30 550 IXB
Jaarverslag en slotwet ministerie van Financiën 2005

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Aangeboden 17 mei 2006

Aandeel in uitgaven IXB (x € 1 000)

kst-30550-IXB-1-1.gif

Aandeel in ontvangsten IXB (x € 1 000)kst-30550-IXB-1-2.gif

Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB (x € 1 000)

kst-30550-IXB-1-3.gif

Inhoudsopgave

A.Algemeen6
   
1.Voorwoord6
   
2.Dechargeverlening8
   
3.Leeswijzer13
   
B.Beleidsverslag15
   
4.Beleidsprioriteiten15
   
5.Beleidsartikelen20
5.1Belastingen26
5.2Financiële markten36
5.3Financieringsactiviteiten publiek-private sector45
5.4Internationale financiële betrekkingen53
5.5Exportkredietverzekering en investeringsgaranties61
5.6Staatsloterij69
5.7Beheer materiële activa70
5.8Financieel-economisch beleid van de overheid76
   
6.Niet-beleidsartikelen83
6.1Algemeen83
6.2Nominaal en onvoorzien84
   
7.Bedrijfsvoeringsparagraaf85
   
C.Jaarrekening91
   
8.Verantwoordingsstaat91
   
9.Saldibalans92
9.1Toelichting bij de saldibalans92
   
D.Bijlagen100
   
Bijlage 1Toezichtrelaties ZBO’s/RWT’s100
Bijlage 2Aanbevelingen Algemene Rekenkamer103
Bijlage 3Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Financiën104

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

De werkzaamheden van het ministerie van Financiën staan voortdurend in het teken van onze missie: «We bewaken de schatkist en werken aan een financieel gezond en welvarend Nederland». We zijn dan ook verheugd dat het overheidstekort afneemt (een IXB-beleidsprioriteit). Ook het structurele saldo voor 2005 laat een aanmerkelijke verbetering zien ten opzichte van 2004. Bovendien is er in de Europese Raad in december 2005 een akkoord bereikt over de Financiële Perspectieven 2007–2013. We hebben bij de onderhandelingen over dit akkoord een uitstekend resultaat geboekt namelijk een korting op de bruto afdrachten van gemiddeld € 1 mld. per jaar in de periode 2007–2013. De bruto afdrachten zullen in de komende periode gemiddeld hierdoor fors dalen ten opzichte van het jaar 2006. De doelstelling was de afdrachten niet te laten toenemen; die doelstelling is dus ruimschoots gehaald. Het akkoord van december betekent daarnaast dat er voor de nieuwe periode een oplossing is gevonden voor de excessieve negatieve nettopositie van Nederland. In de boekhoudkundige definitie blijft Nederland volgens de eerste schattingen behoren tot de grootste netto-betalers, maar zijn de verschillen klein met vergelijkbare landen. In de Commissiedefinitie is Nederland in de middenmoot gepositioneerd.

De beleidsprioriteiten uit de ontwerpbegroting 2005 zijn gerealiseerd. Op het gebied van Corporate Governance is voortgang geboekt door de Commissie Corporate Governance Code en zijn stappen gezet op het gebied van toezicht op accountantsorganisaties en financiële verslaglegging. Wat betreft de administratieve lasten zijn in het voorjaar van 2005 afspraken gemaakt om rijksbreed te komen tot een kwart reductie van de administratieve lasten van het bedrijfsleven. Eind 2005 is daarvan rijksbreed een kleine 40% gerealiseerd waarbij de realisatie voor Financiën zelf eind 2005 is opgelopen tot een kleine 70%. Verder is in april 2005 de nota over de toekomst van de vennootschapsbelasting «Werken aan winst, naar een laag tarief en een brede grondslag» aan de Kamer gezonden. Hiermee wordt bijgedragen aan het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederland.

De Belastingdienst heeft er een taak bij gekregen, de uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen; huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. Omdat de Belastingdienst beschikt over de inkomensgegevens die nodig zijn voor de uitvoering, gaat de Belastingdienst deze regelingen uitvoeren. In dit kader zijn nieuwe systemen gebouwd, medewerkers opgeleid, intensieve voorlichtingscampagnes gevoerd en is een nieuwe organisatie opgericht: de Belastingdienst/Toeslagen. Dit alles heeft geleid tot een eerste uitbetaling in december van circa 5,8 mln. toeslagen.

Werken aan veiligheid en versterking van handhaving en toezicht blijven hoog op de kabinetsagenda staan. Op verschillende fronten zijn ook in 2005 – nationaal en internationaal – maatregelen getroffen en zijn ook concrete resultaten geboekt. Zo blijven de 100%-controles op risicovluchten gehandhaafd en heeft de beveiliging van Nederland beter vorm gekregen door de inzet van detectiepoorten en scans.

De Belastingdienst wil met de gemeenten, waar zich naar zijn oordeel een handhavingstekort voordoet, een convenant sluiten over de aanpak van vrijplaatsen, waaraan ook de politie en het Openbaar Ministerie zich binden. De respons is goed. In 2005 zijn met 180 gemeenten collectief dan wel individueel convenanten afgesloten.

Resumerend, het kabinet ligt op schema als het gaat om het realiseren van de kabinetsdoelstellingen op financieel-economisch terrein.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

2. DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Financiën.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering

van het ministerie van Financiën.

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. de slotwet van het ministerie van Financiën over het jaar 2005; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

mede namens

De Staatssecretaris van Financiën,

J. Wijn

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

Algemeen

De begrotingshoofdstukken IXA (Nationale Schuld) en IXB (Financiën) en BTW-Compensatiefonds omvatten het beleidsterrein van het ministerie van Financiën. In de jaarverslagen worden de gerealiseerde beleidsdoelen, beleidsprestaties en de ingezette middelen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2005 verantwoord.

Dit jaarverslag heeft betrekking op IXB. De focus ligt op beleidsmatige hoofdpunten. Waar relevant wordt verwezen naar Kamerstukken. Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

De IXB-beleidsartikelen (1 t/m 8) en niet-beleidsartikelen (9 en 10) zijn de volgende:

1. Belastingen

2. Financiële markten

3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

4. Internationale financiële betrekkingen

5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

6. Staatsloterij1

7. Beheer materiële activa

8. Financieel-economisch beleid van de overheid

9. Algemeen

10. Nominaal en onvoorzien.

Opbouw jaarverslag

Na het deel Algemeen (voorwoord, dechargeverlening en leeswijzer, paragrafen 1 t/m 3) bestaat de kern van het jaarverslag uit het Beleidsverslag (paragrafen 4 t/m 7) en de Jaarrekening (paragrafen 8 en 9). Tot slot zijn 3 bijlagen opgenomen.

In paragraaf 4 wordt op hoofdlijnen verslag gedaan van de bereikte resultaten van de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda van de ontwerpbegroting 2005.

Paragraaf 5 bevat de beleidsartikelen, elk bestaande uit 3 paragrafen:

• Algemene beleidsdoelstelling;

• Budgettaire gevolgen van beleid en een financiële toelichting op hoofdlijnen. Deze informatie betreft de toelichting op de verantwoordingsstaat uit de jaarrekening;

• Operationele doelstellingen met een tabel waarin de mate van realisatie van de in de ontwerpbegroting aangekondigde beleidsprestaties worden vermeld (ja/nee/gedeeltelijk gerealiseerd). In de beleidsmatige (niet-financiële) toelichting wordt, waar relevant, nader ingegaan op de belangrijkste beleidsresultaten en op opmerkelijke verschillen ten opzichte van de ontwerpbegroting.

In paragraaf 6 komen de niet-beleidsartikelen aan bod. In de bedrijfsvoeringsparagraaf (paragraaf 7) wordt ingegaan op de bedrijfsvoering bij het ministerie van Financiën. Naar aanleiding van het IBO-rapport «regeldruk en controletoren» krijgt de bedrijfsvoeringsparagraaf een nieuwe (meer uitgebreide) opzet. Met ingang van het verslagjaar 2006 gaat de bedrijfsvoeringsparagraaf ook in op de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering en de totstandkoming van de beleidsinformatie. Financiën had ervoor gekozen om intern reeds over 2005 als proef de nieuwe opzet te hanteren voor IXA, IXB en BTW Compensatiefonds. Opdat Financiën op een transparante wijze verantwoording kan afleggen over de uitvoering van de toeslagregelingen is besloten om de nieuwe bedrijfsvoeringsparagraaf voor IXB reeds over 2005 te laten ingaan. Dit houdt ook in dat de Auditdienst Financiën in plaats van een te stellen eisenverklaring, een getrouwbeeldverklaring bij IXB heeft gegeven.

De jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat (paragraaf 8) en de saldibalans (paragraaf 9) met een toelichting daarop. Bijlage 1 bevat een overzicht van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) waarvoor Financiën beleidsmatig verantwoordelijk is.

In bijlage 2 wordt gerapporteerd over de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2004, de gedane toezeggingen en de stand van zaken.

In bijlage 3 wordt ingegaan op de publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Financiën.

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN

In de ontwerpbegroting IXB 2005 zijn de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van het ministerie van Financiën voor 2005 gepresenteerd. In paragraaf 4.1 is een tabel met toelichting opgenomen met daarin de prestaties die in 2005 zijn behaald. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op een tweetal specifieke ontwikkelingen.

