Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-IXB nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-IXB nr. 6 |
Vastgesteld 6 juni 2006
De vaste commissie voor Financiën1, heeft over het Jaarverslag 2005 van het ministerie van Financien (IXB) (Kamerstuknummer 30 550 IXB, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 6 juni 2006 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Is de regering op de hoogte van motie 30 300, nr. 39 (De Nerée c.s.) inzake de controle op de (grote) toezichthouders? In de jaarverslagen van Financiën en Economische Zaken is een eerste slag gemaakt ten behoeve van het uitvoering geven aan de motie, kunt u voorts alsnog de gegevens verstrekken met betrekking tot de toezichthouder die ressorteert onder het ministerie van LNV? Dat is: de Voedsel en Waren Autoriteit? De vraag was om de grote toezichthouders jaarlijks te laten controleren door de Algemene Rekenkamer; deze rapporten tegelijkertijd bij het aanbieden van de jaarverslagen op verantwoordingsdag in mei aan de Kamer aan te bieden en voorts jaarlijks een overzicht van de kosten van toezichthouders, het aantal formatieplaatsen en een overzicht van de kosten die doorberekend worden aan de onder toezichtgestelden aan de Kamer te doen toekomen.
Ja, de regering is op de hoogte van de motie De Nerée tot Babberich c.s.
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is een baten-lastendienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De gevraagde gegevens (kosten en aantal formatieplaatsen) van de VWA zijn opgenomen in het jaarverslag 2005 van het Ministerie van LNV (kamerstuk 30 550 XIV, nr. 1). Op pagina 128 is de jaarrekening van de VWA terug te vinden.
In de jaarrekening is echter geen specificatie opgenomen van de kosten die doorberekend worden aan de onder toezicht gestelden. Deze «opbrengst derden» (totaal € 73,4 mln. In 2005) bestaat uit:
– Slachterijen | € 41 mln. |
– Vis | € 0,1 mln. |
– Uitvoer/vleesverwerkend | € 9,3 mln. |
– Invoer derde landen | € 6,5 mln. |
– Erkenningen | € 1,6 mln. |
– Werkzaamheden op verzoek | € 3,8 mln. |
– Pluimveeslachterijen | € 6,8 mln. |
– Overig (o.a. certificaten) | € 4,3 mln. |
De Algemene Rekenkamer controleert jaarlijks het jaarverslag van LNV (inclusief de jaarrekeningen van de baten-lastendiensten). De bevindingen van de Algemene Rekenkamer zijn opgenomen in het Rapport bij het jaarverslag 2005 van het Ministerie van LNV (kamerstuk 30 550 XIV, nr. 2).
Zoals ik naar aanleiding van de motie 30 300, nr. 39, in het jaarverslag van Financiën en ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van vorig jaar heb opgemerkt, ben ik niet bevoegd de Algemene Rekenkamer de opdracht te geven om elk jaar de toezichthouders te controleren. Het gaat hier om een prioriteitenstelling van de Algemene Rekenkamer zelf. Deze heeft bij alle toezichthouders op rijksniveau controlebevoegdheden. Overigens sta ik terughoudend tegenover extra controlerapporten. Over toezichthouders die als dienst of baten-lastendienst zoals de bovengenoemde VWA deel uitmaken van een departement verantwoordt de desbetreffende minister zich in het departementale jaarverslag waarbij de Algemene Rekenkamer rapport uitbrengt. Voor andere toezichthouders die de status van ZBO hebben geldt dat deze gecertificeerde jaarverslagen uitbrengen. In de meeste gevallen worden die door de desbetreffende minister aan uw Kamer aangeboden. Het wetsvoorstel Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen (27 426), dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer bevat een bepaling met deze strekking. Ook onder de Wet Financieel Toezicht die naar verwachting begin volgend jaar in werking zal treden, zullen de jaarverslagen van de toezichthouders u door mij worden aangeboden.
