30 550 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2006

30 565
Jaarverslag van de Homogene Groep Internationale Samenwerking voor het jaar 2005

nr. 8
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 19 juni 2006

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 8 juni 2006 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking over de financiële verantwoording over het jaar 2005.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Aartsen

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Donderdag 8 juni 2006

15.00 uur

De voorzitter: Van Aartsen

Aanwezig zijn 4 leden der Kamer, te weten:

Van Aartsen, Van Baalen, Ormel en Tjon-A-Ten,

en de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Aan de orde is de behandeling van:

het jaarverslag 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (30550-V, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (30550-V, nr. 2);

de wijziging van de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2005 (Slotwet) (30550-V, nrs. 3 en 4);

lijst van vragen en antwoorden over het jaarverslag 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken;

lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken;

jaarverslag 2005 van de HGIS (30565, nr. 1) en de daarbij behorende lijst van vragen en antwoorden.

De voorzitter:

Ik open deze vergadering van het wetgevingsoverleg met de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking over het jaarverslag 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik heet de bewindsvrouwe, de bewindsman en de hen ondersteunende ambtenaren van harte welkom.

De heerOrmel(CDA)

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor het toezenden van het rijksjaarverslag Buitenlandse Zaken en ook degenen die beide ministers ondersteund hebben. Het is een zeer gedegen rapport. Naar aanleiding van dat verslag heb ik nog een aantal politieke vragen.

Ik begin met lof uit te spreken voor wat beide bewindslieden bereikt hebben in 2005. De betrekkingen met Indonesië zijn op een nieuwe leest geschoeid. De herdenking van de Indonesische onafhankelijkheid, waar de minister van Buitenlandse Zaken bij aanwezig was, heeft geleid tot een hernieuwde start van de betrekkingen met Indonesië. Ook de betrekkingen met Suriname zijn aanmerkelijk verbeterd. Hoogtepunt was wel de aanwezigheid van de Nederlandse minister-president bij de viering van het dertigjarig jubileum van de onafhankelijkheid van Suriname. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking staat vooraan bij het bevorderen van programma's voor vrede en wederopbouw in bijvoorbeeld een land als Soedan. Ondanks de moeilijke economische situatie van ons eigen land, zeker in de periode waarover dit jaarverslag gaat, behoort Nederland tot de top van de wereld als het gaat om het delen van welvaart met ontwikkelingslanden.

De CDA-fractie hecht groot belang aan een actief mensenrechtenbeleid en constateert dat de regering in 2005 vele activiteiten op dit vlak heeft ondernomen. De beleidsdoelstelling om actief bij te dragen aan de oprichting van de VN Mensenrechtenraad is gerealiseerd. Dankzij een intensieve campagne is Nederland verkozen tot een van de eerste 47 leden van deze raad. Kan de regering aangeven op welke wijze Nederland zich sterk gaat maken om deze mensenrechtenraad ook echt effectief te laten zijn? Kan de regering aangeven welke vorderingen er zijn rond het Peace Building Committee?

Tijdens de behandeling van de begroting 2005 heeft de CDA-fractie haar zorg uitgesproken over de voortgang van de besprekingen om te komen tot een succesvolle toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag. Helaas is deze conferentie mislukt. Op welke wijze zet de regering zich in om uit deze patstelling te geraken? Deze vraag geldt ook ten aanzien van het Fissile Material Cut-off Treaty, het FMCT.

De ecosystemen staan onder grote druk. De CDA-fractie is van mening dat duurzaam beheer van onze aarde hoog op de internationale politieke agenda behoort te staan. Beide ministers besteden daar tot onze vreugde steeds meer aandacht aan. In 2005 zijn wel de verplichtingen voor een aantal bilaterale landenprogramma's naar beneden bijgesteld. Kan de minister nader aangeven of dit incidenteel is geweest in 2005 of dat het voortkomt uit een wijziging van beleid om duurzaamheid meer multilateraal te ondersteunen?

De CDA-fractie constateert met tevredenheid dat de regering een aantal van haar wensen bij de begrotingsbehandeling in het beleid heeft toegepast. Wij vonden dat buitenlandse organisaties niet thuishoorden in het medefinancieringsprogramma. Het is wat de CDA-fractie betreft bedoeld voor het ondersteunen van organisaties met draagvlak in de Nederlandse samenleving. Dat is goed tot uitdrukking gekomen in het nieuwe Beleidska der Medefinanciering. Ook houdt het nieuwe beleidskader terdege rekening met de ideële motivatie van mensen om zich in te zetten voor hun medemens elders in de wereld. Identiteit maakt onderdeel uit van de beoordeling of hulporganisaties voor subsidie in aanmerking komen. Wij zijn tevreden dat dit ook in het jaarverslag tot uitdrukking komt.

In de HGIS-nota wordt ingegaan op faciliteiten voor de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar hun landen van herkomst. In een land als Angola zijn mensen teruggekeerd die in Nederland hebben kunnen profiteren van scholing. Zij hebben Nederlands kunnen leren. In de opkomende Angolese economie zijn er Nederlandse ondernemers die hen graag in dienst zouden willen nemen. In de ogen van de CDA-fractie zou de Nederlandse ambassade een rol kunnen spelen in het bij elkaar brengen van die twee groepen. Wij vragen ons af of het KPA-programma zich daarvoor leent. Zou de regering zich daarvoor willen inzetten?

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Voorzitter. De PvdA-fractie complimenteert de minister van Buitenlandse Zaken omdat hij zijn afspraak is nagekomen om het percentage fouten en onzekerheden terug te brengen tot 1. Keurig minister! Wij hopen dat de minister deze lijn doorzet en dat hij de door de Algemene Rekenkamer als onvolkomenheden aangemerkte kwesties ook even resoluut aanpakt. Ook wat betreft het VBTB-gehalte van het jaarverslag Buitenlandse Zaken 2005 is er een stijgende lijn in vergelijking met het jaarverslag 2004. De PvdA-fractie hoopt dat deze lijn zich voortzet.

Ik ga nu over naar beleidsartikel 4, meer mensen, minder armoede, operationele doelstelling 2. De PvdA-fractie wijst er weer op dat zij het problematisch vindt dat de minister de relatie niet kan aangeven tussen realisatie van de doelstelling en de met het Nederlandse beleid gerealiseerde prestaties en effecten op operationele doelstelling 2. Wij begrijpen best dat de invloed van het Nederlandse beleid op de realisatie van internationale doelstellingen niet sterk evident kan worden aangetoond, maar dat ontslaat de minister niet van de verantwoordelijkheid om een waarschijnlijk verband aan te geven, ongeacht de zwakke capaciteit voor statistiek in diverse partnerlanden. Juist gezien het afkalvende draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is het van essentieel belang om de betekenisvolle relatie tussen doelstelling en beleidsprestatie aan te geven.