4.1 Verantwoording beleidsprioriteiten

Tabel beleidsprioriteiten
BeleidsprioriteitHoofddoelstellingPrestaties in 2005Hoofddoelstelling behaald?
Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid.Een structureel tekort bereiken van maximaal 0,5% in 2007.• Het structurele EMU-saldo komt voor 2005 uit binnen de doelstelling.Ja.
Corporate Governance.Versterking checks and balances binnen beursgenoteerde vennootschappen.• De in december 2004 ingestelde Monitoring Commissie Corporate Governance Code heeft in 2005 haar eerste rapport inzake de naleving van de Code Tabaksblat gepubliceerd.• Nadat de Tweede Kamer al akkoord ging met het wetsvoorstel heeft ook de Eerste Kamer steun gegeven aan de Wet toezicht accountantsorganisaties.• Het wetsvoorstel inzake de implementatie van de overnamerichtlijn is in december 2005 bij de Tweede Kamer ingediend.• Het wetsvoorstel toezicht financiële verslaglegging is in oktober 2005 bij de Tweede Kamer ingediend.Ja.
Terugdringing administratieve lasten.De administratieve lasten voor het bedrijfsleven in de komende kabinetsperiode verminderen met een kwart ten opzichte van 31 december 2002.• De voorgenomen reductie van de lasten van het bedrijfsleven met een kwart, is in 2005 volledig ingevuld met maatregelen (pakket van € 4,1 mld.). De gerealiseerde beperking van de lasten voor het bedrijfsleven bedraagt eind 2005 rijksbreed € 1,5 mld.Ja.
Modernisering Vennootschapsbelasting.Verbetering van het fiscale vestigingsklimaat door middel van het verlagen van het tarief en aanpassen van de Vpb-grondslag.• De Nota «Werken aan Winst» is in 2005 aan de Tweede Kamer verzonden en besproken met de vaste kamercommissie voor Financiën. In het Vpb-pakket 2006 is reeds een extra tariefverlaging van 0,9% van de Vpb gerealiseerd ten behoeve van het verbeteren van de concurrentiepositie.Ja.

Toelichting

Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2005 is er sprake van een positieve ontwikkeling. In de begroting 2005 werd nog uitgegaan van een feitelijk EMU-tekort voor 2005 van 2,6%. Inmiddels is de inschatting dat het feitelijk tekort zal uitkomen op ¼% BBP. Deze verbetering vloeit vooral voort uit meevallers bij de belastingontvangsten en gasbaten en door een lager tekort bij de lokale overheden.

Het structurele EMU-saldo komt (volgens de definitie van de EU) uit op een overschot van 1,0% BBP. Indien het feitelijk tekort van ¼% BBP niet alleen geschoond wordt voor het conjuncturele effect, maar ook voor incidentele effecten in 2005, dan resulteert echter een minder positief beeld voor de structurele positie van de begroting. Deze zou dan ongeveer in evenwicht zijn (zie Financieel Jaarverslag van het Rijk 2005).

Corporate Governance

De in december 2004 ingestelde Monitoring Commissie Corporate Governance Code heeft in 2005 haar eerste rapport inzake de naleving van de Code Tabaksblat publiek gemaakt. Hoofdconclusie: de naleving van de Code is hoog, op een beperkt aantal punten is verbetering mogelijk. De Commissie heeft ter verbetering van de naleving van de Code aanbevelingen gedaan. In 2006 volgt een nieuwe rapportage.

Het wetsvoorstel toezicht accountantsorganisaties (Wta) is na parlementaire behandeling in een slotfase gekomen. Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer met het wetsvoorstel ingestemd. In de Tweede Kamer vindt momenteel nog de behandeling van het wetsvoorstel tuchtrecht accountants plaats. Zodra deze wet door het parlement is aanvaard, kan ook de Wta in werking treden.

Het wetsvoorstel inzake de implementatie van de overnamerichtlijn is in december 2005 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2005/06, 30 419, nr. 2). De Tweede Kamer heeft aangegeven op 9 maart 2006 het verslag over het voorstel bekend te maken. Het wetstraject zal in 2006 worden vervolgd.

Het wetsvoorstel toezicht financiële verslaglegging is in oktober 2005 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2005/06, 30 336, nr. 2). De parlementaire behandeling is inmiddels gestart. In december 2005 heeft de Tweede Kamer het verslag opgesteld. Het wetstraject zal in 2006 worden vervolgd.

Governance bij financiële toezichthouders

Mede in vervolg op een door Financiën opgesteld discussiestuk «Verkenning van de governancestructuur bij De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten» voert het ministerie overleg met beide toezichthouders over het meer in lijn brengen van hun statuten met de Code Tabaksblat. Naar verwachting zullen de voorgenomen wijzigingen in het voorjaar van 2006 worden doorgevoerd. Tevens zal in 2006 de governance van de toezichthouders ook in breder perspectief opnieuw worden bekeken en waar nodig versterkt.

Terugdringing administratieve lasten

Doelstelling van het kabinet is om uiterlijk per 2007 een kwart van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te reduceren. Van deze doelstelling is tot en met 2005 rijksbreed € 1,5 mld. gerealiseerd (zie voor nadere toelichting het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2005). Voor de invulling van het totale pakket zijn begin 2005 concrete afspraken gemaakt (zie Vermindering administratieve lasten: nu volle kracht vooruit; Kamerstukken II 2004/05, 29 515, nr. 59). In september 2005 heeft in het kader van de begroting voor 2006 een update van deze afspraken plaatsgevonden (zie brief aan de TK over de aanpak van administratieve lasten en irritaties voor bedrijven; Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 94). Alle informatie, inclusief de genoemde brieven, is terug te vinden op www.administratievelasten.nl.

Vanuit het bedrijfsleven wordt erop gewezen dat soms nog weinig te merken valt van deze maatregelen. Enerzijds komt dit omdat veel maatregelen nog niet zijn afgerond. Voor het merendeel is de uitvoering immers gepland voor 2006 en 2007. Anderzijds komt dit doordat de grootste irritaties van het bedrijfsleven niet altijd werden opgepakt. Bij de aanvullende afspraken uit september 2005 en de verdere uitbreiding van het pakket in voorjaar 2006 zijn juist deze irritaties het uitgangspunt. Mogelijkheden voor nieuwe, merkbare reducties worden onder meer geïnventariseerd binnen het kader van het project modelbedrijven.

Voor Financiën is de realisatie tot en met 2005 opgelopen tot een kleine 70% van de reductie van € 940 mln. die in 2007 bereikt moet zijn. Daarin is begrepen implementatie van de BTW-richtlijn facturering (onder meer de elektronische facturering).

Eind 2005 heeft besluitvorming plaatsgevonden over een verdere vereenvoudiging op het terrein van het loonbegrip en loonadministratie die naar verwachting met ingang van 2007 kan worden ingevoerd. Over deelonderwerpen op genoemd terrein zoals de afbakening van de personenkring werknemersverzekeringen is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in december 2005 advies gevraagd aan de SER. Het afwegen van het belang van administratie moeten voeren in het kader van de grondwaterbelasting heeft al in het kader van het Belastingplan 2006 geresulteerd in het opnemen van een beregenings- en bevloeiingsvrijstelling in die belasting met als gevolg reductie van administratieve lasten. Medio 2005 is de eerste versie van de Nederlandse taxonomie gepresenteerd. Dit is een stap op weg naar de invoering van XBRL (eXtensible Business Reporting Language) waaraan een aanzienlijke reductie van administratieve lasten is verbonden.

De volgende tabel geeft een overzicht van de netto reductie van € 248,7 mln. die in 2005 op het terrein van de fiscaliteit en de financiële markten is gerealiseerd.

Overzicht gerealiseerde reductie AL in 2005 voor het bedrijfsleven
  Reductie(x € 1 mln.)
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingBelastingplan 2005 (vervallen willekeurige afschrijving Arbo-investeringen)0,5
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingAanvullend protocol verdrag Duitsland0,1
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingNacalculatie 2005 (vervallen tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting, thin captalization en niet aftrekbaarheid deelnemingskosten)0,96
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingVervallen concernfinancieringsregeling0,1
Loonbelasting en afdrachtverminderingBelastingplan 2005 (afschaffen dubbel spaarloon, vervallen pc privé-regeling)– 5,65
Loonbelasting en afdrachtverminderingOverige fiscale maatregelen 2005 (wijziging werknemersbegrip voor in het buitenland wonende werknemers)1,0
Loonbelasting en afdrachtverminderingWetsvoorstel VUT/prepensioen/levensloop– 7,35
Loonbelasting en afdrachtverminderingWetsvoorstellen Walvis/Aansluitingswet Walvis120,0
OmzetbelastingUitbreiding elektronische facturering63,7
Douane en accijnzenVereenvoudiging douaneprocedures door het gebruik van elektronische gegevensuitwisseling en door het vervallen van verklaringen, accijns op kerosine, digitale faciliteit accijnsaangiften en vrije zone Schiphol27,9
Algemene en bijzondere fiscale wettenVerbetervoorstellen WOZ, teruggaaf BPM ondernemers, uitstelfaciliteit bedrijfsovername, verminderen frequentie aangiften WBM3,9
GedragstoezichtInwinnen inlichtingen elektronisch Wte, vereenvoudiging vergunningaanvraag Wtb/BtB, afschaffen verplichting dagelijks vaststellen waarde rechten deelneming Wtb, aanpassen informatieverplichting aan toezichthouder Wtb, inwinnen inlichtingen elektronisch Wtb, aanpassen verplichte verklaring accountant over inhoud prospectus Wtb, Wet marktmisbruik, prospectus Wtb via internet, bekendmaking Wtb inrinsieke waarde via internet, beschikbaar jaarrekening e.d. Wtb via internet21,1
Prudentieel toezichtVermindering van het aantal Wtk-rapportages, verbetering software, elektronische handtekening Wtv/Wtn, nationale samenwerking toezichthouders, verlichten van de regels bij fusies en portefeuilleoverdrachten Wtv/Wtn13,4
IntegriteitstoezichtRisicogebaseerde monitoring internationale betalingen Sanctiewet, alleen apert ongebruikelijke/verdachte transacties melden Wet MOT9,1
Totaal 248,7

Modernisering Vennootschapsbelasting

In april 2005 is de nota over de toekomst van de vennootschapsbelasting getiteld »Werken aan Winst, naar een laag tarief en een brede grondslag» (Kamerstukken II 2005/06, 30 107, nr. 2) verzonden aan de Tweede Kamer. De nota geeft een visie van het kabinet op de maatregelen die nodig zijn om het fiscale ondernemingsklimaat en de aantrekkelijkheid van ons land als vestigingsplaats voor bedrijven op de langere termijn te bestendigen en te verbeteren. Deze nota is in december 2005 met de vaste kamercommissie voor Financiën besproken. Mede hierdoor wordt het wetsvoorstel in de loop van de eerste helft van 2006 verzonden aan de Tweede Kamer.

