarplan waarlangs de taakuitvoering in 2006 zal plaatsvinden.

• Het in gang zetten van een verantwoorde groei van de organisatie, m.n. gericht op de brede benadering van terrorisme bestrijding.

• De uitbreiding van het aantal buitenlandse laissonposten.

Ook het vervangen van de geautomatiseerde document- en workflow management systemen zijn onderdeel van het verbetertraject. In eerste instantie is getracht om aan te sluiten bij de Rijksbrede verwerving van een dergelijk geautomatiseerd systeem. Onduidelijkheid over het tijdstip van verwerving en de specifieke eisen die een inlichtingen- en veiligheidsdienst aan een dergelijk systeem stelt hebben er toe geleid om een op de organisatie toegespitst systeem aan te schaffen. Inmiddels is de architectuur van het systeem op hoofdlijnen gereed en is het verwervingtraject in gang gezet.

b. Werkterreinen

Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat.

a. De verantwoordelijken op het gebied van terrorisme, gewelddadig activisme, radicaliseringtendensen, economisch en financieel onderzoek, ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden, contra-proliferatie van massavernietigingswapens, internationale organisaties en migratie zijn adequaat geïnformeerd.

b. Er is effectief samengewerkt met en ondersteuning verleend aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba.

Met de aanvang 2005 beschikbaar gekomen extra middelen is het mogelijk gebleken de brede benadering ook als methode voor terrorisme bestrijding te hanteren. Hiermee wordt gedoeld op het, naast target- en fenomeengericht onderzoek, ook op andere wijze aanpakken van radicalisering en terrorisme door onder andere overheidsinstanties beter te ondersteunen in hun taakuitvoering door het breder verspreiden van kennis uit het inlichtingenveld.

Intensivering van de interne samenwerking en synergie heeft geleid tot het versterken van de aandacht voor terrorisme en radicalisering binnen andere aandachtgebieden van de AIVD dan terrorismebestrijding en radicalisering. Zo is het onderzoek op het gebied van migratie meer gericht op het gebruik van het asiel- en migratiekanaal door (vermeende) islamistische terroristen, is financieel onderzoek een belangrijk instrument geworden om terroristische netwerken, cellen en groeperingen met extremistisch gedachtegoed te detecteren en te bestrijden, is een deel van het onderzoek naar ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden gericht op ongewenste politiek-religieuze beïnvloeding die kan leiden tot radicalisering en terrorisme en is het onderzoek naar non-proliferatie en de directe link naar NBCR-agentia en overbrengingsmiddelen sterker verbonden aan het onderzoek naar (internationaal) islamistisch terrorisme.

Extern hebben de inspanningen geleid tot een uitbreiding van de samenwerking in de CT-infobox. Naast de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD), de Militaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en het Openbaar Ministerie (OM) zijn ook de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Economische Controledienst (ECD) tot dit samenwerkingsverband toegetreden. Met een grote regelmaat zijn aan de IND ambtsberichten uitgebracht, zodat deze dienst maatregelen kon nemen als daar aanleiding voor was. Tevens is binnen de vreemdelingenketen de samenwerking met partners als het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee (KMar), de vreemdelingenpolitie en de zeehavenpolitie uitgebreid. De intensievere samenwerking met het OM heeft geleid tot het verrichten van arrestaties van personen die van terroristische activiteiten worden verdacht.

De verbetering van de interne samenwerking en synergie heeft geleid tot het versterken van de aandacht voor terrorisme en radicalisering binnen andere aandachtgebieden van de AIVD dan terrorismebestrijding en radicalisering. Zo is het onderzoek op het gebied van migratie meer gericht op het gebruik van het asiel- en migratiekanaal door (vermeende) islamistische terroristen. Met een grote regelmaat zijn aan de IND ambtsberichten uitgebracht, zodat deze dienst maatregelen kon nemen als daar aanleiding voor was. Ook het onderzoek naar non-proliferatie en de directe link naar NBCR-agentia en overbrengingsmiddelen is sterker verbonden aan het onderzoek naar (internationaal) islamistisch terrorisme.

Financiering is een belangrijke randvoorwaarde voor terrorisme en radicalisering. Het aantal en de ernst van daden van internationaal terrorisme wordt mede afhankelijk gesteld van de financiering die terroristen kunnen verkrijgen. Binnen de strijd tegen terrorisme is financieel onderzoek een belangrijk instrument geworden om terroristische netwerken, cellen en groeperingen met extremistisch gedachtegoed te detecteren en te bestrijden. Ondersteuning van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA) en de Veiligheidsdienst Aruba (VDA) heeft er een bijdrage toegeleverd dat contraterrorisme en radicalisering een kerntaak geworden binnen het takenpakket van deze diensten.

Nederland levert een bijdrage aan de internationale veiligheid en rechtsorde door als gastland op te treden van een aantal internationale organisaties op het gebied van de rechtspraak, controle en opsporing, en dient als zodanig randvoorwaarden te scheppen en in stand te houden voor het ongehinderd functioneren van deze organisaties. Een aantal internationale organisaties valt vanuit hun functie binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen. Met name zijn het het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) en het International Criminal Court (ICC) te noemen.

Op het terrein van gewelddadig politiek activisme heeft de AIVD een nota over de zgn. Londsdale jongeren1 laten uitgaan waarin wordt vastgesteld dat de dreiging voor de democratische rechtsorde die van deze jongeren uitgaat gering is.

Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken

Prestatie-indicator veiligheidsonderzoekenAantal geplande onderzoekenAantal gerealiseerde onderzoeken
Door AIVD12 37012 433
Door derden, onder verantw. AIVD (KMar, Politie)39 49043 000

Het risico dat niet de juiste personen een vertrouwensfunctie gaan vervullen, is door het afgeven of weigeren van verklaringen van geen bezwaar zoveel mogelijk beperkt.

Door, op basis van de Wet Veiligheidsonderzoeken, uitvoering te geven aan veiligheidsonderzoeken, heeft de AIVD bevorderd dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waar tegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestonden. Daarvoor heeft de AIVD zelf veiligheidsonderzoeken uitgevoerd en zijn onder verantwoordelijkheid van de dienst veiligheidsonderzoeken uitgevoerd door de KMar en de politie en zijn de lijsten vertrouwensfuncties doorlopend geactualiseerd.

Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering

Het risico van aantastingen van de nationale veiligheid is beperkt door het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn beoordeeld. Daarnaast is binnen werkterrein een belangrijk deel van het stelsel bewaken en beveiligen ondergebracht.

De verantwoordelijke autoriteiten en instanties van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn aangemerkt, zijn ondersteund bij door hen te nemen beveiligingsmaatregelen. De reguliere activiteiten op het terrein van beveiligingsbevordering zijn uitgevoerd, zoals het instellen van onderzoek naar en het bevorderen van de beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen, gegevens en telecommunicatie. Ook is informatie verstrekt over veiligheidsrisico’s en zijn fysieke beveiligingsadviezen gegeven.

Het rapport Bescherming Vitale infrastructuur is aan de Tweede Kamer aangeboden en op 10 oktober besproken. De sectoren Gas, Electriciteit en Nucleair zijn aangesloten op het nationale Alerteringssysteem terrorismebestrijding. Hieruit komt naar voren dat terrorismebestrijding ook binnen de beveiligingsbevorderende taak in rol speelt.

De AIVD heeft in 2005 enkele honderden dreigingsmeldingen en dreigingsinschattingen aan de Coördinator Bewaken en beveiligen aangeleverd. De meldingen en inschattingen hadden ondermeer betrekking op politieke, diplomatieke, publieke en justitiële objecten en subjecten.

Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landen

Er is inzicht verworven in ontwikkelingen in andere landen die relevant zijn voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en de positie van Nederland in internationaal verband en die noodzakelijk zijn voor onze nationale veiligheid.

De Wiv 2002 bepaalt dat de AIVD in het kader van de inlichtingentaak buitenland onderzoek verricht naar onderwerpen die – in de praktijk jaarlijks – door de minister-president, in overeenstemming met de ministers van BZK en van Defensie, de minister van Buitenlandse Zaken gehoord hebbende, worden aangewezen.

Met de extra verkregen middelen is de capaciteit beschikbaar voor het gericht inlichtingen verzamelen betreffende andere landen met als doel de regering in staat te stellen bij standpunten te bepalen over het buitenlandse beleid en de regering bij het voeren van internationale onderhandelingen te doen beschikken over informatie die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is, dan wel bijdraagt aan het onderkennen van latente dreigingen voor de nationale veiligheid en het doorgronden van bestaande dreigingen. Daar waar de aangewezen onderwerpen voor de AIVD en de MIVD elkaar overlappen is een effectieve werkverdeling vastgesteld.

Tevens is gezien de internationale context van het islamitische terrorisme en de concrete verbindingen tussen targets op Nederlands grondgebied en personen en organisaties in het buitenland het werkterrein sterker verbonden aan de terrorismebestrijding in relatie tot risico- en bronlanden. Tot slot heeft het werkterrein zich gericht op er op het gericht inlichtingen te verzamelen betreffende andere landen die de regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over het buitenlandse beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen te beschikken over informatie die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is, dan wel bijdraagt aan het onderkennen van latente dreigingen voor de nationale veiligheid en het doorgronden van bestaande dreigingen.

BELEIDSARTIKEL 2. POLITIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van de randvoorwaarden voor een goed functionerende politieorganisatie waardoor zij in staat is het toezicht en de opsporing te versterken en een adequaat niveau van hulpverlening te bieden, en zodoende een bijdrage levert aan een veiliger samenleving.

De afspraken in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 en regionale convenanten richten zich op het realiseren van drie hoofddoelstellingen:

A. intensiveren van het toezicht en de handhaving;

B. versterken van de criminaliteitsbestrijding;

C. verhogen van de politiesterkte en verbeteren van de doelmatigheid.

Ad. A. Het intensiveren van het toezicht en de handhaving

De prestatie-indicatoren 2005 laten een verbetering zien ten opzichte van 2004.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2004)Realisatie (2005)Streefwaarden (2006)
Telefonische bereikbaarheid*    
– LTP beantwoord binnen 20 seconden 72%81%80%
– LTPbeantwoord binnen 30 seconden 79%86%90%
– LTPbeantwoord binnen 45 seconden 84%90%95%
– 112 vast: beantwoord binnen 15 seconden > 95%> 95%>80%
– 112 mobiel: beantwoord binnen 30 seconden > 95%> 95%>80%
Beschikbaarheid**4,44,95,04,7
Tevredenheid over politieoptreden bij laatste politiecontact61,361,863,468,2
Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties***1 425 0971 973 1352 041 9621 605 097

* Bron: TELAN.

** Bron: PMB.

*** Bron: Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB).

Ad B. Versterken van de criminaliteitsbestrijding

In 2005 hebben de regiokorpsen en het KLPD in totaal 243 454 verdachten aan het OM aangeleverd. Eind 2005 zijn met de politiekorpsen informele gesprekken gevoerd over de toen voorlopige resultaten van 2005. Op basis van die gesprekken is een onderzoek gestart naar de stagnatie van het aantal verdachten. In de zomer 2006 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht, opdat in de jaarlijkse gespreksronde met de korpsen extra aandacht aan de resultaten van deze indicator kan worden besteed.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2004)Realisatie (2005)Streefwaarden (2006)
– Aantal verdachten naar OM*218 268244 233243 454258 268
– Intensivering vreemdelingentoezicht**n.v.t. n.v.t.n.n.b.
– % Rechtshulpverzoeken dat tijdig wordt afgehandeldn.v.t. n.v.t.100%

* Bron: Compas (bedrijfsprocessensysteem Openbaar Ministerie).

** Bron: o.b.v. onder andere het monitoren van het aantal staandehoudingen. Meting hiervan vindt plaats met ingang van 2006.

*** De prestatie-indicator «% rechtshulpverzoeken dat tijdig wordt afgehandeld» is geen actuele prestatie-indicator, omdat dit instrument niet apart de politie meet, maar van de hele Justitie-keten.

Ad C. Verhogen van de politiesterkte en verbeteren van de doelmatigheid

Tijdens de Algemene politieke beschouwingen bij begroting 2005 is de motie Verhagen aangenomen waarmee extra geld ter beschikking is gesteld om de formatie van de politie te versterken voor de jaren 2005 tot en met 2007. Met deze middelen en met een extra bijdrage uit de begroting van het ministerie van BZK moet een versnelling van de oorspronkelijk voorziene groei van de politiesterkte in de periode 2005–2007 worden gerealiseerd. Hierover zijn met de korpsen afspraken gemaakt. Over de afspraken betreffende de sterkteontwikkeling is de Tweede kamer geïnformeerd met de sterktebrief van 15 september 2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 824, nr. 26).

De politiesterkte ultimo 2005 bedraagt 52 592 fte’s (inclusief Functionele Inzetbaarheid/FI) en 50 498 (exclusief FI). Dit is exclusief het politiepersoneel (319 fte’s) dat in 2005 is overgegaan naar CIP/ISC. Dit aantal zal wel blijven meetellen voor de realisatie van de landelijke sterktedoelstelling (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 824, nr. 24). Landelijk gezien blijft de sterkterealisatie voor 2005 daarmee circa 300 fte’s achter ten opzichte van de voor 2005 opgenomen doelstelling. Het beeld over heel 2005 per korps ligt genuanceerder. In de sterktebrief over 2005 die in mei 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden wordt, zal daarop uitgebreider ingegaan worden.

In het Hoofdlijnenakkoord is aangegeven dat de politie efficiënter en effectiever moet gaan opereren. Het kabinet heeft daarom aan een onafhankelijke stuurgroep, onder voorzitterschap van mevrouw J. M. Leemhuis-Stout, de opdracht gegeven om de verworvenheden en de knelpunten van de huidige politieorganisatie in beeld te brengen en om de vraag te beantwoorden of verdergaande aanpassingen van de politieorganisatie noodzakelijk zijn (evaluatie politiewet/politiebestel). Op 30 juni 2005 heeft de stuurgroep haar rapport met conclusies en aanbevelingen gepresenteerd. Gelijktijdig met de evaluatie is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar mogelijke modellen voor beheer («Beheer beheerst») van de politie uitgevoerd. Op 14 oktober 2005 is het kabinetsstandpunt (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 628, nr. 25) Evaluatie Politieorganisatie en het IBO-rapport aan de Tweede Kamer gestuurd waarin op beide rapporten is gereageerd.

Op basis van de Wet van 28 april 2005 tot wijziging van de Politiewet 1993 (Staatsblad 2005, 242) is besloten binnen de politieorganisatie een voorziening tot samenwerking (VTS) op te richten, ter verbetering van het doelmatig beheer van de politie.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
HoofddoelstellingEvaluatie Veiligheidsprogramma20042004/2005Niet geïnitieerd1
 Evaluatie politiewet/politiebestel 2005Afgerond
 Functioneren politie20042005In uitvoering2
 Wet politiegegevens  Afgerond3
     
2.2Bekwaamheidseisen opsporing 2005Niet geïnitieerd4
 Elektronische aangifte20052005Verlengd tot 2006
     
2.4Gevolgen invoering pepperspray en de invloed ervan op geweldgebruik door en tegen politie20012005Afgerond5
 Politiemonitor Bevolking 2005Afgerond
     
2.5Evaluatie LECD20052005Afgerond
 Evaluatie politieonderwijs20052006In uitvoering
 Arbeidsvoorwaardenvorming (centraal/decentraal)20042005In uitvoering
 Effect bewegingsstimulering ter preventie psychische klachten20042005Afgerond6
 Fysieke vaardigheid 2005Afgerond7
 Proces CAO2004 Afgerond
 Feitenonderzoek ziektekosten GVP20042005Afgerond8

1 In 2005 heeft een Midterm review plaatsgevonden, als een soort tussenevaluatie. Het Veiligheidsprogramma loopt tot en met 2006 en de Stuurgroep heeft aangegeven zich meer te willen richten op de toekomst en wil derhalve toekomstverkenningen uitvoeren.

2 De titel van het onderzoek is gewijzigd in «onderzoek budgetverdeelsysteem» en is afgerond in april 2006.

3 Verkennend onderzoek in het kader van de wet politiegegevens. Het ministerie van Justitie is initiator. Het wetsvoorstel ligt thans ter behandeling in de Tweede Kamer.

4 Zou plaatsvinden in het kader van vormen Nationale Recherche, maar is bij nader inzien niet nodig geweest.

5 Met ingang van april 2002 is het geweldsmiddel pepperspray voor de gehele Nederlandse politie ingevoerd. Tot en met 2004 is het gebruik van pepperspray gevolg en in kaart gebracht. In maart 2005 is de eindrapportage «Spray met visie, visie op spray» verschenen. Dit rapport is als bijlage bij brief van 14 juni 2005 (2005–0000091038) naar de TK verzonden.

6 Effect bewegingsstimulering ter preventie psychische klachten is afgerond. Het effect van lichaamsbeweging op psychische klachten bleek voorspelbaar te zijn.

7 In 2005 is het rapport gepresenteerd aan alle korpsen. De resultaten worden gebruikt voor het invoeren van conditietesten voor politieagenten (uitvoeren van afspraak CAO 2005–2007).

8 Het feitenonderzoek GVP is uitgevoerd door Cap Gemini. Het advies is één collectieve ziektekostenverzekering met de afspraak van een contractuele relatie met één van de grote zorgverzekeraars. Dit is inmiddels overgenomen tijdens succesvol verlopen CAO-besprekingen 2005–2007.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2. PolitieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen3 793 0253 853 8924 383 0354 362 1454 677 8734 071 506606 367
waarvan garantieverplichtingen    366 275  
        
Uitgaven3 432 5813 614 8033 886 6324 057 5044 128 7354 055 12673 609
2.1 Apparaat14 43114 23115 58816 16911 52012 472952
2.2 Politie op regionaal niveau2 697 9132 832 8023 082 0383 178 2593 208 8523 150 16658 686
2.3 Politie op bovenregionale en landelijke niveau381 565380 213413 827456 145477 604438 44239 162
2.4 Prestatievermogen van de politie11 66519 03732 72038 20364 17667 915– 3 739
2.5 Adequaat niveau van politiepersoneel327 007368 520342 459165 578176 606187 055– 10 449
2.6 Dienst geneeskundige verzorging politie   203 150189 977199 076– 9 099
        
Ontvangsten180 352231 521216 845230 062227 468202 29125 177

Financiële toelichting

De vastgestelde begroting 2005 (instrument 2.2) werd verhoogd als gevolg van de Nota van Wijziging in verband met de motie Verhagen c.s. (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 000, nr. 4) voor sterkte-uitbreiding (€ 10 mln). Daarnaast zijn de hogere uitgaven te verklaren door een hogere instroom asiel (€ 12,8 mln), de uitvoering van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2005–2007) dat op 23 november 2005 werd ondertekend (€ 35,5 mln). En gedurende het jaar 2005 is meer geld besteed (€ 12,4 mln) ter versterking van de politie en voor het bestrijden van terrorisme. De overige verschillen op dit instrument betreffen verschuivingen naar andere instrumenten en beleidsartikelen voor het uitvoeren van reguliere taken van de regio’s.

De bovenregionale uitgaven (instrument 2.3) zijn hoger dan was begroot. Deze hogere uitgaven zijn het gevolg van de intensivering terrorismebestrijding (€ 18,5 mln), de politie-CAO (€ 10 mln), prestatiebekostiging, afrekening Defensiepersoneel en de verplichting van het ministerie van Justitie inzake het overdrachtprotocol dat van kracht is sinds het KLPD van Justitie naar BZK is overgegaan.

De lagere uitgaven op instrument 2.5 zijn het gevolg het pas laat in het jaar tot stand komen van een nieuwe meerjarige politie-CAO.

De uitgaven op instrument 2.6 gaan uit van een kostendekkende premieheffing ziektekostenregeling bij de politie. Het verschil tussen de uitgaven en de ontvangsten in 2005 wordt veroorzaakt door de introductie van de DiagnoseBehandelCombinatie waarmee de facturen van de zorginstellingen pas worden ontvangen als de totale behandeling is afgerond.

In de loop van 2005 zijn de regiokorpsen gebruik gaan maken van de mogelijkheden van geïntegreerd middelenbeheer (conform het aanwijzingsbesluit «Rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie» van 18 augustus 2004). Ultimo 2005 is ten behoeve van de politieregio’s door BZK een bedrag aan garanties afgegeven ter grootte van € 366,3 mln, bestaande uit € 291,3 mln aan kasgeldleningen en € 75 mln aan langlopende leningen (opnamemogelijkheid afhankelijk van de behoefte aan vreemd vermogen). Volgens opgave van het ministerie van Financiën is ultimo 2005 daadwerkelijk door de regio’s aan leningen opgenomen een bedrag van € 40 mln.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Instrument 2: Regionale politiekorpsen 
• MeerjarenafspraakJa
• BudgetverdeelsysteemGedeeltelijk
• AsielbekostigingJa
• Personeels- en solvabiliteitsratioJa
• Versterking Opsporing en VervolgingIn uitvoering
• Referentiekader grootschalig politieoptredenIn uitvoering
  
Instrument 3: Bovenregionale en landelijke politiezorg 
• Uitbreiding capaciteit NR van het KLPD ter bestrijding zware criminaliteitJa
• Versterking persoonsbeveiliging: de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) en het Nationaal Informatieknooppunt (NIK) worden uitgebreidJa
• Uitbreiding Regionale Inlichtingendiensten (RID) t.b.v. terrorismebestrijdingJa
• Uitbreiding bovenregionale teams (BRT/IFT-combinaties) ter bestrijding van de bovenregionale milieucriminalitietJa
• Bekostiging van Grensoverschrijdende Observatieteams (GROT), het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV), parketpolitie, Financieel Expertisecentrum (FEC) en Nederlands Centrum Internationale Politiesamenwerking (NCIPS)Ja
  
Instrument 4: Prestatievermogen van de politie 
• Het stimuleren van de realisatie van de afspraken uit het Landelijk Kader en de regionale convenanten door het hanteren van het systeem van prestatiebekostigingJa
• Bevorderen van de kwaliteit van de politiezorg en het innovatief vermogen van de korpsenJa
• Borgen van aandacht voor bijzondere onderwerpen, zoals de politiële jeugdtaakJa
• Het uitvoeren van strategisch onderzoek en evaluatieonderzoekJa
  
Instrument 5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid 
• Het arbeidsvoorwaardenbeleid wordt centraler aangestuurd ter verhoging van de efficiency van de politieorganisatieJa
• Het landelijke arbeidsvoorwaardenoverleg met de politievakorga- nisaties zal in het teken staan van de sociale zekerheid, prepensioen/VUT/levensloop en ziektekostenJa
• Het verbeteren van het traject capaciteitsmanagementIn uitvoering
• Verdere professionalisering op basis van ontwikkeling en borging van kwaliteit door gericht loopbaanbeleid en mobiliteit van medewerkersJa
• Geweld tegen politieJa
• Het optimaliseren van personeelsbeleid (inclusief diversiteit)Ja
• Nieuwe impuls aan het beleid op het terrein van Arbo, verzuim en reïntegratie (AVR-beleid) via het ArboplusconvenantJa
• Verder verbetering bedrijfsvoering politieonderwijs (LSOP/PA)Ja
  
Instrument 6: Geneeskundige verzorging politie(GVP) 
• Heroriëntatie op de verplichte collectieve ziektekostenverzekering als gevolg van het nieuwe ziektekostenstelselJa

Instrument 2: Regionale politiekorpsen

Op basis van de resultaten van de evaluatie Budgetverdeelsysteem (BVS) is aanvullend verdiepingsonderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de werklast en het ontwikkelen van een nieuwe verdeelsystematiek. Op 1 februari 2006 is het rapport met de uitkomsten gepresenteerd aan de minister van BZK, de politieberaden en het openbaar ministerie. Invoering van het nieuwe BVS is voorzien op 1 januari 2007.

Begin 2005 is het onderzoek naar de herijking van de asielbekostiging afgerond. Gedurende 2005 heeft de succesvolle overgang naar de nieuwe systematiek plaatsgevonden, met als gevolg dat vanaf 1 januari 2005 wordt bekostigd op basis van de genormeerde asielwerklast per korps.

Vier regiokorpsen hebben in 2005 onder specifieke voorwaarden een bijzondere bijdrage ontvangen op basis van artikel 3 van het Besluit Financiën Regionale Politiekorpsen (BFRP). Redenen voor het verstrekken van een bijzondere bijdrage zijn onder andere: het versterken van de vermogenssituatie (in relatie tot de gewenste sterkte en huisvesting), het handhaven van sterkte, dan wel het voorkomen van te snelle daling van de sterkte tot het moment van de invoering van het nieuwe BVS. Drie regiokorpsen hebben een bijdrage op basis van artikel 4 ontvangen.

Door de invoering van onder andere shared services is het noodzakelijk de normwaarde voor de personeelsratio te heroverwegen. Immers de uitgaven die voorheen aan eigen personeel gedaan werden, zijn nu begrepen in de materiële kosten als inkomensoverdracht aan deze shared service. De ratio zal na een technische evaluatie in 2006 worden herzien.

Financiële indicator personeel en solvabiliteitRealisatie 2004Begroting 2005Realisatie 2005*
Personeelsratio**74,0%73,9%73,9%
Solvabiliteitsratio***49,8%53,5%51%

* Bron: begroting 2005.

** De verhouding tussen de personele lasten en de totale baten: de toe- of afname van het aandeel van de totale baten die gebruikt worden voor personele kosten (Stcrt. 2003, 39).

*** Deze indicator geeft inzicht in de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal (Stcrt. 2003, 39). De samenstelling van de ratio is in 2005 bezien. De voorzieningen maken geen onderdeel meer uit van de ratio.

In november 2005 hebben de ministers van Justitie en van BZK het programma «Versterking Opsporing en Vervolging» aangeboden aan de Tweede Kamer. Het programma is opgesteld door de politie, het openbaar ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut. Het is een antwoord op de aanbevelingen in het rapport Posthumus, dat is opgesteld naar aanleiding van de Schiedammer parkmoord. Met de implementatie is al gestart begin 2006.

In 2005 heeft de politie een monitor uitgevoerd naar de voortgang van de invoering van het nieuwe referentiekader conflict- en crisisbeheersing dat de mogelijkheid biedt om een uniforme organisatie en werkwijze voor Grootschalig en Bijzonder Optreden (GBO) op te zetten met ruimte voor regionaal en/of interregionaal maatwerk. Op basis hiervan is een tijdelijke projectgroep ingesteld voor het ondersteunen van de korpsen bij de implementatie, verdere ontwikkeling en coördinatie. In 2005 is het ontwerp voor de nieuwe regeling voor de mobiele eenheid gereed gekomen. De nieuwe regeling maakt onder meer een duidelijker onderscheid tussen verschillende eenheden en kent een bijgestelde paraatheideis.

Instrument 3: Bovenregionale en landelijke politiezorg

In 2005 zijn budgetten beschikbaar gesteld om de voorziene uitbreiding van en versterking bij de bovenregionale en landelijke politieonderdelen te realiseren. Daarnaast zijn in het kader van de intensivering van de voorkoming en bestrijding van terrorisme nog additionele bedragen beschikbaar gesteld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 754, nr. 5).

Op centraal niveau zijn de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB), de Nationale Recherche (NR), de Unit Contra Terrorisme en Activisme (UCTA) en het Nationaal Informatie Knooppunt (NIK) van het KLPD uitgebreid. De DKDB is ten behoeve van de persoonsbeveiliging versterkt met 92 extra fte. Dit aantal loopt op tot 235 fte in 2007.

Het NIK en UCTA zijn versterkt, oplopend tot 30 fte in 2007.

Ook zijn extra middelen beschikbaar gesteld om de dienst NR uit te breiden met 20 fte in 2005, oplopend tot 60 fte in 2007.

Op decentraal niveau zijn extra middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de regionale inlichtingendiensten (RID-en), de regionale informatieknooppunten (RIK’s) evenals de decentrale objectbewaking. De RID-en en de RIK’s zijn elk met 75 fte versterkt. Voor het bewaken en beveiligen van objecten zijn in 2005 32 extra fte ter beschikking gesteld en zal in de periode tot 2007 geleidelijk toenemen tot 100 fte.

Instrument 4: Prestatievermogen van de politie

Op basis van de afgesproken systematiek zijn alle korpsen in 2005 in aanmerking gekomen voor prestatiebekostiging over 2004. Eveneens zijn in 2005 goede stappen gezet om de resultaatafspraken in 2006 te behalen.

Op basis van de regeling Stimulering Taakuitvoering politie zijn 22 projecten van korpsen gesubsidieerd voor een bedrag van circa € 2,5 mln. De projecten vergroten het presterend vermogen van de politie (niet zijnde de reguliere taakuitvoering) en de resultaten zijn toepasbaar voor de hele Nederlandse politie. In 2005 zijn wederom de zogenoemde Bolkesteingelden verstrekt ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit. De bijdragen zijn ingezet voor de uitvoering van implementatieplannen tot kwaliteitsverbetering op het gebied van jeugdcriminaliteit en hebben geleid tot een verdere versterking van de kwalitatieve en kwantitatieve politiële jeugdtaak bij de regiokorpsen.

In het kader van het stroomlijnen van de veiligheidsmonitoren en leefbaarheidsmonitoren is het afgelopen jaar een aantal onderzoeken uitgevoerd zowel op landelijk als regionaal en lokaal niveau. De ervaringen uit deze onderzoeken worden meegenomen in de verdere ontwikkeling om te komen tot één instrument, te weten de Veiligheidsmonitor. Afgelopen jaar is een meerjarig onderzoeksprogramma opgesteld. Dit programma wordt de komende jaren verder geoptimaliseerd en geactualiseerd.

In 2005 is het onderzoek Actieve Wederkerigheid uitgevoerd1, dat betrekking heeft op twee prestatieafspraken die gericht zijn op het oordeel van burgers over de politie (tevredenheid laatste politiecontact en beschikbaarheid van de politie). Het blijkt dat korpsen dit oordeel positief kunnen beïnvloeden waarbij het begrip«actieve wederkerigheid» centraal staat. De politie heeft het rapport enthousiast ontvangen en korpsen zijn momenteel zeer actief en voortvarend bezig om de aanbevelingen in praktijk te brengen. Op basis van de aanbevelingen in het rapport zijn vanuit het ministerie van BZK initiatieven in 2006 ontplooid om korpsen verder te stimuleren in het nemen van maatregelen om de tevredenheid van burgers te vergroten.

Instrument 5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en onder

In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2005–2007), dat op 23 november 2005 is ondertekend zijn vergaande afspraken gemaakt op het gebied van personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid. De afspraken betreffen onder andere het inkomen, het afschaffen van het regionaal overleg, loondoorbetaling in het eerste en tweede ziektejaar, prepensioen, verplicht persoonlijk ontwikkelingsplan, preventie van ziekteverzuim. Het ziekteverzuim is ten opzichte van 2004 weer iets verbeterd en de doelstelling in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003 – 2006 is al voorbij gestreefd.

In het bovengenoemde akkoord zijn ook afspraken opgenomen om tot een vermindering van enerzijds Arbeidstijdenwet overtredingen te komen en anderzijds op termijn een verschuivingstoelage te herintroduceren. Om deze afspraken uit te voeren wordt het project capaciteitsmanagement voortgezet voor een periode van drie jaar onder verantwoordelijkheid van de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC).

Het functieraster voor de opsporing dat parallel aan de vorming van de nationale en bovenregionale recherche is opgesteld is medio 2005 formeel referentiemateriaal voor de politie geworden. De politie gebruikt dit bij het waarderen en inschalen van functies in de opsporing. Tevens is concept referentiemateriaal voor ondersteunende functies ontwikkeld.

Het terugdringen van bedreigingen van politiemensen in de privé-situatie is in 2005 nadrukkelijk op de agenda geplaatst. Met de eerste set van maatregelen2 wil de minister van BZK het geweld terugdringen. Een aantal van de maatregelen is geëffectueerd en in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2005–2007) is afgesproken dat vóór 1 januari 2007 met één landelijke regeling op het gebied van geweld tegen politiemensen, inclusief de bedreigingen, wordt gekomen. Eind december 2005 is de handreiking «protocol geweld tegen de politie» gepresenteerd.

Uit de evaluatie van het functioneren van het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) blijkt dat de korpsen ondersteund willen blijven worden bij de ontwikkeling en uitvoering van hun diversiteitsbeleid. Het ’Meerjarenkader Diversiteit Politie 2006–2010’ en het referentiekader diversiteit dragen bij aan de uitvoering van het beleid. In 2005 (6,2%) is het landelijk percentage allochtonen bij de politie niet veranderd ten opzichte van 2004 (6,2%).

Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2004)Realisatie (2005)Streefwaarden (2006)
Ziekteverzuim (%)*8,26,66,2< 8,0
Allochtonen (%)* 6,26,25,5 – 6,0
Aantal verschoven diensten per werknemer**  nvtnvt

* Bron: Polbis, exclusief KLPD

** In 2005 heeft geen meting plaatsgevonden van de indicator «Aantal verschoven diensten per werknemer». Deze indicator houdt verband met capaciteitsmanagement en hierover zijn vervolgafspraken gemaakt in de nieuwe CAO-politie (2005–2007).

Het afstemmen van de bedrijfsvoering van de Politieacademie op een instroomcapaciteit van 2000 aspiranten gaat sinds 2003 gepaard met frictiekosten. De Politieacademie is erin geslaagd om in 2005 te komen tot een definitieve afbouw van de regeling voor frictiekosten. Dit mede doordat de resultaten uit de bedrijfsvoering van de Politieacademie in de afgelopen jaren aanzienlijk zijn verbeterd.

Instrument 6: Dienst Geneeskundige Verzorging Politie

Kengetallen 2005
Totaal aantal verzekerden ultimo 2005:133 358
  waarvan actieve deelnemers:60 976
  waarvan meeverzekerde gezinsleden actieve deelnemers:48 458
  waarvan niet-actieve deelnemers:16 826
  waarvan meeverzekerde gezinsleden niet-actieve deelnemers:7 098
Zorgkosten per verzekerde 20051 706

Bron: Jaarcijfers DGVP 2005.

BELEIDSARTIKEL 15. CRISIS- EN RAMPENBEHEERSING

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het voorkomen en zoveel mogelijk beperken en beheersen van rampen en crises door het scheppen van voorwaarden die een veilige samenleving waarborgen.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
15.2 Pro-actie en preventieVeiligheidsbewustzijnEind 2004Begin 2005Nulmeting is uitgevoerd
15.3 PreparatieBeleidsnota rampenbestrijdingBegin 2005Begin 2006De evaluatie zal niet worden uitgevoerd.*
 Leidraad Maatramp en Operationele prestatiesJan. 2005Juli 2005De evaluatie zal niet worden uitgevoerd.**

* De Kamer is hierover geïnformeerd en daarbij is aangegeven dat monitoring via de voortgangsrapportage Beleidsplan Crisisbeheersing plaatsvindt.

** Aan de hand van de gegevens van de gebruikers zullen de leidraden worden herzien.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
15. Crisis- en RampenbeheersingRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen000039 45635 4474 009
        
Uitgaven000034 77336 811– 2 038
15.1 Apparaat    7 5145 8481 666
15.2 Proactie/preventie    4 0584 402– 344
15.3 Preparatie    14 54220 615– 6 073
15.4 Respons    8 6595 9462 713
        
Ontvangsten    81081

Financiële toelichting

In 2005 was sprake van een nieuwe departementale organisatie die uitvoering gaf aan het recent vastgestelde beleidsplan crisisbeheersing. In dit eerste uitvoeringsjaar is gebleken dat, in de tijd gezien, met name als gevolg van de vele afstemmingsmomenten, de uitvoering van het beleidsplan niet geheel overeenkomstig de raming in de begroting verliep. De Tweede Kamer is in de voortgangsrapportage over de uitvoering van het beleidsplan (29 668, nr. 8) hierover uitvoerig geïnformeerd.