Dan kom ik bij beleidsartikel 4, operationele doelstelling 3. Mijn fractie heeft bij de begrotingsbehandeling de effectiviteit van de ORET-gelden vanwege het gebonden karakter van deze exportsubsidies aan de orde gesteld. Nu blijkt dat het ORET-budget in 2005 is uitgeput. Kan de minister aangeven of de extra benutting van het ORET-budget vooral in ongebonden vorm in de minst ontwikkelde landen heeft plaatsgevonden of dat er nog steeds sprake is van gebonden hulp? De minister stelt dat de doelstelling is behaald om met alle landen waar macrosteun wordt gegeven een effectieve beleidsdialoog te onderhouden. Maar kennelijk was deze dialoog niet zo effectief in Oeganda en Rwanda om een neergaande spiraal op het gebied van mensenrechten en goed bestuur te voorkomen. Hoe verklaart de minister de mislukkingen van deze effectieve beleidsdialoog en daarmee de macrosteun aan landen als Oeganda en Rwanda? Leiden dit soort claims in een jaarverslag niet tot ongewenste inflatie van het begrip "behaalde doelstellingen"?

Ik ga nu over naar beleidsartikel 4, operationele doelstelling 4. Vorige week was er in New York een bijzondere VN-vergadering rond het thema HIV/Aids. Opnieuw werd duidelijk dat er veel meer geld moet komen om operationele doelstelling 4 te realiseren. Op grond van het antwoord van de minister op onze vraag 6 constateert de PvdA-fractie dat het budget voor HIV/Aids van 2004 tot en met 2007 nog met 50 mln. verhoogd moet worden om op de verdubbeling van de motie-Terpstra/Koenders uit te komen.

De heerOrmel(CDA)

Waar haalt de PvdA-fractie die 50 mln. vandaan?

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Naar aanleiding van de motie-Terpstra/Koenders is afgesproken dat er een verdubbeling komt. Dat staat ook in de begroting. Onze berekeningen hebben uitgewezen dat dit neerkomt op 50 mln. Wij hebben daarover een vraag gesteld. Dat kunt u zo nalezen.

Nu staat er dat dit budget in 2005 met slechts 5 mln. is verhoogd. Dat betekent dat er in de komende jaren nog een totale verhoging van 45 mln. moet worden gerealiseerd. Mijn fractie kan niet anders dan concluderen dat de afgesproken verhoging niet op schema ligt. Wij vragen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daarom hoe zij deze verdubbeling wil realiseren. De minister stelt immers dat het haar gaat lukken. Of wil de minister deze verhoging voor zich uitschuiven naar de begroting 2007 voor het nieuwe kabinet? Dat zou deze minister, die de wereld erop wees dat slechts vier US dollars nodig zijn om een verdere slachting door aids te voorkomen, niet sieren. Met de Guyanese minister van gezondheid geef ik de minister mee dat er iedere minuut onnodig drie kinderen sterven vanwege aids en dat wij hiervan iedere nacht niet zouden moeten kunnen slapen.

Voorzitter. De meest besproken gebeurtenis van 2005 – eigenlijk van eind 2004 – was de tsunami. Ten aanzien van de noodhulp na de tsunami is het jaarverslag echter erg summier. Verwijzing naar de eigenstandige verantwoordelijkheid van de Algemene Rekenkamer is in dezen wat betreft mijn fractie niet op zijn plaats. Het incident met de tsunami-krant, waarbij minister Van Ardenne boos was omdat zij daarin geen ruimte kreeg, getuigt evenmin van een soepel verantwoordingsproces over de tsunami. Juist in deze hulpoperatie, waar zo veel betrokkenheid en medeleven van het Nederlandse publiek was, is expliciete verantwoording cruciaal. Wat gaat de minister doen om dit in de komende periode alsnog goed op te pakken?

Tot slot nog iets over de Demobilisation Disarmement en Reintegration programs in de Kongo. Deze programma's ondervinden meer problemen dan de minister wil erkennen. De praktijk wijst uit dat voormalige rebellen, onder wie veel kindsoldaten, al dan niet gedwongen weer terugkeren en met achtergehouden opnieuw binnengesmokkelde wapens weer gaan vechten als er geen directe follow-up is waarmee zij een alternatief bestaan kunnen opbouwen. Juist nu, in de aanloop naar de verkiezingen en daarna is de effectiviteit van deze programma's cruciaal. Een reïntegratieprogramma van drie weken zet na een soms jarenlang verblijf in de bush echt geen zoden aan de dijk. Reïntegratie inclusief traumabehandeling en traumaverwerking kan jaren duren. Fondsen zijn weggegooid geld als de DDR-programma's niet beter aansluiten op effectieve reïntegratie. Wij denken dat meer afstemming met lokale organisaties en gemeenschappen bovendien zeer nuttig zou zijn. Deelt de minister de visie dat de problemen onder meer te maken hebben met het zwakke functioneren van CONADER, die worstelt met politieke belangen van verschillende machthebbenden die niet bij DDR liggen en bureaucratische obstakels, bijvoorbeeld bij de UNDP? Deelt de minister de mening dat het nodig is dat CONADER gedecentraliseerd en versterkt wordt, eventueel door buitenlandse experts, en dat waar nodig de trage procedures bij CONADER dan wel UNDP of anderen moeten worden aangepakt? Kan de minister aangeven welke rol de VS speelt? Kan, wil, denkt de minister hier een rol te kunnen spelen, ook ten aanzien van de afstemming tussen donoren onderling?

De heerVan Baalen(VVD)

Voorzitter. Buitenlands beleid is in hoge mate ook het inspelen op gebeurtenissen, gebeurtenissen en gebeurtenissen. Buitenlands beleid is geen boekhouden. Iedereen die beweert dat het heel duidelijk is om heel concrete doelstellingen te formuleren die gedurende een jaar gemakkelijk gehaald kunnen worden, kent de internationale realiteit niet. Als wij kijken naar het Nederlandse buitenlandse beleid, bijvoorbeeld het Europese beleid, kun je stellen dat het succesvol is, met name ten aanzien van de uitbreiding. De VVD-fractie vindt dat de regering daar adequaat heeft gehandeld. Ik verwijs naar de voorbereiding rond de discussie over de onderhandelingen met Turkije. De regering heeft daar haar invloed laten gelden. In dit verband verwijs ik ook naar de aanstaande uitbreiding met Bulgarije en Roemenië. De regering gaat daarbij uit van het principe dat de Europese Unie met deze landen afspraken heeft en zet zich ervoor in dat er voldoende druk op deze landen wordt uitgeoefend opdat zij daadwerkelijk aan de Kopenhagen-criteria voldoen en daarmee lid kunnen worden. Wat de financiële perspectieven betreft ben ik ook tevreden. Het miljard is gehaald. Ik twijfelde eraan of het verstandig was dat bedrag te noemen, omdat ik ervan uitging dat je uiteindelijk altijd minder krijgt. Maar daar hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën en de minister-president mijn ongelijk bewezen. Het is gehaald. Dat is een succesvol beleid. Dat geldt ook voor de afwikkeling van het "nee" na het referendum ten aanzien van het Europese grondwettelijk verdrag. De regering heeft duidelijk gemaakt dat dit verdrag niet geratificeerd zal worden. Nee is nee. Ten aanzien van de belangrijkste uitgangspunten van het Europese beleid is de VVD-fractie dus tevreden. Zij is ook blij dat er een constructieve dialoog tussen Kamer en kabinet bestaat. In dit verband wijs ik ook op de bijdrage van de Nederlandse regering aan de stabilisering van Afghanistan. Dat is van vitaal belang voor het Westen, voor de gehele wereld en voor de Afghanen. De regering heeft wat dat betreft besluiten durven nemen. Het duurde even voordat het besluit genomen werd om ISAF 3 aan te gaan. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Dat is een effectieve vorm van buitenlands beleid.