Ter uitvoering van de motie de Nerée tot Babberich c.s. heb ik in het jaarverslag van Financiën een overzicht opgenomen van de toezichthouders in mijn domein. Voor het geven van overzichten bij andere toezichthouders ben ik op dit moment wat terughoudend vanwege de daar gaande zijnde ontwikkelingen. Op dat vlak staat heel wat op stapel. U zult daarover nader worden geïnformeerd in het komend kabinetsstandpunt bij het rapport «Het gezicht van toezicht» van de commissie Stevens en de kabinetsreactie op de motie Aptroot over de reductie toezichtlasten (30 300, nr. 29), met het bijbehorende plan van aanpak. Dit zal u voor de zomer worden toegezonden. Dat neemt niet weg dat ik de motie de Nerée tot Babberich c.s. zie als een duidelijke ondersteuning van het beleid van het Kabinet om de toezichtlasten te verminderen.
Het structurele EMU-saldo volgens de EU-definitie komt uit op een overschot van 1,0% BBP. Indien incidentele effecten geschoond worden resulteert echter een minder positief beeld voor de structurele positie van de begroting. Hoe luidt de EU-definitie van structureel saldo? Hoe beoordeelt de regering het «structurele» karakter van deze definitie als een duidelijk incidentele post leidt tot een hogere «structurele» uitkomst?
In EU-verband zijn afspraken gemaakt over de een geharmoniseerde berekeningswijze van het structurele EMU-saldo. Het structurele saldo wordt berekend door op het feitelijk EMU-saldo twee correcties aan te brengen. Allereerst wordt de conjuncturele component (= output gap x begrotingselasticiteit) uit het feitelijk saldo gecorrigeerd. Vervolgens dienen incidentele posten uit het feitelijk saldo gecorrigeerd te worden. Voor het jaar 2005 heeft de EU geen incidentele posten voor Nederland vastgesteld. De EU beoordeelt vooral of er sprake is van bewust tot stand gebrachte incidentele posten (bijvoorbeeld éénmalige begrotingstrucs ter verbetering van het saldo). Deze definitie is leidend voor de regering. Dit neemt niet weg dat het EMU-saldo over het jaar 2005 bijzondere posten bevat (bijvoorbeeld het bankiereffect van de vennootschapsbelasting) die van belang zijn om de onderliggende structurele ontwikkeling in meerjarig perspectief te duiden.
Omvatten de bedragen over administratieve lastenverlichting ook de incidentele lastendrukverzwaringen vanwege de invoering van nieuwe systematieken? Welk bedrag was in 2005 gemoeid geweest met deze incidentele administratieve lastendruk?
Het Kabinet heeft zich ten doel gesteld om deze Kabinetsperiode de administratieve lasten met een kwart te verminderen. Het betreft hier een kwart van de structurele lasten. Over de voortgang m.b.t. deze doelstelling wordt gerapporteerd via een rijksbrede voortgangsrapportage en in de afzonderlijke begrotingen en verantwoordingsrapportages van de departementen.
Het Kabinet vindt het belangrijk dat ook de incidentele lasten van wet- en regelgeving in toom worden gehouden. Daarom is afgesproken deze kwalitatief inzichtelijk te maken. Op die manier kan er bij de besluitvorming rekening worden gehouden met deze incidentele lasten. Aangezien de incidentele lasten thans niet worden gekwantificeerd is niet bekend welk bedrag gemoeid was met deze lasten in 2005. Het Kabinet buigt zich op dit moment over de vraag of de incidentele lasten in de toekomst, met ingang van een volgend Kabinet, wel moeten worden gekwantificeerd en wat dit dan voor consequenties heeft voor de huidige regels m.b.t. het monitoren van de omvang van de administratieve lasten. Eind 2006/begin 2007 zal het Kabinet hierover een brief aan de Tweede Kamer zenden.
Welke afspraken zijn er in EU-verband om een «race to the bottom» te voorkomen?
De afgelopen jaren hebben veel Europese landen de inrichting en tarieven van de winstbelastingen aangepast, veelal door tariefverlaging in combinatie met grondslagverbreding. Er wordt in dat verband wel gewaarschuwd voor een «race to the bottom». Op het gebied van de directe belastingen zijn er geen afspraken in EU verband om dit te voorkomen. Nederland is wel voorstander van een Europees minimumtarief en probeert steevast de initiatieven voor een geharmoniseerde geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting te koppelen aan een discussie over minimumtarieven. Tot op heden ondervindt Nederland hierin echter maar weinig bijval.