In het Vpb-pakket 2006 is al een extra tariefverlaging gerealiseerd van 0,9% naar 29,1% in 2007 ten behoeve van het verbeteren van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en daarmee het Nederlandse vestigingsklimaat.

4.2 Specifieke ontwikkelingen

Er wordt naast de verantwoording over de beleidsprioriteiten ook aandacht gevraagd voor de volgende ontwikkelingen in 2005:

Financiële perspectieven

In december 2005 heeft de Europese Raad een akkoord bereikt over de Financiële Perspectieven. Dit akkoord betekent dat de afdrachtendoelstelling, namelijk het reëel constant houden van het 2006-niveau van de Nederlandse afdrachten in de periode 2007–2013, ruimschoots gehaald wordt. De gemiddelde jaarlijkse afdracht in de periode 2007–2013 zal niet alleen in reële termen sterk dalen ten opzichte van 2006, maar zelfs beduidend lager zijn dan het nominale niveau van 2006. Deze sterk dalende afdrachten zijn het gevolg van de kortingen die Nederland bedongen heeft in het systeem van de Eigen Middelen (gemiddeld € 1 mld. per jaar over de periode in vergelijking met het ongewijzigde systeem van Eigen Middelen). De Nederlandse korting wordt vermoedelijk nog niet zichtbaar in 2007. De ratificatie van het Eigen Middelenbesluit dient immers pas uiterlijk begin 2009 afgerond te zijn. Op dat moment zullen de in december afgesproken kortingen met terugwerkende kracht toegepast worden, tenzij afgesproken wordt deze al in 2007 en 2008 vooruit te betalen. Hierover zullen in 2006, onder andere in het kader van de EU-begroting voor het jaar 2007, verdere afspraken gemaakt moeten worden.

Toeslagen

In de ontwerpbegroting IXB 2006 is als beleidsprioriteit voor 2006 het uitvoeren van de huur- en zorgtoeslag opgenomen, aangezien de Belastingdienst vanaf 1 januari 2006 daarvoor verantwoordelijk is. Daarbij is opgemerkt dat alle activiteiten van de Belastingdienst op het tijdig welslagen van deze operatie gericht zijn. Met het oog hierop en ook ten behoeve van het uitvoeren van de kinderopvangtoeslag zijn in 2005 nieuwe systemen gebouwd, medewerkers opgeleid, intensieve voorlichtingscampagnes gevoerd en is een nieuwe organisatie opgericht: de Belastingdienst/Toeslagen. Dit alles heeft geleid tot een eerste uitbetaling in december van circa 5,8 mln. voorschotten.

5. BELEIDSARTIKELEN

5.1 Belastingen

5.1.1 Algemene beleidsdoelstelling

De fiscale werkzaamheden van het ministerie van Financiën hebben als voornaamste doelstelling:

Het optimaal vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van het kabinet.

Het ministerie van Financiën draagt bij aan verwezenlijking van deze doelstelling door het adviseren over het fiscaal- en douanebeleid voor de korte en langere termijn, het vormgeven van het fiscale stelsel en het verzorgen van het fiscale wetgevingsproces. Het ministerie vervult tevens een centrale rol in de standpuntbepaling van Nederland over belastingvoorstellen binnen de Europese Unie.

De Belastingdienst is binnen het ministerie verantwoordelijk voor het uitvoeringsaspect van de hoofddoelstelling. Deze bestaat uit de inrichting én de uitvoering van de heffing, controle en inning van de rijksbelastingen inclusief de douanerechten. Daarnaast voert de Belastingdienst ook een aantal niet-fiscale taken uit zoals de controle op invoer, doorvoer en uitvoer van goederen, de premieheffing volksverzekeringen en handhavingstaken op het terrein van economische ordening en financiële integriteit.

De Belastingdienst heeft er in 2005 taken bij gekregen, zoals het uitvoeren van de tegemoetkoming kinderopvang. Ook de komende jaren komen er taken bij. Vanaf 1 januari 2006 voert de Belastingdienst een aantal inkomensafhankelijke regelingen uit. Dit zijn de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag. In december heeft de Belastingdienst circa 5,8 miljoen toeslagen uitbetaald.

Werkgevers en andere inhoudingsplichtigen, zoals uitkeringsinstanties en pensioenfondsen, kunnen vanaf 1 januari 2006 één gecombineerde, digitale aangifte doen voor loonbelasting/premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Dit levert een administratieve lastenverlichting op voor de werkgevers. De Belastingdienst verzorgt de heffing en inning van de premies werknemersverzekeringen, wint gegevens in van werknemers en geeft die door aan de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Vanuit zijn taak als rechtshandhavingorganisatie heeft de Belastingdienst zijn strategische doelstelling geformuleerd:

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst.

De Belastingdienst streeft er naar deze doelstelling te realiseren door elke belastingplichtige de aandacht te geven die hij op grond van zijn nalevingsgedrag verdient. Een dienstverlenende attitude van de Belastingdienst onderhoudt of versterkt de bereidheid van de belastingplichtige tot het voldoen aan verplichtingen. Effectief toezicht en opsporing van fraude gaan non-compliant gedrag tegen.

In welke mate leven burgers en bedrijfsleven vrijwillig hun fiscale verplichtingen na? De effectindicatoren aangiftegedrag, invulgedrag en betaalgedrag geven hiervan een beeld. De waarden geven een indicatie van de compliance. De indicatoren bevatten gegevens over de vier belangrijkste middelen: loonheffing, omzetbelasting, vennootschapsbelasting en inkomensheffing.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de effectindicatoren van de strategische doelstelling.

Tabel 5.1 : Effectindicatoren strategische doelstelling (%)
 200320042005 planning2005 realisatie
Aangiftegedrag97,596,996,897,3
Invulgedrag95,995,595,495,1
Betaalgedrag92,995,592,995,9

De uitkomsten zijn over de jaren heen redelijk stabiel en in overeenstemming met de planning.

5.1.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 BelastingenBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Het optimaal vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van het kabinetRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen3 074 0323 000 6013 033 3413 261 2473 357 756– 96 509
       
Uitgaven3 066 0663 000 5233 010 7233 244 5743 357 755– 113 181
Programma-uitgaven566 584608 713687 706564 195828 805– 264 610
       
Doelstelling 3 Bevorderen dat belastingplichtigen hun belastingverplichtingen nakomen      
       
Programma41 880133 085135 40075 42573 8051 620
       
Doelstelling 5 Doelmatige bedrijfsvoering      
Heffing- en invorderingsrente524 704475 628552 306488 770755 000– 266 230
Apparaatsuitgaven2 499 4822 391 8102 323 0172 680 3792 528 950151 429
       
Ontvangsten91 776 92989 424 11492 813 280106 850 95895 814 24411 036 714
Programma-ontvangsten91 729 79889 391 93792 773 282106 802 40095 791 32311 011 077
       
Algemene doelstelling      
Belastingontvangsten90 836 69588 534 08391 761 317105 872 33494 571 00011 301 334
       
Doelstelling 3 Bevorderen dat belastingplichtigen hun belastingverplichtingen nakomen      
       
Programma240 950233 199291 661287 692255 32332 369
       
Doelstelling 5 Doelmatige bedrijfsvoering      
Heffing- en invorderingsrente652 153624 655720 304642 374965 000– 322 626
       
Apparaatsontvangsten47 13132 17739 99848 55822 92125 637

Uitgaven

Heffings- en invorderingsrente (– € 266,2 mln.)

De in 2004 qua geldelijke omvang beperktere aanslagoplegging dan verwacht bij de oudere belastingjaren van de inkomsten- en vennootschapsbelasting heeft zijn doorwerking gekregen in 2005 (– € 70 mln.). Bij de verdeling van heffings- en invorderingsrente van IBPVV aanslagen over IB en premieheffing wordt een verdeelsleutel gehanteerd. Als gevolg van de eind 2005 definitief vastgestelde sleutel over het belastingjaar 2001 is een omvangrijke verschuiving opgetreden van het Rijk (IXB) naar de fondsen (– € 148 mln.). Daarnaast zijn in 2005, als gevolg van het spaareffect en betere winstverwachtingen, door ondernemingen minder verzoeken tot vermindering Vennootschapsbelasting ingediend (– € 48 mln.).

Apparaatsuitgaven (+ € 151,4 mln.)

Het verschil betreft een saldo van mee- en tegenvallers en kan als volgt worden verklaard:

Taakuitbreidingen + € 24 mln.

Als gevolg van nieuwe fiscale wetgeving (Belastingplan 2005) en voor de 100 % drugscontroles door de Douane op Schiphol was capaciteitsuitbreiding noodzakelijk. Ook waren extra middelen nodig voor de aanschaf van detectiepoorten voor nucleair materiaal in de haven van Rotterdam.

Verbetering dienstverlening + € 11 mln.

Begin 2005 zijn er problemen ontstaan ten aanzien van de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon. Daarom zijn er maatregelen getroffen om de bereikbaarheid te verbeteren. Er is geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal werkplekken en in het verbeteren van de technische infrastructuur.

Toeslagen + € 55 mln.

Om ook voor Toeslagen een goede telefonische bereikbaarheid te garanderen en voor de uitvoering van Toeslagen waren extra middelen nodig, zowel voor wat betreft techniek als voor menskracht. Voor een deel betreft het extra middelen voor bescheiden en éénmalige investeringen in huisvesting.

SUB + € 13 mln.

Voor hogere dan oorspronkelijk geraamde automatiseringuitgaven en projectkosten – mede door extra eisen en wensen – ten behoeve van het project SUB (samenwerking UWV/Belastingdienst voor de inning van werknemerspremies).

Technische mutaties – € 25 mln.

Voor de overgang van personeel van de Belastingdienst naar het kerndepartement, detachering van medewerkers naar de ministeries van VROM en SZW en desaldering voor hogere apparaatsontvangsten.