De heerOrmel(CDA)

Wij bespreken hier het jaarverslag over 2005. U prijst de regering voor het besluit dat genomen is inzake Afghanistan. Daar steun ik u in, maar begrijp ik goed dat u ervan uitgaat dat dit besluit in 2005 genomen is?

De heerVan Baalen(VVD)

De regering had het voornemen een besluit te nemen aan het eind van 2005. Dus ik vind dat ik wel het recht heb om dat te bespreken. U merkt dat de VVD niet karig is met lof. Dat zou de CDA-fractie toch wel genoegen moeten doen. Maar ik zal, omdat u niet bij lof alleen kunt leven, ook een punt van kritiek inbrengen. Dat betreft de positie van Nederland in internationale organisaties. Daarbij gaat het de VVD-fractie met name om posten in de EU en andere internationale organisaties in het middenkader. Daar heb je vaak de meeste invloed. Door de jaren heen is bezuinigd op de samenstelling van het bureau internationale ambtenaren, op de fte's. Graag krijg ik van de regering duidelijkheid over de vraag waarom de samenstelling van dat bureau is beperkt. Mij is niet duidelijk hoe Nederland wil bevorderen dat Nederlanders op middenkaderposities in internationale organisaties kunnen worden benoemd. Graag meer duidelijkheid over dat beleid.

Voorzitter. Ik wil afsluiten met een enkele opmerking over het OS-beleid. Wij weten dat onze minister voor Ontwikkelingssamenwerking in hoge mate tracht een realistisch beleid te voeren. Het blijkt nog steeds moeilijk te zijn om dat boekhoudkundig goed te onderbouwen. Het is bijvoorbeeld moeilijk om in cijfers weer te geven wat er op het gebied van onderwijs of armoedebestrij­ding gebeurt. De Rekenkamer heeft kritiek. Ik hoor graag van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hoe zij zie kritiek opvat en wat zij daarmee doet.

Een laatste punt betreft de DAC/ODA-normen. Wij hebben het daar al vaak over gehad. Een meerderheid van de Kamer, waaronder mijn fractie, wil graag dat er meer mogelijkheden komen om defensie-inspanningen, die moeten leiden tot stabiliteit en veiligheid en daarmee tot ontwikkeling, onder die ODA-normen te brengen. De minister heeft dat als opdracht meegekregen in het regeerakkoord. Het is een moeilijk proces. Wij willen graag weten hoe het ermee staat.

MinisterBot

Ik dank alle sprekers voor de lof die is uitgesproken voor hetgeen het afgelopen jaar bereikt is. De regering is daar uiteraard verheugd over. Wij werden onder andere gecomplimenteerd met de inspanningen die gepleegd zijn om het aantal fouten en onzekerheden terug te brengen tot ongeveer 1%. Dat is voor een groot deel te danken aan het ambtelijk apparaat, dat zich werkelijk fantastisch heeft ingespannen om de onregelmatigheden zo veel mogelijk weg te werken. Ook hier geldt dat waar gehakt wordt spaanders vallen. Het percentage zal dan ook nooit op nul uitkomen. Uiteraard is dat wel het streven, maar er slippen altijd kleine dingen doorheen. Dat komt doordat er vaak onduidelijkheid is over bepaalde onderdelen en de wijze waarop dat uitgevoerd wordt. Over het geheel genomen ben ik zeer tevreden dat wij erin geslaagd zijn, met alle hens aan dek dit resultaat te bereiken.

De heer Ormel heeft vragen gesteld over de VN-her­vorming. Met name heeft hij gevraagd hoe het staat met de Peace Building Committee en met de Mensenrechtenraad. Met al deze hervormingen is geruime tijd gemoeid geweest, met name met de samenstelling van het organiserend comité van deze commissie waarin 31 leden zitting hebben. Het heeft geruime tijd geduurd voordat er, zoals te doen gebruikelijk in de VN, overeenstemming over bestond wie welke zetel kreeg. Het is Nederland gelukt om daarin plaats te mogen nemen. Wij hopen dat wij ook voor de periode 2007-2008 daarvan deel uit kunnen maken. Wij gaan nu van start. In de praktijk zal moeten blijken of de doelstellingen van deze commissie gerealiseerd kunnen worden. Het is een adviserend orgaan dat niet zelf verantwoordelijk is voor de uitvoering. Wel is van belang dat het alle betrokken actoren bij elkaar brengt voor de uitwerking van een geïntegreerde strategie voor het post-conflictbeleid en de vredesopbouw in een bepaald land. Wij zullen ons ervoor inzetten dat de status vooral gebruikt wordt om landenspecifieke doeleinden te realiseren. Wij zijn bereid om aan het Peace Building Fund in beginsel 15 mln. dollar bij te dragen. Dat is gerechtvaardigd in het licht van het feit dat wij op nummer vijf op de lijst staan van de grootste financiële contribuanten van de VN. Ik vind dat op die manier gehonoreerd dient te worden.

Wat de Mensenrechtenraad betreft ben ik verheugd dat wij erin geslaagd zijn om verkozen te worden. Helaas heeft het lot beschikt dat dit slechts voor een jaar het geval zal zijn. Dat lidmaatschap is juist gedurende het eerste jaar belangrijk omdat dan de procedurele zaken moeten worden geregeld. Dan zal bepaald worden hoe wij precies te werk zullen gaan in de raad en hoe de agenda van de raad eruit komt te zien. Wij streven natuurlijk naar een inhoudelijk goede agenda. In dit kader zal het nieuwe instrument Universal Periodic Review moeten worden uitgewerkt. Ook daarvoor is het belangrijk dat je er in het begin bij zit, zodat je je stempel erop kunt zetten. Het gaat in deze fase dus vooral om formele afspraken over hoe wij in de praktijk met deze werkzaamheden zullen omgaan en hoe wij ons kunnen manifesteren.