Hoeveel ambtenaren van Financiën hebben gebruikt gemaakt van de Remkes-regeling? Wat waren de leeftijden van de ambtenaren bij uitstroom? Hoe verhoudt deze maatregel om eerder met werken te stoppen zich met het pleidooi van het kabinet om later met werken te stoppen?
Bij het ministerie van Financiën, onderdeel kerndepartement inclusief Domeinen, hebben 42 medewerkers in 2005 gebruik gemaakt van de Remkesregeling. De leeftijden en aantallen bij uitstroom waren:
Leeftijd | Aantal |
---|---|
63 jaar | 1 |
62 jaar | 4 |
61 jaar | 4 |
60 jaar | 5 |
59 jaar | 6 |
58 jaar | 17 |
57 jaar | 4 |
56 jaar | 1 |
Totaal | 42 |
Bij de Belastingdienst hebben in totaliteit 1 892 ambtenaren gebruik gemaakt van de Remkes-regeling. De leeftijdsopbouw van de ambtenaren was op het moment van uitstroom als volgt:
Leeftijd | Aantal |
---|---|
65 jaar | 1 |
64 jaar | 4 |
63 jaar | 36 |
62 jaar | 152 |
61 jaar | 153 |
60 jaar | 232 |
59 jaar | 429 |
58 jaar | 512 |
57 jaar | 373 |
Totaal | 1 892 |
Ter beantwoording van de vraag hoe deze maatregel om eerder met werken te stoppen zich verhoudt met het pleidooi van het kabinet om later met werken te stoppen, verwijs ik kortheidshalve naar de antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 september 2003 op kamervragen in het mondeling vragenuur van 26 augustus 2003 over het sociaal flankerend beleid in de sector Rijk.
Hoeveel fte’s (inclusief die voor telefonie en internet) zijn gemoeid met de uitvoering van de zorgtoeslag- en met de huurtoeslagregeling?
De personele inzet bij de Belastingdienst voor de uitvoering van de zorgen huurtoeslag bedraagt 790 fte. Hiervan zijn circa 640 fte werkzaam bij de nieuwe eenheid Belastingdienst/Toeslagen. Circa 150 fte zijn werkzaam bij andere onderdelen van de Belastingdienst voor de uitvoering van toeslagen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de centrale invoer en verwerking van aanvraagformulieren en de centrale betalingsadministratie.
De invoering van de toeslagen heeft – zeker in de beginfase – geleid tot aanzienlijke aantallen telefonische vragen. Zoals vermeld in de brief over het Plan van aanpak voor de Belastingtelefoon van 8 april 2005 (tweede Kamer 2004–2005, 29 800 IXB, nr. 21) is daarom voorzien in een tijdelijke inrichting van drie specifieke callcenters met een totale capaciteit van 650 werkplekken. Voor deze werkplekken wordt voor het overgrote deel een beroep gedaan op uitzendkrachten. Naar verwachting zal het aanbod aan telefoontjes over toeslagen vanaf medio 2006 zodanig afnemen, dat uiteindelijk in het najaar van 2006 kan worden volstaan met 250 werkplekken.
Is het imago van de Belastingdienst geschaad door de sterke daling van de ervaren bereikbaarheid en van de pakkans?
De ervaring leert dat een als incident ervaren terugval in kwaliteit nauwelijks of geen effect heeft op de waardering. Wanneer een incident echter uitgroeit tot een structureel tekortschieten, is imagoschade onvermijdelijk. De door de Belastingdienst ingevoerde maatregelen ter verhoging van de bereikbaarheid en de kwaliteit van de Belastingtelefoon en de inmiddels aangekondigde maatregelen ter versterking van het toezicht komen naar mijn oordeel tegemoet aan de geconstateerde tekortkomingen.
Is de kwaliteit van de beantwoording in 2005 in gelijke mate gestegen met de groei van het aantal medewerkers voor de Belastingtelefoon?