15.1 Apparaat

Per 1 mei 2005 is het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) formeel gestart. De financiering van de personeelskosten van het ERC is ten laste van het apparaatsbudget gebracht. Daarnaast zijn, als extra kosten, de kosten van tijdelijk personeel voor (eenmalige) projecten en voor personeel dat onderdeel uitmaakt van de Shared Service Crisisbeheersing (SSCB) uit het apparaatsbudget betaald.

15.3 Preparatie

In 2005 is de opzet van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) voortgezet. De kosten hiervan zijn betaald uit artikelonderdeel 15.3.

Een bedrag van € 0,8 mln is overgeboekt naar het ministerie van VROM in verband met het beheer van het Nationaal Meetnet Radio-activiteit.

Een bedrag van € 1 mln is overgeboekt naar begrotingsartikel 16 in verband met de financiering van activiteiten op het terrein van de versterking van de Geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen (GHOR).

Onderdeel van artikelonderdeel 15.3 is een bedrag ad € 5,5 mln ten behoeve van de uitvoering van een 4-tal Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen- (WTS) regelingen. Als gevolg van vertraging in de uitvoering is hiervan € 2,8 mln niet tot uitbetaling gekomen. Naar verwachting zal dit bedrag in 2006 benodigd zijn.

15.4 Respons

De hogere uitgaven hebben voornamelijk betrekking op het verandertraject Nationaal Coördinatiecentrum (NCC). De kosten van de aanpassing van de huisvesting en de voorzieningen van het NCC maken hiervan een belangrijk deel uit. Met het verandertraject is in 2005 een aanvang gemaakt.

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn tevens de niet begrote kosten gebracht, die verband houden met de bijzetting van Z.K.H. Prins Bernhard.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 2: Pro-actie en preventie 
• Kwaliteitscriteria om besluitvorming over veiligheidsrisico’s te verbeterenGedeeltelijk
• Beleidsvisie Versterken VeiligheidsbewustzijnGedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 3: Preparatie 
• Meetinstrumenten om de om het zorgniveau van de rampenbestrijding en crisisbeheersing toetsbaar te makenGedeeltelijk
• Versterking van de (de)centrale planvorming op het terrein van crisis- en rampenbeheersingGedeeltelijk
• Versterking van het opleidings- en oefenbeleidGedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 4: Respons 
• Verbetering van de kwaliteit van de respons en de bestuurlijke informatievoorzieningGedeeltelijk

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2, Pro-actie en preventie: Het zodanig beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau dat daarmee incidenten, die zouden kunnen leiden tot rampen c.q. crises, zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel worden beperkt.

Op het terrein van pro-actie en preventie wordt het project Versterken Veiligheidsbewustzijn uitgevoerd. Uitgangspunt bij dit project is de overtuiging dat Nederland veiliger wordt als zowel burgers als het bedrijfsleven en de overheden zich veiliger gedragen en dat veiligheidsbewustzijn leidt tot veilig gedrag. Het centrale element van het project is de omgevingsverkenning. In deze verkenning wordt het proces van veiligheidsbewustzijn en veilig gedrag van burgers onderzocht. Het is de bedoeling dat de verkenning inzicht geeft in de variabelen die bepalend zijn voor veiligheidsbewustzijn en veilig gedrag. Op basis daarvan kan worden bepaald óf, wáár en welke beleidsinterventie mogelijk en noodzakelijk is. Daarmee biedt het project nieuwe aanknopingspunten voor veiligheidsbeleid. Het project heeft vooral een aanjaagfunctie. Het daadwerkelijk versterken van het veiligheidsbewustzijn moet plaatsvinden binnen de reguliere beleidsprocessen.

Prestatie-indicatoren hebben vooral betekenis in brede uitvoeringstrajecten die (op termijn) gebruik gaan maken van de inzichten uit de verkenning.

In 2005 is een set indicatoren voor veiligheidsbewustzijn bepaald. Op basis hiervan is een meetinstrument ontwikkeld en zijn twee «testmetingen» uitgevoerd. Deze eerste nulmeting was gericht op het verkrijgen van inzicht in het veiligheidsbewustzijn van burgers in twee veiligheidsdomeinen. De onderzochte veiligheidsdomeinen zijn:

• veiligheid in huis; toegespitst op brand- en inbraakveiligheid

• veiligheid in de woonomgeving; toegespitst op «grote» dreigingen (aansluiting is gezocht bij VoRamp).

Het projectbudget is voornamelijk ingezet voor de ontwikkeling van instrumenten, met name op het gebied van effectmeting (en inschatting) en communicatie.

De inspanningen op het gebied van de bescherming van de vitale infrastructuur hebben geleid tot een inhoudelijke rapportage aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2004–2005, 26 643, nr 75) over de eerste kwetsbaarheidanalyse die de acht deelnemende ministeries hebben uitgevoerd. Ook wordt in deze rapportage ingegaan op de extra beschermingsmaatregelen die ieder van die ministeries van plan is de komende periode te implementeren. Tevens is een aantal bovensectorale maatregelen aangegeven dat, onder coördinatie van BZK, ook geïmplementeerd zal worden. Door de intensieve aanpak in dit traject is er sprake van een sterk gegroeid bewustzijn bij alle betrokken partijen van het belang van de bescherming van de vitale infrastructuur. Budgetten worden in dit traject vooral ingezet voor bewustwording en voorlichting.

Met andere ministeries is intensief samengewerkt aan dossiers op het gebied van infrastructuur, externe veiligheid en veiligheid van gebouwen. Dit heeft onder meer geleid tot de beleidsnota Tunnelveiligheid deel B, die deze zomer aan de Tweede Kamer is aangeboden en de ontwikkeling van wetgeving voor wegtunnels. De wet Aanvullende Regels voor Veiligheid in Wegtunnels is in december door de Tweede Kamer aangenomen.

Ook is in 2005 de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico uitgebracht. Deze handreiking voorziet in een grote behoefte van de uitvoeringspraktijk en wordt intensief gebruikt door de regionale brandweerorganisaties.

De preparatie van de hulpverlening op mogelijke incidenten op het spoor (Betuweroute en HSL) is substantieel gefaciliteerd met de start van het project Railplan; 39 gemeenten en 8 hulpverleningsregio’s werken daarin samen in het kader van de voorbereiding van de respons.

Aan de gemeente Rotterdam is een financiële bijdrage verleend voor het ontwikkelen van een aantal maatregelen voor veiligheid en crisisbeheersing in het openbaar vervoer. Resultaten hiervan kunnen ook bij andere OV-bedrijven worden gebruikt.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005Streefwaarde 2005Realisatie 2005
Het veiligheidsbewustzijn is verbeterdNulmeting vindt plaats in 2004/2005Significante vergroting bij een doorlooptijd van 20 jaarMeetinstrument is ontwikkeld en nulmeting is uitgevoerd

Operationele doelstelling 3, Preparatie: Het ontwikkelen van een duurzaam veiligheidsbeleid in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en het bewerkstelligen van de implementatie daarvan, zodat de rijksoverheid, alsmede de lagere overheden en hulpverleningsdiensten voldoende zijn voorbereid op rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Een van de doelstellingen van het crisisbeheersingbeleid is dat overheid en hulpverleningsdiensten voldoende zijn voorbereid op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit heeft in 2005 gestalte gekregen op een aantal operationele thema’s.

Er is een impuls gegeven aan de kwaliteit van het meld- en opschalingsproces door middel van een drietal trajecten:

• De conceptversie van het Referentiekader voor de Gemeenschappelijke meldkamer is in juni 2005 aangeboden aan het veld. Op basis van de resultaten het deelproject meldkamers (project Veiligheidsregio’s) en de reactie van BZK op het visiedocument meldkamers (van de Begeleidingscommissie Geïntegreerd Meldkamersysteem) zal er een eindversie worden gemaakt.

• De basisvereisten voor het Meld- en Opschalingsproces. De projectaanpak en de opzet van de eerste versie zijn geaccordeerd door het LBCB en een klankbordgroep (bestaande uit portefeuillehouders van de koepels). Het vaststellen van de basisvereisten zal in de zomer van 2006 plaatsvinden.

• Vanuit het project Versterking Meldkamers wordt er ondersteuning gegeven aan het ontwikkelen (door de regio’s zelf) van een Productenboek Meldkamer. Deel 1 is gereed. Overige delen komen in het voorjaar van 2006 gereed.

Deze 3 trajecten zullen vervolgens in onderling verband met elkaar worden gebracht.

De planvorming op het terrein van rampenbestrijding wordt verbreed naar de planvorming crisisbeheersing. Aan het LBCB en het veld is advies gevraagd over de planstructuur crisisbeheersing en de lering die te trekken is uit de planstructuur en ervaringen met de planvorming rampenbestrijding. Er blijkt vrij veel consensus over de verbreding van de planvorming rampenbestrijding naar crisisbeheersing op regionaal niveau (meerjarige regionale beleidsplannen crisisbeheersing, regionale crisisplannen en draaiboeken/rampbestrijdingsplannen voor concrete crises en rampsituaties). Met het veld wordt overlegd over randvoorwaarden zoals kwaliteit, tijdsplanning en verbreding, opdat dit gelijk in het wetgevingstraject kan worden meegenomen.

Het opleidings- en oefenbeleid heeft een impuls gekregen.

• De nulmeting naar de stand van zaken op het gebied van multidisciplinair oefenen is afgerond. De eerder aangekondigde inventarisatie van de bestaande opleidingen is eveneens afgerond. Het LBCB heeft inmiddels een haalbaarheidsstudie naar een landelijk multidisciplinair oefencentrum in Nederland uitgevoerd. Het decentraal multidisciplinair oefenen heeft een sterke impuls gekregen door de uitvoering subsidieregeling multidisciplinair oefenen.

• De vier beleidslijnen (standaardiseren van competenties voor opleiden en oefenen; professionalisering van oefenen; leren van ervaringen; ondersteuning door experts) voor oefen zijn aan het veld gepresenteerd.

• Er wordt een oefenkalender opgesteld voor de periode 2006/2007, waarin alle regionale multidisciplinaire oefeningen worden opgenomen.

De basisvereisten voor het minimumniveau van crisisbeheersing worden ontwikkeld. De basisvereisten zullen een grote stap betekenen op weg naar een kwaliteitssysteem, inclusief toezicht.

De initiatieven op het terrein van civiel-militaire samenwerking, met Defensie als structurele veiligheidspartner, zijn uitgewerkt en zullen begin 2006 aan de Tweede Kamer bekend worden gesteld.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Crisisbeheersing op decentraal niveauEr is geen consistent beleid ten aanzien van crisisbeheersing op decentraal niveauEr is uitvoering gegeven aan het in het beleidsplan Crisisbeheersing opgenomen actieplanDe hoofdlijnen van het regionaal veiligheidsbestuur zijn uitgezet.
Regionale samenwerkingsverbandenDe samenwerking tussen de hulpverleningsdiensten en kennisinstituten dient te worden verbeterdGespecialiseerde functies zijn interregionaal georganiseerd in zg. steunpuntregio’sDe Nucleaire Biologische en Chemische (NBC)-steunpunt-regio’s zijn nagenoeg volle- dig voorzien van het benodigde materiaal. De opleidingen en inzetprocedures zijn verder ontwikkeld. Medio 2006 zullen de steunpuntregio’s volledig operationeel zijn.
Meld- en opschalingsprocesHet doel en belang van het opschalingsproces is niet algemeen aanvaard.Alle betrokken bestuursorganen operationele diensten zijn zich bewust van de noodzaak van voldoende opschaling. Basisvereisten zijn vastgelegd.Het Referentiekader voor de gemeenschappelijke meldkamer is in juni 2005 aangeboden aan het veld. De eindversie zal in het voorjaar van 2006 gereed zijn.De opzet voor de basisvereis- ten voor het meld- en opschalingsproces. zijn geaccordeerd door het LBCB en een klankbordgroep

Operationele doelstelling 4, Respons: Het optreden als (bestuurlijk) coördinator en facilitator met betrekking tot de crisis- en rampenbestrijding ter bevordering van een adequate voorbereiding en respons.

Op een aantal terreinen is gewerkt aan kwaliteitsverbetering ten behoeve van de responsfase.

Samen met haar partners brengt het NCC een verbeterslag aan met betrekking tot de kwaliteit van de informatievoorziening en de structurering van de besluitvorming in de responsfase. Gezien de breedte van het domein zal dit traject tot ver in 2006 doorlopen.

Daarnaast is het NCC ook bezig met een eigen kwaliteitsslag. In 2006 moeten daarvan de resultaten zichtbaar zijn.

Voorts is aan de verbouwing van het NCC, in het kader van hogere te stellen eisen aan het voorkomen en beheersen van welke vorm van crisis dan ook, een hoge prioriteit toegekend. Belangrijke factoren zijn de mogelijkheid om elke crisis in deze ruimte te kunnen afhandelen, de hoge graad van beveiliging, alsmede de back-up in het kader van het zijn van vitale infrastructuur.

Vanaf 1 september 2005 staat het LOCC ter beschikking om de monoen multidisciplinaire operationele inzet op landelijk niveau te coördineren. Tevens verzorgt het LOCC de geïntegreerde multidisciplinaire operationele informatievoorziening, zowel ter ondersteuning op centraal als op regionaal niveau. Daarnaast vervult het LOCC een backoffice-functie waarin de coördinatie van de operationele aspecten van de vier disciplines wordt voorbereid en uitgevoerd. De coördinatie van, alsmede advisering over de mono- en multidisciplinaire bijstand is gegarandeerd.

Per 1 mei 2005 is het ERC formeel gestart. Het ERC heeft zowel een landelijke als een regionale/lokale focus. Doel is de risicoen crisiscommunicatie op alle bestuurlijke niveaus te verbeteren.

In 2005 zijn op regionaal en provinciaal niveau diverse workshops gegeven op het terrein van de R&C communicatie ter versterking van de regionaal verantwoordelijke functionarissen.

Via de nieuwe website www.risicoencrisis.nl worden professionals in het veld geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen en kan men onderling informatie als communicatieplannen, ervaringen etc. uitwisselen.

Op landelijk niveau is onder verantwoordelijkheid van het ERC ook in 2005 de landelijke campagne Voorlichting bij rampen uitgevoerd. Tevens is een start gemaakt met de herziening van deze campagne voor het jaar 2006.

Deelname aan de oefeningen Bonfire en Nationale Stafoefening nucleair (NSOn) heeft diverse verbeterpunten voor het Nationaal Voorlichtingscentrum opgeleverd, welke in nauwe samenspraak met de Voorlichtingsraad ter hand worden genomen. Zo is een piketregeling ingesteld, een pool van webredacteuren gevormd, een aanzet gemaakt voor een pool van media-analisten en is de voorlichterspool herzien.

Op landelijk niveau is één landelijk nummer voor publieksinformatie tijdens crises ingericht. Ter verdere ondersteuning van de publieksvoorlichting is de crisissite www.crisis.nl ontwikkeld. In 2005 is de proef cell broadcast gestart. Met dit systeem kunnen burgers bij een ramp via hun mobiele telefoon worden gealarmeerd, geïnstrueerd en geïnformeerd. Cell broadcast is locatiespecifiek (gekoppeld aan zendmasten) en daarmee bij uitstek geschikt voor lokale alarmering en informatievoorziening. In de proef wordt speciale aandacht besteedt aan de groep doven en slechthorenden. In 2006 wordt de proef uitgebreid met Zeeland en Amsterdam.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Verbeterde kwaliteit van de respons en de bestuurlijke informatievoor- zieningDe kwaliteit van de respons en bestuurlijke informatievoorziening behoeft verbeteringDe kwaliteit van de respons en de bestuurlijke informa- tievoorziening is verbeterd.Het ERC is operationeel; Er is één centraal nummer voor publieksinformatie. De websites www.risicoencrisis.nl en www.crisis.nl zijn ontwikkeld; De proef cell broadcast is gestart.

BELEIDSARTIKEL 16. BRANDWEER EN GHOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het zodanig verhogen van het prestatievermogen van de regionale en gemeentelijke brandweer en de GHOR dat zij hun maatschappelijke taken beter kunnen waarmaken ter borging en verbetering van een veilige samenleving.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
16.2Tussentijdse meting naar de voortgang van de totstandkoming van de veiligheidsregio’sJuni 2005Sep 2005Gereed. Rapportage is eind december 2005 toegezonden aan de TK (TK 2005–2006, 29 517, nr. 8, bijlage)
16.3Het Besluit Bedrijfsbrandweren zal worden geëvalueerd01-01-200531-12-2005Gereed

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
16. Brandweer en GHORRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen0000150 836134 58016 256
        
Uitgaven0000134 212134 608– 396
16.1 Apparaat    6 8755 6731 202
16.2 Bestuurlijke organisatie    93 512100 000– 6 488
16.3 Taken    4 4663 753713
16.4 Kwaliteit    29 35925 1824 177
        
Ontvangsten    559250309

Financiële toelichting

Operationele doelstelling 2 (Bestuurlijke organisatie)

Vanwege de langere voorbereidingstijd van het stimuleringsprogramma voor de veiligheidsregio’s en het nog niet helemaal rond zijn van de territoriale congruentie rond Schiphol zijn de bijbehorende budgetten met resp. € 2,5 mln en € 1,0 mln naar beneden bijgesteld. Daarnaast is bij slotwet € 1,0 mln beschikbaar gesteld ten behoeve van materiele uitgaven voor het Waarschuwingsstelsel (naar artikelonderdeel 16.4). Op het bommendossier is een bedrag van € 2,0 mln overgebleven.

Het hogere verplichtingen bedrag is het gevolg van de interne administratief-technische verwerking van de verplichtingen aangegaan door LFR. Dit leidt niet tot kasuitgaven.

Operationele doelstelling 4 (Kwaliteit)

Van artikel 4 (€ 5,0 mln) en van artikel 15 (€ 0,5 mln) zijn middelen toegevoegd ten behoeve van de aanschaf randapparatuur C2000 voor het rampenbestrijdingsmaterieel en versterking van de GHOR-organisatie als onderdeel van de rampenbestrijdingsorganisatie. Omdat lange tijd onduidelijk was wanneer de invoering van C2000 daadwerkelijk in alle regio’s een feit is en de werkzaamheden dan pas kunnen plaatsvinden, is tevens het beschikbare budget voor de koppeling van het Waarschuwingsstelsel aan C2000 naar beneden bijgesteld met € 2,5 mln. Daarnaast is bij slotwet € 1,0 mln toegevoegd (vanuit artikelonderdeel 16.2) ten behoeve van materiele uitgaven voor het Waarschuwingsstelsel.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 16.2 
• Verdere ontwikkeling veiligheidsregio’sJa
  
Operationele doelstelling 16.3 
• Taakdiscussie en positie brandweer en GHOR als (veiligheids)adviseursJa
• Fysieke vraagstukken: 
  * brandbeveiligingsbeleidJa
  * brandbeveligingsconceptGedeeltelijk
• Besluit BedrijfsbrandwerenGedeeltelijk
• ZorgnormenniveauGedeeltelijk
• Beleidsontwikkeling van dagelijkse routine naar grootschalig optredenJa
  
Operationele doelstelling 16.4 
• Kwaliteits- en prestatie-eisen personeel brandweer gericht op instroom, onderwijs en vakbekwaamheid, examinering en oefenenGedeeltelijk
• Oprichting baten-lastendienst LFRGedeeltelijk
• Beleid ZBO Nibra/NbbeGedeeltelijk
• Kwaliteits- en prestatie-eisen materieelJa
• Beleid ten aanzien van vrijwilligheidGedeeltelijk

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie.

Veiligheidsregio’s

De Voortgangsrapportage Implementatie Veiligheidsregio en de Rapportage Tussenbalans (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 517, nr. 8) geven het beeld dat in alle regio’s hard wordt gewerkt aan de veiligheidsregio en dat een aantal regio’s zelfs verder gaat dan de door de minister beoogde basisniveaus. Van de veiligheidsregio’s wordt verwacht dat zij per 1 juli 2006 minimaal voldoen aan negen vastgestelde en bekendgemaakte basisniveaus. Samen vormen deze niveaus een bestuurlijke en organisatorische infrastructuur voor de regio. Met het realiseren van de veiligheidsregio’s wordt bijgedragen aan een sterke, slagvaardige en kwalitatief hoogwaardige organisatie van rampenen crisisbeheersing. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de vergroting van de fysieke veiligheid in Nederland.

De regio’s worden op verschillende manieren gestimuleerd in het opzetten en uitvoeren van het implementatieproces. Er is extra geld beschikbaar gekomen voor de regio’s (€ 150 000 per regio) ten behoeve van opzetten van hun projectorganisatie ter uitvoering van de implementatie van de basisniveau’s.

Bestuurlijke organisatie

Het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie van brandweer en geneeskundige hulpverlening bij zware ongevallen en rampen (ghor) wordt door BZK onder meer ondersteund door een financiële tegemoetkoming aan de regionale brandweren en GHOR-regio’s. In 2005 zijn twee concrete resultaten in dit verband geboekt:

• De BDUR uitkeringen tot en met 2003 zijn definitief afgerekend en de afrekeningen over 2004 gaan conform planning. Hiermee zijn de aanzienlijke achterstanden volledig weggewerkt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging tijdens de behandeling van het jaarverslag 2004 van het Ministerie van BZK (TK 2004–2005, 30 100 VII en 29 628, nr. 10);

• er is een nieuw financieel toezichtsarrangement voor de regio’s gemaakt in het kader van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen. Dit is opgesteld overeenkomstig de uitgangspunten van het kabinetsstandpunt over het rapport «Anders gestuurd, beter bestuurd. De specifieke uitkeringen doorgelicht» van de commissie Brinkman. Voor de beleidsmatige aanpak bestaat draagvlak bij de koepelorganisaties en de controlerende instanties.

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
Verdere ontwikkeling veiligheidsregio’sIn juli 2006 is het volgende gerealiseerd:Verdere regionalisering van het beheer van de brandweer;Integratie van de besturen van de regionale brandweer en de GHOR;Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing;Verplichte bestuurlijke samenwerking van de regionale brandweer en de GHOR met de politie;Doorzettingsmacht van het regionaal hulpverleningsbestuur;Versterken bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer;Pro-actie en preventie: versterken door een adviesrol van de regio;Versterking GHOR;In juli 2006 is zonodig een nieuwe financieringssystematiek ontwikkeld.Zie rapportage tussenbalans (TK 2005–2006, 29 517, nr. 8 bijlage) De negen basisniveau’s zijn vastgesteld en verstuurd aan de regio’s (d.m.v. een brief aan het Regionaal bestuur veiligheidsregio i.o., het bestuur regionale Brandweer en het bestuur GHOR en cc aan de Regionaal colleges). In deze brief is ook opgenomen wat BZK op alle negen punten vóór 1 juli 2006 van de regio’s verwacht. Er is extra geld beschikbaar gekomen voor de regio’s (€ 150 000 per regio) ten behoeve van opzetten van hun projectorganisatie ter uitvoering van de implementatie van de basisniveau’s. Daarnaast is een Stimuleringsregeling opgesteld en verzonden. Regio’s kunnen projecten aanmel- den t.b.v. bepaalde aspecten van implementatie en versterking veiligheidsregio en daarvoor financiële ondersteuning krijgen.

Operationele doelstelling 3: het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR in de veiligheidsketen.

Versterking GHOR

Operationele samenwerking

In 2005 is een grote stap gemaakt in het versterken van met name de operationele samenwerking tussen GHOR regio’s. Daartoe zijn 3 samenwerkingsprojecten opgezet die gezamenlijk een beeld moeten opleveren op welke wijze op het gebied van kennisontwikkeling, opleiden, oefenen, planvorming, etc regionale dan wel nationale samenwerking vorm moet krijgen. In 2006 zal de focus worden gericht op het verbinden van de uitkomsten van de drie projecten en het beschikbaar stellen van de opbrengst aan de overige regio’s.

Geneeskundige bestuurlijke informatievoorziening

In 2005 is begonnen met het organiseren van de informatiehuishouding van de GHOR in samenwerking met het veld, VWS en Taskforce ACIR, onder de noemer van de G-BIV (Geneeskundige bestuurlijke informatie voorziening). Doel van de G-BIV is realiseren van een specifieke informatiehuishouding voor de GHOR, waardoor zij onder bijzondere omstandigheden effectief kan sturen, coördineren en leidinggeven op onder andere:

• de beschikbaarheid en inzet van de (eventuele schaarse) zorgmiddelen;

• de voorlichting en communicatie aan burgers, media en politiek;

• het volgen van een slachtoffer en verwanteninformatie.

In het kader van de G-BIV heeft BZK subsidie verleend voor de realisatie van:

• het ambulancebijstandsplan (eind 2005 technisch gereed, uitrol 2006);

• het gewondenspreidingsplan (functioneel ontwerp gereed 2005, technische realisatie 2006);

• de gewondenkaart (functioneel ontwerp gereed 2005; in 2006 vindt productie en distributie plaats);

• slachtoffervolgsysteem (onderzoek naar technische haalbaarheid gestart in 2005; in 2006 e.v. vindt doorontwikkeling en implementatie plaats);

• Leidraad CRIB is geactualiseerd en er is een CRIBxml (=set afspraken t.b.v. gegevensuitwisseling) gerealiseerd.

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
Taakdiscussie en positie brandweer en GHOR als (veiligheids-)adviseursEind 2005 is inzicht verkregen in de verscheidenheid aan taken en de rol die de brandweer en de GHOR op gemeentelijk/regionaal niveau verrich- ten. Er is een aanzet tot een visie ontwikkeld over de taken en rol die de brandweer en de GHOR idealiter zouden moeten verrichten.In 2005 zijn vijf taakgebieden geïdentificeerd:– basis brandweerzorg (zie «zorgnormenniveau»);– grootschalig brandweeroptreden (zie «beleidsontwikkeling van dagelijkse routine naar grootschalig optreden»);– bedrijfsbrandweren (zie «Besluit Bedrijfsbrand- weren»);– dienstverlening (dit thema wordt in 2006 opgepakt);– specialisaties (dit thema wordt in 2006 opgepakt).Wat betreft GHOR is ook een conceptvisie ontwikkeld op grootschalige inzet, in lijn van denken met grootschalig brandweeroptreden.
Fysieke vraagstukken: brandbeveiligingsbeleidEind 2005 is beleidsmatig vastgesteld wat de uitgangspunten zijn van waaruit een nadere uitwerking van brandbeveiligingsbeleid zal worden vormgegeven. Om dit uit te dragen is als product een herziene versie van de brandbevei- ligings-concepten, als brand-beveiligingsfilosofie gereed.In 2005 is door BZK op de volgende wijze invulling gegeven aan brandbeveiligingsbeleid:– initiatieven gestart om te komen tot een Europees onderzoek naar menselijk gedrag bij brand;– in overleg met VROM is gestart met het doorlichten op relevante onderdelen van de bouwregelgeving t.a.v. brandveiligheidaspecten;– medefinanciering van onderzoeken naar brandgedrag van decoratiemateriaal door het NMI (Nederlands Normalisatie Instituut);– samen met VROM een onderzoek gestart naar «hoge personendichtheid» o.a. in horecagelegen- heden en bij evenementen in gebouwen;– uitvoering gegeven aan de motie Vietsch, inhoudende het verwijderen van de handreiking «Bestaande Bouw» van de BZK-site en tevens het herwaardering van deze handreiking.Zelfredzaamheid:In 2005 is inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen voor de hulpverlening zijn bij grootschalige calamiteiten of rampen. De onderzoeken naar de verschillende incidenten van de afgelopen jaren (o.a. Madrid, Londen) hebben voor Nederland aangetoond dat er bij een soortgelijk incident mogelijk tekorten kunnen optreden in de hulp- verleningscapaciteit. Er is een voorstel ontwikkeld om voor 2006 een project in te richten dat zich richt op verbetering van de zelfredzaamheid bij burgers en het zelfsturende vermogen van de hulpverleners. Dit kan gezien worden als verlengstuk van de taakopvatting van de hulpverleningsdiensten.
Fysieke vraagstukken: brandbeveligingsconceptZie brandbeveiligingsbeleidIn 2005 is gestart met het actualiseren van diverse brandbeveligingsconcepten. De concep- ten «Beheersbaarheid van brand» en «Gezond- heidszorggebouwen» zijn in een afrondend stadium. Met de concepten «Logiesgebouwen en bijzondere woongebouwen» is een start gemaakt en zullen in 2006 worden voltooid.
Besluit bedrijfsbrandwerenEind 2005 zijn er voorstellen voor aanpassing beschikbaar.Het Besluit bedrijfsbrandweren is gebaseerd op artikel 13 van de Brandweerwet, dat bepaald dat het college van B&W een bedrijf kunnen aanwij- zen tot bedrijfsbrandweerplichtig ingeval van een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid. In 2005 is het huidige Besluit geëvalueerd. De evaluatie komt met aanbevelingen voor geconstateerde problemen (o.a. te weinig raakvlakken andere wetgeving, beperkte kennis/ervaring aanwezig, onduidelijkheden over begrippen, termijnen, opleidingen, niets geregeld voor toezicht en handhaving).Tweede helft van 2005 is een project gestart met als oogmerk het huidige besluit in zijn toepassing te verbeteren en zonodig aan te passen.
ZorgnormenniveauEind 2005 is een nieuw handboek repressie brandweer gereed.In 2005 is de Leidraad Repressieve Brandweerzorg in conceptvorm tot stand gekomen. De Leidraad is een gezamenlijk product van het ministerie van BZK en de brancheorganisatie NVBR. De Leidraad geeft een kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de repressieve basisbrandweerzorg aan met een minimale ondergrens. Lokale en regionale verantwoordelijken kunnen hiermee een voor hen adequate repressieve brandweerorganisatie opzetten. De Leidraad is geen wettelijke verplichting, mits duidelijk onderbouwd kan het verantwoordelijke bestuur van de Leidraad afwijken. Bezien zal worden in hoeverre de Leidraad aanzetten kan geven tot het stellen van kwaliteits- en prestatie-eisen binnen het kader van de ontwikkelingen rond de veiligheidsregio.
Beleidsontwikkeling van dagelijkse routine naar grootschalig optredenEind 2006 is een concept plan gereed. Daarna zal implementatie plaatsvinden.In 2005 is samen met de NVBR een visie ontwikkeld op grootschalig brandweeroptreden. Deze visie zal met behulp van scenario’s dienen als referentiekader om in 2006 te komen tot de nieuwe werkwijze op het grootschalig brandweeroptreden (behoeftegericht en modulair van opzet).

Operationele doelstelling 4: het borgen van de kwaliteit van de organisatie, het personeel en het materieel.

GHOR

Zoals gemeld in de brief aan de Tweede Kamer (TK, vergaderjaar 2005–2006, 26 956, nr 40) is samen met de betrokken partners een project gestart ter integrale opbouw van een systeem voor vakbekwaamheid met gebruikmaking van bestaande initiatieven en trajecten. Dit project zal doorlopen in 2007 en zal dan een geborgd systeem voor vakbekwaam worden en blijven voor de GHOR-rollen opleveren. Daarnaast is de voorbereiding gestart tot oprichting van een kenniscentrum GHOR. Beide trajecten zijn gekoppeld aan de trajecten bij de brandweer en rampenbestrijding ter versterking van beide organisaties en vooruitlopend op de komst van de veiligheidsregio.

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
Kwaliteits- en prestatie-eisen personeel brandweer gericht op instroom, onderwijs en vakbekwaamheid, examinering en oefenenEind 2005 is een nieuw Besluit vakbekwaamheid Brandweer-personeel gereed. Oriëntatie op competentie gericht opleiden voor de GHOR gereed.Het onderwerp vakbekwaamheid is breder getrokken waardoor het Besluit nog niet is gerealiseerd. Er wordt nu gewerkt aan een BesluitKwaliteit Brandweerpersoneel. Hierbij wordt het veld nauw betrokken. Dit is een intensief en langdurend traject. In 2005 is de nieuwe leergang voor de brandweermanagers van start gegaan. Naast de inhoudelijke voorbereiding is ook de nieuwe bekostigingsstructuur ontwikkeld. De trajecten voor de manschappen en bevelvoerders zullen volgens plan in 2006 en 2007 gestalte krijgen. Uiterlijk 2007 is er een nieuw Besluit. De uitvoering van het Besluit wordt trapsgewijs ingevoerd.
Oprichting baten-lastendienst LFRPer 1 januari 2006 is er een baten-lastendienst LFR, waarin de beide taken zijn ondergebracht. Tevens zal dan bekend zijn of de LFR-taken kunnen worden verbreed tot nut van de gehele zwaailichtensector.De Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding i.o. heeft voldaan aan alle instellingvoorwaarden die worden gesteld aan een op te richten baten-lasten dienst. Gezien het gestelde in het departementale moratorium ten aanzien van tekortkomingen in het financieel beheer bij andere baten-lasten diensten van het betrokken ministerie in jaar t-1, is het instellen de baten-lasten dienst LFR vooralsnog voor een jaar opgeschort.Dit betekent een verlenging van de proefperiode van de LFR i.o. waarbij de organisatie ten aanzien van de bedrijfsvoering wel zal gaan functioneren als ware zij een baten-lasten organisatie.
Beleid ZBO Nibra/NbbeEind 2005 is gereed een voorstel tot wijziging van de Brandweerwet 1985 in relatie tot het Nibra en wellicht het Nbbe.Het algemeen rijksbeleid met betrekking tot de zelfstandige bestuursorganen is nog in ontwikkeling. Er is nog discussie gaande mbt het kabinetsstandpunt ZBO’s. De consequenties voor de ZBO’s Nibra en Nbbe worden tijdens het proces van beleidsontwikkeling gevolgd en zo nodig wordt er geanticipeerd op voorgenomen of gevormd beleid.
Kwaliteits- en prestatie-eisen materieelMogelijke aanpassingen zijn eind 2006 verwerkt. Het evalueren van de huidige investeringscon- cepten brandweercompagnie en GNK heeft in 2005 geresulteerd in een nieuwe visie grootschalig optreden waarvan de uitkomsten in 2006 in materiële zin zijn beslag zal krijgen.
Beleid ten aanzien van vrijwilligheidEind 2005 is een visie ontwikkeld ter versterking van vrijwilligheid in relatie tot de veiligheidsregio’s.In 2005 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar motivatie en belasting van de vrijwilliger. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek is in overleg met de daartoe aangewezen partners (o.a. VNG en NVBR) gestart met de uitwerking van de resultaten o.a. op het gebied van: relatie met werkgevers in het hoofdberoep, vrijwilligersvergoedingen, rechtspositie en verzekeringen, positie van vrijwilligers in de regio en beleid ten aanzien van minderheden. De resultaten hebben geleid tot een eerste visie ter versterking van vrijwilligheid.

BELEIDSARTIKEL 4. PARTNERS IN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van het functioneren van de partners in veiligheid (politie, Marechaussee, brandweer, ambulancediensten, Krijgsmacht, centrale overheid, gemeenten en bedrijven), en het verbeteren van de samenwerking tussen deze partners zodat zij de openbare orde kunnen handhaven en de veiligheid in Nederland kunnen verhogen.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
4.2 Het bevorderen van nationaal veiligheidsbeleidEvaluatie Stelsel Bewaken en beveiligenDecember 2004Juni 2005De eenheid Bewaken en Beveiligen (afdeling) is per 1 januari 2005 bij BZK opgeheven en ondergebracht bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTB) van het ministerie van Justitie. Hiermee is ook het evaluatieonderzoek overgegaan naar Justitie.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4. Partners in veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen102 836200 833248 387318 157170 343139 75530 588
        
Uitgaven133 614247 351256 674298 876168 107140 75527 352
4.1 Apparaat3 5058 7957 14410 5228 8878 713174
4.2 Integraal veiligheid 49 0356 7385 9642 0545 837– 3 783
4.3 ICT-infrastructuur48 77495 50781 44584 990151 661118 70732 954
4.4 Netwerk C200081 33594 014144 647195 238   
4.5 Projecten  16 7002 162   
4.6 Internationale samenwerking    5 5057 498– 1 993
        
Ontvangsten 4 3125 0817 0663 75003 750

Financiële toelichting

Het verschil tussen de stand ontwerpbegroting en realisatie wordt veroorzaakt door verschillende mutaties die zijn gemeld bij de 1e en 2e suppletore wet begroting 2005.