Loon- en prijsbijstelling + € 61 mln.

Voor de compensatie van gestegen lonen en prijzen.

Hogere uitstroom Personeel – € 10 mln.

Op de personeelsbegroting is (evenals in 2004) een meevaller ontstaan als gevolg van maatregelen die zijn getroffen om invulling te kunnen geven aan de ombuigingstaakstellingen uit het regeerakkoord. Deze maatregelen betreffen het door de Belastingdienst instandhouden van een vacaturestop in combinatie met het overheidsbrede FPU arrangement.

Overige + € 22 mln.

Voor uitgaven op het terrein van de automatisering (projecten voor de verbetering van de bedrijfsvoering) en voor het inlopen van achterstallig onderhoud bij de huisvesting.

Ontvangsten

Programma-ontvangsten (+ € 32,4 mln.)

De ontvangsten voor vervolgingskosten waren € 42 mln. hoger dan voorzien. De belangrijkste oorzaak hiervan is tariefaanpassing. Daarnaast wordt als gevolg van snellere invordering (dwangbevelen per post) eerder tot beslaglegging, waaraan hogere kosten zijn verbonden, overgegaan. De ontvangsten betreffende schikkingen en administratieve boeten bleven € 10 mln. achter bij de raming als gevolg van de herverdeling over het belastingjaar 2001 tussen het Rijk en de fondsen aan de hand van de eind 2005 definitief vastgestelde verdeelsleutel.

Heffings- en invorderingsrente (– € 322,6 mln.)

Bij de verdeling van Heffings- en Invorderingsrente van IBPVV aanslagen over IB en premieheffing wordt een verdeelsleutel gehanteerd. Als gevolg van de eind 2005 definitief vastgestelde sleutel over het belastingjaar 2001 is een omvangrijke verschuiving opgetreden van het Rijk (IXB) naar de fondsen (– € 219 mln.). De in 2004 qua geldelijke omvang beperktere aanslagoplegging dan verwacht bij de oudere belastingjaren van de inkomsten- en vennootschapsbelasting heeft zijn doorwerking gekregen in 2005 (– € 75 mln.). Daarnaast zijn in 2005 minder definitieve aanslagen Vennootschapsbelasting opgelegd (– € 60 mln.). Verder heeft de Belastingdienst in 2005 meer invorderingsrente ontvangen (+ € 31 mln.).

Overige apparaatsontvangsten (+ € 25,2 mln.)

De eigendomsoverdracht van twee scangebouwen (+ € 12 mln.), de ontvangsten voor de inzet van de Belastingdienst op het gebied van internationale bijstand (+ € 9 mln.) en de meer dan voorziene ontvangsten van de facilitaire bedrijven van derden voor de inzet van personeel en middelen (+€ 6 mln.) zijn de belangrijkste oorzaken van de mutatie. De overige ontvangsten waren hoger dan geraamd (+ € 3 mln.). De ouderbijdragen als gevolg van de gewijzigde Wet Kinderopvang vielen weg (– € 4 mln.).

5.1.3 Operationele doelstellingen

5.1.3.1 Operationele doelstelling 1

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven en het bijdragen aan de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Het Belastingplan 2006 tot stand brengen.Ja.
2. Besloten is op welke onderdelen de Wet op de Vennootschapsbelasting wordt aangepast. De hiermee samenhangende noodzakelijke wetswijzigingen zijn voorbereid.Ja.
3. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag inhoudende herziening en vereenvoudiging is voorbereid. Ja.
4. Sociaal culturele BTW-vrijstelling is herzien en vereenvoudigd.Ja.
5. Wetsvoorstel waarin een aantal algemene begrippen uit verschillende inkomensafhankelijke regelingen is ondergebracht in één wet, is voorbereid. Ja.
6. Naast de reductie van de administratieve lasten die is begrepen in de hiervóór genoemde punten, zullen in 2005 verschillende wetswijzigingen worden uitgewerkt conform de brief die 8 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5) aan de Tweede Kamer is gestuurd.Ja.
7. Wetsvoorstel Algemene douanewet is voorbereid.Ja.
8. De in de Miljoenennota 2005 voor evaluatie van dat jaar opgenomen fiscale wet en regelgeving is geëvalueerd. Gedeeltelijk.
9. Wet inkomstenbelasting 2001 is geëvalueerd. Ja.

1. Het Belastingplan 2006 tot stand brengen.

Het Belastingplan 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 30 306, nrs. 1–2) staat in het teken van uitvoering van de hervormingsagenda van het kabinet. Het fiscale pakket heeft dan ook een bijdrage geleverd aan de ambities van het kabinet, zoals een evenwichtig inkomensbeleid, versterking van de economische infrastructuur en een verbetering van de milieubalans. Door middel van de fiscaliteit is inkomenscompensatie gegeven voor onder meer de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Een pakket koopkracht ondersteunende maatregelen is ingevoerd, zo zijn de belastingtarieven in de eerste en tweede schijf aangepast en zijn diverse heffingskortingen aangepast. Ter uitvoering van het Strategisch Akkoord zijn tevens de bestaande kinderkortingen gestroomlijnd en verhoogd. Ter versterking van de economische infrastructuur is onder meer de Wet Bevordering Speur& Ontwikkelingswerk (WBSO) geïntensiveerd. Voorts is in het Belastingplan 2006 een aantal voorstellen opgenomen die zien op verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering van de uitstoot van CO2 in het verkeer.

2. Besloten is op welke onderdelen de Wet op de Vennootschapsbelasting wordt aangepast. De hiermee samenhangende noodzakelijke wetswijzigingen zijn voorbereid.

In april 2005 is de nota over de toekomst van de vennootschapsbelasting getiteld «Werken aan Winst, naar een laag tarief en een brede grondslag» (Kamerstukken II 2005/06, 30 107, nr. 2.) verzonden aan de Tweede Kamer. Deze nota is in december 2005 met de vaste kamercommissie van Financiën besproken. Mede hierdoor wordt het wetsvoorstel in de loop van de eerste helft van 2006 verzonden aan de Tweede Kamer. In het Vpb-pakket 2006 is al een tariefverlaging gerealiseerd naar 29,1% in 2007 en het ophogen van de zelfstandigenaftrek met 36% in 2007 ten behoeve van het verbeteren van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en daarmee het Nederlandse vestigingsklimaat.

3. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag inhoudende herziening en vereenvoudiging is voorbereid.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag inhoudende herziening en vereenvoudiging is voorbereid en zal naar verwachting het tweede kwartaal naar de Kamer worden gezonden.

4. Sociaal culturele BTW-vrijstelling is herzien en vereenvoudigd.

De herziening van de sociaal-culturele vrijstelling van de BTW heeft plaatsgevonden in 2005, met name door een wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. De daarmee beoogde overdracht van de werkzaamheden met betrekking tot deze vrijstelling aan de Belastingdienst heeft per 1 januari 2006 plaatsgevonden.

5. Wetsvoorstel waarin een aantal algemene begrippen uit verschillende inkomensafhankelijke regelingen is ondergebracht in één wet, is voorbereid.

Het wetsvoorstel waarin een aantal algemene begrippen uit verschillende inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is ondergebracht in één wet, is medio 2005 tot stand gekomen (Kamerstukken II 2004/05, 29 764 en 29 765).

6. Naast de reductie van de administratieve lasten die is begrepen in de hiervóór genoemde punten, zullen in 2005 verschillende wetswijzigingen worden uitgewerkt conform de brief die 8 april 2004 aan de Tweede Kamer is gestuurd.

In 2005 zijn verschillende wetswijzigingen uitgewerkt conform de brief die 8 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5) aan de Tweede Kamer is gestuurd en tot stand gebracht via het Belastingplan 2006. Het gaat hierbij om uitbreiding van de mogelijkheid tot periodieke facturering en wijziging van de grondwaterbelasting.

7. Wetsvoorstel Algemene douanewet is voorbereid.

Het wetsvoorstel Algemene douanewet is in 2005 naar de Raad van State gezonden en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2006 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De Algemene Douanewet gaat alle wetgeving bevatten met betrekking tot goederen die zich onder de jurisdictie van Nederland bevinden. Deze wetgeving is tot nu toe verspreid over meerdere wetten.

8. De in de Miljoenennota 2005 voor evaluatie van dat jaar opgenomen fiscale wet en regelgeving is geëvalueerd.

In de Miljoenennota 2006 is verslag gedaan van de tussenstand betreffende de evaluatieprogrammering 2005. De evaluatie van de willekeurige afschrijving Continentaal Plat was op dat moment al gerealiseerd en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 IXB, nr. 7). Voor 2005 werd in de Miljoenennota 2006 verder nog een aantal evaluaties aangekondigd, waarbij werd aangetekend dat er mogelijk enige uitloop naar 2006 zou zijn.

Van deze evaluaties zijn in 2005 de volgende afgerond:

• De evaluaties van belastinguitgaven in box 3 (Kamerstukken II 2005/06, 30 375, nrs. 1–2), waarvan:

– de algemene vrijstelling

– de kindertoeslag

– de ouderentoeslag

– de vrijstelling voor rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden;

• De evaluatie van de teruggaafregelingen energiebelasting voor kerken en non-profit organisaties (Kamerstukken II 2005/06, 30 375, nrs. 1–2);

• De durfkapitaalregeling (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XIII, nr. 57);

• De aftrek voor scholingsuitgaven in de inkomensheffing (Kamerstukken II 2005/06, 30 012, nr. 6);

• De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de loonheffing (CPB document 103 «hoe effectief is extra fiscale stimulering van speur- en ontwikkelingswerk?»);

• De belastingheffing over vakantiebonnen (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 26).