Het is eveneens belangrijk dat er ruimte gecreëerd wordt voor het bespreken van acute schendingen van de mensenrechten. Wij moeten er vooral voor zorgen dat daar in het eerste jaar gebruik van gemaakt wordt. Als je dat niet in het begin doet, wordt de drempel steeds hoger. De Kamer zal binnenkort een uitgebreide brief over de Nederlandse inzet in de Mensenrechtenraad ontvangen. Het is de bedoeling dat de brief op 12 juni wordt verzonden.

De heer Ormel heeft gevraagd naar het non-proliferatieverdrag. In algemene zin merk ik op dat de regering het belang van een verdragsmatige wapenbeheersing en ontwapening onderschrijft en dat het non-proliferatieverdrag nog steeds als de hoeksteen van dat beleid wordt gezien. Hoewel het verdrag veertig jaar geleden is opgesteld, is het nog steeds actueel. Vanochtend hebben wij over Iran en het nucleaire proces gesproken. Ook in die situatie is het belangrijk dat een dergelijk verdrag er is, zodat de IAEA volledig toezicht kan houden en inzage kan krijgen. Ik wijs in dit verband op de dialoog naar aanleiding van het VS/India-akkoord en op de inspanningen van de EU 3 in het kader van het NPV. Wij zitten helaas niet meer in de IAEA Board, maar de tijd die wij er wel in gezeten hebben, heeft een schat aan ervaringen opgeleverd. Wij hebben daardoor een aantal belangrijke contacten gelegd. Ik heb zelf bijvoorbeeld geprofiteerd van de regelmatige contacten met El Baradei. Het is nog steeds mogelijk om van tijd tot tijd contact met hem op te nemen als dat nodig is.

De heerOrmel(CDA)

De minister wijst op het belang voor de situatie in Iran. Dat deel ik ook. Dat bewijst toch dat er juist urgentie moet zijn om het additionele protocol van het IAEA aanvaard te krijgen? Welke bijdrage levert Nederland daaraan?

MinisterBot

Ik zal nog uitvoerig ingaan op de Nederlandse reactie op het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Dat heet het nucleaire non-proliferatieregime. Binnenkort zal die reactie aan de Kamer worden toegestuurd. Daarin zet ik uiteen dat ik alles in het werk stel om het additionele protocol en de verificatiestandaard onder het NPV aanvaard te krijgen. Daar zetten wij ons voor in waar dat maar mogelijk is. Ik geef toe dat het niet altijd eenvoudig is om landen te doordringen van het belang daarvan. Bekend is dat het NPV gestoeld was op de dubbele belofte van aan de ene kant afbouw door landen die al nucleair goed uitgerust waren van hun potentieel en aan de andere kant de belofte van de have-nots om niet te pogen om zich nucleair uit te rusten. Wij zien dat beide partijen zich niet aan die afspraak houden, waarbij de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. De Nederlandse regering moet zien daar een rol in te kunnen spelen. Wij kunnen door onze nucleaire verrijking daarin een rol spelen. Daarnaast staat Nederland bekend als een land dat zich gedurende zeer lange tijd actief heeft ingezet in alle fora om die non-proliferatie te bevorderen. Dat doen wij ook in de ontwapeningsconferentie in Genève. Daar voeg ik en passant aan toe dat ik geloof dat wij het enige land zijn dat in Genève een vrijgestelde ambassadeur heeft die zich met deze zaken bezighoudt en als zodanig dus ook een belangrijke rol speelt. Ik bevorder krachtig dat in die ontwapeningsconferentie in Genève zonder tijdverlies een aanvang wordt gemaakt met de onderhandelingen over het FMCT. Hopelijk zal dit ertoe leiden dat de eerste voorbereidingsvergadering voor de NPV-toetsingsconferentie van 2010, die in het voorjaar van 2007 zal plaatshebben, ook in een constructieve atmosfeer kan aanvangen. Nogmaals, wij zullen alles doen wat wij kunnen om daaraan bij te dragen.

De heer Van Baalen heeft gevraagd naar de benoemingen. Hij heeft er terecht op gewezen hoe belangrijk het is dat juist in het middenkader belangrijke Nederlanders het voor het zeggen krijgen in internationale organisaties. Zoals bekend hebben wij dat in Brussel lang geleden ingesteld. Daar hadden wij een voortreffelijke persoon voor die het genoegen had onder mijn voortreffelijke leiding het vak te leren. Hij heeft die functie echt zeer goed uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat wij in alle sectoren vorderingen hebben gemaakt. Uitgangspunt daarbij was dat niet alleen begonnen wordt van bovenaf, maar ook aan de instroomkant. Het toelatingssysteem en het examensysteem is verbeterd door ervoor te zorgen dat a. meer Nederlanders aan die concoursen deelnamen en b. dat zij beter voorbereid waren. Dat heeft geresulteerd in een veel hoger slagingspercentage, wat er weer toe leidt dat er betere doorstroming is. In de tweede plaats hebben wij ons geconcentreerd op de middenmoters, want dat zijn de potentiële latere stijgers. Als je er niet voor zorgt dat deze mensen op de goede posities terechtkomen in een organisatie zullen zij niet snel opvallen om later door te stromen naar functies als plaatsvervangend DG of DG. Ik meen dat er op het gehele Europese tableau op dit punt grote vorderingen gemaakt zijn. Lering trekkend uit dat proces hebben wij besloten hetzelfde te doen voor andere internationale organisaties, met name voor de VN. Wij gaan iemand benoemen, een soort ambassadeur, die zich daar specifiek mee gaat bezighouden. Wij willen proberen eenzelfde aanpak te volgen als bij de Europese Unie. Dat ligt natuurlijk voor iedere organisaties iets anders, maar juist de aandacht voor de middenmoot en voor de instroom zal ertoe leiden dat het gemakkelijker wordt om vanuit het apparaat goede mensen door te laten stromen. Het gaat hierbij ook om het identificeren en bijhouden, zodat er als het ware een kaartenbak is waaruit precies blijkt wat de talenten zijn van de mensen die in de organisaties werken. Dat maakt het gemakkelijker om in de dialoog met een secretaris-generaal of met iemand die verantwoordelijk is voor de benoemingen aan te geven welke mensen je graag ziet doorstromen. Nogmaals, het is een nieuw initiatief om ook voor die andere organisaties iemand te benoemen die dat exclusief gaat doen en die op een hoger niveau functioneert dan tot dusverre gebruikelijk was.

De heerVan Baalen(VVD)

De VVD-fractie is blij met dat ambitieniveau. Om de begeleiding van kandidaten te ondersteunen, zijn weer mensen nodig. Ik heb gelezen dat het bureau dat daarvoor verantwoordelijk is de laatste jaren juist is ingekrompen. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister. Ik weet dat de Britten de gewoonte hebben om de minister ter voorbereiding van een raad in Brussel te laten spreken met Nederlandse ambtenaren op dat beleidsterrein, bijvoorbeeld tijdens een lunch, om het "wijgevoel" te bevorderen en te weten wie die personen zijn. Wordt dat ook door Nederlandse bewindslieden gedaan?