Operationele doelstelling 2 Het bevorderen van veiligheidsbeleid op nationaal niveau

Verschuiving van taken en middelen heeft plaatsgevonden naar artikel 15 bestemd voor het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum, het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg en naar artikel 9 Grote Stedenbeleid in het kader van Operatie Hartslag Heerlen. Voor het project Veilige Gemeenten is voor de jaren 2005–2007 een bedrag van € 3 mln. beschikbaar gesteld met als doel het presterend vermogen van de gemeenten te verhogen.

Operationele doelstelling 3 Het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners

Voor het Schengen Informatie Systeem (SISII) en de transitiekosten ISC zijn meerjarig extra middelen beschikbaar gesteld. Voor de operationele ingebruikneming van het netwerk C2000 in 2005 is een bedrag uit de eindejaarsmarge toegevoegd aan dit artikelonderdeel. Ten aanzien van de bijdrage van de brandweer in de exploitatiekosten C2000 zijn daarnaast middelen voor de jaren 2005–2006 toegevoegd door middel van een uitname uit het Gemeentefonds.

Operationele doelstelling 6 Het bevorderen van veiligheidsbeleid op internationaal niveau

De onderschrijding is het gevolg van een lagere Europol-contributie, minder internationale uitzendingen door het Nederlands Centrum voor Internationale Politie Samenwerking (NCIPS) en door vertraging bij het project Rechtshandhaving Antillen/Aruba.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 4.2: het bevorderen van nationaal veiligheidsbeleid. 
• Invoering bestuurlijke boete per 1 juli 2005.;Nee
• Aanpak door gemeenten van geconcentreerde overlast in bepaalde wijken, winkellocaties, uitgaansgebieden, en natuur- en recreatiegebieden;Ja
• In het kader van het grote stedenbeleid (GSB), maken van afspraken en meerjarige ontwikkelingsplannen met gemeenten op het terrein van veiligheid (vierde pijler veiligheid).Ja
• Uitvoering Actieplan Veilig Ondernemen in samenwerking met anderedepartementen en bedrijfsleven. Ja
• Bijdragen aan een veiliger samenleving door preventie stevig neer te zetten en de implementatiekracht van preventiemaatregelen te vergroten.Ja
• Het initiëren, ontwikkelen en het formuleren van – en sturing geven aan – de nieuwe en de bestaande strategische agenda Openbare Orde en Veiligheid in samenwerking met andere relevante partijen.Ja
• Het ontwikkelen, coördineren en realiseren van gegevensrapportages over onderwerpen die betrekking hebben op departementale veiligheidsvraagstukken.Ja
• Het voorbereiden van de integratie van drie bestaande veiligheidsmonitors tot één nieuwe monitor (Politiemonitor, Leefbaarheid en Veiligheid, POLS).Ja
• Het ontwikkelen en realiseren van een datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid.Nee
  
Operationele doelstelling 3: het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzie- ningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners 
• Voor de OOV-partners en overige veiligheidspartners wordt een gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld, die wordt geïntegreerd met andere basisvoorzienin-gen als C2000, GMS en basisgegevensregistra- ties.Gedeeltelijk
• Het realiseren van een uniforme informatiehuishouding voor de politie, bestaande uit een gezamenlijke basisinfrastructuur, gemeenschappelijke applicaties en registers voor de verschillende bedrijfsprocessen, volgens de uitgangspunten in het ICTBestek Politie 2001–2005. Gedeeltelijk
• Het bereiken van een optimale informatievoorziening, -uitwisseling en -ontsluiting en ICT-ondersteuning tussen de veiligheidspartners bij de rampenbestrijding. Hiervoor is de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR) voor één jaar ingesteld.Ja
• Het realiseren van een operationeel en betrouwbaar geïntegreerd meldkamersysteem (GMS) in alle meldkamers van de veiligheidsregio’s dat voorziet in de functionaliteit die is afgesproken met de gebruikers. Het herstructureren van de software van GMS (leidend tot versie 5.0), die toekomstvast is en de basis vormt voor de verdere ontwikkeling van GMS.Gedeeltelijk
• Een operationeel digitaal radiocommunicatienetwerk C2000 voor politie, brandweer, ambulancezorg en Koninklijke Marechaussee in alle veiligheidsregio’s en borgen dat C2000 een operationeel inzetbaar en beheersbaar systeem blijft gedurende vele jaren.Gedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 6: het bevorderen van internationaal veiligheidsbeleid 
• Een bijdrage leveren aan de nadere implementatie van het NRBC overallprogramma (Nucleair, Radiologisch, Biologisch, Chemisch).Ja
• Een bijdrage leveren aan de implementatie van het «CEP Action Plan for CBR-agents» (Chemisch, Biologisch, Radiologisch) van de NAVO ter voorkoming van biologische incidenten.Ja
• Uitvoering van de relevante punten uit het EU-actieplan.Ja
• Het uitwerken van de voorstellen op de volgende terreinen: grensoverschrijdende samenwerking, voertuigcriminaliteit, transportpolitie, integriteit politie, gegevensuitwisseling politiediensten en implementatie Europol Informatie Systeem, operationalisering Joint Investigation Teams, uitvoering plan Wiarda, NCIPS.Ja
• Het aangaan van samenwerkingsprogramma’s met de nieuw toegetreden landen van de EU op het gebied van de rampenbestrijding en de politiële samenwerking.Ja
• Uitvoeren van de afspraken met de buurlanden Duitsland en België op het terrein van de rampenbestrijding en de politiële samenwerking.Ja

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 4.2: het bevorderen van nationaal veiligheidsbeleid.

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie 2005
Stroomlijnen van verschillende veiligheidsmonitors311
Ontwikkelen en realiseren van datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid010

In april 2005 is een samenwerkingsakkoord tussen de ministeries van BZK en Justitie, en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gesloten om de drie bestaande monitoren te integreren tot de nieuwe Veiligheidsmonitor Rijk. De Veiligheidsmonitor maakt het mogelijk overeengekomen indicatoren, bijvoorbeeld in het kader van gemaakte prestatie-afspraken met korpsen en gemeenten, zowel landelijk als lokaal in hun ontwikkeling te volgen. Daarnaast kan de veiligheidsmonitor door een modulaire opbouw met behulp van facultatieve blokken tegemoetkomen aan specifieke lokale behoeften. Met behulp van protocollen kunnen partijen resultaten vergelijken met die van anderen die dezelfde modulen en methoden hebben toegepast. Zodoende verstrekt de nieuwe veiligheidsmonitor een veel grotere eenduidigheid in het onderzoek naar de veiligheidsbeleving van de burger.

Het datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid is onderdeel gaan uitmaken van het project Veilige Gemeenten (PVG) en moet een onderlinge prestatievergelijking mogelijk maken. Dat heeft tot aanpassing van de specificaties geleid, waardoor het zich nu alleen concentreert op sociale veiligheid. Het datasysteem hoeft niet apart ontwikkeld te worden, maar kan worden ingepast in de bestaande ICT-infrastructuur.

De indiening van het wetsvoorstel bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 101) heeft in 2005 plaatsgevonden, echter de verdere behandeling is uitgesteld naar 2006 om de noodzakelijke afstemming te realiseren met het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen.

Het PVG is uitgebouwd tot een samenwerkingsproject met de Vereniging der Nederlandse Gemeenten (VNG) en het CCV. Het doel is het versterken van de regierol van gemeenten bij het lokale integraal veiligheidsbeleid. Hiertoe is gebruik gemaakt van het instrumentarium dat zich eerder heeft bewezen bij het bevorderen van de veiligheid op lokaal niveau, zoals «Slagen voor Veiligheid» en zijn nieuwe initiatieven ondersteund. Deze initiatieven dragen bij aan de doelstelling van het Project Veilige Gemeenten om naast kennisuitwisseling te komen tot een meer structurele samenwerking tussen gemeenten onderling en andere partijen om de lokale veiligheid te bevorderen.

Operationele doelstelling 3: het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners.

Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatie 2005
Implementatie door politieregio’s van:   
• politie Suite Opsporing 2 (PSO2)0 regio’s26 regio’s26
• uniforme telefonische aangifte0 regio’s26 regio’s7
• Landelijke Interceptie Organisatie (LIO)10 regio’s26 regio’s20
• Capaciteits Management Systeem (CMS)0 regio’s26 regio’s0
• Nutsvoorziening0 regio’s26 regio’s26 regio’s
• implementatie van Verzorgingsgebieden (VZGn)0 VZGn7 VZGn7 VZGn
rapport Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding(ACIR)011
herstructurering Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS)010

De implementatie van plateau 1 van de Politie Suite Opsporing is per ultimo 2005 in de alle regio’s gerealiseerd met uitzondering van Haaglanden, die begin 2006 operationeel is gegaan. Voor een beperkte groep medewerkers is de toegang tot de basispolitie-systemen van de 25 politieregio’s en het KLPD ontsloten en kunnen de daarin opgeslagen gegevens rechtstreeks worden geraadpleegd. Dit gaat minder ver dan aanvankelijk bij het project PSO 2 was bedoeld. Deze gewijzigde aanpak is bij brief van 1 juni 2005 aan de Tweede Kamer gemeld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 628, nr. 28). Over het vervolg van het project zal in 2006 nadere besluitvorming plaatsvinden.

De intentie van de korpsen is om de landelijke voorziening voor elektronische aangifte te gebruiken voor het opnemen van telefonische aangiften. Telefonische aangifte is in diverse regio’s geïmplementeerd maar er is nog geen landelijke uniformiteit bereikt. Dit omdat op het terrein van elektronische aangifte nog geen volledige uniformiteit is bereikt.

Van alle regio’s zijn er per ultimo 2005 20 daadwerkelijk aangesloten op de Landelijke Interceptie Organisatie (LIO). De resterende korpsen hebben zich gecommitteerd aan deelname, maar hebben gekozen voor een later tijdstip om eventuele kinderziektes in de nieuwe organisatie te ontlopen. Afronding van de totale implementatie is bijgesteld naar 1 juli 2006.

In formele zin is nog geen enkele regio aangesloten op het volledige Capaciteits Management Systeem (CMS) zoals bij aanvang van het project wel bedoeld was. Wel draaien enkele proefgebieden met CMS. Uit deze pilot is naar voren gekomen dat CMS in de huidige vorm herstructurering behoeft. De Nederlandse politie heeft medio 2005 een traject gelopen om te komen tot besluitvorming over de verdere ontwikkeling van CMS. Er is gekozen voor het systeem CMS basaal. In 2008 dienen alle 26 politiekorpsen te beschikken over 1 centraal systeem.

In 2005 is invulling gegeven aan de doelstellingen van de roll out van GMS. In nagenoeg alle regio’s is dit systeem thans in gebruik. De voorgenomen herstructurering van GMS is in de loop van 2005 omgezet in een traject, waarbij de disciplines gezamenlijk een visie hebben opgesteld inzake het Meldkamerdomein en de projectdirectie C2000 heeft onderzocht in hoeverre GMS zou kunnen worden vervangen door een standaardpakket. Omdat de gezamenlijke visie een ingrijpende verandering in de inrichting van meldkamers en de werkprocessen tot gevolg heeft is in het laatste kwartaal van 2005 besloten om op basis van de visie de functionele eisen van een nieuw meldkamersysteem te formuleren en vervolgens te onderzoeken in hoeverre op de markt passende applicaties voorhanden zijn om daaraan invulling te geven. Daarmee is definitief gebroken met de oorspronkelijke koers van herstructurering van GMS. Voor de realisatie van de verschillende processtappen om te komen tot een nieuw meldkamersysteem is een programmaplan opgesteld.

Het netwerk C2000 is in alle regio’s operationeel in gebruik. De implementatie in de grote regio’s loopt door tot in 2006. In de voortgangsrapportage C2000 van oktober 2005 is de Tweede Kamer hiervan op de hoogte gesteld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 124, nr. 45).

Voor de OOV-partners en overige veiligheidspartners wordt een gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld, die wordt geïntegreerd met andere basisvoorzieningen als C2000, GMS en basisgegevensregistraties. Het tot stand brengen van een dergelijke datatransportdienst is een kwestie van jaren. In 2005 is basisdatavoorziening gerealiseerd, te weten de Nutsvoorziening voor de politie.

Uit de voortgangsbewaking, ten aanzien van het realiseren van een uniforme informatiehuishouding voor de politie, is gebleken dat de doelstellingen gedeeltelijk zijn bereikt. De resultaten hiervan zijn ultimo 2005 aan de Tweede Kamer gemeld (kenmerk: 2005–0000224248).

De ACIR heeft haar taak «het opstellen van een advies hoe een kwalitatief goede informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding kan worden bereikt» gerealiseerd. Op 8 maart 2005 heeft de ACIR haar adviesrapport opgeleverd aan de minister van BZK. In de daaropvolgende maanden is daarop een kabinetsstandpunt geformuleerd dat op 30 juni 2005 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 956, nr. 37). Vervolgens is in de tweede helft van 2005 een start gemaakt met de implementatie van het kabinetsstandpunt ACIR. Over de voortgang daarbij is de Kamer geïnformeerd bij brief van 22 december 2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 26 956, nr. 41).

Operationele doelstelling 6: het bevorderen van internationaal veiligheidsbeleid.

Het Europol-informatiesysteem (EIS) is in 2005 operationeel en gereed voor toelevering en gebruik door politiediensten in de lidstaten. EIS ondersteunt Europol bij de strijd tegen illegale handel in verdovende middelen, illegale immigratie, mensenhandel (inclusief kinderporno), handel in gestolen voertuigen of terroristische activiteiten. Hiertoe is een nationaal implementatieproject gestart dat in 2007 moet leiden tot effectieve aansluiting van de nationale informatiehuishouding op die van Europol.

Mede door actieve inzet van Nederland is voor de Europese Unie op een conferentie met de buurlanden in Maastricht een raamwerk vastgesteld voor de coördinatie van een effectieve beheersing van grensoverschrijdende crises (al dan niet als gevolg van terrorisme). Dit zal leiden tot aanvaarding van een EU operationeel handboek in 2006.

Met de totstandkoming van het Verdrag van Prüm, dat in 2005 is getekend, is de grensoverschrijdende politiesamenwerking met zes Europese landen versterkt en tevens tegemoet gekomen aan knelpunten die in de praktijk werden ervaren. Met de toetredingslanden Roemenië en Bulgarije zijn intentieverklaringen afgesloten, respectievelijk voorbereid en samenwerkingsprojecten in gang gezet. Met Kroatië is een eerste contact gelegd om te komen tot structurele veiligheidssamenwerking.

BELEIDSARTIKEL 14. TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) draagt bij aan het behoud c.q. het vergroten van het vermogen van politie, brandweer en rampenbestrijding om publieke taken naar behoren uit te voeren.

De Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) verricht onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op ten behoeve van het structureel vergroten van de veiligheid.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
14.1 Inspectie Openbare Orde en VeiligheidEvaluatie instrumentarium Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR)20052005In 2005 is de effectiviteit van het ADR-instru- ment getoetst. Dit heeft geleid tot een tussenrapportage, die begin 2006 door de minister van BZK aan de Kamer is aangeboden. Eén van de conclusies uit deze evaluatie is het verbreden van de ADR naar de (voorbereiding op) crisisbeheersing.
 Evaluatie toezichtsarrangement politieonderwijs20052005In 2006 is de nieuwe vorm van het politieonderwijs volledig operationeel. De Inspectie heeft derhalve besloten de evaluatie van het toezichtsarrangement politieonderwijs in 2006 te starten, parallel aan de evaluatie van het politieonderwijs door de Politieacademie (zie ook art. 2).

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen009 1236 30811 3206 6234 697
        
Uitgaven007 0955 48811 0376 6234 414
14.1 Inspectie OOV  3 2083 5654 0454 111– 66
14.2 Ongevallenraad  3 8871 9236 9922 5124 480
        
Ontvangsten  012838038

Financiële toelichting

Ter versterking van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is de begroting in 2005 structureel verhoogd door bijdragen van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Defensie en BZK.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 
• Toezichtsarrangement en bijbehorend instrumentarium ontwikkelen ten behoeve van het inspecteren van de politieja
• Een partiële bestandsopname bij politiekorpsen uitvoeren ten behoeve van risicoanalyseja
• Instrumentarium ontwikkelen en beproeven ten behoeve van het inspecteren van de brandweergedeeltelijk
• Het onderzoeken van het Instituut voor de Basis Politiefunctie op behaalde prestaties, de actualiteit van gegevens, de ontwikkeling van de kwaliteitszorg en de signalering van mogelijke risico’s in de verdere ontwikkeling (jaarlijks onderzoek)ja
• Uitvoeren van periodiek kwaliteitsonderzoek van de drie postinitiële onderwijsinstituten van politie ten aanzien van de kwaliteit van de opleiding, de examinering en de naleving van wettelijke voorschriftenja
• In vijf hulpverleningsregio’s, in samenwerking met andere betrokken rijksinspecties, de voorbereiding op de rampenbestrijdingdoorlichtenja
• Diverse thematische onderzoeken op het terrein van politie, brandweer en rampenbestrijdinggedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid 
• Doen van onderzoek en aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten.ja

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

In 2005 heeft de Inspectie OOV het toezichtsarrangement en het bijbehorende instrumentarium ontwikkeld en op hoofdlijnen vastgesteld ten behoeve van het inspecteren van de politie.

Bovendien is er een partiële bestandsopname uitgevoerd bij een politiekorps om informatie te leveren voor de risicoanalyse ten behoeve van het werkplan 2006 en het meerjarenbeleidsplan.

De Inspectie OOV heeft in 2005 het instrumentarium ten behoeve van het inspecteren van de brandweer ontwikkeld en beproefd. Als onderdeel hiervan is een gedegen risicoanalyse uitgevoerd.

Bij het selecteren van onderzoeken stelt de Inspectie OOV zich de vraag waar zij een optimale toegevoegde waarde kan realiseren en op welke wijze het beoogde effect van wet- en regelgeving en gevoerd beleid vergroot kan worden. De resultaten van de risicoanalyse zijn gebruikt bij het opstellen van het werkplan 2006 en meerjarenbeleidsplan 2006–2008.

Het Instituut voor de Basis Politiefunctie is als onderdeel van jaarlijks inspectieonderzoek onderzocht op behaalde prestaties, de actualiteit van gegevens, de ontwikkeling van kwaliteitszorg en de signalering van mogelijke risico’s in de verdere ontwikkeling.

Als onderdeel van periodiek kwaliteitsonderzoek naar de drie postinitiële onderwijsinstituten heeft de Inspectie OOV in 2005 onderzoek verricht naar de Leergangen «tactisch en technisch recherchemedewerker»,«milieu» en «verkeer».

In samenwerking met de IGZ en de VROM-Inspectie heeft de Inspectie OOV in het kader van de ADR in negen hulpverleningsregio’s doorlichtingsactiviteiten verricht met betrekking tot de voorbereiding van de rampenbestrijding. Dit heeft geleid tot aanbevelingen aan de verantwoordelijke regiobesturen. De Kamer is middels een tussenrapportage over de bevindingen ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding geïnformeerd.

In 2005 zijn diverse thematische onderzoeken verricht. Het thematisch onderzoek verschaft inzicht in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, rampenbestrijding, politiezorg en het politieonderwijs.

De volgende rapporten zijn in 2005 door de minister van BZK aan de Kamer aangeboden:

• «Periode van werkend leren»1, politieonderwijs (maart 2005).

• «Landelijke coördinatie en uitwisseling politie-informatie»2 (maart 2005).

• «Veiligheidsbewustzijn bij brandweerpersoneel»3 (maart 2005).

• «Schietvaardigheid, geweldsbeheersing en wapenbeheer»4, onderzoek bij een aantal politiekorpsen naar het aspect professionaliteit, integriteit en respectievelijk paraatheid (november 2005).

Daarnaast heeft de Inspectie OOV in 2005 enkele kortlopende onderzoeken uitgevoerd, waarvan een aantal is gepubliceerd in inspectieberichten:

• «Explosie Leiden»;

• «Update professionalisering: Radicalisering»;

• «Toezicht brandbeveiliging Detentiecentrum bolletjesslikkers Schiphol».

Een aantal onderzoeken is in 2005 ten uitvoer gebracht, waarover in 2006 wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer:

• Onderzoek naar de kwaliteit van de examinering van de initiële opleidingen niveaus 2, 3 en 4 in het politieonderwijs, de opleiding voor respectievelijk assistent politiemedewerker, politiemedewerker en allround politiemedewerker;

• Bestuurlijke aansturing bij de brandweer;

• Onderzoek naar de wijze waarop de provincie invulling geeft aan haar taak bij (de voorbereiding op) de rampenbestrijding, als toezichthouder op de planvorming en als partner bij de voorbereiding op de rampenbestrijding;

• De Politieacademie heeft in 2005 nog geen extern accreditatieonderzoek geïnitieerd, op grond waarvan de Inspectie OOV onderzoek zou verrichten naar de kwaliteit van de opleiding voor Politiekundig Master (niveau 6);

• Voorbereiding optreden bij spoorwegongevallen.

De Inspectie OOV heeft met het oog op een volledige dekking en het voorkomen van overlap, het terugdringen van bestuursoverlast en het vergroten van de effectiviteit van onderzoeken, de samenwerking met andere toezichthouders geïntensiveerd. Met een vijftal rijksinspecties (VROM-Inspectie, IJZ, IGZ, IvhO en de AI) is in 2005 samengewerkt op het terrein van:

• Integraal Toezicht Jeugd;

• Algemene Doorlichting Rampenbestrijding;

• Gebruiksvergunningen Brandveiligheid;

• Ontwikkeling toezichtskader voorbereiding op de crisisbeheersing.

Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor Veiligheid

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (Ovv) verricht onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid. Uit onderzoeken moet lering worden getrokken ter voorkoming van herhaling en ter vergroting van de veiligheid. De Ovv besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, moeten suggesties in zich hebben tot het aanbrengen van verbeteringen met het oog op het voorkomen van een dergelijk voorval in de toekomst of de beperkingen van de omvang van de gevolgen. De aanbevelingen van de Ovv zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk. De (nog te verkennen) werkterreinen zijn Defensie, Industrie en Handel, Gezondheid «mens en dier», Natuur en Milieu en Crisisbeheersing.

De Ovv heeft vanaf de oprichting (1 februari 2005) dit aanloopjaar gebruikt om «going concern» beheersaspecten van de Ovv op orde te brengen en zich voor te bereiden op de verbreding naar de nieuwe werkterreinen. Nog meer informatie over de prestaties, onderzoeken en rapporten van de Ovv zijn beschikbaar op http://www.onderzoeksraad.nl.

Naast het doen van onderzoeken, waarbij het onderzoek naar de brand op 27 oktober 2005 in het cellencomplex op de luchthaven Schiphol in het oog springend was, bracht de Ovv in 2005 verschillende rapporten uit.

RapportOmschrijving
Rapport, Leidingbreuk veroorzaakt dijkverzak- king te Stein:Op 27 januari 2004 verzakte de dijk van het Julianakanaal bij Stein over een lengte van 15 meter. Bij Stein is de dijk circa 10 meter hoog, op circa 6 meter onder de kruin bleek water uit het talud te komen. Gezien het gevaar van een dijkdoorbraak zijn de 543 bewoners van het dorp Oud Stein gedurende twee dagen geëvacueerd. Conclusie Ovv: onvoldoende inzicht is in de veiligheidsrisico’s van leidingen in regionale waterkeringen.
  
Rapport, Door Rood op Amsterdam CS:Naar aanleiding van de treinbotsing bij Amsterdam CS op 21 mei 2004 concludeerde de Ovv dat er onvoldoende prioriteit is voor het veiligheidsbeleid op het spoor.
  
Rapport, Langdurig onveilige regionale hoofdwegen:In het kader van het onderzoek bestudeerde de Ovv zeven regionale hoofdwegen. Deze wegen hebben ten eerste als kenmerk dat er relatief veel ernstige ongelukken gebeuren en ten tweede dat de weg gedurende meerdere jaren niet structureel wordt of werd aangepast.
  
Rapport, Onderzoek naar de oorzaak van het ongeval met de fast ferry Voskhod 605:Op 18 oktober 2003 vond om 12.50 uur een ongeval plaats met de fast ferry Voskhod 605, waarbij deze met ongeveer 60 km/uur op de kade even voorbij de Coenhaven te Amsterdam is gevaren. Bij het ongeval raakten 21 personen gewond en liep de fast ferry aanzienlijke schade op. Achteraf moet geconcludeerd worden dat de afloop relatief gunstig is geweest. Dit omdat bij de aanvaring de romp precies in de lengterichting van het gangpad is opengereten waar zich geen passagiers bevonden en de aluminium romp de aanvaringskrachten door plooiing goed heeft opgevangen.
  
Rapport, Ontsporing goederentrein bij Apeldoorn:Vooral als gevolg van een te hoge snelheid ontspoorde op 30 april 2003 een goederentrein geladen met rollen staal. Dit leidde tot een grote ravage en veel materiële schade.
  
Rapport, Overweg te Veenendaal blijft open bij nadering trein:Naar aanleiding van de aanrijding trein – personenauto op 31 oktober 2002 bleek dat bij het vervangen van een sleutelschakelaar door monteurs onbedoeld de overweg buiten werking was gesteld. Hierdoor bleef de overweg open toen er een trein aankwam. De bestuurder van een personenauto die tegelijkertijd de overweg opreed kwam hierbij om het leven.

In 2005 is ook onderzoek gedaan naar de gasexplosie in Schijndel en de stroomstoring in Haaksbergen. Deze rapporten zijn in 2006 uitgekomen.

RapportOmschrijving
Rapport, Gasexplosie Schijndel:Onvoldoende kwaliteitsborging bij alle betrokken partijen heeft ten grondslag gelegen aan de gasexplosie die op 11 maart 2004 plaatsvond in Schijndel. Hierbij raakten twee mensen ernstig gewond.
  
«Verkennend» onderzoek Stroomstoring Haaksbergen:In het weekend van 25–27 november 2005 vond een stroomstoring plaats te Haaksbergen.

BELEIDSARTIKEL 1. GRONDWET EN DEMOCRATIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.

Deze beleidsdoelstelling was in de begroting 2005 niet nader uitgewerkt in operationele doelstellingen, maar wel verder ingevuld met een aantal aandachtsgebieden.

Inmiddels zijn de aandachtgebieden in de begroting 2006 geclusterd in twee operationele doelstellingen. In de tabellen hieronder is dat gebundeld weergegeven.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatumeinddatumstand van zaken
Bevorderen democratisch procesEvaluatie Referendum EU-GrondwetDec. 2004Sept. 2005Afgerond met AO in 2e Kamer
 Evaluatie Tijdelijke Referen- dumwet Feb. 2005Afgerond (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 929, nr. 1).
     
Actueel Constitutioneel bestelOnderzoek implicaties implementatie richtlijn hergebruik overheidsinformatie in de WobDec. 2004Jan. 2006Aangenomen door 1e Kamer op 19-12-2005
GrondrechtenEerste Evaluatie Algemene Wet gelijke behandeling (Awgb)Jun. 2004Mei 2005Wetswijziging in Staatsblad 516
 Tweede Evaluatie Awgb 2005Jun. 2005Mrt. 2006 
     
BestuursrechtDerde evaluatie Algemene wet bestuursrecht (Awb)Nov. 2005Dec. 2006 
     
Borgen kwaliteit en continuïteit wetgevingEvaluatie concentratie wetge- vingsfunctieMei 2005Dec. 2005Concentratie herbevestigd i.o.m. Groepsondernemingsraad
 Externe visitatiecommissieSept. 2005April 2006 

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1. Grondwet en democratieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen5 3178 0105 4657 57715 6478 8676 780
        
Uitgaven4 8547 4936 1196 56714 8118 8675 944
1.1 Apparaat4 8547 4936 1196 56714 8118 8675 944
        
Ontvangsten1368707859059

Financiële toelichting

Het verschil in uitgaven ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, wordt met name verklaard door de uitgaven die zijn gedaan in het kader van het referendum Europese grondwet. Hiervoor zijn bij suppletore wetten middelen ter beschikking gesteld.

Doordat in het Paasakkoord is afgesproken dat het wetsvoorstel met betrekking tot een nieuw kiesstelsel wordt ingetrokken, zijn de uitgaven bij dit onderwerp niet volgens de raming verlopen. Daarentegen is bij suppletore wet budget ter beschikking gesteld voor projecten in het kader van de democratische vernieuwingsagenda. Als gevolg van een minder snelle start dan voorzien zijn die uitgaven in 2005 enigszins achtergebleven. Daarop is ingespeeld door dit deel van het budget aan te wenden voor de aanloopkosten van de opkomstbevorderende voorlichtingscampagne in het kader van de Gemeenteraadsverkiezingen 2006. Het budget dat daarmee in 2006 vrijvalt zal worden gebruikt voor de dan noodzakelijke uitgaven in het kader van de projecten Burgerforum Kiesstelsel en Nationale Conventie die onderdeel vormen van de democratische vernieuwingsagenda.

Ten slotte zijn extra uitgaven gedaan in het kader van het project Kiezen op Afstand (KOA) wat sinds begin 2005 is ondergebracht binnen dit begrotingsartikel. Het betrof voornamelijk een stimuleringsbijdrage aan gemeenten die bij de Gemeenteraadsverkiezingen 2006 zullen meedoen aan het experiment met stemmen in een willekeurig stemlokaal (circa € 0,7 mln.).

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationeel doel bevorderen en vernieuwen van een levendige democratie en een actueel constitutioneel bestel 
  
Aandachtsgebied bevorderen democratisch proces 
• Organisatie referendum Europese GrondwetJa
• Openbaarheid en toegankelijkheid democratische instellingen (hergebruik overheidsinformatie)Ja
• Evaluatie aantal ingediende verzoeken tijdelijke referendumwetJa
• Vernieuwing KiesstelselNee
  
Aandachtsgebied actueel constitutioneel bestel 
• Grondwet en Statuut. Link met dualiseringGedeeltelijk
• Aantal maal dat beroep wordt gedaan op Wet openbaarheid van BestuurGedeeltelijk
• Betrouwbare en transparante Overheid bij klachtbehandelingJa
  
Aandachtsgebied Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten 
• Grondrechten in het digitale tijdperkGedeeltelijk
• Gelijkheidsbeginsel en gelijke behandelingJa
  
Aandachtgebied handhaven en verbeteren van het bestuursrecht 
• Evenwichtig bestuursrecht dat voldoet aan de eisen van de tijdGedeeltelijk
  
Aandachtsgebied bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen 
• Een goed werkende democratie in EuropaGedeeltelijk
• Openbaarheid van bestuur in EU (Eurowob)Ja
  
Operationeel doel verbeteren van de wetgeving van BZK 
  
Aandachtsgebied borgen kwaliteit en continuïteit van de wetgeving van BZK 
• Goede kwaliteit wet- en regelgeving, continu van hoog niveauJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Referendum Europese grondwet

De Projectgroep Referendum Europese Grondwet (PREF) heeft voor een vlekkeloze organisatie van het referendum gezorgd. Naast het informeren en ondersteunen van gemeenten bij de organisatie van het referendum en het vergoeden van de kosten voor de gemeenten, heeft zij bijgedragen aan het verspreiden van de samenvatting van de Europese Grondwet en het verkrijgbaar stellen van de volledige tekst van de Europese Grondwet.

De projectgroep verzorgde de opkomstbevorderende campagne (U Komt Toch Ook?). De opkomst bij het referendum was met 63% bijzonder hoog in vergelijking met de opkomst bij verkiezingen voor het Europese Parlement. Verder beheerde de projectgroep het informatiepunt. In totaal zijn er ruim 10 000 vragen en reacties per e-mail en telefoon binnengekomen.

Daarnaast was PREF verantwoordelijk voor de juridische en algemene ondersteuning van de Referendumcommissie die onder meer bestond uit het opstellen en het uitvoeren van de subsidieregeling.

Een uitgebreide evaluatie van de organisatie is met brief van 16 september 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden (Vergaderjaar 2004–2005, nr. 29 993, nr.19)

Nieuw Kiesstelsel en agenda democratische vernieuwing

Begin 2005 diende het kabinet een wetsvoorstel tot wijziging van het kiesstelsel in bij de Tweede Kamer. In het Paasakkoord is vervolgens afgesproken dat het voorstel ingetrokken zou worden en dat de minister voor BVK zou bezien op welke wijze de discussie over dit onderwerp voortgezet zou moeten worden.

In de brief aan de Tweede Kamer van 8 juli 2005 (Vergaderjaar 2004–2005, nr. 30 184, nr. 1) over de democratische vernieuwingsagenda heeft de minister voor BVK namens het kabinet aangekondigd dat hij een Burgerforum Kiesstelsel zal instellen. Op deze manier wordt de discussie over het nieuwe kiesstelsel verlegd van de politiek naar de burgers. Andere belangrijke onderwerpen uit de democratische vernieuwingsagenda zijn: de instelling van een Nationale Conventie, de afspraken over de positie van de minister-president en de notitie over het referendum. Centraal in de aanpak van de democratische vernieuwingsagenda staat dat het kabinet streeft naar versterking van onze democratie en herstel van vertrouwen in die democratie.

De tweede helft van 2005 heeft in het teken gestaan van het treffen van voorbereidingen voor het Burgerforum en de Nationale Conventie en het afronden van een notitie over de positie van de minister-president. Eind 2005 is het kabinetsstandpunt over referenda naar de Tweede Kamer gezonden. Deze notitie zal in overleg met de Kamer betrokken worden bij de behandeling van de initiatief wetsvoorstellen over referenda(-vormen) ingediend door de Kamerleden Duyvendak, Dubbelboer, van der Ham en Wilders.

Grondwet en Statuut

De Eerste Kamer heeft de wetsvoorstellen tot wijziging van artikel 23 van de Grondwet en de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen in 2005 niet afgehandeld. Nieuwe wetgeving ter uitvoering van nieuwe staatkundige verhoudingen met (delen van) de Nederlandse Antillen is nog niet geschreven. Anderzijds heeft het parlement de uitvoeringswetgeving ter implementatie van de EU-Richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie zeer voortvarend behandeld. De dualisering van het bestuur der mede-overheden is afgerond met de afhandeling van de laatste serie wetsvoorstellen.

Grondrechten in het digitale tijdperk

In 2004 maakte het kabinet bekend dat het nieuwe wetsvoorstellen «Grondrechten in de Digitale Samenleving» ging voorbereiden. Het betreft vrijheid van meningsuiting, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het brief-, telefoon- en telegraafgeheim. Na de afronding van de Politieke Verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (Human Rights in the Information Society) heeft BZK in de nazomer van 2005 departementaal overleg en een expertmeeting georganiseerd. De afronding van de Verklaring werd afgewacht omdat er in het internationale recht, waarmee de Grondwetgever bij de voorbereiding van wetsvoorstellen rekening te houden heeft, nog in het geheel geen normstelling over grondrechten in de digitale samenleving aanwezig was. Nu die er is, kan gewerkt worden aan concrete tekstvoorstellen en kunnden de verschillende vraagstukken (inter)departementaal worden afgestemd. Die activiteiten vinden in 2006 plaats. Resultaat valt binnen deze kabinetsperiode (tot mei 2007) te verwachten in de vorm van voorstellen, waarop belanghebbende organisaties hun visie kunnen geven.

Bestuursrecht

• In 2005 is een begin gemaakt met de derde evaluatie van de Awb. Deze zal volgens planning medio 2006 worden afgerond.

• De Wet extern klachtrecht en de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn 2005 in werking getreden. De eerstgenoemde wet zorgt ervoor dat burgers met ingang van 1 januari 2006 ook voor klachten over decentrale overheden altijd toegang hebben tot een onafhankelijke ombudsinstantie. Door de nieuwe openbare voorbereidingsprocedure van de Awb zijn inspraakprocedures bij allerlei besluiten sterk vereenvoudigd en is de zgn. «actio popularis» (beroepsrecht voor «een ieder») in het omgevingsrecht afgeschaft.