Nog niet afgerond zijn de volgende evaluaties:

• De toezending van de evaluatie van de ondernemersregelingen werd aangekondigd voor het najaar 2005, maar zal waarschijnlijk begin 2006 zijn gerealiseerd;

• De belastinguitgaven op het gebied van groen beleggen (heffingskorting en vrijstelling in box 3) milieu-investeringsaftrek en vrije afschrijvingen milieu-investeringen. Deze zullen in één rapport samenhangend worden geëvalueerd en waarschijnlijk begin 2006 zijn gerealiseerd;

• Vrijstellingen en bijzondere tarieven in de motorrijtuigenbelasting en overeenkomstige regelingen in de BPM. Deze evaluatie zal waarschijnlijk begin 2006 zijn gerealiseerd.

9. Wet inkomstenbelasting 2001 is geëvalueerd.

Voorts is de belastingherziening van de Wet Inkomstenbelasting 2001 geëvalueerd. Het evaluatierapport «Breder lager, eenvoudiger?» is eind 2005 aan de Kamer aangeboden en wordt vermoedelijk in 2006 met de Kamer besproken (Kamerstukken II 2005/06, 30 375, nrs. 1–2).

5.1.3.2 Operationele doelstelling 2

Belastingplichtigen dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Telefonie en internet zijn aantrekkelijke kanalen voor belastingplichtigen:Ja
  – beschikbaarheid van voldoende klantinformatie 
  – goede telefonische bereikbaarheid 
2. De belastingplichtige kan voor alle telefonische dienstverlening (ook voor toeslagen en loonopgaven) terecht op één inbelnummer. Ja.

1. Telefonie en internet zijn aantrekkelijke kanalen voor belastingplichtigen

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de klantcontacten in 2005. Op alle fronten zijn de klantcontacten toegenomen. De toename is grotendeels veroorzaakt door de invoering van Toeslagen.

Ontwikkeling klantcontacten per kanaal
Aantal klantcontacten (x 1 000)200320042005
Balie874884924
Internet5 1408 37917 857
Telefonie8 6008 22511 325
Totaal14 61417 48830 106

De telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst was begin 2005 zorgwekkend en bereikte een dieptepunt met een bereikbaarheid van 50%. Er zijn ingrijpende maatregelen genomen om de bereikbaarheid drastisch te verbeteren, zoals het oprichten van een apart dienstonderdeel BelastingTelefoon en het opheffen van de taakstelling voor externe inhuur voor de BelastingTelefoon. In de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer van 8 april 2005 wordt uitgebreid ingegaan op het plan van aanpak van de BelastingTelefoon.

Om de bereikbaarheid van de Belastingdienst telefonisch te verbeteren is het aantal werkplekken uitgebreid. Daarnaast was uitbreiding nodig voor de komst van Toeslagen. Het totaal aantal werkplekken is in 2005 verdubbeld naar 1120 stuks op de verschillende locaties. De uitbreiding nodig voor de vraagstroom Toeslagen was daarmee op tijd (1 september 2005) af en ook voor de andere werkstromen is het tijdpad gerealiseerd. Eind 2005 ligt de inrichting van de BelastingTelefoon goed op schema.

De bereikbaarheid van de BelastingTelefoon is structureel verbeterd van 50% in januari naar 89% in december, over het gehele jaar is een bereikbaarheidspercentage van 81% gerealiseerd.

2. De belastingplichtige kan voor alle telefonische dienstverlening (ook voor toeslagen en loonopgaven) terecht op één inbelnummer.

De bestaande callcenters van de klantendiensten en de BelastingTelefoon worden stapsgewijs samengevoegd tot één nieuwe organisatie met één telefoonnummer. De BelastingTelefoon stuurt niet langer op algemene callcenters, maar op specifieke callcenters. De BelastingTelefoon heeft meerdere vestigingen, die elk een specifieke doelgroep of vraagstroom bedienen. Specialisatie vergroot ook de kwaliteit van de antwoorden. De specifieke callcentra zijn Particulieren, Ondernemingen, Toeslagen, Auto, Douane en Buitenland.

Effectindicatoren en outputindicatoren

De door de burger ervaren dienstverlening wordt jaarlijks gemeten in de Fiscale Monitor, waarbij een representatieve steekproef van belastingplichtigen wordt geënquêteerd. In tabel 5.2 zijn de gerealiseerde waarden voor de verschillende onderwerpen op een rij gezet.

Tabel 5.2 Effectindicatoren operationele doelstelling 2 (% positieve antwoorden)
 200320042005 planning2005 realisatie
Ervaren duidelijkheid correspondentie83818482
Ervaren snelheid afhandeling72717263
Ervaren bereikbaarheid64606543
Nakomen van afspraken87868783

Opvallend zijn de scores op de onderdelen «ervaren snelheid afhandeling» en «ervaren bereikbaarheid». Vooral bij het laatste kengetal bleef de realisatie ver achter bij de planning.

De achterblijvende score «ervaren snelheid afhandeling» wordt veroorzaakt doordat het in het afgelopen jaar langer is gaan duren voordat een definitieve aanslag werd opgelegd.

De score van «ervaren bereikbaarheid» is duidelijk beïnvloed door de slechte telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst in het begin van 2005.

De scores op de onderdelen «ervaren duidelijkheid correspondentie» en «nakomen van afspraken» zijn, ondanks een licht achterblijven ten opzichte van de doelstelling, overwegend positief te noemen.

Outputindicatoren

De outputindicatoren geven een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op het terrein van de dienstverlening.

Tabel 5.3 Outputindicatoren operationele doelstelling 2
 200320042005 planning2005 realisatie
% Afgehandelde telefoongesprekken60677080
% Tijdigheid afdoen aangiften en bezwaar88879180

De telefonische bereikbaarheid (meting) is ten opzichte van 2004 aanmerkelijk toegenomen en komt daarmee ruim boven de doelstelling van 70% uit (zie ook tabel 5.3). De telefonische bereikbaarheid wordt bepaald door het percentage telefoongesprekken dat binnen 20 seconden beantwoord wordt. Het verschil met de ervaren bereikbaarheid (beleving) wordt verklaard door het feit dat de enquête bij burgers al in het voorjaar is afgenomen toen de Belastingdienst in het nieuws was met de slechte bereikbaarheid. In kwantitatief opzicht gaat het goed met de BelastingTelefoon. We hebben beloofd éérst de bereikbaarheid weer op orde te krijgen. Dat is gelukt. En nu zijn we bezig met de kwaliteit. Bijna 3 000 mensen zijn in opleiding geweest. Maar dat betekent nog niet dat alles goed is. De dialoogondersteuning moet nog beter, de VRS (Voice response system) kan beter en de routering ook. De kwaliteit moet ook echt omhoog, maar we hebben aangegeven dat dat de tweede fase is. En daar zitten we nu middenin.

Het percentage tijdig afgehandelde aangiften is in 2005 gedaald ten opzichte van de voorafgaande jaren. In 2004 zijn er door een vertraging van het in gebruik nemen van het aanslagbelastingsysteem minder definitieve aanslagen inkomensheffing opgelegd dan gepland. Het afdoen van deze «oude» voorraden in 2005 leidde tot een overschrijding van de termijnen. Daarnaast is een groot aantal aangiften Vennootschapsbelasting door de elektronische aangifte niet tijdig door de medewerkers van de Belastingdienst ontvangen, wat weer geleid heeft tot niet tijdige afdoening.

5.1.3.3 Operationele doelstelling 3

Door toezicht bevorderen dat de belastingplichtigen hun belastingverplichtingen nakomen.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Verschuiving van de aandacht in het toezicht van de aangiftebehandeling en het administratieve toezicht naar het toezicht bij belastingplichtigen ter plaatse (materiële controles).Gedeeltelijk.
2. Meer gerichte opsporing van belastingplichtigen die zich proberen te onttrekken aan het zicht van de Belastingdienst.Gedeeltelijk.
3. Een brede certificering van douaneklanten door de Douane op de integriteit van de processen, de organisatie en het personeel.Ja.
4. Een werkend stelsel van fiscale certificering van bedrijven. In 2005 maakt de Belastingdienst een start met het ontwikkelen van richtlijnen voor fiscale certificering en zal via pilots werkende weg ervaring worden opgedaan.Ja.
5. Een risicogericht klantbeeld dat is samengesteld uit persoonsinformatie, verhaalsinformatie en een risicoprofiel.Ja.
6. Meer mogelijkheden om door middel van een doorlopende incassomachtiging te betalen.Ja.
7. Inbouwen van een (voor de belastingplichtige kostenloze) betalingsherinnering vóór de aanmaning.Ja.
8. Onderzoek en pilots ten behoeve van een callcenter voor belastingplichtigen met betalingsproblemen.Ja.
9. Het betekenen van dwangbevelen per post.Ja.
10. Een aantal maatregelen uit de brief van 3 juni 2004 die de invordering betreffen, zoals: € 10 mln. extra capaciteit voor de invordering, het loslaten van alle tot nu toe bestaande terughoudendheid voor de invordering bij vrijplaatsen, het opzetten van criteria voor generiek oninbaarlijden en het ontwerpen van maatregelen om oninbaarlijden te voorkomen. Ja.

1 en 2 Toezicht

De belastingdienstregio’s zijn aan de slag gegaan met de herinrichting van de administratieve processen om door middel van efficiencyverbeteringen capaciteit vrij te spelen voor toezicht ter plaatse. Per regio zijn toezichtplannen opgesteld. De beweging naar buiten (meer uren besteden aan controles ter plaatse) is ingezet. In 2005 heeft dit nog onvoldoende resultaten opgeleverd. Het aantal geplande boekenonderzoeken is niet gehaald.

Op het gebied van bestrijding van vrijplaatsen zijn belangrijke stappen gezet. De verschillende belastingdienstregio’s hebben de nodige initiatieven ontplooid, zoals lokale acties bij coffeeshops, woonwagens en prostitutie en op landelijk niveau acties bij illegale casino’s.

Daarnaast hebben de belastingdienstregio’s deelgenomen aan acties in het kader van het landelijke programma Zichtbaar Toezicht. In 2005 waren de speerpunten van dit programma: (rommel)markten, belwinkels, BPM (grijs kenteken), rode gasolie, afval en schroot.