MinisterBot

Dat hebben wij inderdaad ingesteld op de permanente vertegenwoordiging. Zowel de heer Van Aartsen als ik hebben het genoegen gesmaakt om dit regelmatig te mogen doen. Wij doen dat een keer of vijf in het jaar en wij doen dat met een aantal bewindslieden. De opkomst is altijd gigantisch, natuurlijk omdat men benieuwd is naar wat de bewindslieden te zeggen hebben maar ook omdat wij zo verstandig zijn geweest om daar een kleine borrel aan vast te knopen zodat mensen de kans krijgen elkaar te ontmoeten. Dat is ongelofelijk belangrijk. Toen wij het voor de eerste keer organiseerden, merkten wij dat een heleboel mensen van elkaar niet wisten waar zij werkzaam waren binnen dat grote apparaat. Zij kunnen tijdens de borrel met elkaar ervaringen uitwisselen, bijvoorbeeld over hun wens om door te stromen. Er is als het ware een soort markt uitgegroeid. Het lijkt mij verstandig om daarmee door te gaan. Misschien kunnen wij dat ook op andere terreinen doen. Nogmaals, wij willen dit patroon trachten over te plaatsen. WIA was eigenlijk ter ondersteuning van dat concours en de instroming. Wij denken dat voor de nieuwe functionaris die wij gaan aanstellen, die ongetwijfeld een kleine ondersteuning krijgt, het er meer om gaat dat geheel in kaart te brengen en dan met name hoe het werkt bij de VN. Wij vinden dat wij daar best wat meer inbreng zouden kunnen hebben en dat wij het gevoel moeten geven aan de Nederlanders die daar werken dat wij achter hen staan. Dat doen wij door regelmatig te checken hoe mensen behandeld worden, wat hun ambities zijn. Wij trachten dan met hulp van anderen in kaart te brengen waar eventueel openingen zijn. Dat gebeurt dan op het hoogste niveau, bijvoorbeeld met Malloch Brown, die ik altijd en marge van de VN zie en die ik ook van tijd tot tijd bij andere gelegenheden spreek. Ik wijs hem dan op een goede kandidaat.

De heerOrmel(CDA)

Hebt u dan ook aandacht voor meer vakspecifieke functies bij die organisaties? Ik denk aan de VN, de FAO. Wat dat betreft zit er ook veel kwaliteit bij andere ministeries. Gaat u bijvoorbeeld actief shoppen bij andere ministeries als u ziet dat ergens een post vrijkomt die interessant is voor Nederland?

MinisterBot

Deze functionaris wordt interdepartementaal aangestuurd, zodat wij de aanbodzijde kennen. Daarnaast willen wij natuurlijk ook graag de vraagzijde kennen binnen de organisatie. Maar wij willen ook graag weten hoe het hier in Nederland gesteld is, wie er belangstelling heeft, hoe wij die personen kunnen in sluizen. Dus het is een breed opgezette activiteit.

De heerVan Baalen(VVD)

Ik ben blij dat de heer Ormel die brede aanpak noemde, de overhead als geheel, als pool van talent dat uitgezet kan worden. Ik zou echter ook het bedrijfsleven, mensen die niet bij de overheid werken maar een specialisme hebben dat in zo'n internationale organisatie past, daarbij willen betrekken.

MinisterBot

Wij kunnen dat meenemen. Wij hebben in het verleden ervaring opgedaan met de vijf van Beyen. U weet dat het daarmee treurig is afgelopen. De meesten zijn na een jaar of twee jaar weer vertrokken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal dat bij de heer Wientjes, die ik eenmaal in de maand spreek, naar voren brengen.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de waarderende woorden aan het adres van deze bewindspersonen over het jaar 2005. Het was een allesomvattend jaar. Er is heel veel gebeurd multilateraal. Het begon met de tsunami. Later dit jaar was er de aardbeving in Pakistan waar Nederland meteen hulp kon verlenen. Uit de VN-top zijn een aantal afspraken voortgekomen. Er zijn er al twee genoemd. Daar wil ik aan toevoegen het nieuwe noodhulploket, het CERF, een geavanceerde methode om multilateraal heel snel noodhulp te kunnen verlenen via de VN-organisaties. Maar er staat meer op de rol als gevolg van de VN-top. Gelukkig maar, want zo was die VN-top ook bedoeld.

Er zijn specifieke vragen gesteld naar aanleiding van het jaarverslag op een breed aantal terreinen. Allereerst ten aanzien van ecosystemen. De ecosystemen staan onder hoge druk, zoals onder andere blijkt uit het grote millenniumrapport van twee jaar geleden. Dat is voor ons een richtsnoer om de aanbevelingen goed tot uitvoering te brengen. Het is niet zo dat wij de uitvoering van onze programma's vertragen, maar wij konden bij gebrek aan voldoende plannen helaas niet tot een snelle budgettering komen. Jammer genoeg is dat niet gelukt, want dan hebben wij het over grote programma's in het Kongo-bekken, in het Amazonegebied en in het Nile River Basin-gebied. Als er geen goede programma's zijn, kunnen wij ook niet tot financiering overgaan. Wij houden de druk op de ketel, omdat wij eventueel dit jaar een achterstand zouden willen inhalen. Dat zit bij de onderscheiden ambassades maar het gaat ook via multilaterale systemen en organisaties. Het is niet zo dat wij alles bilateraal doen, want veel van deze programma's zijn grensoverstijgend. Het heeft onze nadrukkelijke aandacht.

De heerOrmel(CDA)

Het verbaast mij enigszins dat er geen goede programma's zijn. Ik vraag mij af hoe dat komt. De problematiek is erg groot en wordt ook nadrukkelijk gevoeld. Zou niet een reden kunnen zijn dat er sprake is van een zekere verkokering, dat er organisaties zijn die zich richten op het milieu, op natuur en dat die te weinig contact hebben met organisaties die zich richten op bijvoorbeeld armoedebestrijding? Is de minister het ermee eens dat er veel meer een samenhang zou moeten zijn? Wij kennen het programma Nature and Poverty, waarmee ik onlangs op werkbezoek kennis heb gemaakt. Het viel mij op dat dit programma heel erg op nature gericht is. Acht de minister het niet verstandig om veel meer de samenhang te zoeken tussen armoedebestrijding en een bijdrage aan milieu­bescherming?