• Het wetsvoorstel Vierde tranche Awb (met o.a. algemene regelingen voor bestuurlijke geldschulden, bestuurlijke boeten en attributie aan ondergeschikten) kon in 2005 nog niet worden afgerond. Het Verslag van de Tweede Kamer kwam later dan verwacht en de beantwoording ervan vergde nadere studie op een aantal punten. Daarnaast is een begin gemaakt met de interdepartementale voorbereiding van de aanpassingswet Vierde tranche.

• Het wetsvoorstel Samenhangende besluiten Awb is in 2005 interdepartementaal in procedure gebracht teneinde het begin 2006 aan de Raad van State te kunnen aanbieden voor advies. Dat is iets later dan gepland, doordat is aangesloten bij de planning van de wetgeving voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarin de nauw met dit wetsvoorstel samenhangende regeling voor de omgevingsvergunning zal worden opgenomen.

• De Commissie Wetgeving algemene regels van bestuursrecht (Commissie Scheltema) heeft in 2005 enkele malen beraadslaagd over de voorgenomen aanpassingen van het bestuursprocesrecht. De voorbereiding van een algemene wettelijke regeling voor bestuursrechtelijke schadevergoeding en nadeelcompensatie is ondergebracht bij een aparte studiegroep die in 2005 eveneens enkele malen maal bijeen kwam.

Democratie in Europa

In de eerste helft van het jaar is BZK nauw betrokken geweest bij het opstellen van het Nader Rapport over de rijkswet tot goedkeuring van het Grondwettelijk Verdrag van de Europese Unie. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de effecten van de Europese integratie op de Nederlandse constitutionele verhoudingen; de verhouding tussen het EVRM en het Handvest Grondrechten van de Europese Unie; de rol van burgers als inspiratiebron voor het Verdrag en de bevestiging en verankering van het Europees burgerschap en de grondrechten in het Verdrag.

Op 1 juni 2005 heeft de meerderheid van de Nederlandse bevolking zich bij referendum uitgesproken tegen de instemming van Nederland met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Hierop heeft het kabinet besloten het wetsvoorstel ter goedkeuring van het Verdrag in te trekken.

Versterking Kiesraad

In het voorjaar van 2005 is door de toenmalige minister voor BVK na overleg met de voorzitter van de Kiesraad, besloten een project versterking Kiesraad te starten. Aanleiding voor het project vormden diverse ontwikkelingen. De belangrijkste daarvan zijn de wens tot een andere ophanging van het secretariaat te komen uit een oogpunt van functiescheiding, de hoge werkdruk bij het secretariaat, veroorzaakt door de explosieve groei in het aantal vragen over verkiezingen, en de wens het secretariaat beter toe te rusten voor de ondersteuning van de Kiesraad bij mogelijk nieuwe taken inzake het toezicht op de financiën van politieke partijen.

Het secretariaat heeft met ingang van 1 januari 2006 een aparte, organisatorisch meer zelfstandige positie gekregen.

Kiezen op afstand

Het project KOA is bedoeld om het stemmen bij algemene verkiezingen te vergemakkelijken door het stemproces minder plaatsgebonden te maken. Het jaar 2005 heeft in het teken gestaan van de voorbereiding van twee experimenten die de komende jaren tot uitvoering zullen komen:

1 «stemmen in een willekeurig stemlokaal» (SWS) bij de gemeenteraadsverkiezingen van dinsdag 7 maart 2006;

2 «internet- en telefoonstemmen» (ITS) bij de Tweede-Kamerverkiezingen van woensdag 16 mei 2007 voor Nederlandse kiezers in het buitenland.

Bij SWS kunnen kiesgerechtigden binnen hun eigen gemeente in ieder stemlokaal terecht. Hiervoor krijgen zij een stempas. In het najaar 2005 hebben uiteindelijk 239 gemeenten zich voor dit experiment aangemeld en zijn door de minister van BVK aangewezen. In totaal gaat het om 7,4 miljoen mensen die op deze nieuwe manier kunnen stemmen. Voor definitieve invoering van SWS in 2007 is een wetsvoorstel gemaakt, dat begin 2006 naar de Raad van State is gestuurd.

Bij ITS kunnen Nederlandse kiezers in het buitenland, behalve per brief, hun stem via internet en/of telefoon uitbrengen. Minister Pechtold heeft hierover begin december een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (vergaderjaar 2005–2006 nr. 30 300, nr. 45).

BELEIDSARTIKEL 6. FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals onder meer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.

Met behulp van verschillende instrumenten is in 2005 gewerkt aan een kwaliteitsverbetering van de overheid teneinde het probleemoplossend vermogen van het bestuur en de herkenbaarheid en aanspreekbaarheid van gekozen vertegenwoordigers te vergroten. Ook aan een adequate dienstverlening door het ambtelijk apparaat, een goed ontwikkeling van centrumsteden in relatie tot hun omgeving en de internationale bestendigheid van het openbaar bestuur wordt voortdurend gewerkt.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatumeinddatumstand van zaken
6.2Evaluatie interdepartementale beleidsvisitatie naar interdepartementale beleidsprocessen Begin 2005Wordt toegelicht bij artikel 11 van dit jaarverslag (i.v.m. herschikking taken binnen ministerie)
6.2Evaluatie dualisering gemeentebestuur2004Dec. 2004Evaluatie is afgerond
6.2Evaluatie dualisering provinciebestuurJan. 2005Dec. 2005Evaluatie is afgerond, kabinetsstandpunt volgt
6.2Jaarlijkse evaluatie Financiële FunctieMedio 2004Begin 2005Aangeboden aan de Tweede Kamer op 21 Maart 2005
6.2Stelsel kwaliteitszorg gemeenten 2005Verkenning afgerond in 2005. Na overleg met VNG en VGS is vervolg voor 2007 e.v. gepland.
6.2Invoering gekozen burgemeester (ex ante) 2005Niet gerealiseerd wegens verwerping grond- wetsherzieningvoorstel

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuurRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen136 934109 299120 78332 54942 59539 8172 778
        
Uitgaven107 66393 61885 04132 16942 69640 6172 079
6.1 Apparaat3 6002 3732 4129 9148 1789 035– 857
6.2 Inrichting en werking openbare bestuur33 00514 79515 0496 0455 9678 738– 2 771
6.3 Rechtspositie arbeidsvoorwaardenbeleid en politieke ambtsdragers18 56029 43421 6625 9289 8266 7023 124
6.4 Faciliteren politieke partijen52 49847 01645 91810 28218 72516 1422 583
        
Ontvangsten49 04553 67142 3441 378996163833

Financiële toelichting

De in 2005 ter beschikking staande middelen voor invoering gekozen burgemeester (operationele doelstelling 2) zijn in 2005 grotendeels niet besteed als gevolg van het verwerpen door de Eerste Kamer van het grondwetsherzieningvoorstel tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van burgemeester en commissaris van de Koningin. Daarentegen zijn bij tweede suppletore wet budget 2005 middelen ter beschikking gesteld voor projecten in het kader van de democratische vernieuwingsagenda, zoals burgemeestersreferenda en middenbestuur.

Bij tweede suppletore begroting 2005 hebben twee relatief grote mutaties op operationele doelstelling 3 plaatsgevonden, die het verschil verklaren tussen realisatie en het oorspronkelijk vastgestelde bedrag bij ontwerpbegroting 2005. Het gaat om een interne herschikking van taken binnen het ministerie (+ € 4,8 mln) en de overdracht van de uitbetaling schadeloosstelling aan europarlementariërs aan de Tweede Kamer (sinds 2005 doet de Tweede Kamer de uitvoering van deze uitkeringen).

De onderuitputting op het artikelonderdeel politieke partijen (operationele doelstelling 4) wordt door twee zaken veroorzaakt:

• De subsidie aan de LPF kon vanwege beslaglegging niet worden uitbetaald. Inmiddels is het beslag opgeheven.

• De extra middelen die bij de start van de kabinetten Balkenende-I en Balkenende-II zijn toegezegd aan politieke partijen worden vertraagd uitbetaald: 80% in het jaar zelf, 20% in het jaar erop bij de afrekening van de subsidie. Omdat 2005 het eerste jaar was waarin het extra subsidie werd uitbetaald wordt in het eerste jaar van betaling (2005) een bedrag van circa 1 miljoen euro niet betaald in 2005 maar in het jaar van afrekening (2006).

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen 
• Invoering van de gekozen burgemeester in 2006Nee
• Voortzetten vernieuwingsimpulsen voor dualismeGedeeltelijk
• Versterking internationale dimensie binnenlands bestuurJa
• Herindelen van (te) kleine gemeenten bij indienen van een verzoek daartoe.Ja
• Onderhouden van financiële verhoudingen met lokale overhedenJa
• Vastleggen nieuwe verhoudingen in tripartiet afsprakenJa
• Implementatie van de aanbevelingen van de commissie Brinkman t.a.v. specifieke uitkeringenJa
• Voortgang op programma ketenregieJa
• Toezicht: formuleren van criteria van het interbestuurlijke toezicht door de commissie AldersJa
• Wijzigingswet wgr-plusJa
  
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers 
• Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sectorGedeeltelijk
• Het bieden van personele zorg waarbij specifieke aandacht uitgaat naar de consequenties van de invoering van de direct gekozen burgemeester voor de huidige beroepsgroepGedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiering politieke partijen 
• Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen.Ja

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
1. Dualisering gemeenten en provincies om de rolverdeling tussen de gemeenteraad en college van B&W respectievelijk provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen, en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterkenCultuuromslag t/m 2006 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls gemeenten;Cultuuromslag t/m 2007 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls provincies;Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering;Wijziging van de medebewindswetgeving.Gedeeltelijk (kabinetsstandpunt evaluatie provinciale dualisering volgt in 2006)
   
2. Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor beter participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijk apparaat.Afronding lopende wetgevingsprocessen tot herindeling;Meer aandacht van provincies voor de kwaliteit van het lokale bestuur;Meer inzet van gemeenten bij het toepassen van vormen van binnengemeentelijke decentralisatieVerdere ontwikkeling en toepassing kwaliteits-maatstaven lokaal bestuur.Ja
   
3. Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling en werkwijze tussen de samenwerkende gemeenten, de provincies en het Rijk op een aantal concrete beleidsterreinen waaronder vooral Ruimtelijke Ordening en Verkeer & Vervoer.Heldere taakverdeling in de nieuwe WRO en in de Planwet Verkeer en Vervoer.Ja
   
4. Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden, zodat zij adequaat invulling kunnen geven aan de gestelde taken. Het onderhouden van de financiële en bestuurlijke verhouding door uitvoering te geven aan het Plavat en POR. Naast de verdere ontwikkeling en onderlinge afstemming van bestaande instrumenten wordt het instrumentarium uitgebreid met een belastingpanel en de jaarlijkse evaluatie financiële functie. Ten slotte zal benchmarking worden gestimuleerd als middel om (democratisch) functioneren van medeoverheden te bevorderen.Ja
   
5. Herijken interbestuurlijke verhoudingen en verbeteren interbestuurlijke samenwerking.Opstellen vervolgafspraken tussen Rijk/IPO/VNG langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken;Nieuw leven inblazen van het overhedenoverleg.Ja
   
6. Voortgang programma ketenregie als (alternatief of aanvullend) sturingsmodel voor het sociale domein.Uitvoering implementatieplan ter stimulering van ketenregie in het sociale domein;Verfijning en toetsing van het methodische kader en de handleiding ketenregie.Ja
   
7. Een goede inrichting van specifieke uitkeringen waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn.Implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Brinkman t.a.v. beëindiging bestaande specifieke uitkeringen, herinrichten overblijvende specifieke uitkeringen en het aan een strikte toets onderwerpen van eventuele nieuwe specifieke uitkeringen.Ja
   
8. Naleving kaderstellende visie op toezicht.BZK bevordert vanuit haar indirecte verantwoordelijkheid dat de te evalueren toezichtarrange- menten van de ministeries n.a.v. de zelfevaluaties zijn aangepast aan de kaderstellende visie.Ja
   
9. Invoering direct gekozen burgemeester.Invoering direct gekozen burgemeester met de gelijktijdige raadsverkiezingen 2006.Nee
   
10. Versterking van de EU en internationale dimensie van het binnenlands bestuur.Vergroting van de Europese en internationale bestuurskracht van medeoverheden: instelling EU-netwerk bestuurlijke vraagstukken, referentiedocument internationalisering gemeentelijk beleid, bevordering oplossing bestuurlijke knelpunten in grensstreken.Ja

Gekozen burgemeester

Ter voorbereiding op de invoering van de gekozen burgemeester is in het voorjaar van 2005 een start gemaakt met de invoeringsimpuls. Het grondwetsherzieningvoorstel tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van burgemeester en commissaris van de koningin is echter in tweede lezing door de Eerste Kamer op 22 maart 2005 verworpen. Hierdoor is de Introductie gekozen burgemeester per 2006 niet gerealiseerd. In het paasakkoord is afgesproken dat invoering gerealiseerd wordt in 2010. Een daartoe strekkend voorstel tot herziening van de Grondwet is in 2005 voorbereid en inmiddels ingediend. Een andere afspraak uit het paasakkoord ter versterking van de lokale democratie betreft de spreiding van de gemeenteraardsverkiezingen. Voor dit onderwerp wordt gewerkt aan een brief aan de Tweede Kamer.

Dualisme

Het kabinetsstandpunt evaluatie dualisering gemeentebestuur is op 25 februari 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Het evaluatierapport dualisering provinciebestuur is in december 2005 aangeboden aan de minister voor BVK.

Versterking internationale dimensie binnenlands bestuur

Om de Europese en internationale bestuurskracht van medeoverheden te vergroten is in 2005 een Handreiking uitgegeven om gemeenten te ondersteunen bij het voeren van een doelgericht en beargumenteerd internationaal beleid. Daarnaast heeft een «high-level netwerk», dat zich bezighoudt met bestuurlijke vraagstukken op EU-niveau, zitting genomen. In ontwikkeling is ook een handreiking «Europa-proof», die gemeenten kan helpen adequaat in te spelen op ontwikkelingen binnen de EU. Op het gebied van Staatssteun en aanbesteding is een stijging van het aantal meldingen aan Brussel waar te nemen die er op duidt dat meer dan in het verleden overheden zich bewust worden van nut en noodzaak om Europese regels op dit terrein toe te passen.

Herindeling

In 2005 zijn de herindelingsvoorstellen Utrechtse heuvelrug, samenvoeging Drechterland en Venhuizen, samenvoeging Katwijk, Rijsburg en Valkenburg en samenvoeging Sassenheim, Voorhout en Warmond, wet geworden. De herindelingen zijn per 1 januari 2006 effectief.

Interbestuurlijke verhoudingen

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat en daarom is zorgvuldige onderlinge afstemming en coördinatie tussen de bestuurslagen van wezenlijk belang. Zo kan doeltreffend beleid worden opgesteld en uitgevoerd. Om bij te dragen aan een goede onderlinge interbestuurlijke samenwerking en afstemming zijn tussen de overheden afspraken gemaakt over omgangsregels en uitvoering van een aantal acties. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Code interbestuurlijke verhoudingen (vergaderjaar 2004–2005 29 800 VII nr. 15). Ook is in de Code afgesproken dat er door de Raad van State een periodieke beschouwing zal worden uitgevoerd. Deze periodieke beschouwing kan verder bijdragen aan een verbetering van de interbestuurlijke samenwerking.

Specifieke uitkeringen

Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de Doorlichtingsoperatie Specifieke Uitkeringen is op 1 april 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het standpunt bevat een nieuw beoordelingskader voor specifieke uitkeringen. Door een toets aan dit beoordelingskader zal een grote afname van het aantal specifieke uitkeringen gerealiseerd worden. Ook wordt het principe van single information single audit ingevoerd waarbij het uitgangspunt is dat (de controle op) de jaarrekening van medeoverheden voldoende is voor het Rijk. Aan de kamercommissie is toegezegd dat zij elk jaar een voortgangsrapportage ontvangt over de invoering van het kabinetsstandpunt. De eerste rapportage is op 22 november 2005 aan de Tweede kamer aangeboden. In het voorjaar van 2006 wordt de tweede rapportage, als onderdeel van het Overzicht Specifieke Uitkeringen, uitgebracht.

Ketenregie

In 2005 is het project ketenregie en de rol van het rijk afgerond. Dit heeft geresulteerd in een werkmodel dat kan bijdragen aan een beter steunende rijksoverheid. Het model is ontwikkeld aan de hand van vier maatschappelijke thema’s: ketenregie binnen de WMO en de JONG-thema’s «maximaliseren onderwijsrendement», «vroegsignalering en zorgstructuren rond scholen» en «samenhang voorzieningen 0–12 jaar». In 2005 is de handleiding ketenregie voorbereid, onder meer door consultatie van gemeenten over hun specifieke behoeften in deze.

Interbestuurlijk toezicht

Een bestuurlijke werkgroep onder leiding van de heer Alders heeft een advies uitgebracht met daarin aanbevelingen voor een herijking van het interbestuurlijk toezicht in Nederland.

Naar aanleiding van het advies zal een kabinetsstandpunt worden opgesteld. In het standpunt zal de ambitie van het kabinet in relatie tot onder andere de kaderstellende visie op toezicht worden verwoordt. Bovendien zal inhoudelijk en in detail worden ingegaan op de aanbevelingen van de bestuurlijke werkgroep.

WGR-plus

De WGR-plus (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 532) is op 22 november 2005 aanvaard en is in werking getreden op 1 januari 2006. De wet heeft tot doel een structurele voorziening te treffen voor het bestuur in grootstedelijke gebieden en is de opvolger van de Kaderwet bestuur in verandering.

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
1. Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector.Normalisering en modernisering van de regelgeving m.b.t. de rechtspositie, m.n. op het terrein van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en op de uitkeringen bij aftreden.Gedeeltelijk (wetsvoorstellen zijn nog in behandeling).
   
2. Het bieden van personele zorg waarbij specifieke aandacht uitgaat naar de consequenties van de invoering van de direct gekozen burgemeester voor de huidige beroepsgroep.Op grond van de verkregen inzichten aan een substantiële groep burgemeesters een toegesneden persoonlijk ontwikkelingstraject aanbieden dat ondersteuning biedt bij de verdere invulling van de loopbaan;Het in kaart brengen van de sectoren van de arbeidsmarkt waarin (ex) burgemeesters op grond van vaardigheden, ervaring en kennis een functie kunnen vervullen;Informeren burgemeesters over consequenties invoering.Gedeeltelijk (door niet doorgaan gekozen burgemeester.)

In 2004 heeft de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur het advies «Over dienen en verdienen» over m.n. de beloning van de ministers en staatssecretarissen en de ambtelijke topstructuur, aan het kabinet aangeboden Op 23 november 2005 heeft de commissie het vervolgadvies gepresenteerd over de beloningsverhoudingen van de (overige) politieke ambtsdragers.

Toen eenmaal duidelijk was dat de introductie van de gekozen burgemeester in 2006 niet zou plaatsvinden is na overleg met het Genootschap van Burgemeesters passend aanbod ontwikkeld voor burgemeesters die zich op hun verdere loopbaan willen oriënteren.

Dat heeft geresulteerd in een half jaar durend loopbaanoriëntatie traject waaraan twintig burgemeesters deelnamen en de mogelijkheid om aan kort intensief assessment traject te doorlopen. Daarnaast werd een meerdaags introductieprogramma aangeboden aan vijftien nieuw in het ambt benoemde burgemeesters.

Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiering politieke partijen

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
1. Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen.Uitbreiding van de wet subsidiering politieke partijen tot een wet op de partijfinanciering.Ja

Regels inzake de financiering van politieke partijen zijn gericht op het waarborgen van de integriteit en de onafhankelijkheid van de politieke partijen. Inzet is dan ook het vaststellen van een toereikend systeem van partijfinanciering dat daaraan recht doet. Besloten is twee wetsvoorstellen in te dienen ter uitwerking van de voorstellen in de standpuntbepaling Herijking Wet Subsidiëring politieke partijen. De Wet subsidiering politieke partijen houdende de verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag (Kamerstukken, 29 869), is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 in werking getreden. Het tweede wetsvoorstel, dat onder andere sponsoring en giften regelt, is in voorbereiding.

BELEIDSARTIKEL 9. GROTESTEDENBELEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Krachtige steden met een minimum aan bureaucratie

Het (rijksbrede) doel van het grotestedenbeleid (GSB) voor de derde convenantsperiode 2005–2009 is te komen tot krachtige steden. Steden waarin zichtbare resultaten worden geboekt met een minimum aan bureaucratie. Krachtige steden zijn veilige steden. Steden die in staat zijn op een goede manier in te spelen op de eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties en hechte sociale samenhang, die werk biedt aan wie dat zoekt. Een stedelijke samenleving die sociaal, fysiek, economisch en bestuurlijk vitaal genoeg is om eigen problemen op te lossen. Kortom, een stad die kansen biedt aan zijn burgers en waar het veilig en prettig is om te verblijven. De grootstedelijke problematiek heeft een meervoudig karakter en moet daarom integraal aangepakt worden. De grote steden moeten hun beleid naar eigen inzicht kunnen vormgeven. Maatwerk is vereist zodat de stedelijke aanpak beter aansluit op vragen en noden van burgers, bedrijven en instellingen.

Voor de convenantsperiode 2005–2009 zijn in maart 2005 prestatieconvenanten gesloten met de 30 GSB-steden1. Met ingang van 2006 zal dit ook voor Sittard-Geleen gebeuren. De algemene doelstelling «krachtige steden» is vertaald in vijf outcomedoelstellingen voor de steden in GSB III.

1. Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid;

2. Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;

3. Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving;

4. Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad;

5. Het vergroten van de economische kracht van de stad.

De contouren van het GSB III zijn neergelegd in de notaSamenwerken aan de Krachtige Stad2. Voor meer informatie over het stelsel Grotestedenbeleid 2005–2009 wordt verwezen naar deze nota.

Deze doelstellingen hebben een nauwe onderlinge afhankelijkheid en dienen dus ook in onderlinge samenhang tot ontwikkeling te worden gebracht. De outcomedoelstellingen zijn vervolgens vertaald in outputdoelstellingen met bijbehorende output-indicatoren. In de prestatieconvenanten zijn afspraken gemaakt op dit outputniveau. Een aantal steden heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om stadsspecifieke indicatoren te gebruiken. Om de resultaten te bereiken ontvangen de steden een financiële bijdrage van het Rijk in de vorm van drie brede doeluitkeringen voor de onderdelen «fysiek», «economie» en «sociaal, integratie en veiligheid».

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
9.2 en 9.3Eindevaluatie GSB II (stedelijke en rijkszijde)20052006Wordt begin 2006 aan de Kamer gezonden
9.3Eindevaluatie Onze buurt aan zet20052005Afgerond, wordt geïntegreerd met Eindevaluatie aan de Kamer gezonden
9.3Eindevaluatie Digitale Broedplaatsen20052005Afgerond, wordt geïntegreerd met Eindevaluatie aan de Kamer gezonden
9.2Nulmeting GSB III20052006Afronding voorzien voor medio 2006. Wordt dan aan de Kamer gezonden
9.2 en 9.3Evaluatie Expertteam20052005Afgerond, wordt geïntegreerd met Eindevaluatie aan de Kamer gezonden
9.2Midterm Review GSB III20072007Voorbereidingen worden in 2006 getroffen
9.2 en 9.3Eindevaluatie GSB III20102010Nog niet gestart

2. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
9. GrotestedenbeleidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen130 291433 34947 297254 7461 701 565300 0011 401 564
        
Uitgaven162 986141 987171 575131 789621 470333 695287 775
9.1 Apparaat3 6004 2244 4464 2184 0143 089925
9.2 Faciliteren grotestedenbeleid30 9944 4447 0723 2162 0192 329– 310
9.3 Stimuleren grotestedenbeleid128 392133 319160 057124 355615 437328 277287 160
        
Ontvangsten11 957232466336 337218 881117 456

Financiële toelichting

In het kader van de implementatie van het kabinetsstandpunt op het rapport van de stuurgroep Brinkman: «Anders gestuurd, beter gestuurd» zijn in 2005 vier specifieke uitkeringen grotendeels afgekocht: de drie regelingen «Impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie» (gezamenlijk € 87 miljoen) en de regeling «Werkgelegenheidsimpuls (ca. € 83 miljoen). De afkoop was bij aanvang van het jaar 2005 nog niet gepland en was derhalve ook niet begroot. Bij tweede suppletore begroting 2005 is een bedrag van ca € 168 miljoen toegevoegd. Bij slotwet is het resterende bedrag van bijna € 2 miljoen toegevoegd aan de BZK-begroting.

Daarnaast is een ophoging van het budget met ca. 117 mln. te verklaren door onder meer de toevoeging van loon- en prijsbijstellingen, de toevoeging van inburgeringsmiddelen aan de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid, middelen voor de uitvoering van het Amendement Spies/Fierens over Operatie Hartslag en overboekingen aan de Ministeries van VWS voor het Besluit hernieuwde instelling centrale commissie behandeling heroïneverslaafden (heroïne-experiment) en Financiën voor Almere.

Tenslotte is de verplichtingenruimte voor de periode 2006–2009 voor de brede doeluitkeringen Sociale Integratie en Veiligheid naar 2005 gehaald (ca. € 1,3 miljard). Dit hangt samen met het afsluiten van de convenanten GSB-III in 2005, waardoor een meerjarige verplichting met de steden is aangegaan.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 2: Krachtige steden faciliteren door het ontwikkelen van een samenhangend en gecoördineerd ontkokerd beleid 
1. Het rijksbeleidkaderJa
2. Beleids- en bestedingsvrijheid steden door bundelen van specifieke uitkeringen in brede doeluitkeringenJa
3. Afsluiten van convenant GSB IIIJa
4. Monitoren en evaluatieGedeeltelijk
5. Een efficiënt en effectief Extra Comptabel Overzicht GrotestedenbeleidJa
6/7. Verantwoording: diverse activiteiten (zie begroting 2005)Gedeeltelijk
8. Opnemen van communicatieparagraaf in de nieuwe convenantenJa
9. Facilitering en kennisuitwisseling over GSB door activiteiten expertteamJa
10. Coördinatie van URBAN-praogramma’sJa
11. Vergroting van doorzettingsmacht stedenJa
  
Operationele doelstelling 3: Krachtige steden door het stimuleren van grote steden tot het realiseren van GSB-doelstellingen 
• Uitkeren budgetten voor de steden die bijdragen aan de uitvoering van met de steden gemaakte outputafsprakenJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2 Krachtige steden faciliteren door het ontwikkelen van een samenhangend en gecoördineerd ontkokerd beleid

Prestatie-indicatorenStreefwaarde 2005Realisatie 2005
1 Beleidskader1 In 2005 (GSB III) operationalisatie van één gezamenlijk geïntegreerd beleidskaderJa
2 Beleids- en bestedingsvrijheid steden2a In 2005 (GSB III) operationalisatie van drie BDU’s met ontschotte en gebundelde geldstromenJa
 2b Afronding van het wet- en regelgevingstraject in 2005Ja
3 Prestatieafspraken met de G303 In 2005 afsluiten van convenanten GSB III met outputafspraken tussen de G30 en het rijkJa
4 Monitoring en evaluatie4a Laatste keer uitbrengen van Jaarboek GSB (i.k.v. GSB II)Nee, het laatste jaarboek verschijnt begin 2006
 4b In GSB III drie keer een monitormoment (2005, 2007 en 2010)Gedeeltelijk. Dat er drie monitors komen staat vast. De nulmeting zal in 2006 verschijnen i.p.v. in 2005
 4c In GSB III een geïntegreerde monitor voor GSB. De gegevens die van steden komen worden ingediend via één (virtueel loket)Ja
 4d Aanvullend onderzoek op monitor 2007 t.b.v. midterm GSB IIINee. Dit is voorzien voor eind 2006
5 Budgettaire medeverantwoordelijkheid Minister voor BVK5 ECO in 2005 efficiënt en effectief inzetten als sturings- en informatie-instrumentJa
6 Verantwoording6a over het geharmoniseerde financiële verantwoordingsprotocol voor 2004 voor het domein sociaal worden de steden in 2005 tijdig geïnformeerdNee. Het protocol is verstuurd, maar later dan gepland en gewenst.
 6b In 2005 programmatische verantwoording door steden op outcomeniveau over GSB IIJa
 6c In 2005 eindrapportage aan TK met betrekking tot GSB IINee. De eindrapportage zal begin 2006 aan de Kamer worden verzonden.
 6d In GSB III wordt de dubbele verantwoordingsstructuur opgeheven:1) Over 2005–2009 eenmalig financiële en beleidsmatige eindverantwoording2) Programmatische verantwoording op outputniveau en één financiële verantwoording voor 3 BDU’s     3) Bij de financiële en beleidsmatige verantwoording door de steden aan het rijk wordt gebruik gemaakt van de gemeenterekening4) Eindverantwoording over outputresultaten op basis van de monitor   1) Ja  2) Gedeeltelijk. De BDU’s kennen op dit moment allemaal een apart verantwoordings-protocol. Overigens lijken de verantwoordings-eisen wel op elkaar en kan er voor alledrie de BDU’s gebruik gemaakt worden van de Gemeenterekening (zie ook hieronder bij 3).3) Ja   4) Ja
7 Communiceren over GSB7 In de nieuwe convenanten wordt een communicatieparagraaf opgenomenJa
8 Facilitering en kennisuitwisseling over GSB in Nederland en Europa8 Versnelling uitvoering GSB II Ja. GSBII liep af eind 2004. In 2005 heeft het Expertteam zich gericht op de ondersteuning van de opstart GSB III. De opdrachten liepen terug. Het Expertteam is per 1–1-2006 opgeheven. 
9 Positionering GSB in Europees verband en coördinatie van Doelstelling 2, Urban II en Urbact9a Follow-up Nederlands voorzitterschapJa
 9b Verdere coördinatie in 2005 van D2 en Urban IIJa
 9c In 2005 verbetering van het kennisnetwerk in Europa over stedelijk beleid en de praktijkJa
10 Doorzettingsmacht voor steden waarvoor beleid en wet- en regelgeving knellen10 Steden op basis van hun voorstellen beter instrumenteren om hun doorzettingsmacht te vergrotenJa

GSB III is van start gegaan (prestatie-indicatoren 1, 2, 3, 4, 6 en 7)

In maart 2005 zijn de prestatiecconvenanten voor de derde periode Grotestedenbeleid door rijk en steden ondertekend. De ondersteunende wet- en regelgeving is in 2005 nagenoeg gereed gekomen. Alleen VROM moet nog een verantwoordings-AMvB opstellen. Dit is voorzien voor begin 2006.

Afronding GSB II (prestatie-indicator 6)

2005 stond ook in het teken van de afronding van GSB II. Steden hebben hun beleidsmatige en financiële verantwoordingen over GSBII op 15 juli 2005 bij het Rijk ingediend. De beleidsmatige verantwoording (de verantwoording over de Meerjarige Ontwikkelingsplannen) dient als input voor de Beleidsevaluatie GSB II die begin 2006 aan de Kamer zal worden gezonden.

Inwerkingtreding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (prestatie-indicator 10)

Op 20 december 2005 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, in de wandelgangen ook wel de «Rotterdamwet» genoemd. Deze wet is er gekomen nadat Rotterdam met haar programma «Rotterdam zet door» in december 2003 bij het Rijk een goed onderbouwde vraag om meer bevoegdheden neerlegde. De wet omvat 3 maatregelen:

• een mogelijkheid om de OZB voor kleine ondernemers in achterstandswijken tijdelijk te verlagen of tot nul te reduceren;

• de mogelijkheid om een gebied aan te wijzen waar tijdelijk en onder zeer strikte voorwaarden mensen zonder inkomen uit arbeid geweigerd kunnen worden voor een woning;

• de mogelijkheid om panden te sluiten vanwege overlast door bijvoorbeeld overbewoning, hennepteelt of vervuiling.

De maatregelen zijn nadrukkelijk niet alleen toepasbaar door Rotterdam maar beschikbaar voor de steden die kampen met grootstedelijke problematiek. De maatregelen zijn een aanvulling op het grotestedenbeleid en het huisvestingsbeleid.

Instelling European Urban Knowlegde Network (EUKN) (prestatie-indicator 9)

Op 27 oktober 2005 is in Parijs het Europees Kennisnetwerk gelanceerd. Het kenniscentrum Grote Steden verzorgt de implementatie in 15 lidstaten. Het «European Urban Knowledge Network» heeft als doel vraaggestuurde kennisuitwisseling tussen lidstaten te bevorderen. Per januari 2007 moet in samenspraak met alle EU lidstaten en de Europese Commissie besloten worden over een structurele voorziening qua netwerk.

Operationele doelstelling 3: Krachtige steden door het stimuleren van grote steden tot het realiseren van GSB-doelstellingen

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
BDU SIVDe situatie in de steden met betrekking tot het domein sociaal in 2005 bij aanvang van GSB III (nulmeting)Bij de midterm-review van GSB III in 2007 liggen de steden op streek met het realiseren van hun ambities met betrekking tot het domein sociaalNiet van toepassing

Over de realisatie van deze streefwaarde kunnen op dit moment nog geen conclusies worden getrokken, want de tijdshorizon loopt door tot en met 2007. Wel hebben de steden in 2005 middelen ontvangen waarmee ze hun ambities waar kunnen maken.

Afkoop GSB1 regelingen en Werkgelegenheidsimpuls

Bij Najaarsnota 2005 zijn er middelen beschikbaar gekomen om twee specifieke uitkeringen met het karakter van annuïteitenregelingen, af te kopen. Medio december 2005 zijn de volgende regelingen afgekocht:

• de Regeling impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie (LVS)

• de Werkgelegenheidsimpuls 1994 (WI).

De regeling leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie behoort tot de eerste periode van het Grotestedenbeleid (1995–1999) en er maken 25 grote steden gebruik van (de G25). In het geval van LVS zou de annuïteiten lopen tot en met 2018 c.q. 2019.

De werkgelegenheidsimpuls is van vóór het Grotestedenbeleid. De annuïteiten zouden lopen tot en met 2010 c.q. 2011. In totaal is er (voor beide regelingen samen) € 170 mln. uitgekeerd als afkoopbedrag aan de 37 betrokken gemeenten. Met afkoop is invulling gegeven aan het kabinetsstandpunt inzake de Doorlichting specifieke uitkeringen en een positief effect op de Rijksbegroting gerealiseerd.

BELEIDSARTIKEL 7. INNOVATIE- EN INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en innovatie van werkprocessen verbeteren van het presterend vermogen van de overheid, alsmede meer specifiek de zorgvuldige vaststelling, vastlegging en gebruik van gegevens omtrent de identiteit van burgers.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
7.2De Monitor Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening (nr 5.)Oktober 2005Februari 2006afgerond
7.2De Internetmonitor Overheidswebsites 2005September 2005Februari 2006afgerond
7.41. Kwaliteit van het instrument audit 2005Uitgevoerd
 2. Integratie van beveiligingseisen gemeenten 2005Niet uitgevoerd
 3. Praktijkproef biometrie Voorjaar 2005Uitgevoerd

2. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7. Informatiebeleid Openbare SectorRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen136 934109 299120 783115 941129 39651 65577 741
        
Uitgaven107 66393 61885 04196 96594 38270 46923 913
7.1 Apparaat3 6002 3732 4123 1693 9174 085– 168
7.2 Publieke dienstverlening toegankelijkheid overheidsinformatie33 00514 79515 04927 00630 40520 5399 866
7.3 ICT-infrastructuur binnen de openbare sector18 56029 43421 66215 81315 48914 610879
7.4 Reisdocumenten en GBAstelsel52 49847 01645 91850 97744 57131 23513 336
        
Ontvangsten49 04553 67142 34448 08641 87630 04111 835

Financiële toelichting

De bijstelling van de verplichtingen wordt naast de gemelde mutaties bij de eerste suppletore begroting met name veroorzaakt doordat in 2005 verplichtingen zijn vastgelegd, die meerjarig zullen worden uitgefinancierd.