De Belastingdienst wil met de gemeenten, waar zich naar zijn oordeel een zogenoemd handhavingstekort voordoet, een convenant afsluiten over de aanpak van vrijplaatsen, waaraan ook de politie en het Openbaar Ministerie zich binden. In 2005 hebben de verschillende regio’s hierover veelvuldig overleg gevoerd. De respons is goed. In 2005 zijn met 180 gemeenten collectief dan wel individueel convenanten afgesloten. Met een groot aantal gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden zijn convenanten in voorbereiding.

3 en 4 Horizontaal toezicht.

In 2005 is een pilot gehouden waarbij een 20-tal ondernemingen is benaderd om afspraken te maken over de wijze waarop toezicht zal plaatsvinden op de nakoming van de verschillende belastingsoorten. Deze aanpak richt zich in eerste instantie op de groep van zeer grote ondernemingen, omdat deze te maken hebben met strengere eisen op het terrein van de financiële jaarverslaggeving. Eind 2005 waren met zes van de bedrijven convenanten gesloten. Met de overige bedrijven zal dit naar verwachting begin 2006 gebeuren.

De Douane heeft in 2005 het project certificering opgestart, waarbij het doel is om bedrijven te certificeren op het gebied van fiscaliteit en veiligheid. Het project loopt vooruit op de verwachte wijzigingen in het Communautair Douanewetboek, die voorzien in een Europese certificering van bedrijven. In 2006 zullen de eerste bedrijven worden gecertificeerd.

5 en 6 Invordering.

Er wordt gewerkt aan een grondige herinrichting van het invorderingsproces. Er komt een nieuw geautomatiseerd systeem voor dit proces. In 2005 is conform planning een start gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden.

7 t/m 10 Invordering.

De versterkte aandacht voor het invorderingsproces heeft er in 2005 toe bijgedragen dat de betalingsachterstand is teruggelopen. De betalingsachterstand van de belangrijkste middelen (omzetbelasting, vennootschapsbelasting, inkomensheffing en loonheffing) daalde in 2005 met € 300 miljoen naar een totaal van € 3,8 miljard. In 2005 heeft het accent gelegen op opschoningacties en het opleiden van de medewerkers. In 2006 krijgt dit een vervolg.

In 2005 wierp het geïntensiveerde toezicht op vrijplaatsen reeds vruchten af. In veel gevallen werden aangiften over oude belastingjaren alsnog ingediend, openstaande schulden alsnog voldaan of betalingsregelingen getroffen. De normalisatie van heffing en inning is hier in een aantal gevallen een arbeidsintensief traject met een lange doorlooptijd, omdat het verkrijgen van gegevens over de juiste heffingsgrondslag en van contra-informatie moeizaam blijkt.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Belastingheffing is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen zelf verstrekken. De belastinginkomsten zijn als gevolg van M&O onvolledig. Bij alle uit te voeren fiscale taken wordt de Belastingdienst in meer of mindere mate geconfronteerd met de problematiek van M&O. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt dit meer uitgebreid toegelicht.

Effectindicatoren/evaluatieonderzoek

In tabel 5.4 wordt onder andere op de planning en realisatie van de effectindicator ingegaan.

Tabel 5.4 Effectindicator operationele doelstelling 3
 200320042005 planning2005 realisatie
Ervaren kans op ontdekking (%)69668367

De mate waarin de belastingplichtigen aan hun verplichtingen voldoen is mede afhankelijk van de mate waarin belastingplichtigen zelf beleven dat het toezichtproces van de Belastingdienst effectief is. In het kader van de jaarlijkse Fiscale Monitor wordt gemeten wat de door belastingplichtigen ervaren kans is, dat de Belastingdienst ontdekt dat de belastingplichtige in een aangifte onjuiste informatie opgeeft. Deze kans wordt gemeten bij particulieren en ondernemers. De indicator is een gemiddelde van deze groepen.

De streefwaarde voor 2005 van 83% is niet gehaald. De ervaren pakkans ligt ongeveer op hetzelfde niveau als vorig jaar (66%). De Belastingdienst wil de ervaren pakkans verhogen door verscherping en een grotere zichtbaarheid van het toezicht. De Belastingdienst wil daarbij vooral door een krachtige aanpak van de fiscale vrijplaatsen laten zien dat niemand zich aan de naleving van de fiscale regelgeving kan onttrekken. In 2005 zijn al de nodige activiteiten ontwikkeld.

Outputindicatoren

Tabel 5.5 Outputindicatoren operationele doelstelling 3
 200320042005 planning2005 realisatie
FIX-score (2002 = 100)9710099100
% Correcties IB (incl. navorderingsaanslagen)7,38,17,56,4
% Correcties Vpb (incl. navorderingsaanslagen)6,76,67,514,4
% Nihilscores veldtoetsingen*2625,62025,8
Aantal uren mobiel toezicht, ambulante controles, toezicht buitengrens en passagierscontroles Douane**866 0001 188 0001 025 0001 388 000
% Correcties fysieke controles Douane10,010,19,59,5
% Correcties Douane in mobiel toezicht en ambulante controles7,28,38,29,1
% Correcties administratieve controles Douane25,927,62931,5
% PV’s dat leidt tot veroordeling/transactie74809179
% In te vorderen*4,23.73,53,1
% Vorderingen ouder dan 1 jaar*** 57,24561,9
% Oninbaar geleden*0,661,20,71,3

* Voor deze kengetallen geldt dat een lager percentage duidt op een betere prestatie

** Vanaf 2004 wordt dit kengetal, wegens wijzigingen in de tijdregistraties, op een iets gewijzigde manier geteld. Daarom wordt de reeks vanaf 2004 opnieuw gestart.

*** Betreft een doelstelling die is opgevoerd miv 1 januari 2004. Voor dit kengetal geldt dat een lager percentage duidt op een betere prestatie.

Fix-score.

De Belastingdienst hanteert een aantal instrumenten om de kwaliteit van zijn processen te bewaken en waar nodig te verbeteren. De fiscale kwaliteitsindex (FIX) en audits (onder andere op kleine middelen) maken daarvan deel uit. De fiscale kwaliteitsindex meet de kwaliteit van de aangiftebehandeling, de invordering en de heffing van accijnzen. De planning voor 2005 is gerealiseerd. Het indexcijfer voor de invordering is ten opzichte van 2004 gedaald. Bij de overige middelen (omzet-, loon-, inkomsten- en vennootschapsbelasting) is een stijging te zien.

Correctiepercentage inkomstenbelasting (IB).

In 2005 zijn veel aangiften IB weggewerkt. Dit betrof ook voorraden uit voorafgaande regeljaren. Hierdoor is het correctiepercentage lager uitgevallen dan ingepland. Het correctiepercentage van 6,4 is inclusief de navorderingsaanslagen; exclusief deze navorderingsaanslagen komt het percentage op 5,7.

Correctiepercentage vennootschapsbelasting (Vpb).

Het correctiepercentage Vpb is met 14,4 enigszins vertekend. Exclusief de navorderingsaanslagen bedraagt het correctiepercentage Vpb namelijk 6. Als gevolg van kinderziekten met het nieuwe systeem van elektronische aangifte is een groot aantal nieuwe aangiften geruime tijd blijven «hangen» in het systeem. Daardoor zijn er in 2005 aanzienlijk minder Vpb aanslagen opgelegd dan gepland. Doordat het aantal navorderingsaanslagen wel constant is gebleven, heeft dit het totale correctiepercentage positief beïnvloed.

Percentage nihilscores veldtoetsen.

Het aandeel nihilscores (geen correcties) bij veldtoetsen is met 25,8% ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2004.

Percentage in te vorderen.

De betalingsachterstand is in 2005 gedaald van 3,7% naar 3,1% van de belastingopbrengsten. De versterkte aandacht voor het invorderingsproces begint zijn vruchten af te werpen. De activiteiten concentreerden zich op de verwerking van relatief oude invorderingsposten en de sanering van niet invorderbare belastingvorderingen.

Percentage invorderingszaken ouder dan één jaar.

Het percentage invorderingsposten ouder dan één jaar is opgelopen van 57,2% naar 61,9%. De extra aandacht voor de invordering heeft ertoe geleid dat de instroom van nieuwe invorderingsgevallen beperkt is. Als neveneffect is er dus tijdelijk sprake van een toename van het percentage invorderingen ouder dan één jaar, omdat de nieuwe invorderingen afnemen.

Percentage oninbaar lijden.

Het wegwerken van de oude invorderingsvoorraden heeft verder als neveneffect dat er vaker geconcludeerd moet worden dat er geen verhaalsmogelijkheden meer zijn.

Evaluatieonderzoek

In 2005 zijn de volgende audits uitgevoerd.

Uitgevoerde audits 2005Bevindingen
Audit Middelen Wettelijke taak invorderingDe hoofdconclusie van het onderzoek is dat op een praktische en effectieve wijze uitvoering wordt gegeven aan het proces Wettelijke Taken, maar dat de beheersing van het proces op onderdelen aandacht behoeft (doorlooptijden, kwaliteit van de beslissing, mandatering).
Audit Voorlopige TeruggavenOp basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat het risico van fraude met VT-verzoeken met een fictief sofi-nummer kan worden afgedekt.Een aantal identiteitsrisico’s en fiscaalinhoudelijke risico’s wordt nog niet of niet volledig afgedekt.
Audit Premieheffing VolksverzekeringenGeconcludeerd wordt dat de behandeling van de premieheffing binnen de loonheffingcontrole meer aandacht behoeft. De kwaliteit van de uitvoering van de controle op de premieheffing kan beter.

5.1.3.4 Operationele doelstelling 4

Een bijdrage leveren aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen en diensten

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Verbreding en intensivering van het toezicht op de hele logistieke keten.Ja.
2. Nauwere samenwerking met de Douanediensten binnen de Europese Unie en de andere landen. Ja.
3. Nauwere samenwerking op veiligheidsgebied met andere Nederlandse handhavingsorganisaties. Ja.