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

De heer Ormel heeft gelijk. Wij staan als het gaat om een allesomvattende aanpak nog een beetje aan het begin. Het gaat niet alleen om de natuur of het milieu sec. Het gaat zelfs om economische impact. Het is van belang dat bestaande ecosystemen, waar mensen afhankelijk van zijn, hun plaats behouden binnen een vernieuwende aanpak. Mensen kunnen dan blijven in de eigen omgeving en met gebruikmaking van wat de aarde biedt een bestaan opbouwen. Daar zijn heel goede programma's voor, maar die zijn nog kleinschalig. Ik noem Colombia en Bolivia waar de indianenbevolking leeft van de bossen. Deze mensen kunnen met gebruikmaking van oliën en zeep producten op de markt brengen waardoor zij in hun bestaan kunnen voorzien met behoud van de omgeving, van die ecosystemen. Dat zijn voorlopig nog kleine programma's. Wij proberen dat voor Afrika verder uit te werken. Het belangrijkste is dat er capaciteit is in de ontvangende landen, dat men precies weet wat er in het eigen land gebeurt. Die allesomvattende aanpak verhindert een versnelling van de uitvoering. Op zichzelf is dat niet verkeerd, want een versnelling van de uitvoering zou ertoe kunnen leiden dat die integrale aanpak niet wordt voortgezet. Dus wij moeten een beetje geduld hebben.

De heerOrmel(CDA)

Ik begrijp dat de aanpak nog in de kinderschoenen staat. Moet de fase waarin wij nu verkeren, met vele kleine programma's en met een zekere versnippering, gezien worden als een zoeken naar een meer duurzaam systeem voor het besteden van gelden aan natuurontwikkeling en sustainability of blijft het bij het werken op basis van allemaal kleine programma's? Of vindt zij het wenselijk dat er een langjarige aanpak komt van bijvoorbeeld het tropisch regenwoud in het Amazonegebied?

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Wij willen toe naar grootschalige programma's waarin een aantal onderdelen een plek krijgen voor gigantische gebieden als het Kongo-bekken of het Amazonegebied. Dat geldt ook voor de rivier de Nijl, een gigantische rivier die door tien landen stroomt. Daarvoor is de samenwerking tussen tien landen nodig. De Mekongdelta is ook zo'n gebied waar wij al jarenlang werken. Je kunt dat niet voor een korte periode doen. Dat is ook niet verantwoord. Dan heb ik het over duurzame visserij, duurzame kustbescherming en watermanagement. Dan gaat het niet alleen om watermanagement as such maar ook om riviermanagement, hoe je transport regelt, het in functie houden van dammen en het bevorderen van het gebruik van dammen. Het is een allesomvattende aanpak die veel meer van ons vraagt dan wij tot nu toe hebben gedaan. Dus geen kleine versnipperde projecten, maar een grootschalige aanpak met behoud van de inspanning en inzet van de bevolking zelve. Dat komt die duurzaamheid ten goede. Duurzaamheid betekent niet alleen duurzaam werken op het terrein van milieu en ecosystemen. Het betekent het zodanig opzetten van projecten dat mensen het zelf kunnen overnemen, zelf de capaciteit hebben om het te trekken, waarbij wij alleen maar aangeven en ondersteunen. Het nieuwe beleidskader MFS zal volgend jaar in gang worden gezet. Ik dank de heer Ormel voor zijn ondersteuning van het nieuwe systeem.

De programma's voor de terugkeer van asielzoekers werken uitstekend. Wij hebben een goede samenwerking met IOM, de internationale organisatie voor migratie. Het REAB-programma functioneert uitstekend als het gaat om voorlichting en voorbereiding van terugkeer en de begeleiding daarvan, bijvoorbeeld naar een land als Angola. De deelnemers krijgen een soort vertrekpremie. Je zou het ook een reïntegratiepremie kunnen noemen. Ook is er een speciaal programma voor minderjarig Angolese asielzoekers, juist om het mogelijk te maken dat er in het land van ontvangst specifieke programma's worden opgezet. In Angola is een opvanghuis, Molemba geheten, waar scholing wordt aangeboden aan jongeren die terugkeren. Ook op dit punt hebben wij een allesomvattende aanpak. Dus niet alleen voor Angola, maar ik noem Angola omdat het een goed voorbeeld is. Intent speelt hierbij wel een rol bij. Het is een particuliere club die zeer actief is als het gaat om het ondersteunen van terugkeerders bij het opzetten van een eigen bedrijf. Dat is een succesformule die je als overheid niet moet willen overnemen. Dat doen wij ook niet. Morele support is op dit punt ook belangrijk. Ik heb begrepen dat Intent samenwerkt met Cordaid. Zoals bekend is Cordaid voor een groot deel afhankelijk van onze financiering.

Mevrouw Tjon-A-Ten wees op de motie-Koenders/Terpstra die een aantal jaren geleden door de Kamer is aangenomen over de verdubbeling van de gelden voor hiv/aids. Die afspraken worden nagekomen. Wij zitten nu al boven het bedrag van de verdubbeling. Wij zijn begonnen met 135 mln. toen die motie werd ingediend. In 2004 was dat 313 mln. De jaren daarna loopt het bedrag op tot 368 mln. in 2006 en 387 mln. in 2007. Daarmee is de door mevrouw Tjon-A-Ten genoemde 50 mln. ook gedekt. Ik heb er eerlijk gezegd geen zorg over dat wij de Kamer op dit punt niet tegemoetkomen. Ik denk dat wij ook zonder deze motie deze hoge uitgaven zouden doen, omdat ook de regering het van betekenis vindt dat er voldoende geld is voor aids-bestrijding. Ik wijs er overigens op dat het hierbij niet alleen om geld gaat. Het gaat juist om een betere aanpak. Dat hebben wij ook vorige week afgesproken in New York.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Het punt is dat er nog steeds 25 mln. te realiseren is. Ik heb de begroting bekeken en daaruit heb ik begrepen dat het bedrag met slechts 5 mln. is verhoogd. Dat betekent dat er nog een verhoging van 45 mln. moet komen. Daar komt nog bij dat Nederland in VN-verband een commitment heeft afgesproken. Hoe wil de minister dit realiseren?

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Ik zie daar niet echt een probleem. De hoofdvraag is of ik voldoe aan de motie-Koenders/Terpstra. Daar wordt al aan voldaan.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Daar plaats ik vraagtekens bij. Daarom breng ik dit expliciet naar voren.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Ik heb vorig jaar zomer een uitgebreide brief aan de Kamer gestuurd waarin ik heb uitgelegd hoe wij de aids-gelden besteden. Dat is niet altijd eenduidig terug te vinden in de begroting omdat een deel via onderzoek verloopt, een deel via rechtstreeks funding van het global fund en een deel via de ambassades en soms ook via niet-gouvernementele organisaties in Nederland. Die drieslag heb ik keurig uiteengezet in de brief. Volgens dat traject verlopen onze uitgaven. Nogmaals, wij zien geen enkel probleem als het gaat om de bedragen die wij voor het volgend jaar beschikbaar willen stellen. Het is dus zeker niet zo dat wij dit doorschuiven naar een volgend kabinet, want dit kabinet zal een deel van volgend jaar ook voor zijn rekening nemen. Maar los daarvan zitten wij al ver boven de verdubbeling die door de Kamer is gevraagd.