Bij een vergelijking van de stand ontwerpbegroting met de uiteindelijke realisatie valt een wezenlijk verschil te constateren op artikel 7.2. De hogere uitgaven hangen o.a. samen met de bij de eerste suppletore begroting verwerkte bedragen voor de elektronische handtekening op eNIK en de Gemeenschappelijke Beheer Organisatie (GBO), beide uit de aanwending van de eindejaarsmarge (samen € 5,7 mln.). Daarnaast zijn toen ook extra middelen ontvangen voor het eDossier voor vermindering van de administratieve lasten voor ondernemer en burger (€ 1 mln).

Tevens is meer uitgeven aan beleids- en ontwikkelactiviteiten op het vlak van Elektronische Gemeenten (EGEM), Architectuur en de decentrale wettenbank. De meeruitgaven zijn verkregen uit de middelen voor de uitvoering van het Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen (de zogenaamde NAP-subsidies). De verantwoording voor deze middelen geschiedt via de begroting van het ministerie van Economische Zaken. BZK ontving in 2005 in totaal ca. € 2,4 mln uit het NAP.

De uitgaven op artikelonderdeel 7.4 en de ontvangsten op artikel 7 zijn hoger dan geraamd in de begroting door het hogere aantal verstrekte paspoorten en identiteitskaarten en meer spoedleges.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 2: De Innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbeteren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en het daartoe bewerkstelligen van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector. 
• 55% van de totale publieke dienstverlening kan elektronisch worden afgehandeldJa
• Het aantal door PKI ondersteunde elektronische handtekeningen is 100 000 meer dan 2004Ja
• 50% van de provincies, gemeenten en waterschappen ontsluit verordeningen via een decentrale wettenbankJa
• Ondersteunde innovatieexperimentenJa
  
Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan. 
• Kwaliteitsniveau Overheidsportaal overheid.nlNee
• Kwaliteitsniveau GOVCERT.NLJa
• Kwaliteitsniveau Kenniscentrum ELOJa
• Kwaliteitsniveau RYXGeen meting
  
Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA. 
• Start met de bouw van SpGJa
• Uitwerking van de Proof of Concept SpAJa
• Herziening van de regeling van de periodieke auditGedeeltelijk
• Komen tot een volledig online benaderbaar systeem voor brondocumentenJa
• Onderzoek instellen naar de integratie van de beveiligingseisen die aan de gemeenten worden gesteld t.a.v. de reisdocumentenGedeeltelijk
• Afronding van de praktijkproef biometrieJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: De Innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbeteren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en het daartoe bewerkstelligen van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector.

De in de begroting voor 2005 vastgestelde doelstelling was een toegankelijke overheid, waarbij niet de logica van de overheidsorganisatie maar de behoefte van de burgers centraal staat.

De beleidsdoelstelling dat 55% van de overheidsdienstverlening elektronisch kan worden afgehandeld is gehaald. In 2005 is de elektronische dienstverlening voor de gehele overheid gestegen van 49% in 2004 naar 54% voor burgers en van 50% naar 56% voor bedrijven.

Eind 2005 hadden 38 overheidsorganisaties DigiD geïntegreerd in hun eigen dienstverlening. DigiD werd in 2005 meer dan 400 000 keer door burgers of bedrijven gebruikt. In het najaar van 2005 is GSM-authenticatie mogelijk geworden en kunnen ook bedrijven gebruik maken van DigiD.

In 2005 is het aantal elektronische transacties tussen overheden onderling en tussen overheid en bedrijfsleven, waarbij een door Public Key Infrastructuur (PKI) ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt, wederom toegenomen (met ca. 51 miljoen t.o.v. 2004). De hoge cijfers in het domein overheid-overheid komen door de modernisering van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De bestaande communicatie is voortvarend vervangen door communicatie met PKI-certificaten, waardoor het cijfer zo hoog is uitgevallen. Overigens is in het domein overheid-bedrijfsleven, waar deze vervanging niet aan de orde was, het streefcijfer met 137 000 omhoog gegaan, een weerspiegeling van het beeld dat verwacht werd.

In 2005 is het wetsvoorstel BurgerServiceNummer (BSN) naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast zijn de technische voorzieningen, zoals de beheersvoorziening en de Landkaart, gereed gekomen. De haalbaarheidsstudie en de definitiestudie voor het Register van Niet-Ingezetenen (RNI) is opgeleverd.

Wetsvoorstellen voor vier basisregistraties (personen; bedrijven; vastgoed; kleinschalige basiskaart) zijn door de Ministerraad aanvaard en voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Door het kabinet zijn drie nieuwe (voertuigen; lonen, arbeid- en uitkeringsverhoudingen; inkomens en vermogens) en drie potentiële basisregistraties (niet-ingezetenen; grootschalige basiskaart; ondergrond) aangewezen.

Administratieve Lasten(reductie) Burgers

Het Programma Administratieve Lasten (AL) Burgers legt de nadruk op het terugdringen van administratieve lasten voor burgers: de tijdsbesteding en kosten die de burger kwijt is om te voldoen aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit regelgeving van de overheid.

Profielen en rolmodellen zijn ontwikkeld voor de doelgroepen uitkeringsgerechtigden, chronisch zieken en gehandicapten, ouderen en vrijwilligers en in kaart is gebracht welke lasten zij hebben.

De uitkomst van de in 2005 afgeronde nulmetingen naar de omvang van de administratieve lasten burgers is 112 mln. uur en € 1 276 mln. out-of-pocketkosten (OOP). De eerste reductievoorstellen (8 juli 2005) tellen op tot een brutoreductie van 14% in uren en 22% in OOP.

Toegankelijkheid

Ter bevordering van de publicatie op internet van decentrale regelgeving is met 41 gemeenten, provincies en waterschappen een convenant afgesloten waarin deze bestuursorganen op zich nemen alle algemeen verbindende voorschriften volgens een vaste standaard in geconsolideerde vorm op internet te publiceren. De eerste resultaten daarvan kunnen via www.wetten.nl worden geraadpleegd.

Aan de collectie geconsolideerde regelgeving in www.wetten.nl zijn de verordeningen van zelfstandige bestuursorganen en van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie is toegevoegd, alsmede de beleidsregels en circulaires die in de Staatscourant worden gepubliceerd. Drie departementen werken in een pilot aan de publicatie op Internet van alle openbare beleidsonderzoeken.

De in de begroting 2005 vastgestelde doelstelling op het gebied van de toegankelijkheid (eind 2004 ontsluit 50% van de provincies, gemeenten en waterschappen hun verordeningen via een decentrale wettenbank op Internet) is gehaald. Eind 2005 publiceert 92% van de provincies 50% van de gemeenten en 41% van de waterschappen verordeningen op Internet. Totaal bedroeg het percentage bestuursorganen dat verordeningen publiceert precies 50 (in 2004 was dit 31).

Innovatie

17 experimenten zijn toegekend en 15 daadwerkelijk ondersteund. Dat is 100% van de streefwaarde. Daarnaast is de Community Shared Services uitgebouwd en telt 700 leden. Een community over ketens en netwerken is, in samenwerking met andere partijen, gestart.

Ketenregie: ICT-kanskaarten

De doelstelling om in 2005 tenminste 3 ICT-kanskaarten uit te voeren is gedeeltelijk gehaald. Op het terrein van jeugdbeleid is een kanskaart uitgevoerd met als doel de informatie-uitwisseling in de jeugdketen structureel te verbeteren. Dit heeft geresulteerd in het besluit tot realisatie van een zgn. Verwijsindex Risicojongeren (zie o.a. Kamerstukken Tweede Kamer, 2005–2006, 29 284, nr. 16). Verder is een kanskaart uitgevoerd naar de haalbaarheid van een zgn. Subsidiewijzer, die burgers een samenhangend inzicht biedt in (en elektronische toegang tot) alle financiële regelingen van Rijk en mede-overheden. Een derde kanskaart kon niet worden uitgevoerd als gevolg van een reallocatie van middelen ten gunste van het in 2005 gestarte project Call Center Overheid.

Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan.

In 2005 lag de nadruk op het beheer en de instandhouding van de in voorgaande jaren gerealiseerde ICT-voorzieningen, op de optimalisering van de prestaties en het bevorderen van het gebruik.

Kenniscentrum ELO

Het Kenniscentrum ELO heeft door kennisdeling via de kennisbank, advisering en de organisatie van en participatie in congressen en kennisbijeenkomsten zijn positie als het centrale kennispunt rond de elektronische overheid versterkt. Een communicatiestrategie is ontwikkeld, gericht op een meer samenhangende presentatie van de verschillende programma’s en projecten die gezamenlijk werken aan de elektronische overheid.

De kwaliteitsindex voor het Kenniscentrum werd in 2005 voor het eerst toegepast en heeft een waarde van 7,7. Hiermee is aan de streefwaarde van 7 voldaan.

Overheid.nl

Het verbinden van het overheidsloket met 2500 overheidsdiensten met de productoverzichten van provincies en waterschappen is afgerond, de verbinding met de productoverzichten van gemeenten is voorbereid. De aangekondigde verbetering van de zoekfunctionaliteit is tot stand gebracht. Het in gebruik nemen van een eigen database met officiële publicaties en het vergroten van de gebruiksmogelijkheden hiervan is nog niet gerealiseerd. Het aantal bezoekers steeg met ruim 16% tot 5,9 mln. De toegankelijkheidsscore was 7,8. De tevredenheidsmeting is door de lage respons op de internetenquête mislukt. Het outputcijfer meet actualiteit, juistheid en volledigheid van de verschillende onderdelen van de website en de snelheid van e-mail afhandeling. Gepresenteerd wordt de «knelpuntscore», d.w.z. het cijfer van het onderdeel dat de laagste score heeft. Dit is een 5,5 voor e-mail afhandeling. Het gemiddelde eindcijfer voor toegankelijkheid én output komt daarmee uit op een 6,7, waarmee de doelstelling (7) niet is gerealiseerd.

GOVCERT.NL

GOVCERT.NL (het Computer Emergency Response Team van de overheid) heeft in 2005 zijn dienstverlening uitgebreid naar overheidsorganisaties buiten de Rijksoverheid. Het aantal deelnemers is gestegen van 28 naar 38. De kwaliteitsindex, die naast tevredenheid ook beschikbaarheid en gebruik van diensten meet, gaf eind 2005 9,0 aan, hetgeen ruim boven de streefwaarde voor 2005 ligt (7,0).

RYX naar Rijksweb

In 2005 is er rijksbreed overeenstemming bereikt over de toekomst en de financiering van RYX. Het te volgen traject, aangeduid met «van RYX naar Rijksweb» heeft in 2005 geresulteerd in het technologisch op orde maken van de basisinfrastructuur. Een aanzet is gegeven voor de abonnementen- en tarievenstructuur en de voorbereiding van het inrichten van het bestuur Rijksweb. De ontwikkeling van de kwaliteitsindex is vanwege bovenstaande redenen getemporiseerd. Meting heeft dus in 2005 niet plaatsgevonden.

PKI-PA

In 2005 heeft de Policy Authority toezicht gehouden op de toegetreden organisaties en heeft een actualisering plaatsgevonden van de toelatingseisen op basis van internationale en nationale ontwikkelingen op het gebied van normen en standaarden.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
• Percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch kan worden afgehandeld45%55%55%
• Aantal door PKI ondersteunde elektronische handtekeningen> 100 00051 miljoen
• Percentage verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen dat ontsloten is via een decentrale wettenbank31%50%50%
• Ondersteunde experimenten151515
• Kwaliteitsniveau Overheidsportaal overheid.nl775,7
• Kwaliteitsniveau GOVCERT.NL779,0
• Kwaliteitsniveau Kenniscentrum ELO777,7
• Kwaliteitsniveau RYX77Niet gemeten

Bron: Overheid.nl Monitor (voor de percentages)

Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel, zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA.

De Proof of Concept SpA (Startpakket Actualisering) is uitgevoerd. Op 18 november hebben Rijk en gemeenten een akkoord bereikt om een compleet burgerzakensysteem te realiseren, dat goed aansluit op de praktijk bij de gemeenten. De vernieuwingen rondom de GBA leveren echter nieuwe inzichten op waardoor de ontwikkeling van de nieuwe audit, die moet aansluiten op de modernisering van de GBA, meer tijd kost dan verwacht.

Onder aansturing van de IND is het systeem voor het online benaderen van brondocumenten verder uitgebreid.

Er is in 2005 een zelfevaluatie gehouden onder de gemeenten naar de beveiligingseisen voor de reisdocumenten. De uitkomsten van deze evaluatie worden geanalyseerd.

De praktijkproef biometrie is afgerond. Het evaluatierapport is aan de Tweede Kamer aangeboden.

GBA-audit

In 2005 zijn 150 rapportages ontvangen voor de GBA-audit. De cijfers laten een positief beeld zien. De audit wordt in drie onderdelen uitgevoerd. Op alle onderdelen is beter gescoord dan in 2004. Zo is 96% van de gemeenten (144) direct geslaagd voor het inhoudelijke en belangrijkste deel van de audit. 61% van de gemeenten (92) is direct geslaagd voor alle onderdelen.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Reisdocumentenaudit: percentage van gemeenten die in één keer slagen. Nog niet beschikbaarpmn.v.t.
GBA-audit: percentage van gemeenten die in één keer slagen35%40%61%

BELEIDSARTIKEL 10. ARBEIDSZAKEN OVERHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van de kwaliteit van de openbare sector door er voor te zorgen dat er binnen een goed functionerende arbeidsorganisatie, tegen zo beperkt mogelijke kosten, voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is en het vermogen om te moderniseren en te verbeteren toeneemt.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
10.6 Het scheppen van randvoorwaar- den richting sectoren/over- heidsinstellingen bij het realiseren vanEffectiviteit arbeidsvoorwaardenregie/kostenbeheersing (waaronder ruimte en speerpuntenbrief en transactiekosten)Juli 2005mei 2006Conform planning
 Macro-economische adviseringApril 2005Oktober 2005A.g.v. lopende reorganisatie aangehouden tot 2006
 Integriteitsbeleid (klokkenluidersregeling)November 2005Mei 2006Enige maanden vertraagd
 Faciliteren overheidsorganisa- ties bij verbetertrajecten (internetspiegel, kwaliteitshandvesten en prestatievergelijking)Februari 2006Mei 2006Conform planning

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10. Arbeidszaken overheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen24 09134 68527 38682 12962 97868 400– 5 422
        
Uitgaven24 10634 09025 22378 51862 20268 400– 6 198
10.1 Apparaat14 53823 57711 72711 33511 05911 901842
10.2 Arbeidsmarkpositie collectieve sector5542 8815 889    
10.3 Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 6966 7466 799    
10.4 Nederlandse Presentatie in organen van de EU2 318886808    
10.5 Uitkeringsregelingen   54 33540 28048 662– 8 382
10.6 Randvoorwaarden sectoren/overheid   12 84810 8637 8373 026
        
Ontvangsten5 5138 0744021 8971 539619920

Financiële toelichting

Binnen artikel 10 zijn voornamelijk de bijstellingen van de artikelonderdelen 10.5 en 10.6 relevant. Op artikelonderdeel 10.5 heeft bij de tweede suppletore begroting een technische neerwaartse bijstelling plaatsgevonden van € 4,8 mln. (overheveling van de APPA-budgetten naar artikel 6). Daarnaast is als gevolg van een (incidenteel) gewijzigd betaalritme aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), die de uitvoering doet van de pensioenen aan Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen, € 3,6 mln. niet tot betaling gekomen in 2005. In totaal is het budget ten opzichte van de ontwerpbegroting € 8,4 mln. lager uitgekomen.

De uiteindelijke realisatie in vergelijking met de stand ontwerpbegroting voor artikelonderdeel 10.6 komt € 3 mln. hoger uit. Dit wordt vooral veroorzaakt door het bij de eerste suppletore begroting toegevoegde bedrag van € 3,2 mln. deels als gevolg van reallocaties die samenhangen met de uitputting in 2004, waardoor deze middelen alsnog in 2005 tot betaling zijn gekomen.

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 5 
• Niet aan doelen toe te rekenen uitgavenJa
  
Operationele doelstelling 6 
• Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen om de algemene beleidsdoelstelling te kunnen realiseren. Ja

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 5: Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven.

Voor de tijdige en juiste uitvoering van de pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen is de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen inhoudelijk en beleidsmatig ondersteund en zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld voor het kunnen uitvoeren van de werkzaamheden ten behoeve van en voor het kunnen uitbetalen van de uitkeringen.

Operationele doelstelling 6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kader stellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstellingen om de algemene beleidsdoelstelling te kunnen realiseren, wordt nader geconcretiseerd in onderstaande 3 subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Beschikbaarheid voldoende gekwalificeerd personeel.

Aantrekkelijkheid werkgever vergroten

In 2005 heeft een grootschalige enquête plaats gevonden naar blijf- en vertrekmotieven van het overheidspersoneel in alle overheidssectoren. Over de werkinhoud zijn de meeste ambtenaren tevreden. Dit aspect speelt een belangrijke rol bij de algemene baantevredenheid en daarmee bij het beperken van de vertrekgeneigdheid. Een negatieve invloed gaat uit van agressie. Ambtenaren krijgen daar in toenemende mate mee te maken. Binnen de overheidssectoren worden hiervoor maatregelen getroffen, zoals de «Handreiking aanpak geweld tegen de politie».

Verhoging arbeidsparticipatie

Mede door de gewijzigde fiscale wetgeving voor VUT/prepensioen en levensloop is bij de overheid de collectieve prepensioenregeling afgeschaft. De pensioendatum in de nieuwe regeling is 65 jaar met de mogelijkheid het pensioen actuarieel herrekend, eerder in te laten gaan. Ook heeft een verschuiving plaats gevonden van de collectieve pensioenregeling naar de individuele levensloopregeling.

De FLO-regelingen (functioneel leeftijdsontslag) bij Politie, Rijk en gemeenten zijn in het licht van de nieuwe fiscale kaders t.a.v. pensioen en levensloop aangepast.

Sectorwerkgevers en de bonden van overheidspersoneel hebben aanbevelingen voor het aan de slag houden van oudere werknemers neergelegd in het advies «Vluchten kan niet meer».

Door de aanpassing van de Werkloosheidswet (art 72a) per 1 juli 2005 zijn – in plaats van het UWV – de overheidswerkgevers aangewezen om reïntegratieactiviteiten voor het ontslagen personeel te organiseren.

Om het inzicht in het ziekteverzuim in overheidssectoren te vergroten is een ziekteverzuimnorm ontwikkeld die rekening houdt met specifieke factoren, zoals leeftijd, opleiding en geslacht.

Verhogen arbeidsproductiviteit

De productiviteitsgroei van de dienstensector blijft structureel achter bij andere sectoren. Oorzaak is het arbeidsintensieve karakter van het werk. In deze sector is de vraag naar arbeid door de jaren heen maar weinig afgenomen. Op het terrein van persoonlijke diensten, waar de meeste overheidsdiensten onder vallen, is de te behalen productiviteitswinst beperk. Arbeidsproductiviteitsgroei kan dan ook maar beperkt bijdragen aan het verminderen van de arbeidsvraag. De grootste kansen voor productiviteitsgroei liggen in de stroomlijning en standaardisering, zoals blijkt uit reorganisaties bij de Belastingdienst en het Kadaster.

Beperking/beheersing loonkosten

De loonontwikkeling in de overheidssectoren is in 2005 beperkt tot 0,4%. De loonkosten stegen echter sterker dan in marktsector, vooral als gevolg van de pensioenpremies. Deze stijging is overigens met de premievaststelling 2006 weer ongedaan gemaakt, met name doordat in de Abp-regeling uitsluitend nominale aanspraken worden toegekend en de indexatie afhankelijk is gemaakt van de financiële situatie van het fonds.

Beperking/beheersing kosten sociale regelingen

In 2005 hebben de overheidssectoren de wijzigingen in de WW door kunnen vertalen naar hun bovenwettelijke WW-regelingen. Het gaat dan concreet om de afschaffing van de vervolguitkering WW.

Het niveau van de loondoorbetaling bij ziekte is in alle overheidssectoren teruggebracht naar 100% tijdens het eerste en 70% tijdens het tweede ziektejaar.

Er zijn nog geen afspraken gemaakt over een aanpassing van de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsregeling in verband met de invoering van de WIA in 2006. Voorlopig blijven de op de WAO gebaseerde aanvullende regelingen nog enige tijd bestaan.

Topinkomens

Begin 2005 zijn 1 925 instellingen in de (semi-) publieke sector benaderd met het verzoek gedetailleerde cijfers te verstrekken over de lonen van hun topfunctionarissen over de jaren 2003–2004. Daarvan heeft 52% gerespondeerd. De resultaten zijn begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer gezonden.

In het kader van het bevorderen van de transparantie van de topinkomens is in 2005 het wetsvoorstel «Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens» naar de Tweede Kamer gestuurd.

In reactie op het advies van de «Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur» (cie.-Dijkstal) heeft het kabinet eind 2005 vier wetsvoorstellen als een samenhangend pakket aan de Kamer aangeboden. Het betreft een wijziging van de Wet Rechtspositie ministers en staatssecretarissen; diverse wijzigingen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers; de openbaarmaking van nevenfuncties en de inkomsten daaruit van politieke ambtsdragers en de instelling van een permanent adviescollege voor de rechtspositie van politieke ambtsdragers en topambtenaren.

Subdoelstelling 2: Een goed functionerende arbeidsorganisatie

Integriteit

Op 19 december 2005 heeft de Eerste Kamer het voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet in verband met goed ambtelijk handelen aanvaard. Deze wijziging, die per 1 maart 2006 in werking treedt, verplicht overheden onder andere tot het voeren van een integriteitsbeleid en het opstellen van een gedragscode. Het Bureau Integriteits-bevordering Openbare Sector (BIOS) bij BZK ondersteunt de overheden daarbij.

Tussen de minister van BZK en de koepelorganisaties zijn afspraken gemaakt over de basisnormen integriteit waaraan overheidsorganisaties in 2007 zullen voldoen en over het uniform registreren van integriteitsinbreuken binnen de openbare sector.

In 2005 is een begin gemaakt met de evaluatie van de klokkenluidersregelingen binnen de openbare sector.

In november is de Nota Corruptiepreventie (Justitie en BZK) aan de Tweede Kamer gestuurd. De anti-corruptiewerkgroep van de Raad van Europa (GRECO) heeft een landenrapport over Nederland vastgesteld, dat aan de Tweede Kamer is gestuurd.

Normalisatie rechtspositie overheidspersoneel

Op 20 september 2005 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek van de werkgroep «Normalisatie rechtspositie overheidspersoneel» ter informatie aan de Tweede Kamer aangeboden (IBO-rapport 2004–2005 nr. 6). Het kabinet heeft het najaar van 2005 benut voor een open discussie over de toekomst van de ambtelijke status met de directe spelers in het veld en met de wetenschappelijke wereld.

Ondersteuning overleginfrastructuur

Met betrekking tot de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) is een nieuwe subsidieregeling vastgesteld, die aansluit bij de actuele context waarbinnen het CAOP nu opereert.

In 2005 is de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) opgericht. De stichting dient als platform voor de sectorwerkgevers voor afstemming en expertise-uitwisseling ten behoeve van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Gegeven het belang van een gecoördineerde arbeidsvoorwaardenvorming in de overheidssectoren, is een subsidie verleend.

Subdoelstelling 3: Het vermogen om te moderniseren/verbeteren neemt toe

In de jaarlijkse richtlijnen van de minister van BZK staan de speerpunten die het kabinet in het arbeidsvoorwaardenbeleid bij de overheid gerealiseerd wil zien. Het cao-overleg bij de sectoren wordt daarom uitdrukkelijk door BZK gevolgd.

Good Governance

Met diverse partijen binnen de collectieve sector is gesproken over het programma Good Governance. Met name het versterken van organisaties door een scherpere focus op de professional binnen de organisaties en op de klant/burger buiten de organisaties is onderwerp van gesprek.

InternetSpiegel medewerkerstevredenheid

De InternetSpiegel voor online medewerkeronderzoek is een groot succes. In 2005 hebben ruim 40 organisaties met name binnen de sectoren Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hiervan gebruikt gemaakt. Circa 50 organisaties hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn. Door benchmarken ontstaat een scherp beeld van de relevante verbeterpunten binnen de betreffende organisaties. Positief neveneffect is dat de inhuur van externen achterwege kan blijven. Bovendien ontstaat door het regelmatig inzetten meer zicht op de effecten van het organisatie- en personeelsbeleid. In het afgelopen jaar is uitvoerig onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor InternetSpiegel-modules en een integrale organisatiescan op het gebied van integriteitsbeleid/ethische prestaties binnen publieke organisaties. Ook is gestart met de ontwikkeling van de functie interne klanttevredenheid (KTO).

Kwaliteitshandvesten

Uit de vorig jaar afgeronde nulmeting is gebleken dat maar weinig overheidsorganisaties over een kwaliteitshandvest met servicenormen beschikt. In kwaliteitshandvesten geven organisaties concreet aan welke «service» burgers kunnen verwachten. Om het gebruik te stimuleren zijn er vijf symposia georganiseerd. Voor een aantal organisaties is een individueel ondersteuningstraject opgezet met inschakeling van de «Stichting Rekenschap». Daarnaast is de website www.kwaliteitshandvesten.nl ontwikkeld. Hiervoor is een zelftest ontwikkeld voor organisaties om te bepalen of het voor hen zinvol is om een handvest in te voeren.

Benchmarken

Het afgelopen jaar zijn diverse benchmarks uitgevoerd, waarbij ondersteuning is geleverd. Eén daarvan is de benchmark «inspecties» die in 2005 van start is gegaan. Het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan het stimuleren van sectoren die zichtbaar achterblijven dan wel hierbij een voorbeeldfunctie zouden moeten vervullen. Inmiddels is een aantal onderwerpen voor de departementen als onderdeel van de sector Rijk geselecteerd. Het gaat om «overhead departementen», de «aansturing ZBO’s» en het «primaire beleidsproces». Gestart zal worden met de benchmark «overhead».

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Percentage openstaande vacatures per sector nu en op termijn1,6%, gemiddeld over de sectorenMaximaal 1,5% per sectorPublicatie in Trendnota 2006
Expertoordeel over een goed functionerende arbeids-organisatieKwalificatie «Goed» bij de meest recente evaluatie (2001)Behoud van dat niveau bij nieuwe evaluatie in 2006n.n.b.
Expert-oordeel over het toenemen van het vermogen om te moderniseren/verbeterenKwalificatie «Goed» bij de meest recente evaluatie (2001)Behoud van dat niveau bij nieuwe evaluatie in 2006n.n.b.

BELEIDSARTIKEL 11. KWALITEIT RIJKSDIENST

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van het presterend vermogen van het Rijk door het zorgdragen voor een optimale inrichting en werking van de Rijksoverheid als geheel.

Overzicht beleidsevaluaties
operationele doelstellingonderwerpstartdatum(verwachte) einddatumstand van zaken
11.2Onderzoek naar de juiste verhoudingen tussen concernverantwoordelijkheid van BABD en de departementale verantwoordelijkheid voor ontwikkeling van ABD-leden20052006Gedeeltelijk. De inventarisatie- en onderzoeksfase is afgerond. De vertaling naar management loopbaanpaden en de balans in ontwikkelactiviteiten zal in 2006 worden afgerond.
11.2Evaluatie van het KandidatenprogrammaDecember 2004Februari 2005Afgerond. Uit de evaluatie blijkt dat het ABD-kandidatenprogramma veel waardering oogst, kostenefficiënt is in relatie tot vergelijkbare programma’s en zeer effectief.
11.2Evaluatie van ABD-InterimJanuari 2006April 2006Afgerond. Naar aanleiding van de evaluatie is in overleg met SG- beraad besloten met deze aanpak vanuit Bureau ABD door te gaan.
11.2Kwantitatief mobiliteitsonderzoekMei 2005December 2005Afgerond. Is aan de Tweede Kamer toegezonden als ABD- jaarverslag 2004 (Kamernummer: 30 100 VII, ondernummer 9)
11.2Kwalitatief mobiliteitsonderzoek en kwaliteit monitorMei 2005December 2005Gedeeltelijk. Een kwalitatief beleidsevaluatie model is opgesteld waarmee de effectiviteit van de uitvoering van MD-beleid kan worden vastgesteld en zonodig bijgesteld. De kwaliteitsmonitor is geïncorporeerd in dit model. Op basis van dit model wordt in 2006 de evaluatie uitgevoerd.
11.6Sociaal Flankerend Beleid2005PMSFB is deels geëxpireerd per 1/1/2006. In 2006 wordt evaluatie gestart.
11.7Evaluatie van de inrichting van de bedrijfsvoeringsfunctie bij het concern RijkDecember 2004December 2005Het directoraat-generaal management openbare sector heeft een interne verkenning uitgevoerd.
11.71Evaluatie interdepartementale beleidsvisitatie naar interdepartementale beleidsprocessenDecember 2004Juli 2005Gereed
11.8Contra-expertise rapportage oprichting P-direktAugustus 2003December 2005De contra expertise door de commissie Second Opinion is gereed.
11.8Kwaliteitsmonitor: stand van zaken van praktijk rond kwaliteit van HRM-functie, enquête onder leidinggevenden en medewerkersOktober 2003Maart 2005Gereed

1 Staat in de begroting 2005 gemeld bij artikel 6.2.

2. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11. Kwaliteit rijksdienstRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen68 79476 72978 07774 030113 43889 50323 935
waarvan garantieverplichtingen   00  
        
Uitgaven64 16771 17576 22669 617102 79689 50313 293
11.1 Apparaat12 3869 66010 95411 97314 07513 515560
11.2 Topmanagers rijksdienst7561 1162 1043 0223 5264 979– 1 453
11.3 Conc. arbeidsvoorwaarden sector rijk31 41534 85435 270    
11.4 Samenst. en effectieve org. Rijksector19 61025 54527 898    
11.6 Professionele en goede medewerkers   43 25647 37857 898– 10 520
11.7 Functionerende organisatie   332421777– 356
11.8 Functionerende bedrijfsvoering   11 03437 39612 33425 062
        
Ontvangsten4 4171 5951 2723 3891 64701 647

Financiële toelichting

De realisatie van het programma Europese stages bleef achter bij de raming. Het programma is inmiddels geëvalueerd en opzet en inhoud zijn bijgesteld.

Binnen artikel 11 zijn voornamelijk de bijstellingen van de artikelonderdelen 11.6 en 11.8 relevant. Op artikelonderdeel 11.6 zijn bij de eerste suppletore begroting forse bedragen (€ 45 mln.) toegevoegd in het kader van de arbeidsvoorwaarden. Vervolgens zijn bij de tweede suppletore begroting alle arbeidsvoorwaardengelden binnen de begroting van BZK toegedeeld aan de andere begrotingen in het kader van de afgesloten CAO (ruim € 55 mln.).

Tevens is met betrekking tot de ZVR-regeling (tegemoetkoming ziektekosten) € 0,7 mln. minder uitgegeven dan begroot. Deze uitgaven betreffen de uitvoering van de regeling, waarop niet meer beleidsmatig wordt gestuurd omdat deze gaat aflopen. In totaal is het budget ten opzichte van de ontwerpbegroting € 9,6 mln. lager uitgekomen.

De uiteindelijke realisatie op artikelonderdeel 11.8 ten opzichte van de stand ontwerp begroting wordt hoofdzakelijk bepaald door de bij eerste suppletore begroting toegevoegde middelen voor de ontwikkeling van het rijksintranet (Rijksweb, € 4,8 mln.) en de bij tweede suppletore begroting toegevoegde middelen voor P-Direkt (€ 20,8 mln.).

Beleidsmatige toelichting

Beleidsprestaties 2005Realisatie
Operationele doelstelling 6 
• Uitvoering geven aan afspraken met de centrales van overheidspersoneel in het kader van het sociaal flankerend beleidJa
• Voortzetting externe arbeidsmarktcampagne en het traineeprogrammaJa
• Uitvoering en handhaving van beleid en regelgeving omtrent integriteitJa
• Totstandkoming interdepartementale gedragscode inhuur externen en implementatie van maatregelenJa
• Afsluiten CAO voor sector Rijk voor het jaar 2004Ja
• Uitvoering kabinetsstandpunt inzake topmanagementgroep niveau 19Gedeeltelijk
• Deregulering en harmonisering arbeidsvoorwaarden in het kader van het project HARPGedeeltelijk
  
Operationele doelstelling 11.7 
• In 2005 is een nieuwe kaderstellende visie op toezicht gereed op basis waarvan de toezichtsfunctie op rijksniveau wordt (her)ingerichtJa
• In 2004 is het kabinetsstandpunt op de IBO Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau gereed op basis waarvan de beleidsuitvoeringsfunctie wordt (her)ingerichtJa
• In 2005 verschijnt een nieuwe kennis- en adviesfunctie bij het RijkJa
• In 2005 is gewerkt aan modellen voor een herontwerp van het RijksdienstJa
  
Operationele doelstelling 11.8 
• Onderhouden van het netwerk met directies P&O (ICPR), Informatie (IODI), Inspecties (IG-beraad) en beraden van SG’s en plv. SG’s. Ja
• Vorming Baten-lastendienst P-direktJa
• Inrichting organisatie P-direktNee
• Realiseren infrastructuur P-direktNeen
• Faciliteren ministeries bij transitie naar P-direktGedeeltelijk
• Formuleren van een visie op bedrijfsvoeringJa
• Uitvoeren van een benchmark HRMGedeeltelijk
• Oprichting van het Ontwikkel-en Expertise centrumGedeeltelijk
• Faciliteren Haagse RingJa
• Doorontwikkelen RYXJa
• Uitvoeren plan van aanpak BurgerbrievenJa
• Ondersteunen besluitvorming archiefselectieJa

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professionele, goed toegeruste topmanagers

Het management schept kaders, heeft invloed op de werkwijze en resultaten, bovendien zijn managers belangrijke cultuurdragers. Het voeren van management development (MD) voor het concern Rijk is daarom van wezenlijk belang voor het slagen van de veranderwensen van de omgeving en het effectief functioneren van het Rijk ten behoeve van de maatschappij.

Management Development inspanningen

De ABD-schouw is de jaarlijkse rijksbrede inventarisatie van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan managers bij de ministeries. Deze ABD-schouw wordt gehanteerd als een strategische planning voor de management development inspanningen binnen het Rijk.

In 2005 waren er 149 benoemingen op ABD-vacatures. Het betrof 79 managers die al een ABD-functie bekleedden, 52 managers die zijn doorgegroeid naar een ABD-functie (waarvan 8 uit het ABD-Kandidatenprogramma) en 18 managers van buiten de overheid. De nagestreefde norm voor de verhouding tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk (6:3:1) is daarmee grotendeels bereikt. Het percentage vrouwen in de ABD is in 2005 gestegen van 14% naar 16,5%. Met het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn samenwerkingsafspraken gemaakt op het gebied van management development. In 2005 vond een evaluatie plaats op het gebied van de benoemingen van Nederlanders op topposities in de Europese Unie. Op de diverse niveaus werd het aantal Nederlanders verhoogd.

Met de oprichting van ABD-Interim heeft de nieuwe vorm van interim-management, gericht op ABD-functies, een verdere invulling gekregen. Vanaf de oprichting (medio 2004) tot eind 2005 hebben meer dan 100 rijksmanagers interesse getoond om interim opdrachten uit te voeren en zijn er 44 opdrachten uitgevoerd. Indien dit in de markt was uitgezet zouden de kosten meer dan € 4 mln. extra hebben bedragen. Na evaluatie in 2005 is besloten met deze aanpak vanuit Bureau ABD door te gaan.

In 2005 heeft een nieuwe beloningstructuur binnen het Rijk voor de topmanagementgroep vorm gekregen. Het project werkgeverschap bewerkstelligt dat de minister van BZK per 1 april 2006 verantwoordelijk zal zijn voor alle werkgeverstaken van de secretarissen-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteuren-generaal.