Zoals ook in het Beheersverslag 2005 wordt aangegeven, moet de kwaliteit van de antwoorden omhoog. In 2005 was de inzet van medewerkers, vast en flex, vooral gericht op het verhogen van de bereikbaarheid. Dit neemt niet weg dat er wel kwaliteitsmetingen zijn verricht en kwaliteitsverhogende maatregelen in gang zijn gezet.
Zo heeft de BelastingTelefoon haar prestaties voortdurend laten monitoren door het NIPO. Het ging hierbij om een kwaliteitsmeting op uitsluitend fiscaalinhoudelijke vragen. Tot september heeft de nadruk gelegen op de werkstroom Particulieren. Na september is ook de werkstroom Toeslagen meegenomen. Het NIPO heeft ruim 4 000 keer een informant benaderd met een vraag. Het NIPO hield bij in hoeveel gevallen er sprake was van een goed antwoord en in hoeveel gevallen van een fout antwoord. In onderstaande tabel zijn de NIPO-scores «goede antwoorden» voor de verschillende werkstromen opgenomen.
NIPO mystery calling | 2005 | 2006 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
April | Mei | Juli | Sept | Dec | Febr | Mrt | |
IB-niet winst | 46% | 69% | 78% | 78% | – | – | – |
Huur- zorgtoeslag | – | – | – | – | 76% | 77% | 72% |
Daarnaast is vanaf november 2005 op kantoor gestart met zogeheten meeluistersessies. Gesprekken van medewerkers worden meegeluisterd en er wordt een kwaliteitsoordeel aan verbonden, dat met betrokkenen werd besproken. De meeluistersessies hebben betrekking op alle soorten vragen, fiscaalinhoudelijk, status, bestellen etc. In 2005 zijn ongeveer 14 000 gesprekken meegeluisterd. Daarvan voldeed 86% aan de gestelde kwaliteitseisen.
Is het waar dat mensen soms te lang moeten wachten op hun zorg- en/of huurtoeslag maar wel worden gesommeerd om snel een belastingschuld te vereffenen?
De uitbetaling van de toeslagen en de invordering van belastingschulden zijn gescheiden processen. Komt de toeslaggerechtigde in financiële problemen door het uitblijven van een toeslag dan kan hij bij de Belastingtelefoon om een spoedbetaling vragen. Deze betaling kan in 10 dagen en in de meest urgente gevallen in enkele dagen worden gerealiseerd.
In 2005 is gewerkt om de stap te maken van een incidentele toepassing naar een meer structurele toepassing van PPS. Wat zijn de resultaten hiervan tot op heden? Welke resultaten verwacht de regering binnen afzienbare tijd? Kan de regering een concrete ambitie afgeven?
Over de stand van zaken, de behaalde resultaten per sector alsmede de concrete ambities, zoals die uit de vraagstelling blijkt, zult u binnenkort worden ingelicht door middel van de Voortgangsrapportage PPS 2006. Deze zal voor eind juni aan de Tweede Kamer worden toegezonden.
In de Voortgangsrapportage PPS (november 2004) is de uitdaging geformuleerd: «Van incidentele naar structurele toepassing van PPS». Deze uitdaging is met beide handen aangepakt en er is veel werk verricht mét resultaat. De afspraak, bijvoorbeeld, om elk project boven € 112,5 mln (wegen) en € 25 mln (gebouwen) te toetsen op PPS mogelijkheden, begint zijn vruchten af te werpen. Zo komen op basis van uitgevoerde PPC-onderzoeken (Public Private Comparator) steeds meer projecten bij wegen en rijkshuisvesting. Een ander voorbeeld is de ingezette ontwikkeling voor toepassing van PPS in de sectoren scholenbouw, zorg en defensie. Dit bekent dat de vooruitgang en resultaten met betrekking tot toepassing van PPS per sector verschillen. Van incidentele naar structurele toepassing van PPS kan dus het beste gekenschetst worden als «werk in uitvoering».
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Vacature (algemeen), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD) en Irrgang (SP).
Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), Vacature (algemeen), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), Van Beek (VVD) en Gerkens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30550-IXB-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.