Mevrouw Tjon-A-Ten heeft tevens gevraagd naar de stand van zaken met ORET. De gelden voor 2005 zijn voor het eerst in de geschiedenis uitgeput geraakt, omdat wij veel inspanningen hebben verricht om het te promoten. Het systeem is ook vereenvoudigd. Dat heeft geholpen om de ondernemers mee te laten doen. Van de ORET-gelden gaat 30% naar ongebonden hulp in de minst ontwikkelde landen. Wij hopen dat wij die lijn kunnen voortzetten.

Wat betreft de tsunami hebben wij nog geen verantwoording. De ramp heeft zich eind 2004 voltrokken. Wij zijn onmiddellijk aan de slag gegaan met noodhulp en vervolgens met de wederopbouw. Zoals de Kamer weet, hebben wij daar grote bedragen voor beschikbaar. Ik zal later dit jaar naar Atjeh gaan om de haven open te stellen, zodat die in gebruik kan worden genomen. Nederlandse bedrijven hebben aan de wederopbouw een grote bijdrage geleverd. De echte verantwoording volgt nog. Voor een groot deel zal dat 2006 en 2007 betreffen, omdat het gaat om infrastructuur, herstel van ziekenhuizen en bouw van scholen en met name zo'n groot traject als de bouw van de haven.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Juist omdat het om een behoorlijk bedrag gaat, vraag ik de minister om de Kamer hiervan tussentijds op de hoogte te houden. Dat zou de minister sieren, gezien de betrokkenheid en het medeleven van Nederland en ook van de Kamer.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Ik vind dat een goede suggestie. Wij hebben de Kamer vorig jaar al diverse malen geïnformeerd over de uitvoering van de noodhulp. Ik vind het ook van betekenis om dat bij de wederopbouw te doen. Zodra er meer te melden valt, zullen wij de Kamer tussentijds informeren. Dat ontslaat ons niet van de plicht om het in het jaarverslag 2006 op te nemen.

Mevrouw Tjon-A-Ten vroeg of de dialoog in verband met Oeganda en Rwanda is mislukt. Een dialoog kan pas als mislukt worden beschouwd als er geen sprake meer van is, als beide partijen of een van de partijen weglopen van de tafel. Dat is hier niet het geval. Wij zijn nog steeds in goed gesprek met de Oegandese, de Rwandese en de Keniaanse overheid. De Kamer volgt ons daarin op de voet. Ik zie dat als een steun in de rug. Wat Oeganda betreft vinden wij dat er onvoldoende voortgang wordt gemaakt op het terrein van goed bestuur. Wij zullen de Kamer daar nog voor de zomer over informeren. Maar dit leidt niet tot de vaststelling dat de dialoog is mislukt. Wij proberen nog steeds benchmarks vast te stellen om de regeringen waar nodig te ondersteunen om het bestuur in deze landen te versterken. Dat is van betekenis als wij het hebben over armoedebestrijding.

Het DDR-programma in de Kongo is een omvangrijk programma. Dat programma strekt zich uit over een aantal landen in de regio. Het loopt al een aantal jaren, maar in het begin liep het helemaal niet. Ik ben daar altijd heel ongelukkig over geweest. Wij hebben ontzettend ons best moeten doen om de Wereldbank en de VN in het juiste spoor te krijgen om optimaal aan de slag te gaan met demobilisatie, ontwapening en reïntegratie. Daar wreekt zich het feit dat de ODA-norm niet flexibel genoeg is. Het gaat erom de ODA-norm flexibeler te maken, zodat het mogelijk is om trainingen van oud-rebellen die graag een plek willen hebben in het leger of bij de politie uit ontwikkelingsgeld te betalen. Dat is nog steeds niet geaccepteerd. Dan stagneert het gehele traject. Om die reden hebben de minister van Buitenlandse Zaken en ik uit het stabiliteitsfonds tussendoor kleine programma's laten draaien om die trainingen mogelijk te maken. Demobiliseren en ontwapenen is op zichzelf interessant, maar als mensen geen toekomst zien, doen zij daar niet aan mee. Pas als het hele traject kan worden opgezet, kan het succes hebben. Dat is in de Kongo en in Burundi gelukt. Wij moeten daar verder mee doorgaan, maar het kan alleen als je, zoals in het stabiliteitsfonds, ODA-gelden en non-ODA-gelden kunt combineren dan wel als de ODA-definitie wordt verbreed.

Wij hebben ons de afgelopen jaren ervoor ingespannen om de collega's voor ontwikkelingssamenwerking zo ver te krijgen dat zij instemmen met de voorstellen van Nederland om die definitie te verruimen. Dat is op een aantal thema's gelukt, bijvoorbeeld op het gebied van kleine wapens. Daarover is de afgelopen dagen een conferentie gehouden in Genève. De Kamer heeft daar gisteren over gesproken. Binnenkort komt er een review. Gelukkig kunnen wij op het front van kleine wapens ODA-gelden benutten als het gaat om verschroten, in beslag nemen, enz. Ook moet er wetgeving komen. Het thema kindsoldaten valt onder ODA en een aantal kleine dingen, maar de belangrijke zaken die naar voren komen in het traject van demobilisatie zijn tot op heden nog niet gehonoreerd. Wij hebben dit jaar een pauzejaar ingelast. Dat betekent niet dat wij niets doen. Wij gaan alle belangrijke voorbeelden die wij kennen, opnemen in een casebook. Dat zullen wij voorleggen aan de partijen, zodat de ODA-definitie volgend jaar hopelijk kan worden verruimd. Ik zie dat partijen die tot nu toe afhoudend waren ineens de vinger opsteken en vragen naar oplossingen voor deze problemen. Dan wijs ik steeds op de eerdere discussie.

De heerVan Baalen(VVD)

Waar zit dan het probleem bij uw collega-ministers die hierover vergaderen? U noemt het DDR-programma. Voor iedereen zal duidelijk wat het belang daarvan is. Iedereen zal de betrokkenheid van de krijgsmacht erkennen. Waar zit het probleem vooral en bij welke landen zit het vast?