Het ABD-Kandidatenprogramma blijkt veel waardering te oogsten, kostenefficiënt te zijn in relatie tot vergelijkbare programma’s en zeer effectief. Uit evaluatie blijkt dat meer dan 80% van de deelnemers, als gevolg van het programma, van functie is veranderd en 40% benoemd is op een ABD-functie. In 2005 hebben in totaal 80 ambtenaren het ABD-Kandidatenprogramma gevolgd.

Een kwalitatief beleidsevaluatiemodel is opgesteld, waarmee de effectiviteit van de uitvoering van MD-beleid kan worden vastgesteld en zonodig bijgesteld. Een kwantitatieve beleidsevaluatie is in 2005 uitgevoerd en aan de Tweede Kamer toegezonden als ABD-jaarverslag 2004 (Kamernummer: 30 100 VII, ondernummer 9).

In 2005 is door Bureau ABD het programma Professie met Passie gerealiseerd. Een reeks debatten en een serie interviews door ABD-managers met leden van de Tweede Kamer maakten hiervan onderdeel uit. Dit programma heeft bijgedragen aan helderheid rondom de beelden en verwachtingen die bestaan ten opzichte van topambtelijke functies.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2002Streefwaarde 2005Realisatie 2005
Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/markt6:3:16:3:1Ja, grotendeels

Operationele doelstelling 5: Garantieregelingen

In 2005 is het aantal garanties verminderd van 28 naar 25. Het theoretische risico is mede hierdoor verlaagd van € 1,16 mln. naar € 0,903 mln. Het maximale garantieplafond bedraagt € 1,996 mln.

Operationele doelstelling 6: Professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst

Arbeidskwaliteit

Invulling aan het Sociaal Flankerend Beleid is onder meer vorm gegeven door de inrichting van een Interdepartementaal Project Herplaatsing. Er zijn samenwerkingsverbanden gecreëerd tussen de loopbaan- en mobiliteitbureaus van de sector Rijk. Daarnaast zijn de afspraken omtrent herplaatsing geüniformeerd en aangescherpt.

In 2005 is prioriteit gegeven aan de doelgroep allochtone Nederlanders. In 2005, het 8e jaar van het Rijkstraineeprogramma, zijn 107 nieuwe trainees gestart met het 2-jarig programma. 15 hiervan zijn van allochtone afkomst (definitie wet Samen). Van de 104 trainees die in 2003 zijn begonnen is in 2005 84% ingestroomd bij het Rijk, waarvan ruim eenderde op een tijdelijke plaats.

De campagne «Werken bij het Rijk, als je verder denkt» is in 2005 op onderhoudsniveau voortgezet. De consequentie hiervan is dat het Rijk uit de top tien van werkgevers van eerste voorkeur is gevallen. Een intensivering van de campagne met ingang van 2006 is voorbereid. Daarbij wordt de werving van de ministeries geïntegreerd in de vernieuwde campagne.

In 2005 is de Arbeidsmarktmonitor Rijk uitgebracht met een middellange termijn verkenning van de positie van het Rijk op de arbeidsmarkt.

In het kader van het zogeheten «Arboplusconvenant Rijk» voor de periode 2004–2007 zijn acht projecten opgestart vooral gericht op het terugdringen van het langdurige ziekteverzuim, het verminderen van instroom in de WAO en het vergroten van de weerbaarheid tegen agressie. In 2005 is de «Kring van integriteitscoördinatoren» gevormd. Het integriteitinstrumentarium, dat rijksbreed voorhanden is, geïnventariseerd. Mede daarmee is werk gemaakt van de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer «Zorg voor integriteit».

Nadat de Tweede Kamer op 8 december 2004 het plan «Meer Focus op Externe Inhuur» heeft vastgesteld, hebben de ministeries de interdepartementaal afgesproken maatregelen geïmplementeerd. Bestaande (inter)departementale pools zijn geïnventariseerd en de kennis en ervaring met pools wordt interdepartementaal gedeeld.

Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid

In het jaar 2005 heeft de minister van BZK een CAO afgesloten voor de sector Rijk voor het jaar 2004. Conform kabinetsprioriteit is in deze CAO de nullijn voor contractloonontwikkeling gerealiseerd. Afgesproken is dat in het tweede ziektejaar de doorbetaling van het loon is beperkt tot 70%.

Daarnaast is in december 2005 een (CAO)onderhandelaarsakkoord tot stand gekomen voor de jaren 2005 en 2006. Hierin zijn onder meer afspraken gemaakt over een gematigde loonontwikkeling, de overstap naar het nieuwe zorgverzekeringsstelsel en een verhoging op termijn van de ontslagleeftijd voor bezwarende functies.

De minister van BZK is in 2005 ook een levensloopregeling overeengekomen.

De uitwerking van het kabinetsstandpunt over de commissie Dijkstal, wat betreft de topmanagementgroep niveau 19, is voorbereid, maar nog niet geïmplementeerd. Gewacht wordt op de behandeling in de Tweede Kamer van de voorstellen tot verhoging van het ministerssalaris.

Het overleg met de centrales van overheidspersoneel over HARP (Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Rijks Personeel) is voorbereid. Voorgesteld wordt dat tal van arbeidsvoorwaardenregelingen worden gedereguleerd en geharmoniseerd.

Prestatie-indicatoren*Basiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Diversiteit in het personeelsbestand handhaaft zich op het niveau van 2003: percentage alloch- tonen8,6%8,6%9,3%
Gemiddelde leeftijd onder medewerkers bij het Rijk42,443,442,5
Ziekteverzuim6,6%6,0%5,8%
WAO-instroom0,60%0,60%0,20%

* Bron: Sociaal Jaarverslag van het Rijk 2005.

Operationele doelstelling 7: Een goed functionerende organisatie

Toezicht en verzelfstandigingsbeleid

In het programma Andere Overheid wordt veel aandacht besteed aan de verbetering van het toezicht. In dat verband werd in 2005 een nieuwe kaderstellende visie op toezicht binnen de rijksoverheid opgesteld. In 2005 werd ook het kabinetsstandpunt op de IBO verzelfstandigde organisaties op rijksniveau vastgesteld. Eind 2005 werd ter uitvoering van het standpunt de Commissie Doorlichting ZBO’s ingesteld. Ook in 2005 zijn verzelfstandigingsvoorstellen van de ministeries getoetst aan de bestaande beleidskaders.

Adviesstelsel

In 2005 is een beleidsverkennende notitie over versobering en verbetering van de kennis- en adviesfunctie bij het Rijk in het kabinet besproken. Op basis van de discussie is verder gewerkt aan concrete kabinetsvoorstellen, die eind 2005 in een afrondende fase verkeerden. In 2005 zijn voorstellen van ministeries voor adviescolleges getoetst aan de Kaderwet Adviescolleges.

Inrichting van de hoofdstructuur van de rijksoverheid

In 2005 zijn de eerste voorbereidingen getroffen voor een herontwerp van de rijksdienst. Mede richtinggevend voor de discussie zijn de uitkomsten van de takenanalyse, het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar verzelfstandigde organisaties op rijksniveau en de studie naar de versterking van de positie van de minister-president.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
In 2005 is een nieuwe kaderstellende visie op toezicht gereed op basis waarvan de toezichtfunctie op rijksniveau wordt (her)ingericht01Gereed
In 2005 is het kabinetsstandpunt op de IBO Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau gereed op basis waarvan de beleidsuitvoeringfunctie wordt (her)ingericht01Gereed

Operationele doelstelling 8: Een goed functionerende informatievoorziening en een goed functionerende HRM-functie

Algemeen

In de interdepartementale netwerken van directies P&O (ICPR), Informatie (IODI), Inspecties (IG-beraad) en beraden van SG’s en plv. SG’s is in 2005 meer aandacht gekomen voor de lange termijn agenda en is de aandacht voor rijksbrede initiatieven en projecten versterkt.

Een operationeel personeelsadministratie- en salarisverwerkingsorganisatie (P-Direkt)

In oktober 2005 is de samenwerking tussen BZK en IBM voor de realisatie van P-Direkt beëindigd (zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 146, nr.5). Daarmee is de beoogde startdatum van P-Direkt als shared service organisatie voor de personeelsregistratie en salarisadministratie van de rijksdienst, 1 januari 2007, niet meer haalbaar. Na de breuk met IBM is een interdepartementale taskforce gestart met de ontwikkeling van een nieuw scenario voor de totstandkoming van P-Direkt.

Benchmark HRM

In 2005 is in overleg met de ministeries besloten de benchmark HRM te integreren met andere (onderzoeks) instrumenten, zoals de HRM-monitor. Hiermee zijn goede vorderingen gemaakt. Ook is een benchmark naar de bedrijfsvoering bij kerndepartementen in voorbereiding genomen.

HRM-ontwikkel- en expertisecentrum (OC-EC)

In 2005 is de opbouw van de taakvelden van het OC-EC gestart. Taakveldmanagers hebben bedrijfsplannen opgesteld, waarin de scope van de producten en diensten en de wijze van werken is beschreven. Een aantal taakvelden is begonnen met een beperkte dienstverlening.

Modernisering van het Rijksintranet

In 2005 heeft het pSG-beraad besloten tot het vervangen van het bestaande rijksintranet RYX door Rijksweb. De bestaande RYX-organisatie is heringericht, achterstallig onderhoud aan RYX is uitgevoerd en de besturingsstructuur is opnieuw ingericht.

Verbetering afhandeling burgerbrieven

In het kader van het Actieplan burgerbrieven is in 2005 een tweetal interdepartementale groepen opgericht die acties uitvoeren gericht op de verbetering van de afhandeling van resp. burgerbrieven en klaag- en bezwaarschriften. Medio 2005 heeft de Nationale Ombudsman in een tussenrapportage geconstateerd dat de rijksdienst op de goede weg is.

Archiefbeheer

In 2005 is de achterstand van de ministeries op het gebied van de bewerking en overdracht van papieren archieven precies geïnventariseerd. De achterstand aan papieren archief van vóór 1976 is geschat op 74 kilometer. Een projectorganisatie onder verantwoordelijkheid van OC&W heeft een begin heeft gemaakt met het versneld wegwerken van deze achterstanden. De projectorganisatie maakt o.a. gebruik van jeugdwerklozen.

Informatievoorziening

Eén van de trajecten op het gebied van informatievoorziening is de «Haagse Ring». Dit is het breedbandnetwerk waarop alle Haagse vestigingen van de ministeries zijn aangesloten. De Haagse Ring is eind 2005 opgeleverd. Hiermee is de technische infrastructuur aanwezig om informatie uit te wisselen en samen te werken.

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2005 Streefwaarde 2005 Realisatie 2005
Eind 2005 is een P-Direkt operationeel personeelsadministratie en salarisverwerking010
Een brede toepassing van de benchmark HRM-functie is uitgevoerd011
Het uitvoeringsplan voor de oprichting van een HRM ontwikkel- en expertisecentrum is vastgesteld en in uitvoering genomen011
Lopende trajecten op het gebied van de I zijn in kaart gebracht en de samenhang is duidelijk gemaakt011

B.3. NIET – BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 12. ALGEMEEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van het ministerie. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een niet-beleidsmatige activiteit verantwoord, namelijk de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis. Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12. AlgemeenRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen148 618362 119159 98890 19595 57184 79910 772
        
Uitgaven157 547172 712174 76586 11491 83684 7997 037
12.1 Apparaat63 77773 61978 12575 16179 63472 9286 706
12.2 Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis93 77099 09396 64010 95312 20211 871331
        
Ontvangsten4 3499 76513 5474 7812 2169831 233

Financiële toelichting

Apparaat

In 2005 heeft een interne reallocatie plaatsgevonden naar aanleiding van het verbetertraject Leeuwensprong. Hierbij zijn alle uitvoerende staftaken met onderliggende personele en materiële budgetten ondergebracht bij het niet-beleidsartikel 12.

In verband met het uitstel van de nieuwbouw hebben er in 2005 extra onderhoudswerkzaamheden plaatsgevonden, wat geresulteerd heeft in een overuitputting van het beschikbare budget.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Apparaat

De staf verleent op professionele wijze diensten aan haar klanten, i.c. de bewindspersonen en de organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, grotendeels vraaggerichte aanpak, waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staat.

Het jaar 2005 heeft voor de staf in het teken gestaan van het op orde brengen en houden van de basisdienstverlening na het organisatiebrede verbetertraject Leeuwensprong.

Naast deze dagelijkse dienstverlening is een aantal speerpunten in 2005 verwezenlijkt:

• Een nieuw planning & control systeem, waaronder richtlijnen voor de werkafspraken, is uitgewerkt, geïmplementeerd en heeft een jaar naar verwachting gedraaid.

• Nagenoeg de gehele documenthuishouding van het ministerie van BZK is gedigitaliseerd.

• De diverse programma’s van de geïntegreerde HR-strategie zijn conform planning geïmplementeerd. Deze hebben op de aspecten omgevingsbewustzijn, ruimte bieden aan medewerkers, resultaatgerichtheid en mobiliteit eerste aantoonbare positieve effecten tot gevolg.

Het nieuwbouw traject van de ministeries van BZK en Justitie heeft opnieuw vertraging opgelopen. Door een uitspraak van de Raad van State in 2005 dient alsnog een Milieu Effect Rapportage (MER) te worden opgesteld met betrekking tot de nieuwbouw.

Operationele doelstelling 2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis

Op de grond van de Wet 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, is een aantal uitgaven van H.M. de Koningin ten laste van de BZK-begroting gebracht. Het betrof een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedroeg in 2005 € 12,018 mln. De subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam bedroeg € 0,184 mln.

De overige uitgaven die gerelateerd zijn aan het Koninklijk Huis voor de beveiliging (DKDB) bedroegen in 2005 € 6,287 mln. Deze uitgaven worden gedaan binnen artikelonderdeel 2.3.

NIET-BELEIDSARTIKEL 13. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzienRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2001200220032004200520052005
Verplichtingen000– 1 226011 184– 11 184
        
Uitgaven000– 1 226011 184– 11 184
13.1 loonbijstelling0002000
13.2 prijsbijstelling000– 380– 3636
13.3 onvoorzien000– 1 190011 220– 11 220
        
Ontvangsten0000000

B.4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Jaarlijks wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf ingegaan op majeure wijzigingen in de organisatie van het ministerie. Daarnaast wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf de mededeling over de bedrijfsvoering afgegeven. In deze mededeling wordt aangegeven in welke mate de processen binnen BZK worden beheerst en daarmee de departementsleiding in control is.

Organisatiewijzigingen

In 2005 heeft de sinds 1 september 2004 vernieuwde staforganisatie, de Gemeenschappelijke Diensten (GD), hard gewerkt om de departementale organisatie naar behoren te ondersteunen bij het bereiken van haar doelen. In de GD zijn vrijwel alle ondersteunende taken opgenomen ten behoeve van de departementale bedrijfsvoering. Zij leveren ondersteuning op het gebied van personeel, organisatie, administratie, facilitaire zaken, communicatie en informatie. Deze structuurwijziging met het doel het verbeteren van de samenwerking en de kwaliteit binnen BZK is vergezeld gegaan van het cultuurprogramma Leo.

De vernieuwde staforganisatie was ook aanleiding om de (her)inrichting van de control op centraal niveau (FEZC) en decentraal niveau (DG-control) op te pakken. Uit de evaluatie van de financiële kolom is gebleken dat het complementair werken tussen verschillende actoren niet goed van de grond komt. Zo moet er meer duidelijkheid komen over rollen en verantwoordelijkheden in het beheer en in de controlfunctie.

Management control

De bedrijfsvoering betreft alle bedrijfsprocessen – zowel de primaire processen als de processen die hiervoor faciliterend zijn – om beleidsdoelstellingen van BZK te kunnen realiseren alsmede de sturing en beheersing daarvan. Het management voert de regie over de inrichting en de uitvoering van de doelmatige bedrijfsvoering. In het management control systeem staan de kwaliteit van de VBTB-begroting en -verantwoording en de werkafspraken tussen de SG en de DG’s – die in 2005 actief zijn gemonitord, als ook zijn gebruikt als referentiedocument voor de functioneringsgesprekken – centraal. Het afgelopen jaar is er gewerkt aan het doorontwikkelen van dit management control systeem en het zorgen voor een goede werking ervan.

Begroting en Jaarverslag

In 2005 heeft de organisatie zich ingezet om de begroting 2006 inzichtelijker, compacter en leesbaarder te maken. Wat betreft het jaarverslag is gewerkt aan leesbaarheid, strakkere structuur en zo weinig mogelijk herhalingen.

Werkafspraken

De werkafspraken sluiten aan bij beleidsprioriteiten in de begroting. Het (top)management werkt inmiddels twee jaar met dit instrument van het management control systeem. Uit evaluatie van de werkafspraken in 2005 is gebleken dat er steeds meer aandacht komt voor de risico’s. Er is de eerste stap gezet met het benoemen van risico’s. Vervolgstap moet zijn de bijbehorende beheersmaatregelen te benoemen. Het beschikken over juiste risico-informatie en het benoemen van beheersmaatregelen is cruciaal voor de interne sturing & beheersing en de interne en externe verantwoording.

Naast begroting, jaarverslag en werkafspraken bestaat het MCS ondermeer uit: beheerrapportage, organisatiescan en preventieve doorlichting.

Beheerraportage

De beheerrapportage maakt eveneens onderdeel uit van het management control systeem van BZK. Deze rapportage geeft aan de manager de stand van zaken met betrekking tot de beheergebieden weer (PIOFACH). Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van de beheerrapportage is dat de verstrekte gegevens zoveel mogelijk uit bestaande systemen binnen de organisatie worden gehaald. Ieder kwartaal is er een beheerrapportage uitgebracht. Uit de interne evaluatie van dit instrument blijkt dat de lay-out van de rapportage en de toelichtingen erin nog moeten worden verbeterd ten behoeve van een grotere leesbaarheid. Verder blijkt uit de evaluatie dat de informatiewaarde in de beheerrapportage nog moet verbeteren.

Organisatiescan en Preventieve doorlichting

Het huidige management control systeem is verrijkt met een tweetal instrumenten met het doel een extra impuls te geven aan het kwaliteitsdenken binnen het departement. Dit betekent extra aandacht van de organisatieonderdelen voor de klant- en medewerkertevredenheid alsook de bereikte resultaten en het eigen verandervermogen ten einde sturing en beheersing binnen een organisatieonderdeel te optimaliseren.

De organisatiescan is een van de kwaliteitsinstrumenten. Deze scan heeft telkens een integraal en samenhangend beeld van het dienstonderdeel opgeleverd. Een beeld van buiten de directie zelf, een soort «second opinion». Daarbij zat de meerwaarde in de samenhang en de analyses, die op basis daarvan gemaakt konden worden. De preventieve doorlichting, het tweede kwaliteitsinstrument, geeft het management aanknopingspunten tot verdere verbetering van de inrichting van processen en de wijze van sturing en beheersing daarvan.

Beide instrumenten zijn in 2005 naar een relatieve tevredenheid gebruikt door een aantal directies binnen BZK. Het is de bedoeling dat de verbeterpunten die uit de beide instrumenten voortkomen opgenomen worden in de werkafspraken.

Interne managementparagraaf & risicomanagement

Naast het gebruiken van de hierboven genoemde management control instrumenten zal in 2006 het (top)management beginnen met het opstellen van een managementstatement, een van de aanbevelingen uit het IBO-rapport Regeldruk en Controletoren. Het managementstatement is een interne managementparagraaf waarmee de ambtelijke departementsleiding verantwoording aflegt aan de minister over de gemaakte keuzes in relatie tot de prestaties, de risico’s, de doelmatigheid èn rechtmatigheid van de uitgaven.

In 2005 is binnen de organisatie een dialoog op gang gebracht over nut en noodzaak van risicomanagement en managementstatement. Dit, om het antwoord te geven op de vraag hoe beide instrumenten zo goed mogelijk te integreren in de werkafsprakencyclus, de bestaande planning en control cyclus, zonder extra bureaucratie.

Toezicht

In 2005 is er een nulmeting uitgevoerd. De nulmeting heeft zich geconcentreerd op de vraag of het toezicht op de ZBO’s/RWT’s voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in de concept-Toezichtvisie BZK. De mate waarin de opzet van het toezicht op zelfstandige organen voldoet aan de criteria is over het algemeen voldoende transparant. Waar blijkt dat toezichtarrangementen nog steeds niet volledig voldoen aan de criteria zijn met de toezichthouders verbeteracties afgesproken. Risicoanalyse blijkt bij geen van de toezichthouders nog expliciet ingericht. Met verschillende toezichthouders zijn afspraken gemaakt om vanuit de staf ondersteuning te verlenen in het verrichten van een dergelijke risicoanalyse.

Een recentelijk opgericht toezichtcomité binnen BZK zal de werking van de toetsingsarrangementen toetsen aan de praktijk. Bovendien zal dit toezichtcomité er op toezien dat bij de toetsing aan de praktijk geen extra toezichtlaag binnen de organisatie wordt gecreëerd.

Procesmanagement

VBTB maakt het noodzakelijk om nadrukkelijk aan te geven op welke wijze het realiseren van de (beleids)doelstellingen wordt gewaarborgd. Ondersteunend hierbij is procesmanagement. In 2005 is binnen BZK de Visie op Procesmanagement vastgesteld. Doel is om te komen tot een zoveel mogelijk uniforme werkwijze voor het ontwerpen van bedrijfprocessen. Hierbij staat een meerbedrijfsmatige benadering van de processen centraal.

Rechtmatigheid

BZK heeft rechtmatigheid geborgd in haar administratieve organisatie. Er is in 2005 systematisch en structureel aandacht besteed aan de rechtmatigheid. De gesignaleerde knelpunten en aanbevelingen door de departementale Auditdienst en de Algemene Rekenkamer worden binnen de organisatie zorgvuldig opgepakt. De recent gereed gemaakte database fungeert hierbij als een monitoringssyteem. Daarmee is de voortgang van de aanbevelingen inzichtelijk gemaakt en in de tijd volgbaar.

Mededeling over de bedrijfsvoering

Het management control systeem van BZK voor 2005 dat onder meer bestaat uit het systeem van begrotingswetten, werkafspraken tussen SG en ministers, SG en DG’s en DG’s en directeuren, waarbij de eerste stap gezet is met het benoemen van risico’s, alsmede voortgangsrapportages op alle niveau’s, heeft in 2005 naar verwachting gewerkt.

In 2005 is op een systematische wijze en rekening houdend met risico’s een keuze gedaan uit de beschikbare instrumenten op gebied van financieel en materieel beheer en de monitoring van deze instrumenten. Dit heeft ook voor 2005 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen inzake het financieel en materieel beheer.

Aandachtspunten voor de bedrijfsvoering

Uit het MCS en de onderzoeken AD zijn de volgende (aanvullende) aandachtspunten naar voren gekomen.

Financieel management

Beheer ISC/ITO

Het tweede jaar van de operationeel geïntegreerde ISC/ITO organisatie heeft vooral in het teken gestaan van het verbeteren van de bedrijfsvoering. Vanaf mei 2005 is een traject gestart gericht op het kunnen voldoen aan de baselines Financieel en Materieel Beheer. Na een verdere aanscherping van het proces van tussentijds afsluiten en verantwoorden naar aanleiding van de 3e kwartaalafsluiting is de Auditdienst op basis van de recente jaarafsluiting van oordeel dat ook voor dit proces kan worden gesteld dat ISC/ITO voldoet aan de baselines.

Het implementeren van het inrichtingsplan van de financiële kolom heeft geleid tot een beter op haar taak berekende afdeling Planning & Control en heeft daarmee een positieve bijdrage geleverd aan een betere bedrijfsvoering. De geëffectueerde verbeteringen vragen nog wel extra aandacht van het management om te waarborgen dat de verbeteringen behouden blijven.

Als gevolg van de operationele integratie is bij het agentschap ITO een verdere verschuiving in de activiteiten waarneembaar; van het ontwikkelen, implementeren en beheren van besloten en bedrijfszekere ICT-diensten naar het meer en meer beschikbaar stellen van mensen en middelen voor ISC en de projectdirectie C2000/Directie Mobiele Diensten. In 2005 heeft ITO 50% van haar omzet behaald uit detachering en beschikbaar stellen van werkplekken en faciliteiten.

In 2005 zijn stappen gezet om het risico op (productie-)uitval en calamiteiten voor de twee nieuwe rekencentra te beheersen. Begin 2006 moet nog wel op basis van een integrale test worden vastgesteld of het management van ISC/ITO operationele zekerheid heeft op het gebied van de goede onderlinge werking van de technische en organisatorische continuïteitsmaatregelen en dus de continuïteit van de dienstverlening van het ISC/ITO in geval van calamiteiten.

Voorschottenbeheer

Binnen de organisatie worden nog steeds onvolkomenheden inzake voorschotten en verplichtingen gesignaleerd. Hierdoor ontstaan risico’s voor de tijdige afwikkeling van voorschotten, de juiste stand van de verplichtingen en onverschuldigde vooruitbetalingen. In 2005 heeft BZK meer gestructureerd gewerkt aan het voorschottenbeheer. Een groot aantal oude voorschotten is inmiddels afgeboekt. Om herhaling te voorkomen is blijvende aandacht nodig voor het stellen en naleven van afwikkelingstermijnen (inclusief rappelering). Ook voor 2006 vormt de afwikkeling van de oude voorschotten nog een bijzonder aandachtspunt.

Informatiebeveiliging

De informatiebeveiliging en de sturing en control op informatiebeveiliging binnen BZK wordt verbeterd. Op dit moment is er binnen de organisatie sprake van duidelijke aandacht voor dit onderwerp vanuit het topmanagement. Begin 2005 is het project «Aanjagen beveiligingsfunctie» van start gegaan ter versterking van de beveiligingsfunctie binnen BZK. Er moet echter nog veel werk verzet worden, voordat de informatiebeveiliging op alle niveaus en voor alle onderdelen in formele en operationele zin aan de maat is.

Inkoop

In 2005 is er verder gewerkt aan de verbetering van de inkoopfunctie. BZK beschikt over een volledig (centrale) contractenregister en biedt via het Inkoop- en AanbestedingsCentrum (IAC) op centraal niveau ondersteuning en advies voor de uitvoering van alle aanbestedingen. Er is in 2005 veel aandacht besteed aan het gebruik van BZK-brede raamovereenkomsten en de naleving van departementale en Europese aanbestedingsrichtlijnen.

Aanbesteding KLPD

Het interne beheer heeft ook in 2005 de nodige aandacht gekregen. Onder meer zijn vorderingen geboekt met het procesmanagement en bij de dienst Logistiek is een kostprijssystematiek opgezet.

De ontbinding van het contract met de leverancier heeft er toe geleid dat in 2005 geen nieuwe helikopters zijn geleverd. Op basis van de uitkomsten van een analyse is inmiddels met het project helikopters een doorstart gemaakt. Op basis van deze doorstart zal binnen afzienbare tijd de aankondiging van de nieuwe Europese aanbesteding plaatsvinden.

Ook in 2005 heeft het KLPD onderzoek gedaan naar de toepassing van de Europese aanbestedingsregels. Dit onderzoek was mede bedoeld om invulling te geven aan de op zich goed verlopende reparatieslag op niet correct aanbestede goederen en diensten. Door tijdige toepassing van een tijdelijke maatregel heeft het KLPD het totaal aan nieuwe aanbestedingsfouten onder het voor het agentschap geldende tolerantieniveau weten te houden.

De tijdelijke maatregel en de medio 2005 ingang gezette reparatieslag maken onderdeel uit van het in december 2005 opgestelde masterplan voor het project Verwerving. Dit plan kent een indeling naar korte termijn (de tijdelijke maatregel), lange termijn en going concern (de reparatieslag). De lange termijn bestaat uit het, allereerst met een nog in te richten control instrument, beter bestuurbaar maken van het proces en met het inzicht, dat daarmee wordt verkregen aanpassingen aan te brengen in het beleid, de processen en de organisatie.

C JAARREKENING

C.1. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2005

Departementale verantwoordingsstaat 2005 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 Totaal5 138 3285 177 648453 3197 332 1085 615 05 0617 1352 193 780437 402163 816
 Beleidsartikelen         
1Grondwet en democratie8 8678 867015 64714 811596 7805 94459
2Politie4 071 5064 055 126202 2914 677 8734 128 735227 468606 36773 60925 177
3Rampenbeheersing en brandweer000000000
4Partners in veiligheid139 755140 7550170 343168 1073 75030 58827 3523 750
5Nationale Veiligheid96 19196 19191121 090107 99356924 89911 802478
6Functioneren Openbaar Bestuur39 81740 61716342 59542 6969962 7782 079833
7Informatiebeleid Openbare Sector51 65570 46930 041129 39694 38241 87677 74123 91311 835
9Grotensteden beleid300 001333 695218 8811 701 565621 470336 3371 401 564287 775117 456
10Arbeidszaken overheid68 40068 40061962 97862 2021 539– 5 422– 6 198920
11Kwaliteit Rijksdienst89 50389 5030113 438102 7961 64723 93513 2931 647
14Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid6 6236 623011 32011 037384 6974 41438
15Crisis- en Rampbeheersing35 44736 811039 45634 773814 009– 2 03881
16Brandweer en GHOR134 580134 608250150 836134 21255916 256– 396309
           
 Niet-Beleidsartikelen         
12Algemeen84 79984 79998395 57191 8362 21610 7727 0371 233
13Nominaal en onvoorzien11 18411 1840000– 11 184– 11 1840

VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN 2005

Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Agentschap ITO   
Totale baten115 51383 808– 31 705
Totale lasten114 87383 903– 30 970
Saldo van baten en lasten640– 95– 735
    
Totale kapitaalontvangsten10011212
Totale kapitaaluitgaven1 9191 071– 848
    
Agentschap KLPD   
Totale baten419 052444 40725 355
Totale lasten419 809442 95223 143
Saldo van baten en lasten– 7571 4552 212
    
Totale kapitaalontvangsten62 7971 923– 60 874
Totale kapitaaluitgaven71 17721 598– 49 579
    
Agentschap BPR   
Totale baten48 20067 96119 761
Totale lasten48 20059 95811 758
Saldo van baten en lasten08 0038 003
    
Totale kapitaalontvangsten3 8001 642– 2 158
Totale kapitaaluitgaven4 1692 986– 1 183
    
Agentschap CAS   
Totale baten7 0737 674601
Totale lasten7 0737 360287
Saldo van baten en lasten0314314
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven31234937
    
Agentschap IVOP   
Totale baten17 21514 507– 2 708
Totale lasten18 21414 644– 3 570
Saldo van baten en lasten– 999– 137862
    
Totale kapitaalontvangsten91098171
Totale kapitaaluitgaven251 8331 808

C.2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2005

Saldibalans per 31 december 2005 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
1)Uitgaven 20055 615 042 790 2)Ontvangsten 2005617 135 080
       
3)Liquide middelen264 748    
       
4)Rekening-courant RHB  4a)Rekening-courant RHB4 990 350.579
       
5)Uitgaven buiten4 670 439 6)Ontvangsten buiten12 492 318
 begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)   begrotingsverband (intra-comptabele schulden) 
       
7)Openstaande rechten  7a)Tegenrekening openstaande rechten 
       
8)Extra-comptabele vorderingen30 791 891  8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen30 791 891
       
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden  9)Extra-comptabele schulden 
       
10)Voorschotten5 240 399 046 10a)Tegenrekening voorschotten5 240 399 046
       
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen368 270 995 11)Garantieverplichtingen368 270 995
       
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen5 894 056 849 12)Openstaande verplichtingen5 894 056 849
       
13)Deelnemingen  13a)Tegenrekening deelnemingen 
       
 TOTAAL17 153 496 758  TOTAAL17 153 496 758

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2005

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 264 748 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst264 748
Totaal264 748

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 4 670 439 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:  
  AIVD/ C2000244 356
b. Te vorderen van ministeries en derden1 168 891
c. Intra-comptabele voorschotten813 628
d. Intra-comptabele debiteuren2 443 564
Totaal4 670 439

ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van € 0,2 mln. van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2005 op derden ontstane vorderingen die in 2006 en volgende jaren zullen worden geïnd.

ad b. Te vorderen van ministeries en derden

Het te vorderen bedrag van DGV heeft voor € 0,5 mln. betrekking op in 2005 voorgeschoten bedragen en worden in 2006 teruggevorderd. Het saldo € 0,3 mln. van DGMOS betreft door te berekenen kosten van IVOP. Het saldo € 0,1 mln. van P&O heeft betrekking op derden. De GD heeft een vordering van € 0,3 mln., waarvan € 0,1 mln. betrekking heeft op het project innovatie van DGPAO en € 0,2 mln. kosten zijn gemaakt door project nieuwe huisvesting. Kosten van deze directie worden betaald door BZK en Justitie. De verrekeningen van de GD zullen begin 2006 plaatsvinden.

ad c. Intra-comptabele voorschotten

De intra-comptabele voorschotten bestaan voor € 0,2 mln. uit verstrekte voorschotten vervoersplan en voor € 0,4 mln. uit voorschotten aan de USZO. De voorschotten vervoersplan worden in de eerste helft van 2006 verrekend met buitendiensten, HTM en NS en met de salarissen van het personeel. De voorschotten USZO worden in januari 2006 verrekend. Tevens bestaat het restant van het saldo (€ 0,1 mln.) nog uit 1 post van 2003, 4 posten van 2004 en een post van € 45 000 uit 2005. De posten van 2003 en 2004 worden afgelost door middel van inhoudingen op salarissen.

ad d. Intra-comptabele debiteuren

Het te vorderen bedrag van DGV heeft voor € 0,5 mln. betrekking op de afrekening van projecten. Voor loonkosten i.h.k.v. interim – functievervulling dient een bedrag van € 0,4 mln. te worden ontvangen. Het restant bedrag ad € 8 087 heeft betrekking op 1 kleine vordering. De afwikkeling van deze posten zal in 2006 plaatsvinden. Een bedrag van € 0,2 mln. van DGMOS heeft betrekking op vorderingen op diverse ministeries in verband met project- en programma-uitgaven. De vorderingen van de GD, met een saldo van ruim € 0,5 mln., hebben voor € 0,3 mln. betrekking op betaalde kosten voor Emplaza. De kosten van Emplaza bestaan uit inhuur van externen, welke aan diverse ministeries zijn doorbelast. € 0,1 mln. heeft betrekking op loonkosten en € 0,1 mln. heeft betrekking op Interlab. Het restant bestaat uit een aantal kleine betaalde kosten. De vorderingen zullen in 2006 afgewikkeld worden. Het bedrag van DGKB van € 0,5 mln. heeft betrekking op loonkosten i.h.k.v. interim-functievervulling (€ 0,4 mln.) en op afrekeningen van voorschotten in het kader van subsidies Grote Stedenbeleid.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 12 492 318 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten:AIVD/C20001 900 678
b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies5 790 624
c. Overige intra-comptabele schulden4 801 016
Totaal12 492 318

ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten

Het betreft hoofdzakelijk de in de maand december 2005 ingehouden loonheffing en sociale premies en af te dragen BTW van de AIVD, die in 2006 aan de betreffende instanties worden doorbetaald.

ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo van € 5,8 mln. wordt in 2006 afgedragen aan de betreffende instanties, zoals ABP, GVP en Belastingdienst.

ad c. Overige intra-comptabele schulden

Het saldo van DGKB bestaat onder andere uit een schuld van € 0,7 mln., hetgeen betrekking heeft op nog uit te keren EU-bijdragen, en een schuld van € 1,7 mln. aan nog uit te keren WOZ-kosten. Tevens moet er nog een verrekening van € 0,6 mln. plaatsvinden met derden, waaronder Kenniscentrum Grote Steden en salariskosten. Het saldo van € 0,6 mln. van de GD bestaat uit € 0,2 mln. aan kosten met betrekking tot Interlab, € 0,2 mln. aan kosten met betrekking tot Rijkswerkplekken en € 0,2 mln. aan kosten met betrekking tot Emplaza en diversen te verrekenen met derden. Het saldo van DGV van € 0,1 mln. betreft de EU-subsidie LDV/Fire Comp. Het saldo van DGMOS van € 0,1 mln. heeft betrekking op het interdepartementale mobiliteitscentrum.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2005 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m ’0110 28623 198664 4310
’020000
’03076 22934 06232000
’0413 37640 31057 786636 350
’05568 3661 020 91961 68227 552 896
Totaal592 0281 160 656817 96128 221 246

Gemeenschappelijke dienst (incl. AIVD)

Het saldo bestaat voornamelijk uit diverse vorderingen met betrekking tot Emplaza (€ 0,2 mln.) en invordering van huur- en servicekosten van IVOP, consultatiekosten ABD, beveiligingskosten en speeches van voorlichting (€ 0,3 mln.).