1. Verbreding en intensivering van het toezicht op de hele logistieke keten.

In 2005 zijn meer controles aan de buitengrens uitgevoerd. Daarnaast zijn met andere handhavingspartners, zoals de ministeries Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu, Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit en de Algemene Inspectie Dienst handhavingsplannen, met daarin de gewenste controleaanpak en -intensiteit, ontwikkeld. In april 2005 is het project Nucleaire Detectiepoorten (NDP) Douane officieel van start gegaan. In 2006 zal op de Maasvlakte de eerste serie nucleaire detectiepoorten worden geplaatst.

2. Nauwere samenwerking met de Douanediensten binnen de Europese Unie en van andere landen.

De samenwerking met de Douanediensten van de andere lidstaten blijft op een goed niveau.

3. Nauwere samenwerking op veiligheidsgebied met andere Nederlandse handhavingsorganisaties.

De samenwerking met andere diensten in Nederland is sterk verbeterd, zoals het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Justitie en de Koninklijke Marechaussee.

Outputindicatoren

Tabel 5.6 Outputindicatoren operationele doelstelling 4
 200320042005 planning2005 realisatie
Aantal ladingscancontroles Douane74 06775 30667 00081 600
Aantal correcties bij passagierscontroles Douane23 17519 88422 25024 610
Aantal PV’s/bevindingen Douane niet-fiscaal6 52714 4758 05023 510
Aantal door de Douane aan de FIOD-ECD aangeleverde NFD-zaken* 1 742900 
Aandeel PV’s FIOD-ECD financieel-economisch (%)**49455145

* Dit kengetal wordt sinds 2005 niet meer gemeten vanwege de beperkte betekenis ervan.

** Ook PV’s van opsporingsonderzoeken in de categorie goederen zijn hierin begrepen.

De planningen voor de ladingscancontroles en PV’s/bevindingen Douane in 2005 zijn ruimschoots gehaald. Bij de planning 2005, die in de zomer van 2004 is opgesteld, was de impact van de 100% controles op Schiphol nog niet volledig bekend. Daarnaast was in de planning ook geen rekening gehouden met acties die nodig bleken ten gevolge van de Vogelgriep.

Evaluatieonderzoek

In 2005 zijn de volgende audits uitgevoerd.

Uitgevoerde audits 2005Bevindingen
Handhavingsplannen Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu (VGEM)Het proces van opstellen, uitvoeren, evalueren en bijstellen van de handhavingsplannen op het terrein van VGEM kan effectiever. De belangrijkste aanbeveling is om een standaard handhavingsplan te ontwikkelen.
Precursoren (middelen die gebruikt worden voor de vervaardiging van drugs)Op basis van het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd:– Op basis van een handhavingsplan moet er meer centrale sturing op het proces komen.– De kennis van de medewerkers en vergunninghouders moet worden vergroot over goederen die ten aanzien van precursoren risico’s oproepen.
Intellectuele eigendommen (IER)De voornaamste bevinding is dat de verdieping en het bijblijven op het gebied van IER en de training van de benodigde vaardigheden achter blijft.

5.1.3.5 Operationele doelstelling 5

Doelmatige bedrijfsvoering

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Definitieve aanslagen sneller opleggen en het gebruik van voorlopige aanslagen zoveel mogelijk beperken. Nee.
2. Overige massale processen als bezwaarschriftenen verzoekschriften (zoals uitstel van betaling) verder standaardiseren en digitaliseren.Ja.
3. Een stabiele en goed werkende infrastructuur en procesinrichting. Ja.

1. Definitieve aanslagen sneller opleggen en het gebruik van voorlopige aanslagen zoveel mogelijk beperken.

De voorlopige aanslagen en de voorlopige teruggaven zijn op tijd de deur uitgegaan. Door technische problemen met het Aanslag Belastingsysteem (ABS) is de beoogde versnelling van definitieve aanslagen in 2005 niet gerealiseerd.

2. Overige massale processen als bezwaarschriften en verzoekschriften (zoals uitstel van betaling) verder standaardiseren en digitaliseren.

In 2005 is conform planning een start gemaakt met de voorbereidende analyse en planning.

3. Een stabiele en goed werkende infrastructuur en procesinrichting.

In 2005 is conform planning een start gemaakt met de voorbereidende analyse en planning.

Evaluatieonderzoek

In 2005 zijn de volgende audits uitgevoerd.

Uitgevoerde audits 2005Bevindingen
Aanslag Belasting SysteemDe hoofdconclusie is dat de in 2004 voorgenomen verbeteracties zijn uitgevoerd.
Samenwerking UWV-BelastingdienstDe aanbeveling is om bij de verdere uitwerking van het gezamenlijke configuratiebeheer aandacht te besteden aan het beheer van de koppelvlakken. Een koppelvlak is een onderwerp waarover een berichten/informatiestroom tussen het UWV en de BD plaatsvindt. Het kan daarbij gaan om omvangrijke bestanden (bijv. loonaangiften) maar ook informatiestromen tussen een individuele klantbehandelaar van de BD en het UWV.
ToeslagenDe hoofdconclusie is dat de sturing van het project afdoende is geregeld.
Elektronische aangifte (ELA)Geconstateerde knelpunten lagen op het terrein van de besturingsinformatie, de verdeling van de verantwoordelijkheden en het beheer van de internetomgeving. De meeste van deze knelpunten zijn intussen opgelost.
ZorgverzekeringswetGeconcludeerd is dat er in voldoende mate maatregelen zijn getroffen om een tijdige implementatie van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet door de Belastingdienst, met inbegrip van een tijdige informatievoorziening aan externen (burgers, zorgverzekeraars, belangenorganisaties) te waarborgen.
Aandacht voor Risicobeheersing, Gegevensbeveiliging en Integriteitsaspecten (ARGI)Het merendeel van de dienstonderdelen heeft dit onderzoek met positief resultaat afgesloten.

5.2 Financiële markten

5.2.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en integriteit van het financiële stelsel.

In 2005 zijn veel richtlijnonderhandelingen en richtlijnimplementaties succesvol afgerond, waaronder de derde witwasrichtlijn, de richtlijn herverzekering, de richtlijn marktmisbruik, Capital Requirements Directive (CRD), de prospectusrichtlijn, de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID), de overnamerichtlijn en de transparantierichtlijn. Vooral met betrekking tot de vier eerstgenoemde richtlijnen konden de onderhandelingen succesvol worden afgerond, doordat onder Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004 veel voorbereidend werk is verricht.

In 2005 bestond een behoorlijke achterstand in de implementatie van EU-richtlijnen op het terrein van financiële markten in de Nederlandse wetgeving. Het gaat dan om richtlijnen die in de EU zijn aangenomen en waarvan de implementatietermijn is verstreken. Veel van deze richtlijnen vloeien voort uit het Europese Financial Services Action Plan (FSAP) dat tot doel heeft de totstandbrenging van een echte interne markt voor financiële diensten. In juni 2005 was ruim de helft van de Europese richtlijnen uit het FSAP niet op tijd geïmplementeerd. Door de extra inspanning van Financiën is de achterstand in de implementatie van richtlijnen op het terrein van de financiële markten in 2005 ingelopen, zonder dat dit ten koste is gegaan van lopende wetgevingstrajecten waarin ook weer richtlijnen geïmplementeerd moeten worden.

5.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen ( x € 1 000)

Beleidsartikel 2 Financiële markten Bedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en integriteit van het financiële stelselRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen152 661242 76687 774172 27849 625122 653
       
Uitgaven186 16443 09354 713154 92249 625105 297
Programma-uitgaven180 38036 00448 361148 52543 923104 602
       
Doelstelling 1 Goed functionerende financiële markten      
Bijdrage toezicht AFM  4 20016 87414 3002 574
Bijdrage toezicht PVK op verzekeraars   4 3864 600– 214
Bijdrage toezicht PVK op pensioenfondsen   04 000– 4 000
Bijdrage toezicht DNB   47 695047 695
Toezicht Wck8009541 221   
Maatschappelijk overleg betalingsverkeer   0200– 200
Rechtspraak financiële markten   441 000– 956
Publiekscampagne financiële bijsluiter3 500     
       
Doelsteling 2 Integriteit van het financiële stelsel      
Caribbean Financial Action Taskforce3030303032– 2
Bijdrage toezicht MOT/WID300664    
       
Doelstelling 3 Goed functionerend muntwezen      
Muntcirculatie24 54413 96815 05613 36314 791– 1 428
Retouren guldenmunten020 3473 2263 9115 000– 1 089
Afname munten in circulatie97 642024 62862 222062 222
       
Doelstelling 7 (2003) Soepele overgang euro53 56441    
Apparaatsuitgaven5 7847 0896 3526 3975 702695
       
Ontvangsten1 303 205463 863494 596630 877588 55142 326
Programma-ontvangsten1 303 205463 863494 596630 877588 55142 326
       
Doelstelling 1 Goed functionerende financiële markten      
Winstuitkering DNB1 277 274353 262445 600616 924563 03353 891
Overige programma-ontvangsten16 1187 79511 9354 5693224 247
       
Doelstelling 3 Goed functionerend muntwezen      
Ontvangsten muntwezen9 81365 89737 0619 3845 1844 200
Toename munten in circulatie036 9090020 012– 20 012

Verplichtingen

Garantie voorbereidingskosten Autoriteit Financiële Markten (AFM) en Schatkistbankieren AFM (+ € 16,0 mln.)

De AFM is voor de (voor)financiering van de voorbereidingskosten aangewezen op een schatkistfaciliteit bij de schatkist. Deze debetfaciliteit is haar als deelneemster aan geïntegreerd middelenbeheer aangeboden (Comptabiliteitswet 2001, artikel 45 e.v.). Mede omdat er bij de AFM sprake is van een minder evenwichtig verloop van ontvangsten en uitgaven binnen het jaar, ligt het plafondbedrag van de debetfaciliteit boven het garantiebedrag van de voorbereidingskosten. Voor de debetfaciliteit is een garantie afgegeven ter grootte van € 43 mln. (stand per ultimo 2005) hetgeen ten opzichte van de jaarultimo daarvoor een toename van € 16 mln. impliceert.