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Het zit vast op landen als Noorwegen, maar ook wel op andere landen waar de collega's voor ontwikkelingssamenwerking angst hebben voor de ministers van Defensie. Nou, die angst heb ik niet en dat helpt geweldig! De collega's zeggen: straks gaat de minister van Defensie bepalen hoe mijn begroting wordt bestemd. Mijn stelling is dat je daar altijd zelf bij bent. Dat kan toch niet de drijfveer zijn. Er zijn landen die het zelf oplossen. De Amerikanen hebben een apart budget voor trainingen. Dat gaat buiten alles en iedereen om. De Britten hebben ook een eigen fonds. Dus die drang is daar niet zo aanwezig. Ik zou graag zien dat het gecontroleerd gebeurt, dat wij van elkaar weten wie wat doet en waar. Dat zou de betrouwbaarheid van deze activiteiten, die heel gevoelig liggen, bevorderen. Dit is meer gebaseerd op gevoelens dan op ratio. Sommigen zeggen dat het een vervuiling van de begroting is. Die discussie wordt ook in Nederland door sommige partijen stelselmatig gevoerd. Het is natuurlijk niet waar. Wij vervuilen de begroting niet. Wij houden ons aan de ODA-normen. Daarover is een goede afspraak gemaakt in het kabinet. De PvdA-fractie weet dit, maar buiten deze zaal wordt dat nogal eens geventileerd. Dan zeg ik: nee, wij houden ons aan de lijn, maar wij blijven de discussie voeren. Vrede, veiligheid en ontwikkeling horen bij elkaar. Dat is ook tijdens de VN-top weer eens vastgesteld. Dat betekent dat wij grensoverschrijdend bezig zijn en dat wij grensoverschrijdend middelen moeten hebben. Die strijd is wat mij betreft nog niet ten einde. Daar gaan wij gewoon mee door.

Dan kom ik op het punt van de effectiviteit en de doelstellingen die wij onszelf hebben gesteld. Zij wij nu tevreden met wat wij hebben bereikt? De Rekenkamer is kritisch. Gelukkig maar, want daar hebben wij de Rekenkamer voor. De Rekenkamer zegt echter ook dat er een goede stap voorwaarts is gezet. Dat geldt niet alleen voor het VBTB-traject. Wat dat betreft is het ministerie van Buitenlandse Zaken echt een voorbeeld ten opzichte van andere ministeries. Wij hebben het snel omgevormd en wij vormen het nog steeds verder om. Dat is een kwestie van transitie. Maar wij hebben ook – en dat is dapper – een eigen resultatenrapportage gepresenteerd, die nog verre van perfect is omdat wij de echte indicatoren nog niet hebben. Wij beschikken nog niet eens over de echte data. Dat is een probleem voor de ontvangende landen.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Ik heb de minister gevraagd om daaraan te werken. Ik houd de minister daar absoluut aan.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Dank daarvoor. Als dat niet op orde is, kun je slechts een slag in de lucht maken bijvoorbeeld als het gaat over de klassengrootte of de vraag hoe veel vrouwen toegang hebben tot reproductieve gezondheidszorg. Dan zijn het niet helemaal te traceren gegevens. Die gegevens zullen er moeten zijn, maar wij hebben in het afgelopen jaar, ook met de Paris Declaration, een goede stap voorwaarts kunnen maken met meer indicatoren die internationaal door alle landen moeten worden toegepast. Als wij alleen almaar doorgaan met het houden van verklarende verhalen en in de verslaglegging aangeven wat Nederland heeft bereikt, is het maar een fractie van wat de wereld bereikt. Wij zouden het met elkaar moeten doen nu wij ook het stramien hebben van de millenniumdoelen. De Paris Declaration kan ons geweldig helpen met nieuwe toetsstenen die wij gaan introduceren in ons programma.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Ik begrijp de minister, maar er zijn op het ministerie voldoende knappe bollen die op statistisch vlak waarschijnlijkheden kunnen aangeven.

De heerVan Baalen(VVD)

Een waarschijnlijkheid is volgens mij geen statistisch gegeven.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Ik zal uitleggen wat ik bedoel. Nederland zet een hoeveelheid geld in en daarvan verwachten wij een bepaald resultaat. Een een-op-eenrelatie is niet te geven. Wel kan worden aangegeven dat er een plausibele relatie is. Wij vragen de minister om dat aan te geven. Er zijn genoeg knappe bollen op het ministerie van Buitenlandse Zaken die dat kunnen doen.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Mevrouw Tjon-A-Ten heeft gelijk. Wij hebben zo veel knappe bollen op het ministerie. Daar ben ik ook zo blij mee, want daarom konden wij die resultatenrapportage maken die voor een deel plausibiliteit vertoont en weinig causaliteit. Wij kunnen nog lang niet een-op-een zeggen: die honderd euro van Nederland heeft het volgende teweeg gebracht in land X, Y of Z. Wij zitten dus nog steeds in de sfeer van de plausibiliteit en niet van de causaliteit. Wij zouden het verder moeten ontwikkelen in de richting van de causaliteit. Dus zo knap zijn wij op het ministerie. Ik vind het echt weergaloos, omdat wij ook geen voorbeeld hadden. Niet een land heeft zo'n rapportage. Wij hebben het zelf moeten ontwikkelen en wij gaan het zelf verfijnen. Over twee jaar komt deze rapportage weer uit. Dit jaar heeft de Kamer de MBG 8-rapportage waar ook delen van die plausibiliteit in te vinden zijn.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Nogmaals, ik begrijp het, maar ik denk dat het goed zou zijn om dat ook in het jaarverslag aan te geven.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Het jaarverslag moet gaan volgens VBTB. Als wij daaraan gaan morrelen, ben ik bang dat wij niet verder ontwikkelen. Het is een moeizame weg op een terrein dat niet eenvoudig is. Maar ik vind wel dat wij gewoon door moeten gaan.

MevrouwTjon-A-Ten(PvdA)

Ik begrijp heel goed dat er diverse variabelen zijn die meespelen waardoor een causale relatie niet kan worden aangetoond, maar het is wel van essentieel belang – het gaat om belastinggeld – dat die plausibele relatie goed wordt beschreven. Dat vraag ik.

MinisterVan Ardenne-van der Hoeven

Wij zullen daar bij de volgende verantwoording nog eens naar kijken. Ik wijs er wel op dat wij volgens de VBTB-formule niet alle uitkomsten in het jaarverslag opnemen. Dan wordt het een telefoonboek. Het gaat om de nieuwe resultaten die goed aan te geven zijn. U zult niet alles in het jaarverslag kunnen vinden, want dan is het onleesbaar. Wij bereiken eigenlijk zo veel dat het niet meer te noemen valt. Er zijn heel veel doorgaande trajecten. Wij zullen uw suggestie echter meenemen.

Voorzitter. Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Mij is gebleken dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Ik constateer dat is toegezegd dat de Kamer tussentijds op de hoogte wordt gesteld van de wederopbouw naar aanleiding van de tsunami. De Kamer krijgt een brief over de inzet van Nederland in de VN-Mensenrechtenraad. De Kamer zal op korte termijn de reactie ontvangen van de regering op het advies van de AIV over het non-proliferatieregime. De Kamer zal voor de zomer worden geïnformeerd over Oeganda en de korting die conform het verzoek van de Kamer zal worden doorgevoerd voor dit jaar op basis van het laatste assessment.

Ik dank de bewindslieden en hun ambtenaren, die veel lof hebben gekregen vanmiddag, voor hun aanwezigheid.

Sluiting 16.10 uur.


XNoot
1

 Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van Aartsen (VVD), voorzitter, Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA) en Koşer Kaya (D66).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Waalkens (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Fessem (CDA), Dittrich (D66) en Snijder-Hazelhoff (VVD).

Naar boven