Directoraat-generaal Koninkrijkrelaties en Bestuur

De vordering van 2001 is in behandeling bij de Landsadvocaat en betreft een subsidie verstrekt aan de Erasmus Universiteit. De vorderingen, ontstaan in 2003, 2004 en 2005 worden (wederom) gerappelleerd.

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

De vorderingen tot en met 2001 bestaan uit een vordering op NWO (€ 0,7 mln.), inzake de afwikkeling OOW/USZO. Onderzocht wordt of deze vordering terecht is. In 2001 is dit onderzoek gestart en is tot en met heden nog niet afgerond. De vorderingen van 2003, 2004 en 2005 (ruim € 0,1 mln.) bestaan onder andere uit vorderingen andere ministeries, betreffende loonkosten en projectbijdragen.

Directoraat-generaal Veiligheid (incl. C2000 en DGVP)

De openstaande vordering van 2003 (€ 32 000) van DGV is een vordering op het ministerie van Justitie, betreffende projectkosten oprichting Nationale Recherche. De vorderingen van 2004 (€ 0,6 mln.) bestaan voornamelijk uit een vordering van € 0,5 mln. aan de gemeente Lingewaard en € 0,1 mln. aan de gemeente Delft. De gemeente Lingewaard heeft echter bezwaar gemaakt tegen de vordering betreffende de bommenregeling. De vordering op de gemeente Delft betreft een afrekening van een voorschot in het kader van het project Jeugd en Veiligheid. De overige vorderingen van 2004 zullen waarschijnlijk in 2006 worden afgehandeld. De vordering van 2005 van DGV heeft voornamelijk betrekking op de gemeente Zuid-Limburg (€ 1,5 mln.). Het betreft een vordering met betrekking tot kosten Regionale Brandweer. De vordering van DGVP (€ 21,7 mln.) betreft nog te ontvangen premies. De vorderingen van C2000 voor een totaal bedrag van € 3,7 mln. bestaan voor € 2,0 mln. uit een vordering van DMD op Gemeentelijk Vervoer Bedrijf (GVB) Amsterdam en voor € 1,7 mln. uit diverse facturen. Het merendeel van de facturen worden in januari 2006 afgehandeld. De vordering van LFR € 0,3 mln. bestaat uit diverse vorderingen.

Ad 10. Openstaande voorschotten

Ad 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2005 openstaande voorschotten en van de in 2005 afgerekende voorschotten worden hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2005
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m ’01173 70581 436 866373 69332 545 379
’02968 00423 029 6918 317 22865 589 672
’031 624 33037 475 13710 952 006131 698 692
’042 460 32724 860 21844 656 997487 532 539
’0515 303 579439 132 119132 117 3343 700 151 530
Totaal20 529 945605 934 031196 417 2584 417 517 812
Overzicht afgerekende voorschotten in 2005
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m ’0157 284120 318 81320 099 86783 406 911
’02941104 842 38711 112 94750 734 865
’0310 691 513125 595 61251 867 83177 181 731
’0411 502 81090 665 035102 553 9103 151 328 816
’05152 7267 674 179680 54564 809
Totaal22 405 274449 096 026186 315 1003 362 717 132

Gemeenschappelijke dienst (inclusief Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)

Het bedrag vermeld tot en met 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Subsidie nationaal comité 4/5 mei0,1 mln.
ISEO marketing en Erasmus Universiteit0,07 mln.
Totaal0,17 mln.

Het bedrag vermeld voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Subsidie nationaal comité 4/5 mei0,1 mln.
Kinderopvang0,3 mln.
Forum democratische ontwikkeling subsidie0,2 mln.
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv. 0,2 mln.
Totaal0,8 mln.

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Forum democratische ontwikkeling subsidie0,2 mln.
Kinderopvang0,8 mln.
USZO0,4 mln.
IMEC/KP 1e tranche/vs uitv. 0,1 mln.
Totaal1,5 mln.

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Subsidie SKPA0,2 mln.
Ibas Emplaza0,1 mln.
FDO subsidie 20040,2 mln.
IPP subsidie 20050,3 mln.
Kinderopvang1,0 mln.
IMEC/KP 3e tranche/vs uitv. 0,4 mln.
Totaal2,2 mln.

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

FDO subsidie0,4 mln.
IPP subsidie 20050,8 mln.
Kinderopvang0,5 mln.
Koninklijk Huis12,2 mln.
Totaal13,9 mln.

Voor bovenstaande jaren geldt dat na ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring, de voorschotten worden afgehandeld.

Directoraat-generaal Koninkrijkrelaties en Bestuur

Het bedrag vermeld tot en met 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls32,9 mln.
SIV18,8 mln.
Leefbaarheid/Soc. integratie2,5 mln.
Urban27,2 mln.
Totaal81,4 mln.

Het bedrag vermeld voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls3,6 mln.
Leefbaarheid/Soc. integratie19,4 mln.
Totaal23,0 mln.

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls3,6 mln.
Rietkerk, ID-banen2,0 mln.
Burgerparticipatie3,6 mln.
Leefbaarheid/Soc. integratie26,2 mln.
Kenniscentrum GSB2,0 mln.
Totaal37,4 mln.

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. integratie20,2 mln.
Werkgelegenheidsimpuls4,1 mln.
Politieke partijen0,5 mln.
Totaal24,8 mln.

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. integratie422,4 mln.
Werkgelegenheidsimpuls3,0 mln.
Politieke partijen11,4 mln.
Totaal436,8 mln.

De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

Het bedrag vermeld tot en met 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Super pilots0,3 mln.
ZVR0,1 mln.
Totaal0,4 mln.

Het bedrag vermeld voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

APPA0,6 mln.
EIPA0,2 mln.
VSO2,1 mln.
Toekomst IVOP5,0 mln.
Super pilots0,3 mln.
Totaal8,2 mln.

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Super pilots0,2 mln.
ICTU1,4 mln.
APPA3,2 mln.
ZVR3,8 mln.
EIPA0,2 mln.
SVO2,1 mln.
Totaal10,9 mln.

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU22,7 mln.
ZVR5,2 mln.
APPA3,4 mln.
St. VSO1,9 mln.
Exp. Reg. Inaxis1,4 mln.
IVOP10,0 mln.
Super pilots0,1 mln.
Totaal44,7 mln.

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU37,6 mln.
ZVR37,3 mln.
EIB 20050,2 mln.
St. VSO 20051,7 mln.
St. VSO 20060,4 mln.
A&O-fonds3,5 mln.
CAOP 20054,1 mln.
CAOP 20061,7 mln.
SAIP40,3 mln.
Exp. Reg. Inaxis2,6 mln.
Totaal129,4 mln.

De openstaande voorschotten worden afgerekend als er een goedkeurende accountantsverklaring is ontvangen of wanneer het dossieronderzoek is afgehandeld.

Directoraat-generaal Veiligheid

Het bedrag verstrekt tot en met 2001 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Subsidies gemeenten in kader van Jeugd en Veiligheid0,4 mln.
BRW en GHOR Bommenregeling14,8 mln.
POL Rijksbijdrage aan het LSOP0,5 mln.
STRAT Wijkveiligheid J&V diverse gemeenten1,8 mln.
POL Diverse organisaties subsidies0,5 mln.
POL Ned. Politie Instituut2,9 mln.
POL Rijksbijdrage politieregio’s7,3 mln.
BRW en GHORLaser0,8 mln.
Totaal29,0 mln.

Het bedrag verstrekt in 2002 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

POL Rijksbijdrage aan Politieregio’s3,7 mln.
POL Nederlandse Politie Instituut (diverse projecten)2,3 mln.
STRAT Donatie slachtoffers Gemeente Volendam25,0 mln.
BRW en GHOR Bommenregeling24,6 mln.
Totaal55,6 mln.

Het bedrag verstrekt in 2003 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

POL Rijksbijdrage aan Politieregio’s24,3 mln.
POL Rijksbijdrage aan het KLPD31,3 mln.
POL Rijksbijdrage aan het LSOP11,3 mln.
POL Rijksbijdrage aan het ABP voor uitvoering  
FPU/FLO-regeling17,8 mln.
POL Stichting CAOP4,1 mln.
BRW en GHORBommenregeling21,9 mln.
BRW en GHOR Bijdrage aan het NRK0,7 mln.
BRW en GHOR Bijdrage aan het NIBRA1,2 mln.
Totaal112,6 mln.

Het bedrag verstrekt in 2004 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

POL Rijksbijdrage aan Politieregio’s176,6 mln.
POL Rijksbijdrage aan het KLPD91,3 mln.
POL Rijksbijdrage aan het LSOP112,6 mln.
POL Rijksbijdrage aan het ABP voor uitvoering FPU/FLO-regeling21,8 mln.
POL Stichting CAOP4,0 mln.
STRAT Regieraad ICTPolitie/CIP13,0 mln.
ISC ITO3,6 mln.
BRW en GHOR Bommenregeling22,7 mln.
BRW en GHOR Bijdrage aan het NRK0,8 mln.
BRW en GHOR Diverse regionale Brandweren/huurlijnen0,9 mln.
BRW en GHORBijdrage aan de NIBRA2,0 mln.
BRW en GHOR Bijdrage regionale Brandweren i.h.k.v. territoriale congruentie1,8 mln.
Crisisbeheersing Laser6,1 mln.
Totaal457,2 mln.

Het bedrag verstrekt in 2005 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

POL Rijksbijdrage aan Politieregio’s3 334,9 mln.
POL Rijksbijdrage aan het KLPD106,2 mln.
POL Rijksbijdrage aan het LSOP120,6 mln.
POL Rijksbijdrage aan het ABP voor uitvoering FPU/FLO-regeling26,1 mln.
POL Stichting CAOP4,3 mln.
POL Bijdrage Nederlandse Politie Instituut2,6 mln.
BRW en GHORBommenregeling27,3 mln.
Totaal3 622,0 mln.

De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 368 270 995 aan garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 20052 235 137 
Verleende garanties in 2005366 275 000+
 368 510 137 
    
Vervallen garanties in 2005239 142-/-
Totaal openstaande garanties per 31 december 2005368 270 995 

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2005 was de stand € 2,0 mln.

Middelenbeheer. In de loop van 2005 zijn de regiokorpsen gebruik gaan maken van de mogelijkheden van geïntegreerd middelenbeheer (conform het aanwijzingsbesluit «Rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie» van 18 augustus 2004). Ultimo 2005 is ten behoeve van de politieregio’s door BZK een bedrag aan garanties afgegeven ter grootte van € 366,3 mln. bestaande uit € 291,3 mln. aan kasgeldleningen en € 75,0 mln. aan langlopende leningen. Volgens opgave van het ministerie van Financiën (kenmerk: FM 2006–00220M) is ultimo 2005 daadwerkelijk door de regio’s aan leningen opgenomen een bedrag van € 40,0 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 5 894 056 849 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 2005  4 320 555 479 
Aangegane verplichtingen in 2005  7 332 107 542+
   11 652 663 021 
Tot betaling gekomen in 20055 615 042 791   
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren143 563 381   
   5 758 606 172-/-
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2005  5 894 056 849 

C.3. INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE ORGANISATIE (ITO)

Algemeen

De baten- en lastendienst ITO van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelt, implementeert en beheert besloten en bedrijfszekere informatie en communicatietechnologiediensten en draagt op die manier bij aan de kwaliteit en effectiviteit van de sectoren Openbare Orde en Veiligheid.

Bedrijfsvoering

Financieel Beheer

In het kader van het financiële beheer is in 2005 een tweetal activiteiten ontplooid, die beide ten doel hebben het management beter in staat te stellen de organisatie aan te sturen. Dit moet leiden tot het efficiënt bereiken van de gestelde doelen binnen de geldende normen en regelgeving. De activiteiten zijn opgenomen in het Verbeterprogramma ITO-ISC 2004–2005 en de Baseline opdracht.

Boekenonderzoek

In de maanden mei en juni 2005 heeft KPMG in opdracht van de Directeur-generaal Veiligheid en het NPI (namens het KBB) een update en verdieping van het boekenonderzoek van het agentschap ITO uit 2004 uitgevoerd. De werkzaamheden betroffen vooral het analyseren en becommentariëren van de financiële gegevens die ITO heeft verstrekt: de balans en financiële resultaten tot en met 31 december 2004 en het concept jaarplan ITO 2005. De operationele integratie van ITO en ISC maakt een zelfstandige beoordeling van ITO niet eenvoudig. De conclusie is dat er geen nieuwe risico’s boven water zijn gekomen.

Verbeterprogramma

In 2004 is besloten tot het Verbeterprogramma ISC/ITO 2004–2005, bestaand uit een deel van het ITO Verbeterprogramma 2002–2003, nieuwe verbeterpunten uit de managementletters van de Auditdienst van BZK en eigen initiatieven van ITO en ISC. In 2005 zijn alle deelprojecten geaudit en formeel door het Audit Committee Verbetering Bedrijfsprocessen ISC/ITO afgesloten. Het eindrapport is aangeboden aan de Directeur-generaal Veiligheid. Hiermee is het Verbeterprogramma ITO-ISC 2004–2005 formeel afgerond.

Baselines financieel en materieel beheer

De Algemene Rekenkamer gaf in 2005 naar aanleiding van het Rechtmatigheidsonderzoek Financiële Verantwoording (RFV) 2004 aan dat, aangezien er al vele jaren sprake was van onvolkomenheden in de bedrijfsvoering, zij conform artikel 88 van de Comptabiliteitswet bezwaar zou maken, indien de verbetering van de bedrijfsvoering in 2005 zou stagneren. Gelet op de geïntegreerde organisatie is zowel aan de Auditdienst van BZK als de huisaccountant van ISC verzocht om tot concrete aanbevelingen en activiteiten (inclusief prioritering) te komen om daarmee te voldoen aan de Baselines financieel en materieel beheer.

Eind 2005 hebben de accountants gerapporteerd. Het oordeel is genuanceerd positief. De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het samenvattende oordeel van de accountants; per 30 september 2005 werd grotendeels voldaan aan de baselines. Er blijktvoldoende voortgang te zijn. Op basis van de tot nu toe bereikte resultaten is er voor de Algemene Rekenkamer geen aanleiding tot het maken van bezwaar. Wel wordt daaraan toegevoegd dat dit een voorlopig oordeel is en dat de Algemene Rekenkamer een definitief oordeel vormt na afronding van het totale rechtmatigheidsonderzoek 2005 bij het ministerie.

Operationele integratie ISC/ITO

In 2005 was, net als in 2004, sprake van een operationeel geïntegreerde organisatie van ITO en de privaatrechtelijke ICT-Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid (ISC).

Tot de operationele integratie is besloten in 2003, vooruitlopend op de oprichting van een nieuw publiekrechtelijk orgaan. In 2005 is de Politiewet 1993 gewijzigd in verband met het stellen van regels voor het treffen van samenwerkingsvoorzieningen (VTS) op initiatief van politiekorpsen en voor de informatie- en communicatievoorzieningen van de politie. De datum van de inwerkingtreding wordt nog nader bepaald.

Positie C2000

De begroting 2005 is opgesteld inclusief de beheeruitgaven C2000 die worden uitgevoerd door de Directie Mobiele Diensten (DMD). Begin 2005 is echter besloten dat de rechtstreekse aansturing en verantwoording hiervoor blijft liggen bij de projectdirectie C2000 van BZK. Dit betekent dat – in tegenstelling tot de begroting 2005 – de realisatie van C2000 niet in de verantwoording van ITO is meegenomen. De door DMD verleende facilitaire diensten zijn doorberekend aan de projectdirectie C2000 conform de afspraken met BZK. Dit geldt eveneens voor de personele kosten van het ITO-personeel (DMD) die gedetacheerd zijn bij de projectdirectie C2000.

VTS

In 2005 is de wet «Voorziening Tot Samenwerking» (VTS) door de Staten-Generaal aangenomen. Voor de uitvoering van deze wet zijn een stuur- en projectgroep en werkgroepen ingericht. Hierin nemen deel: ISC, CIP, NPI, ITO en BZK. De mogelijkheden worden onderzocht om per 1 juli 2006 de betreffende partijen inclusief DMD in de VTS onder te brengen. Dit zou kunnen betekenen dat ITO per 1 juli 2006 ophoudt te bestaan. Het uitgangspunt bij de overgang is dat alle partijen integraal overgaan.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2003Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)6,60%75,90%75,90%86,14%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)124,90%94,80%24,80%6,06%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)Nihil2,53,61,4

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat over het boekjaar, ter dekking van de mogelijke risico’s in de bedrijfsvoering.

Eén van de toekomstige veranderingen betreft de vorming van de VTS Politie Nederland (Voorziening tot Samenwerking). De mogelijke kosten (verbonden aan extra werkzaamheden voor de afbouw en integratie) die samenhangen met de vorming van de VTS, en waarvoor geen extra financiering beschikbaar komt, zullen gefinancierd moeten worden ten laste van het eigen vermogen.

Voorzieningen

De voorziening zal naar verwachting in 2006 volledig worden afgebouwd. Ultimo 2004 resteerde nog een bedrag van € 1,1 mln. van de voorziening voor de operationele integratie. In 2005 is hiervan ca. € 0,9 mln. besteed aan verhuiskosten Rekencentrum, het verbeterprogramma en aan frictiekosten.

Voor de met de afbouw samenhangende kosten voor Dragernet is in 2004 een voorziening gevormd. In 2005 is de uitrol van de nutsvoorzieningen, waarin het Dragernet opgaat, van ISC vertraagd en nog niet volledig afgerond. Hierdoor is de Dragernetdienst langer dan verwacht in exploitatie gebleven. In 2005 is ca. € 0,4 mln. aan kosten ten laste van de voorziening gebracht en valt € 0,8 mln. vrij. Per saldo resteert er voor de afbouw € 1,3 mln.

Langlopende schulden

In 2002 is een lening afgesloten voor technische installaties voor een bedrag van € 0,5 mln. met een rentepercentage van 3,72% en af te lossen in 5 jaar. Ultimo 2005 resteert nog een bedrag van € 0,2 mln. waarvan € 0,1 mln. is opgenomen onder de kortlopende schulden.

De langlopende schulden inzake regelingen met personeel bedragen € 0,7 mln.

Materiële vaste activa

De investeringen over het jaar 2005 bedroegen € 0,9 mln. voor met name investeringen in gebouwen. Ultimo 2004 was de boekwaarde van de activa € 4,5 mln. Ultimo 2005 is de boekwaarde € 3,2 mln. Over 2005 bedroeg de afschrijvingslast € 1,7 mln. De afschrijvingstermijnen zijn conform de bestaande regelgeving.

Liquiditeit
 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Quick ratio1,141,131,221,19

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

De liquiditeit ultimo 2005, uitgedrukt in een quick ratio (kortlopende vorderingen en liquide middelen uitgedrukt in de kortlopende schulden), is nagenoeg ongewijzigd gebleven ten opzichte van ultimo 2004.

Kortlopende vorderingen

De vorderingen namen toe van € 10,1 mln. ultimo 2004 tot € 21,4 mln. ultimo 2005. Deze toename is met name toe te schrijven aan de Rekening-courant verhouding tussen ITO en ISC (€ 16 mln.).

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden zijn ten opzichte van ultimo 2004 nagenoeg ongewijzigd gebleven.

Exploitatie

Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2005

Ontwikkeling saldo van baten en lasten over 2005
Resultaat opbouw 2005 (in € 1 000)Begroting 2005Realisatie 2005
Productresultaten3261 840
Projectresultaten exclusief vrijval voorzieningen voor onderhanden werk0– 1 012
Mutatie voorziening voor onderhanden werk314663
Afdelingsresultaten0– 1 894
Rentebaten en -lasten0308
Totaal640– 95

Het boekjaar 2005 is afgesloten met een negatief saldo van baten en lasten van € 0,095 mln. Hieronder worden per rubriek de belangrijkste factoren genoemd.

Productresultaat

Het positieve productresultaat van € 1,8 mln. is gerealiseerd door een vrijval van € 0,8 mln. van de voorziening voor af- en ombouwkosten van Dragernet. Het resterende positieve resultaat van € 1,0 mln. wordt vooral veroorzaakt door de resultaten op de Inbeldiensten, het product «GMS uit de muur» en het aflopende product GBA.

Projectresultaat en mutatie voorziening voor onderhanden werken

Per saldo is het resultaat op de projecten € 0,3 mln. negatief. Dit resultaat bestaat uit een verlies op de projecten (met name de projecten Hardware NSIS en Uitvoering Landelijke Beschikbaarstelling IS Locatie, door additionele technische eisen in de het programma van eisen) en een vrijval per saldo van de voorziening voor onderhanden werken (vooral voor de projecten «Autorisatie server» en «Politie Berichten Dienst»).

Afdelingsresultaat

Het negatieve afdelingsresultaat ad € 1,9 mln. van ITO is ontstaan door de inhuur van externen op formatieplaatsen. De tarieven zijn gebaseerd op een formatie van intern personeel. Door hogere kosten van de externen is het afdelingsbudget niet toereikend op om de afdelingskosten te dekken.

Balans per 31 december 2005

Baten-lastendienst ITOBalans per 31 december 2005 (in € 1 000)
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa3 3024 517
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen00
* overige materiële vaste activa00
Voorraden00
Debiteuren3 7298 228
Nog te ontvangen17 7381 915
Liquide middelen6 46017 142
Totaal activa31 22931 802
   
Passiva  
Eigen Vermogen5 5445 639
*  exploitatiereserve5 6396 060
* verplichte reserves00
*  onverdeeld resultaat– 95– 421
Leningen bij het MvF100200
Overige langlopende schulden7010
Voorzieningen1 4293 606
Crediteuren3 2203 748
Nog te betalen10 05811 598
Vooruit ontvangen onderhanden werk10 1777 011
Totaal passiva31 22931 802

Verantwoording van baten en lasten 2005

Baten-lastendienst ITOGespecificeerde verantwoordingsstaat 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement84 73313 829– 70 904
Opbrengst overige departementen3 9665 0001 034
Opbrengst derden4 83522 04217 207
Opbrengst overige21 87942 55920 680
Rentebaten100378278
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten115 51383 808– 31 705
    
Lasten   
* personele kosten38 23962 52124 282
* materiële kosten72 80421 203– 51 601
Rentelasten8070– 10
Afschrijvingskosten3 7501 842– 1 908
* materieel000
* immaterieel000
Dotaties voorzieningen0– 1 733– 1 733
Buitengewone lasten000
Totaal lasten114 87383 903– 30 970
    
Saldo van baten en lasten640– 95– 735

Kasstroomoverzicht 2005

Baten-lastendienst ITOKasstroomoverzicht voor het jaar 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20059 19617 1417 945
    
2. Totaal operationele kasstroom– 2 000– 9 722– 7 722
    
  Totaal investeringen (-/-)– 1 000– 95248
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)10011212
3. Totaal investeringskasstroom– 900– 84060
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 919– 119800
  Beroep op leenfaciliteit (+)000
4. Totaal financieringskasstroom– 919– 119800
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005 (=1+2+3+4)5 3776 4601 083
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)   

C.3. KORPS LANDELIJKE POLITIE DIENSTEN (KLPD)

Algemeen

Dit document bevat de financiële verantwoording van het Korps landelijke politiediensten over het jaar 2005. De bereikte resultaten en effecten worden opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2005.

Kenmerkend voor 2005 zijn de uitbreidingen in het kader van terrorismebestrijding van onder andere de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging.

Bedrijfsvoering

De afgesproken doelstellingen over 2005 zijn, met uitzondering van de sterkte, voor het merendeel behaald.

De sterkte doelstelling is voor slechts 5 fte’s niet gerealiseerd. De in 2005 gerealiseerde sterkte bedraagt 4351 fte’s.

De problematiek omtrent de vertraagde levering van de bestelde helikopters heeft er toe geleid dat in 2005 geen gecertificeerde helikopters ter acceptatie aangeboden zijn. Hierop heeft ontbinding van het contract plaatsgevonden. Een nieuwe aanbesteding is in voorbereiding.

Een interne analyse naar de Europese aanbestedingen heeft ertoe geleid dat de werkzaamheden ten behoeve van aanbestedingen eind 2005 is ondergebracht in het project Verwerving. Het totaal aantal te realiseren Europese aanbestedingen is duidelijk toegenomen.

Nieuwe taken

Voor de bestrijding van terrorisme is een integrale aanpak van essentieel belang. Mede naar aanleiding van de sterke toename van (dreigingen van) terrorisme en andere ontwikkelingen in de georganiseerde misdaad neemt het belang op de bestrijding toe.

In 2005 is uitvoering gegeven voor de oprichting van de Dienst Speciale Interventies (DSI). De DSI bestaat uit de Unit Interventie, de opvolger van de Bijzondere Bijstandseenheid-Snelle Interventie Eenheid (BBE-SIE), scherpschutters en een eigen staf met diverse operationele experts. Bundeling van deze verschillende eenheden binnen één dienst moet leiden tot snellere en grotere slagvaardigheid bij operationele inzet.

De taak om ontsnapte TBS’ers en andere voortvluchtigen op te pakken is in 2005 bij het KLPD gelegd. De tijdelijke voorziening is ingericht en al operationeel ingezet.

Het beheer van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) is ingebed in de organisatie van het korps. Binnen het LOCC wordt samengewerkt om kennis en ervaring op het gebied van crises en grootschalige evenementen te bundelen.

Een (concept)visie op de dienst Logistiek is ontwikkeld, passend bij de shared service organisatie voor de Nederlandse Politie. Er is een voorstel uitgewerkt voor integrale kostprijsberekening per 2006, dat tevens kan dienen als basis om over te gaan naar een shared service organisatie.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)89%43%43%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)40%48%51%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)21,832,812,3

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Het resultaat 2005 is vooruitlopend op definitieve besluitvorming onder het eigen vermogen gepresenteerd.

Het streven is erop gericht een eigen vermogen van minimaal 2% van de gemiddelde baten te handhaven als weerstandsvermogen voor het opvangen van onverwachte tegenvallers (€ 8,7 mln. voor 2005).

Ultimo 2005 is nog een aantal risico’s te onderkennen welke van invloed kunnen zijn op de huidige stand van het eigen vermogen:

• In 2005 is de Belastingdienst begonnen met een Loonbelasting en BTW-onderzoek. Met de Belastingdienst overleg plaats over de hoogte van de navordering.

• De ontwikkeling van de kosten van ICT stelt het korps voor een financieringsvraagstuk. De noodzaak om te komen tot verdere vernieuwing van de infrastructuur en de applicaties verhoogt deze druk verder.

• In 2005 is het contract met de leverancier van de helikopters ontbonden. Een nieuwe Europese aanbesteding is gestart. Gelet op de gestegen prijzen moet met hogere exploitatiekosten worden gerekend.

• De gestegen prijzen zullen gevolgen hebben voor toekomstige investeringen die plaats zullen vinden. In 2005 is een Europese aanbesteding gestart voor de vervanging van een aantal vaartuigen. De prijsontwikkeling op de olie- en staalmarkt heeft het KLPD geconfronteerd met onverwacht hoge vervangingsprijzen van schepen. In de meerjarenbegroting 2007–2013 zullen de consequenties hiervan nader worden uitgewerkt.

Voorzieningen

De daling in de voorzieningen heeft vooral betrekking op vrijval van de voorziening voor de tijdelijke ouderen regeling (TOR). Door meer zekerheid over het totaal bedrag is de TOR verplichten als schuld opgenomen. Daarnaast is in 2004 een voorziening gevormd ter hoogte van om de financiële gevolgen van de reorganisatie Nationale Recherche op te vangen tot en met 2009. Het KLPD is met ingang van 2005 eigen risicodrager voor arbeidsongeschiktheid. De voorziening is gevormd voor de salariskosten van personeelsleden die op balansdatum geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn.

Een bedrag van € 3,8 mln. betreft een voorziening voor niet afgefinancierde investeringen voor de Unit Landelijke Interceptie en met de overkomst van de taken samenhangende risico’s.

Materiële vaste activia

De materiële vaste activa worden in principe jaarlijks gefinancierd met gebruikmaking van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Afhankelijk van de liquiditeitsplanning worden de reguliere vervangingsinvesteringen gefinancierd vanuit de cashflow en worden de grotere langdurige investering zoals boten en helikopters gefinancierd met de leenfaciliteit.

Liquiditeit
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Quick ratio0,540,760,87

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Langlopende schulden

De aanvraag voor de leenfaciliteit 2005 betrof investeringen in patrouilleboten. Het contract hiervoor wordt pas in 2006 getekend. Door de ontbinding van het helikoptercontract is de kredietaanvraag niet tot uitputting gekomen. Derhalve is in heel 2005 geen beroep op de leenfaciliteit gedaan.

In 2005 is niet het volledig geplande bedrag door het ministerie van Financiën geïnd. Bedoelde aflossing heeft in 2006 plaats gevonden.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden zijn opgenomen tegen nominale waarde. Hierin is een aantal schulden opgenomen die niet direct opgevraagd zullen worden (verlofstuwmeer en nog te besteden bijdragen). Middels een meerjarige investerings- en liquiditeitsplanning worden de kortlopende liquiditeiten en de benodigde langlopende liquiditeit op elkaar afgestemd.

Exploitatie

Het positieve resultaat over 2005 van € 1,5 mln is tot stand gekomen onder invloed van een aantal incidentele baten, zoals prestatiebekostiging en budgetimpuls. De afwijking in de baten ten opzichte van de begroting 2005 van € 25,4 mln wordt enerzijds veroorzaakt door de hiervoor genoemde extra baten en de ontvangen baten in verband met de intensivering terrorisme. De hogere lasten ad € 23,1 mln ten opzichte van de begroting zijn tevens het gevolg van deze uitbreiding.

Balans per 31 december 2005

Baten-lastendienst KLPDBalans per 31 december 2005 (in € 1 000)
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa8590
Materiële activa93 698107 227
* grond en gebouwen  
* installaties en inventarissen  
* overige materiële vaste activa  
Voorraden8 0965 475
Debiteuren15 15417 439
Nog te ontvangen00
Liquide middelen86 59739 402
Totaal activa204 404169 543
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve7 85015 053
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat1 455– 7 203
Leningen bij het MvF/RGD49 73053 658
Voorzieningen12 34232 840
TOR-langlopend deel15 9340
Crediteuren117 09375 195
Nog te betalen00
Totaal passiva204 404169 543

Verantwoording van baten en lasten 2005

Baten-lastendienst KLPDGespecificeerde verantwoordingsstaat 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement389 359415 01825 659
Opbrengst overige departementen16 45313 453– 3 000
Opbrengst derden9 39012 3012 911
Rentebaten01 0761 076
Buitengewone baten02 5592 559
Exploitatiebijdrage3 8500– 3 850
Totaal baten419 052444 40725 355
    
Lasten   
apparaatskosten   
* personele kosten285 749298 70612 957
* materiële kosten105 492103 895– 1 597
Afschrijvingskosten31 49428 436– 3 058
* materieel   
* immaterieel000
Dotaties voorzieningen– 7 5506 12713 677
Rentelasten4 6242 566– 2 058
Buitengewone lasten 3 2223 222
Totaal lasten419 809442 95223 143
    
Saldo van baten en lasten– 7571 4552 212

Kasstroomoverzicht 2005

Baten-lastendienst KLPDKasstroomoverzicht voor het jaar 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200510 00437 04427 040
    
2. Totaal operationele kasstroom19 33769 33349 996
    
  Totaal investeringen (-/-)– 54 790– 17 84036 950
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)01 9231 923
3. Totaal investeringskasstroom– 54 790– 15 91738 873
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 16 387– 3 75812 629
  Beroep op leenfaciliteit (+)62 7970– 62 797
4. Totaal financieringskasstroom46 410– 3 758– 50 168
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)20 96186 70265 741
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)   

C.3. BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)

Algemeen

BPR is de spil in de identiteitsinfrastructuur voor het vastleggen, beheren, verstrekken en gebruiken van persoonsgegevens voor burgers en instanties met een publieke taak. Belangrijkste taak is het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie) en de reisdocumentenketen. De kosten van het GBA-stelsel worden doorberekend aan de gebruikers (gemeenten en afnemers) in de vorm van een kostendekkend tarief per bericht. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties (rijksleges van paspoort en identiteitskaart). Daarnaast voert BPR in opdracht projecten uit zoals de modernisering van de GBA en het reisdocumentenprogramma (waaronder het opnemen van biometrische kenmerken op de reisdocumenten). De projecten worden betaald uit de begroting van de opdrachtgever en uit een lening bij het ministerie van Financiën.

Bedrijfsvoering

In 2005 is gestart met de voorbereiding van de reorganisatie van BPR. Het doel van de reorganisatie is dat BPR een professionele beheer- en ontwikkelorganisatie wordt die ook voor de toekomst voldoende is toegerust om haar taken en verantwoordelijkheden in een turbulente omgeving waar te maken. Daarnaast moet de reorganisatie ertoe leiden dat de uivoering van projecten verder wordt geprofessionaliseerd en BPR zich systematisch op de externe omgeving oriënteert. De reorganisatie wordt in het begin van 2006 uitgevoerd.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)263%155%347%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)0%0%0%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100.

Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2005 347% van de gemaximeerde omvang. Zonder het onverdeelde resultaat bedraagt de exploitatiereserve echter 96%. Het agentschap BPR heeft geen voorzieningen opgenomen op de balans. Alle materiële vaste activa worden uit de eigen middelen gefinancierd. Voor de financiering van de modernisering van de GBA is in 2005 een lening opgenomen bij het ministerie van Financiën. Er hebben in 2005 geen eenmalige uitkeringen aan of stortingen door het ministerie van BZK plaatsgevonden anders dan het resultaat 2004. Eind 2005 is met SDU Identification overeenkomst bereikt over de verlenging van het contract voor de productie en distributie van de reisdocumenten. Uit deze overeenkomst vloeien voor de periode 2006–2011 verplichtingen voort voor het ministerie van BZK, die niet op de balans van het agentschap BPR zijn opgenomen.

Liquiditeit
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Quick ratio2,001,682,32

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

De quick ratio is het afgelopen jaar toegenomen. De debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn toegenomen ten opzichte van de crediteuren en nog te betalen bedragen. De vergelijkende cijfers 2003 en 2004 zijn aangepast door de herrubricering van het bufferfonds en het schommelfonds onder lang lopende schulden bij gebruikers (Quick ratio 2004 was 1,27 en 2003 1,61).

Exploitatie

In 2005 is in totaal een positief saldo van baten en lasten gerealiseerd van € 8,0 mln. Een groter gebruik van de GBA en de LRD (€ 3,9 mln) en een hoger aantal reisdocumenten en spoedleges (€ 4,3 mln) zijn de belangrijkste oorzaken van het positieve saldo. Het saldo op de GBA en de LRD gaat terug naar de gebruiker; het saldo op de reisdocumenten gaat naar het ministerie van Financiën.

Bij het reisdocumentenprogramma is er een positief saldo van € 1,4 mln doordat de praktijkproef biometrie minder heeft gekost dan geraamd en de investeringen die nodig zijn voor het invoeren van biometrische kenmerken op de reisdocumenten, lager uitvallen. Dit resultaat gaat terug naar het ministerie van BZK.

Voor het in beheer nemen van BSN heeft BPR in 2005 kosten gemaakt die door het ministerie van BZK zijn vergoed. Deze vergoeding is opgenomen als opbrengst van overige departementen.

Bij de modernisering van de GBA wordt het tekort van € 2,1 mln volgens de gemaakte afspraken ten laste gebracht van het door de gebruiker opgebouwde tegoed. Een ander deel (€ 1,3 mln) wordt als immateriële investering opgenomen op de balans en in de komende jaren afgeschreven. De afschrijving komt ten laste van de exploitatie van de GBA.

Balans per 31 december 2005

Baten-lastendienst BPRBalans per 31 december 2005 (in € 1 000)
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa1 3690
Materiële activa612727
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen612727
* overige materiële vaste activa00
Voorraden00
Debiteuren4 6565 625
Nog te ontvangen6722 267
Liquide middelen19 69410 498
Totaal activa27 00319 117
   
Passiva  
Eigen Vermogen11 0614 681
* exploitatiereserve3 0583 058
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat8 0031 623
Leningen bij het MvF1 6420
Lang lopende schulden aan gebruikers3 5243 467
Crediteuren3 3664 150
Nog te betalen7 4106 819
Totaal passiva27 00319 117

Verantwoording van baten en lasten 2005

Baten-lastendienst BPRGespecificeerde verantwoordingsstaat 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement1 2476 9935 746
Opbrengst overige departementen01 7641 764
Opbrengst derden46 95359 01312 060
Rentebaten0191191
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten48 20067 96119 761
    
Lasten   
* personele kosten4 5356 4431 908
* materiële kosten43 29653 1309 834
Rentelasten066
Afschrijvingskosten   
* materieel36937910
* immaterieel000
Dotaties voorzieningen000
Buitengewone lasten000
Totaal lasten48 20059 95811 758
    
Saldo van baten en lasten08 0038 003

Kasstroomoverzicht 2005

Baten-lastendienst BPRKasstroomoverzicht voor het jaar 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200510 34610 643297
    
2. Totaal operationele kasstroom36910 51910 150
    
  Totaal investeringen (-/-)– 4 169– 1 6332 536
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 4 169– 1 6332 536
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 1 353– 1 353
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)000
  Beroep op leenfaciliteit (+)3 8001 642– 2 158
4. Totaal financieringskasstroom3 800289– 3 511
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)10 34619 8189 472
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)   

C.3 CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST (CAS)

Algemeen

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (lees: Shared Services Organisatie) op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten, waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

a. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

b. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Bedrijfsvoering

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving, merendeels op basis van Raamconvenanten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Voor het jaar 2005 werden bijna 128 000 uur (2004: 123 000) ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten. De belangrijkste oorzaak van de meer beschikbare uren ligt in het (verder) terugdringen van het ziekteverzuim (5% in 2005).

In het kader van de eerdergenoemde dienstverlening, vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden in het begrotingsjaar bijna 91 500 uur ingezet. Voor dienstverlening, niet vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden bijna 36 500 uur ingezet, waarvan ruim 16 500 uur ten behoeve van beheersactiviteiten.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)100%89%181%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)45%22%22%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

De CAS werkt op basis van doorberekening van tarieven tegen integrale kostprijs en zonder winstoogmerk. In 2005 is sprake van een positief exploitatieresultaat door o.a. een hogere productiviteit, kostenbesparingen en nagekomen baten uit 2004, waardoor het EV boven de 100% stijgt. Dit hogere eigen vermogen zal in 2006 worden afgebouwd.

De investeringen betreffen merendeels vervangingsinvesteringen. De vaste activa worden hierdoor grotendeels gefinancierd uit de vrijkomende afschrijvingen en het opgebouwde eigen vermogen.

Liquiditeit
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Quick ratio0,990,750,91

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Ad A. Bewerken en beheren van archieven:

In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was voor 2005 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen een bedrag van € 4,994 mln. beschikbaar.

De realisatie bedroeg € 4,675 mln. Dit heeft een opdrukkend effect op het saldo aan verplichtingen t/m 2005 van € 1,820 mln.

Er was € 1,848 miljoen begroot voor projecten die onder niet-convenantwerkzaamheden vielen, terwijl € 2,320 mln. is gerealiseerd.

Ad B. Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte:

De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven voor zorgdragers, de natuurlijke partner voor de convenantspartners zijn en blijven, als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer.

Er was een bedrag van € 0,876 mln. begroot voor de omzet van de opslaghal; er is een omzet van € 0,844 mln. gerealiseerd.

Balans per 31 december 2005

Baten-lastendienst CASBalans per 31 december 2005 (in € 1 000)
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa1 0781 115
* grond en gebouwen17622
* installaties en inventarissen280651
* overige materiële vaste activa622442
Voorraden00
Debiteuren100571
Nog te ontvangen1 013337
Liquide middelen1 4041 090
Totaal activa3 5953 113
   
Passiva  
Eigen Vermogen600286
* exploitatiereserve332308
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat268– 22
Leningen bij het MvF242242
Voorzieningen00
Crediteuren311293
Nog te betalen2 4422 292
Totaal passiva3 5953 113

Verantwoording van baten en lasten 2005

Baten-lastendienst CASGespecificeerde verantwoordingsstaat 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement4 9184 675– 243
Opbrengst overige departementen1 9242 320396
Opbrengst derden000
Rentebaten01010
Buitengewone baten 436436
Exploitatiebijdrage2312332
Totaal baten7 0737 674601
    
Lasten   
* personele kosten4 7014 862161
* materiële kosten1 9212 099178
Rentelasten12120
Afschrijvingskosten  0
* materieel439387– 52
* immaterieel000
Dotaties voorzieningen000
Buitengewone lasten000
Totaal lasten7 0737 360287
    
Saldo van baten en lasten0314314

Kasstroomoverzicht 2005

Baten-lastendienst CASKasstroomoverzicht voor het jaar 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20059771 099122
    
2. Totaal operationele kasstroom107653546
    
  Totaal investeringen (-/-)– 253– 349– 96
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 253– 349– 96
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 59059
  Beroep op leenfaciliteit (+)000
4. Totaal financieringskasstroom-59059
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)7721 403631
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)   

C.3. INFORMATIEVOORZIENING OVERHEIDSPERSONEEL (IVOP)

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2006 is IVOP opgeheven. Het agentschap IVOP heeft tot en met het jaar 2005 een uitvoerende taak gehad voor het Samenwerkingsverband IPA-salarissysteem, zowel op het gebied van onderhoud en beheer, als op het gebied van exploitatie van de salarisverwerking en personeelsinformatievoorziening voor beheer- en beleidsdoelstellingen. De kosten van het onderhoud en beheer zijn door IVOP integraal in rekening gebracht bij de gebruikers van de systemen.

Bedrijfsvoering

Periodiek is door het management van IVOP de ontwikkeling beoordeeld rond de beschikbare personele capaciteit en het werkaanbod. De beperkte omvang van het wijzigingsbeheer IPA, de geleidelijke afbouw van het deelnemers- en klantenbestand en het niet meer investeren in verbeteringen van de IVOP-organisatie, vormen de aanleiding voor deze beoordeling. De uitkomsten van deze beoordelingen hebben aanleiding gegeven tot afname van de omvang van de beschikbare personele capaciteit en is ook de uitstroom van medewerkers op gang gekomen. Onder andere door externe uitbesteding en inhuur is de personele capaciteit toereikend gebleven om het werkaanbod te kunnen verwerken. De regievoering en controle op de juiste uitvoering van de werkzaamheden is altijd in de handen van IVOP gebleven.

Weerstandsvermogen
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)125%187%0%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)0%0%0%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)000

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100.

Het eigen vermogen van IVOP betrof door de deelnemers opgebouwde systeemreserves. Het saldo van € 1,833 mln. is overgeboekt naar de nog te betalen post en zal begin 2006 aan de deelnemers worden terugbetaald. Per saldo resteert ultimo 2005 een Eigen Vermogen van nihil.

Liquiditeit
 Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005
Quick ratio1,041,081,00

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

De eindbalans van IVOP vertoont een evenwichtige situatie waarbij de beschikbare «liquide middelen» gelijk zijn aan de nog af te handelen schulden.

De inning van de debiteuren levert geen risico op door de mogelijkheid van verrekening met de aan de deelnemers terug te betalen systeemreserves en het beschikbare restbudget tbv deze zogenaamde «ontmantelingskosten».

Exploitatie

Het borgen van de continuïteit van het going concern was ook in de eindfase van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem een kerntaak van IVOP. Met het opstellen en uitvoeren van het Beleidsplan Borging Going Concern is de continuïteit bewaakt en bevorderd. In dit beleidsplan zijn alle kritische (kennis)gebieden geïnventariseerd waarop IVOP vervolgens maatregelen heeft genomen om de risico’s weg te nemen of te beperken.

Ter voorbereiding op de liquidatie per 1 januari 2006 zijn in 2005 de meerjarige contracten en verplichtingen geïnventariseerd en opgezegd. Het specifiek daarvoor door de deelnemers ter beschikking gestelde budget was voldoende om de kosten in verband met de ontmanteling van IVOP te dekken. Het moederdepartement zal niet met een extra kostenpost worden belast.

Het stopzetten van de dienstverlening met het IPA-salarissysteem betekent dat alle klanten zijn gemigreerd naar een andere dienstverleningsorganisatie voor de salarisverwerking.

Voor een aantal departementen heeft BZK een dienstverleningsovereenkomst gesloten met PinkRoccade Public Sector die in een zogenaamd «terugval-scenario» een groot deel van de IPA-werkzaamheden gaat uitvoeren.

Baten:

De lagere omzet is het gevolg van een lagere doorbelasting van de basis dienstverlening door IVOP en een temporisering bij P-Direkt.

Lasten:

De afbouw van de IVOP-organisatie zorgde voor een uitstroom van personeel en een versobering van het materiele uitgavenpatroon waardoor de personele- en materiele lasten lager zijn uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. De ontmanteling van de IVOP-dienstverlening betekende ook dat deze dienstverlening slechts moest worden onderhouden en niet meer geüpgraded waardoor minder inzet nodig was van externe deskundigen en van de externe leverancier van het salarissysteem.

Door de vertraging van het ontwerp en bouwtraject van het P-Direkt-concept zijn verschillende activiteiten uitgesteld waardoor zowel bij de apparaatskosten als bij het uit te besteden werk sprake is van een onderuitputting van het geraamde budget.

Balans per 31 december 2005

Baten-lastendienst IVOPBalans per 31 december 2005 (in € 1 000)
 31-12-200531-12-2004
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa0173
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen056
* overige materiële vaste activa0117
Voorraden054
Debiteuren202646
Nog te ontvangen264461
Liquide middelen8 2329 950
Totaal activa8 69811 284
   
Passiva  
Eigen Vermogen01 060
* exploitatiereserve137567
* verplichte reserves0– 930
* onverdeeld resultaat– 1371 423
Leningen bij het MvF00
Voorzieningen00
Crediteuren256278
Nog te betalen8 4429 946
Totaal passiva8 69811 284

Verantwoording van baten en lasten 2005

Baten-lastendienst IVOPGespecificeerde verantwoordingsstaat 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement1 1371 18043
Opbrengst moederdepartement P-direkt10 0008 366– 1 634
Opbrengst overige departementen3 9722 804– 1 168
Opbrengst overige depart. P-direkt0519519
Opbrengst derden2 0561 521– 535
Rentebaten5036– 14
Rentebaten P-direkt08181
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Totaal baten17 21514 507– 2 708
    
Lasten   
* personele kosten3 4552 662– 793
* personele kosten P-direkt4 5005 192692
* materiële kosten1 003553– 450
* materiële kosten P-direkt1 500567– 933
Rentelasten000
Afschrijvingskosten   
* materieel122102– 20
* immaterieel   
Dotaties voorzieningen000
Uitbesteed werk3 6342 361– 1 273
Uitbesteed werk P-direkt4 0003 207– 793
Buitengewone lasten000
Totaal lasten18 21414 644– 3 570
    
Saldo van baten en lasten– 999– 137862

Kasstroomoverzicht 2005

Baten-lastendienst IVOPKasstroomoverzicht voor het jaar 2005 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20054 7559 9505 195
    
2. Totaal operationele kasstroom– 4 999– 8664 133
    
  Totaal investeringen (-/-)– 25025
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)07171
3. Totaal investeringskasstroom– 257196
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Reserveuitdeling aan vertrekkende deelnemer (-/-)0– 1 833– 1 833
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)9109100
  Aflossingen op leningen (-/-)000
  Beroep op leenfaciliteit (+)000
4. Totaal financieringskasstroom910– 923– 1 833
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)6418 2327 591
  (maximale roodstand € 0,5 mln.)   

D. BIJLAGEN

D.1. EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID

Het is nog steeds mogelijk dat de budgetten van de BDU’s fluctueren, vanwege evt. uitkering van loon- en prijsbijstellingen en het algemeen budgettair voorbehoud.

De budgetten in categorie «B» betreffen ramingen.

bedragen x € 1 000
    2005Toelichting
Categorie A: gebundelde geldstromen t.b.v. de convenantafspraken
      
TOTAAL BREDE DOELUITKERINGEN GSB (BDU ECONOMIE + SOCIAAL INTEGRATIE EN VEILIGHEID + FYSIEK)626 121Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en)
      
I BDU ECONOMIEtotaal BDU G3029 021 
EZart. 3.10Stadseconomietotaal beleidsterreinG3029 02129 021Bedragen G30 excl. een bedrag gereserveerd voor onvoorziene kansen en bedreigingen (zie cat B).
      
II BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEIDtotaal BDU G30413 958Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en)
VWSart. 34Maatschappelijke opvang, Vrouwen-totaal beleidsterrein227 200 
  opvang en VerslavingszorgG30190 088 
      
VWSart. 34Gezond in de stadtotaal beleidsterrein5 000Eén van de doelstellingen van de tweede convenant
   G305 000periode van het Beleidskader grotestedenbeleid 2005–2009 is het inlopen van de gezondheidsachter- standen bij mensen met een lage opleiding en een laag inkomen (€ 5,0 miljoen). Hierin krijgt de bestrijding van overgewicht extra aandacht.
      
OCWart. 4.3Voortijdig schoolverlatentotaal beleidsterrein21 780 
   G3021 780 
      
OCWart. 1.1Voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassentotaal beleidsterreinDe middelen GOA zullen per 1 augustus 2006 opgenomen worden in de BDU.Tot 1/8/2006 geldt het
  (uit GOA-budget)G30landelijk beleidskader GOA 2002–2006. De bedragen voor de G30 zijn indicatieve bedragen, op basis van teldatum 1 oktober 2004. Bij de uiteindelijke verdeling van de middelen zal teldatum 1 oktober 2005 worden gehanteerd.
      
OCWart. 4.2Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterreinDe middelen Volwasseneneducatie zullen naar verwachting per 1 januari 2007 uit het WEB-budget
   G30worden gehaald, en in de BDU opgenomenIn de reeks «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln opgenomen dat nog naar VenI moet worden overgeheveld.
      
BZKart. 9.3Veiligheid, Sociale integratie en Leef-totaal beleidsterrein78 735 
  baarheidG3078 735 
      
JUSart. 16.1.1Inburgering Oudkomers en Nieuwko-totaal beleidsterrein201 477 
  mersG30118 355 
      
III BDU FYSIEKtotaal BDU G30183 142Het ISV kent een uitfinanciering in 2010
      
VROMart. 4ISV IItotaal beleidsterrein253 602De vermelde budgetten betreffen alleen ISV II. In 2005 is ook voor ISV I nog € 108,7 mln. betaald.
   G30178 975De in de begroting 2005 verwerkte kasschuif van 2005 naar 2010 ad € 30 mln. is terug gedraaid.De budgetten voor bodemsanering Vinac (€ 28 mln. per jaar) zijn vanuit BLS aan ISV II toegevoegd.
      
LNVart. U0114–11Grootschalig Groentotaal beleidsterreinG301 5001 500Het betreft hier voor de G30 een bijdrage van LNV aan VROM ten behoeve van ISV II.
      
OCWart. 14.04Cultuurimpulstotaal beleidsterrein4 000Het betreft hier voor de G30 een bijdrage van OCW
   G302 667aan VROM ten behoeve van ISV II. Tweederde naar de G30 en de rest via de provincies naar de overige steden.
      
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
      
I ECONOMIE
      
EZ03.10 100Topprojecten herstructurering bedrijventotaal beleidsterrein17 585Dit is het totaal TOPPER-budget (verplichtingen). 33
  terreinen (TOPPER)G3012 430van de 50 projecten vallen binnen G30, klein deelbudget (2 mln.) is getemporiseerd. 0,6 mln overgeheveld naar reg. Innovatie.
      
EZ03.10 210Kansenzone (Doorzettingsmacht totaal beleidsterrein24 000Betreft verplichtingenbedrag.
  Rotterdam)kas1 000Betreft kasraming; afhankelijk van tempo uitvoering door Rotterdam.
      
EZ03.10 510Reservering voor onvoorziene kansen en bedreigingen BDU Economietotaal beleidsterreinG30Het betreft hier een knelpuntenbudget dat jaarlijks in het kader van de BDU Economie verdeeld zal worden over de steden. In 2005 en 2006 is 1mln hiervan overgeheveld naar Kansenzone Rotterdam.
      
V&Wart. 19.02Voorstel tot Wet Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoertotaal beleidsterrein1 468 677Samenvoeging van de budgetten uit de artikelen 05.01, 06.01, 07.01 en IF01.03 t.b.v. exploitatie openbaar vervoer en regionaal spoorvervoer, sociale veiligheid, GDU+, duurzaam veilig, het kenniscentrum verkeer en vervoer en vervoersmanagement.Gelden worden uitgekeerd aan de provincies en kaderwetgebieden, splitsing naar de G30 is niet mogelijk.
      
SZWart. 2Wet Werk en Bijstand (FWI/Flexibeltotaal beleidsterrein1 612 295 
  reïntegratiebudget)G301 078 145 
      
II SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID
      
DIVERSE MINISTERIES Uitgaande van de in het GSB-beleidskader opgenomen outputdoelstellingen veiligheid en de onder
Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» «overige inzet Rijk» opgenomen maatregelen, ontstaat het volgende overzicht, waarbij in passende gevallen ook de inzet van andere departementen betrokken is (schuin gedrukt). Bron: Nota Krachtige stad: Aanhangsel 1.
      
JUSart. 14.1.4 Overig (nog niet bestemde middelen Jeugd Terecht)7 000Begunstigde: OM/HALT/RvdK. T.o.v. vorig jaar ver- deeld in bestemmingen en meer toegekend aan org.
 art. 14.2.2 RvdK taakstraffen21 720Begunstigde: RvdK
 art. 14.2.3 Halt12 040Begunstigde: Bureaus HALT
 art. 14.2.4 Jeugdreclassering37 153Begunstigde: Bureaus Jeugdzorg
      
JUSart. 13.4.3Reclassering/MSTtotaal beleidsterrein116 468Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
 art. 13.4.4Taakstraffentotaal beleidsterrein37 250Begunstigde: Reclassering
      
JUSart. 13.4.1.Capaciteitsuitbreiding DJI-GWtotaal beleidsterrein1 041 598Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
 art. 13.4.2Capaciteitsuitbreiding DJI-TBStotaal beleidsterrein103 421Begunstigde: Justitiële inrichtingen
      
JUSart. 14.1.4Huiselijk geweldtotaal beleidsterrein1 442Een gedeelte hiervan gaat naar de VNG, maar er worden ook middelen ingezet voor de Rechtsbijstand, de Rechterlijke organisatie etc.
      
JUSart. 13.3.2Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein5 546Begunstigde: OM
 art. 13.1.2Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein2 633Voorheen stonden deze budgetten op art. 3.3.3.Met ingang van 2005 is de begrotingsstructuur van Justitie aangepast (3.3.3. bestaat derhalve niet meer).
      
JUSart. 13.1.2Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein10 505De gezamenlijke subsidie aan het CCV (JUS en BZK) bedraagt jaarlijks maximaal € 5 mln. Daarnaast
BZKart. 4.2Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein1 553subsidieert Justitie keurmerken (bijvoorbeeld het keurmerk veilig ondernemen)
      
OCWart. 4.2Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterreinG30258 70073 700Naar verwachting wordt vanaf 2006 dit deel van de Educatiemiddelen ingezet in de BDU Sociaal Integratie en Veiligheid.Bij het budget voor «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln. opgenomen dat nog naar VenI moet worden overgeheveld.
      
VWSart. 35BOS-regeling (buurt, onderwijs en sport)Totaal beleidsterrein4 543 
      
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
      
III FYSIEK
      
LNVart. p.m.Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)/Groen in en om de stadtotaal beleidsterreinHet Rijk zal in het kader van de midterm review GSB III in 2007 extra middelen voor de prioriteit
   provincies met G30«Groen in de stad» beschikbaar stellen, indien de financiële ruimte daarvoor mogelijkheid biedt. (conform Nota Samenwerken aan de Krachtige stad)
      
VROMart. 4Impulsbudgettotaal beleidsterrein16 000Impuls (€ 110 mln.) ter versnelling van proces stede
   G3016 000lijke vernieuwing en om knelpunten te kunnen ophef- fen tijdens GSB III; trekkingsrecht G4 € 70 mln., G26 € 20 mln. niet-G30 € 10 mln. Resterende € 10 mln. voor Rijk ten behoeve van gerichte stimulerende maatregelen.Afhankelijk van de verdere uitwerking van de inpulsregeling kan het kasritme nog wijzigen.
      
VROMFESBeleidsregeling Subsidies Budget Investotaal beleidsterrein61 082 
  teringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)G3056 642 
      
VROMart. 7Bodemsanering (WBB)totaal beleidsterrein152 114Bedragen opgenomen op basis van realisatiecijfers (excl. ISV)
   G3057 441Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV)
   provincies met G30142 443Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV)
      
VROMart. 4Besluit Locatiegebonden Subsidiestotaal beleidsterrein72 088Begunstigden: provincies/kaderwetgebieden
  (BLZ)/Woningbouwafspraken  Het kasritme is aangepast uitgaande van een jaarlijkse bevoorschotting van 65% en een nabetaling van 35% als de afgesproken aantallen woningen zijn gerealiseerd.De budgetten voor bodemsanering Vinac (€ 28 mln.) per jaar zijn overgeboekt naar ISV (2 BDU FYSIEK)

D.2. BURGEMEESTERSBENOEMINGEN

Periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005.

Overzicht burgemeestersbenoemingen.
Totaal aantal benoemingen in de periode 1 januari 2005 t/m 31 december 2005:61
Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde:61

In twee gevallen waren er te weinig benoembare kandidaten. In één geval meldde de raad niet in staat te zijn tot een meervoudige aanbeveling te kunnen komen en in een ander geval is de commissaris in overleg met de vertrouwenscommissie tot die conclusie gekomen. De commissaris stelde in beide gevallen voor de procedure opnieuw te starten (in één geval is de vacature in 2005 weer opnieuw open gesteld, in het andere geval wordt de vacature medio februari 2006 opengesteld).

Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 1 januari 200581
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op2
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op8
Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling2
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man7
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester0
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 31 december 200581
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur per 22–12–2005
PartijenPosten%Inwoners%MVTK ’03
CDA13432,8%4 370 58328,6%1161828,6
PVDA11728,7%5 375 57035,2%863127,3
VVD10926,7%4 204 04227,5%872217,9
D66266,4%919 7316,0%2064,1
CU82,0%167 4641,1%8 2,1
GL71,7%130 4400,9%345,1
SGP51,2%98 2920,6%5 1,6
Lokaal20,4%24 7210,2%2  
Totaal408 15 290 843 32781 

D.3. BIJLAGE PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.
FunctieBelastbaar jaarloon 2004Pensioenbijdrage werkgever 2004 Totaal 2004 Belastbaar jaarloon 2005 Pensioenbijdrage werkgever 2005 Ontslagvergoeding 2005Totaal 2005Motivatie
Directeur-generaal127 04222 329149 371137 70124 560162 26140-urige werkweek/variabele beloning
Directeur-generaal145 37623 647169 023135 59928 422164 02140-urige werkweek/variabel beloning
Medewerker communicatie34 5433 39437 93733 7003 580177 036214 316Koopsom FPU+

D.4. TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) als bedoeld in artikel 44a van de Comptabiliteitswet 2001. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op toezicht bij BZK. Hieronder is een overzicht opgenomen van de realisatie van de ramingen in de begroting 2005

Overzicht ZBO’s/RWT’s (bedragen x € mln.)
ZBO’s/RWT’sBeleidsartikelRaming 2005Realisatie 2005Verschil
Kiesraad1. Grondwet & democratie00,30,3
Politieregio’s2. Politie3 144,33 338,7194,4
Politieacademie (PA)2. Politie109,3117,88,5
Nederlands Instituut Brandweer Rampenbestrijding (NIBRA)***3. Rampenbeheersing & Brandweer5,96,20,3
Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe)3. Rampenbeheersing & Brandweergeengeen
Raad voor het KLPD****2. Politie0,20,1– 0,1
Onderzoeksraad voor Veiligheid14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid**7,0
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)10. Arbeidszaken overheid43,640,12,5
Stichting VUT-fonds10. Arbeidszaken overheidgeengeen
Commissie beheer DGVP*2. Politie

* De DGVP gaat in beginsel uit van een kostendekkende premieheffing bij de politiebeambtenaren en de politieorganisaties. De uitgaven en de ontvangsten zijn budgetneutraal en dus in principe (over de jaren heen) aan elkaar gelijk.

** Het budgettaire bedrag voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid was bij het opstellen van de begroting 2005 nog afhankelijk van nog te ontvangen bijdragen van enkele ministeries.

*** Nibra: in verband met het opstarten van een nieuwe officiersopleiding is in 2005 een extra bijdrage verstrekt.

**** Raad voor KLPD: de uitgaven betreffen alleen nog maar materiele kosten en vacatiegelden in 2005

D.5. AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

Jaar con- stateringAandachtspuntenStand van ZakenConclusieAanbevelingOntwikkelingen/toezegging minister
(Ernstige) onvolkomenheden financieel beheer en materieelbeheer
2001InformatiebeveiligingBaseline informatiebeveiliging is nog niet herzien en er is onvoldoende aandacht voor informatiebeveiliging in (plannen voor) bedrijfsvoeringsystemenEr zijn nog steeds onvolkomenheden in de informatiebeveiligingDe Algemene Rekenkamer beveelt aan om in 2005 voldoende aandacht te geven aan informatiebeveiligingZie bedrijfsvoeringsparagraaf
2001ContractbeheerIn opzet is er veel in gang gezet. Bij de uitvoering zijn echter nog onvolkomenheden gesignaleerd. Zo wordt de inkoopbehoefte nog niet systematisch in kaart gebracht en wordt nog beperkt gewerkt met raamcontractenEr is een flinke vooruitgang gemaakt: het gaat daarbij nu nog om de laatste stappenZie bedrijfsvoeringsparagraaf
2001Voorschotten en verplichtingenAdministratieve systemen en uitvoe- ringssystemenEr zijn nog steeds onvolkomenheden inzake voorschotten en verplichtingen, waardoor er risico’s bestaan voor de tijdige afwikkeling van voorschotten, de juiste stand van de verplichtingen en onverschuldigde vooruitbetalingenZie bedrijfsvoeringsparagraaf
2004Management Control SysteemDe opzet van de herinrichting van de primaire en ondersteunende proces- sen is in 2004 afgerond. De werking was in 2004 nog niet optimaal. Het MCS is een punt van aandachtZie bedrijfsvoeringsparagraaf
 ISC/ITONa vertraging in de eerste helft van 2004 zijn in de tweede helft van 2004 diverse verbeteringen in gang gezet. Het (nieuwe) verbeterprogramma voor ISC/ITO is echter nog niet afgerond en moet met voortvarendheid worden voortgezet. De Algemene Rekenkamer merkt daarbij op dat als de verbeteringen in 2005 stagneren, zij bezwaar zal maken. De Algemene Rekenkamer zal de ontwikkelingen in de bedrijfsvoering ISC/ITO in 2005 daarom met speciale aandacht volgenDe Algemene Rekenkamer beveelt aan: de functies in de financiele kolom goed te bezetten: aandacht te geven aan de projecten van ITO; vervolgaudits uit te voerenZie bedrijfsvoeringsparagraaf
2004P-DirektEr zijn vertragingen bij de invoering van P-Direkt waardoor beoogde besparingen niet gerealiseerd wordenDe totstandkoming van P-Direkt is een risicovol traject en vraagt derhalve aandachtDe Algemene Rekenkamer beveelt aan de voortgang nauwlettend te volgen en bij verdere uitloop passende maatregelen te nemenZie bedrijfsvoeringsparagraaf

D.6. AFKORTINGEN EN TREFWOORDEN

Afkortingen

ACIRAdviescommissie ICTRampenbestrijding
AIArbeidsinspectie
AIVDDe Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst
AVRArbo, Verzuim en Reïntegratie
BDURBesluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen
BFRPBesluit Financiën Regionale Politiekorpsen
BPRBasisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BRTBovenregionale Teams
BVSBudget Verdeel Systeem
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CCVCentrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CRIBCrisisregistratie en informatiebureau
DKDBDienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
ECDEconomische Controledienst
ERCExpertisecentrum voor Risico en Crisiscommunicatie
FIODFiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
GBAGemeentelijke Basisadministratie
GBOGrootschalig en Bijzonder Optreden
GHORGeneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMSGeïntegreerd Meldkamer Systeem
GVPGeneeskundige Verzorging Politie
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
ICCInternational Criminal Court
ICTInformatie en Communicatietechnologie
ICTYInternational Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
IFTInterregionale Fraude Teams
IGZInspectie voor de Gezondheidszorg
IJZInspectie Jeugdzorg
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
ITOInformatie- en Communicatietechnologie Organisatie
IvhOInspectie voor het Onderwijs
IVOPInformatievoorziening Overheidspersoneel
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KMarKoninklijke Marechaussee
LBCBLandelijk Beraad Crisisbeheersing
LECDLandelijk Expertise Centrum Diversiteit
LFRLandelijke Faciliteit Rampenbestrijding
LOCCLandelijk Operationeel Coördinatiecentrum
LSOPLandelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
LTPLandelijk Telefoonnummer Politie
MIVDMilitaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst
NCCNationaal coördinatiecentrum
NCTbNationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NIBRANederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
NIKNationaal Informatieknooppunt
NRNationale Recherche
NRBCNucleair, Radiologisch, Biologisch, Chemisch
NSOnNationale Stafoefening nucleair
OMOpenbaar Ministerie
OvvOnderzoeksraad voor Veiligheid
PAPolitieacademie
PMBPolitie Monitor bevolking
PORPeriodiek OnderhoudsRapport
RIDRegionale Inlichtingendiensten
RIKRegionale Informatieknooppunt
SpAStartpakket Actualisering
SpGStartpakket Gegevensverstrekking
SSCBShared Service Crisisbeheersing
UCTAUnit Contra Terrorisme en Activisme
VDAVeiligheidsdienst Aruba
VNAVeiligheidsdienst Nederlandse Antillen
VorampVoorlichting Rampen
VROM-InspectieInspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
WIVWet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
WTSWet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen
WVOWet Veiligheidsonderzoeken

Trefwoorden

ACIR 14, 45, 51, 52, 53, 54, 153

Actieplan Veilig Ondernemen 50

Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding 14, 51, 52

AI 57, 87, 118, 151, 153

AIVD 6, 12, 14, 15, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 111, 112, 113, 153

Arbeidsvoorwaarden 16, 29, 30, 31, 34, 66, 68, 72, 86, 89, 90, 93, 94, 96, 97

AVR 31, 153

BDUR 44, 153

Beleidsplan Crisisbeheersing 12, 14, 36

Beleidsplan  36

Besluit Bedrijfsbrandweren 42, 43, 45

Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen 44, 153

Bestuurlijke boete 50, 52, 64

BFRP 32, 153

Biometrie 16, 80, 81, 85, 133

Bovenregionale en landelijke politiezorg 31, 33

BPR 5, 11, 109, 132, 133, 134, 135, 153

Brandbeveiligingsbeleid 43, 46

BRT 31, 153

BVS 32, 153

BZK 13, 28, 34

C2000 42, 43, 49, 50, 51, 53, 106, 111, 112, 113, 122

CAO 13, 22, 29, 30, 35, 89, 93, 94, 96, 118, 119, 153

CCV 16, 52, 147, 153

Convenanten 12, 27, 31, 74, 76, 77, 136, 137

CRIB 45, 153

Criminaliteitsbestrijding 16, 27

Crisisbeheersing 14, 32, 36, 37, 39, 40, 43, 55, 58

DKDB 31, 33, 153

ECD 15, 24, 153

ERC 14, 36, 41, 153

FIOD 15, 24, 153

GBA-audit 85

GBA 20, 80, 81, 82, 85, 124, 132, 133, 153

GBO 32, 80, 153

Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen 153

Geneeskundige verzorging politie 30, 31

GHOR 5, 15, 37, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 108, 118, 119, 153

GMS 50, 51, 52, 53, 124, 153

GVP 29, 31, 112, 113, 151, 153

IBO 28, 89, 94, 97, 104, 153

ICC 25, 153

ICT 16, 49, 50, 51, 52, 80, 81, 82, 83, 106, 117, 118, 119, 122, 128, 153

ICTY 25, 153

IFT 31, 153

IGZ 57, 153

IJZ 57, 153

IND 15, 24, 85, 153

Innovatie 13, 31, 80, 81, 82, 83, 111, 146

Integraal veiligheidsbeleid 16, 52

Internationale samenwerking 49

IvhO 57, 153

KLPD 5, 11, 15, 24, 30, 31, 33, 52, 107, 109, 119, 127, 128, 130, 131, 151, 153

KMar 24, 25, 153

Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding 153

LBCB 39, 40, 153

LECD 29, 34, 153

Leidraad Repressieve Brandweerzorg 47

LFR 42, 43, 48, 114, 153

LOCC 14, 37, 41, 127, 153

LSOP 31, 118, 119, 153

LTP 27, 153

MIVD 15, 24, 26, 153

NCC 37, 40, 41, 153

NCTb 13, 15, 153

Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding 153

NIBRA 119, 151, 153

NIK 31, 33, 80, 153

NRBC 51, 154

NR 31, 33, 119, 153

NSOn 14, 41, 154

OM 13, 15, 24, 28, 147, 154

Ovv 55, 58, 59, 154

PA 18, 31, 49, 84, 87, 103, 108, 111, 115, 117, 140, 141, 151, 154

PMB 27, 154

Politiesterkte 27, 28

POR 69, 154

Rampenbestrijding 14, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 47, 51, 53, 55, 56, 57

Reisdocument 80, 81, 85, 132, 133, 153

RID 31, 33, 154

RIK 33, 154

Shared services 32

SpA 20, 81, 85, 154

SpG 20, 81, 154

SSCB 36, 154

Terrorisme 6, 12, 13, 14, 15, 21, 23, 24, 25, 26, 30, 31, 33, 49, 54, 127, 129, 154

UCTA 33, 154

VDA 25, 149, 154

Veiligheidsbewustzijn 36, 37, 38, 39, 57

VNA 25, 154

Voramp 154

VROM-Inspectie 57, 154

WIV 21, 154

WTS 37, 154

WVO 21, 154


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 876, nr. 1.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 876, nr. 3.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 754, nr. 5.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 284, nr. 12.

XNoot
1

Actieve Wederkerigheid, De beïnvloedbaarheid van oordelen over het contact met en de beschikbaarheid van de politie door INTOMART Gfk en REGIOPLAN, in opdracht van het ministerie van BZK.

XNoot
2

Maatregelen op het gebied van geweld: Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 628, nr. 9; Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 28 844, nr. 7; Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 628, nr. 29.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 628, nr. 14.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 628, nr. 10.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 956, nr. 30.

XNoot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 628, nr. 26.

XNoot
1

Het gaat dan om de G31: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Emmen, Enschede, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Sittard-Geleen, Tilburg, Venlo, Zaanstad en Zwolle.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2003/2004, 21 062, nr. 116.

Naar boven