Om zich te kunnen voorbereiden op nieuwe toezichttaken moet de AFM kosten maken. Kosten die pas vanaf het moment van inwerkingtreding van de betreffende wet kunnen worden doorberekend. Tot het moment waarop doorberekening aan derden niet heeft plaatsgevonden, stelt de Staat zich garant voor de betaling van de gemaakte voorbereidingskosten. Per ultimo 2005 ging het om een bedrag van maximaal € 29,5 mln.

Bijdrage toezicht DNB (+ € 47,7 mln.) en afname munten in circulatie (+ € 62,2 mln.)

Voor toelichting zie uitgaven.

Uitgaven

Bijdrage toezicht DNB (+ € 47,7 mln.)

Er is in het verleden voor gekozen om de overheidsbijdrage voor het door DNB uit te oefenen toezicht te verrekenen met de winstuitkering van DNB. Daarop is de van DNB ontvangen winst als nettobedrag geboekt. Met het oog op de transparantie en de comptabiliteitswet is alsnog voor een gedesaldeerde boeking gekozen hetgeen tot een correctieboeking ad € 47,7 mln. heeft geleid. Dit bedrag betreft de overheidsbijdrage van 2004 en 2005, die beide in 2005 met de winstafdracht zijn verrekend. De realisatiecijfers 2002 t/m 2004 zijn excl. desaldering en daardoor niet vergelijkbaar met 2005.

Afname munten in circulatie (+ € 62,2 mln.)

Zie ontvangsten, toename munten in circulatie.

Ontvangsten

Winstuitkering DNB (+ € 53,9 mln.)

Zie toelichting uitgaven, bijdrage toezicht DNB.

Ontvangsten muntwezen (+ € 4,2 mln.)

De ontvangsten muntwezen kwamen in 2005 hoger uit door de uitgifte van twee bijzondere munten, te weten 1 mln. tien-euromunten ter gelegenheid van het vijfentwintig jarig jubileum van Koningin Beatrix en 600 000 munten ter gelegenheid van 60 jaar Vrede en Vrijheid.

Toename munten in circulatie (– € 20,0 mln.)

In 2005 was er sprake van een grote instroom van 1- en 2-euromunten, waardoor per saldo het bedrag aan toename munten in circulatie niet werd gerealiseerd. In totaal is de nominale waarde van de munten in circulatie gedaald met € 82 mln. (€ 20 mln. minder ontvangsten en € 62 mln. meer op afname munten in circulatie).

Overige programma-ontvangsten (+ € 4,2 mln.)

De mutatie betreft voor het grootste gedeelte de premies Terrorismepool, voor de herverzekeringsdekking aan de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT). Met ingang van 1 januari 2005 wordt door de Staat een dekking geboden van € 100 mln.

5.2.3 Operationele doelstellingen

5.2.3.1 Operationele doelstelling 1

Het zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
Het toezichtmodel voor de financiële sector hervormen 
1. Inwerkingtreding van de delen 1, 2 en 3 van de Wet op het financieel toezicht in 2005.Nee.
Zorgdragen voor een adequaat prudentieel toezichtsregime 
2. Afronden van de onderhandelingen over de nieuwe Europese richtlijn voor solvabiliteitseisen voor banken (kapitaaltoereikendheidrichtlijn naar aanleiding van Bazel II).Ja.
Zorgdragen voor adequaat toezicht op de financiële infrastructuur 
3. Deel 4 van de Wft indienen bij de Tweede Kamer. Nee.
Ontwikkelen crisismanagementprocedures 
4. Het ontwikkelen van adequate crisismanagementafspraken tussen DNB en het ministerie van Financiën. Nee.
Beschermen van de vitale infrastructuur in de financiële sector 
5. Afronden van de analyse van kwetsbaarheden en afhankelijkheden en eventueel formuleren van de benodigde additionele beschermingsmaatregelen.Ja.
De Europese financiële infrastructuur verbeteren 
6. Implementatie van richtlijnen voortkomend uit het EU actieplan financiële diensten (FSAP).Gedeeltelijk.
7. Onderhandelingen over een voorstel voor een nieuw Europees kader voor betalingsverkeer.Nee.
8. Inzetten voor een efficiënte marktstructuur en juridische zekerheid voor de eindbelegger met betrekking tot clearing en settlement, mede gebaseerd op de mededeling van de Commissie uit 2004 over de toekomstige regelgeving en vergunningverlening inzake clearing en settlement. Gedeeltelijk.
Corporate governance bij beursgenoteerde ondernemingen bevorderen 
9. Monitoring corporate governance code. Ja.
10. Invoering van toezicht op accountants. Ja.
11. Invoering van toezicht op externe financiële verslaggeving van beursgenoteerde bedrijven.Ja.
12. Implementatie van de Europese richtlijn inzake overnamebiedingen. Ja.
Governance bij financiële toezichthouders bevorderen 
13. Opstellen en uitwerken van een beleidsvisie op de governance en een toezichtarrangement voor het financiële toezicht.Gedeeltelijk.

1. Hervorming toezicht.

In het voorjaar van 2005 is het Prudentieel deel van het voorstel van Wet op het financieel toezicht bij de Tweede Kamer ingediend. Na ontvangst van het nader rapport van de Raad van State is gedurende de zomer, in overleg met een aantal experts, gewerkt aan een structuurwijziging van het wetsvoorstel. In het najaar is een integrale tekst van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Naast de twee reeds ingediende delen (het Algemeen deel en het Prudentieel deel), bestaat deze tekst uit een nieuw deel Markttoegang, plus twee delen Gedragstoezicht. Het wetsvoorstel zal in 2006 door het parlement worden behandeld; tegelijkertijd zullen de teksten van de lagere regelgeving worden gefinaliseerd, opdat het wetsvoorstel eind 2006 gereed kan worden gemaakt voor inwerkingtreding.

2. Implementatie Bazel 2.

De richtlijn kapitaaleisen naar aanleiding van Bazel 2, die van toepassing is op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, is in het najaar van 2005 door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement aangenomen. De richtlijn dient per 1 januari 2007 te zijn omgezet in nationale regelgeving en zal worden verwerkt in de Wet op het financieel toezicht.

3. Toezicht op de financiële infrastructuur.

In verband met de vele consultaties die op dit moment plaatsvinden over de AMvB’s die onder de Wet op het financieel toezicht vallen, is om de sector niet verder te belasten, besloten om met de consultatie van het wetsvoorstel «Deel Infrastructuur financiële markten» te wachten tot na de afloop van de AMvB-consultatie. Beoogde inwerkingtreding is medio 2007.

4. Crisismanagement.

In 2005 zijn er geen nieuwe afspraken gemaakt over crisismanagement tussen DNB en het ministerie van Financiën, aangezien de ontwikkelingen op Europees niveau nog in volle gang waren. Deze hebben uiteindelijk geresulteerd in een Memorandum of Understanding (MoU) tussen Ministeries van Financiën, Centrale Banken en overige relevante toezichthouders. Deze MoU is op 1 juli 2005 inwerking getreden. Deze ontwikkelingen geven aanleiding om begin 2006 met DNB in gesprek te treden over afspraken inzake informatie-uitwisseling bij crisissituaties.

6–8. Verbeteren van de Europese financiële infrastructuur.

De richtlijnen Prospectus (RL 2003/71 EG) en Marktmisbruik (RL 2003/6 EG) zijn geïmplementeerd op respectievelijk 1 juli 2005 en 1 oktober 2005. De richtlijnen verkoop op afstand van financiële diensten (RL 2002/65 EG) en de richtlijn verzekeringsbemiddeling (RL 2002/92 EG) worden geïmplementeerd als onderdeel van de Wet financiële dienstverlening die per 1 januari 2006 in werking is getreden.

In januari 2006 zijn de eerste onderhandelingen gestart over een voorstel voor een nieuw Europees kader voor betalingsverkeer. Met betrekking tot clearing en settlement zal de Europese Commissie in 2006 komen met een kosten-batenanalyse van mogelijke ingrepen (waaronder de optie van geen juridisch ingrijpen).

11. Toezicht jaarverslaggeving.

Het wetsvoorstel toezicht jaarverslaggeving is op 25 oktober 2005 ingediend bij de Tweede Kamer.

12. Overnamebiedingen.

Het wetsvoorstel Overnamerichtlijn is op 23 december 2005 ingediend bij de Tweede Kamer.

13. Governance bij financiële toezichthouders.

Mede in vervolg op een door Financiën opgesteld discussiestuk «Verkenning van de governancestructuur bij de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten» voert het ministerie overleg met beide toezichthouders over het meer in lijn brengen van hun statuten met de Code Tabaksblat. Naar verwachting zullen de voorgenomen wijzigingen in het voorjaar van 2006 worden doorgevoerd. Tevens zal in 2006 de governance van de toezichthouders ook in breder perspectief opnieuw worden bekeken en waar nodig versterkt.

Grafiek 1 Aantal afgegeven vvgb’s

kst-30550-IXB-1-4.gif

Bron: (jaarverslagen) financiële toezichthouders

Verklaring van geen bezwaar.

In 2004 is het verklaringen van geen bezwaar (vvgb) stelsel geliberaliseerd en efficiënter gemaakt. De daling in 2005 van het aantal afgegeven vvgb’s is daarvan waarschijnlijk deels het gevolg (zie grafiek 1). Een vvgb is vereist als een derde partij een deelneming van 10% of meer wil verkrijgen in een onder toezicht staande instelling. Omgekeerd geldt dit ook als een onder toezicht staande instelling een deelneming van 10% of meer wil verkrijgen in een derde partij.

In de motie, die is aangenomen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, is de regering onder meer verzocht om de Kamer jaarlijks een overzicht te doen toekomen van de kosten van toezichthouders, het aantal formatieplaatsen en een overzicht van de kosten die doorberekend worden aan de onder toezichtgestelden. Voor dit overzicht wordt verwezen naar bijlage 1.

5.2.3.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel door het stellen van randvoorwaarden voor onder meer anti-witwaswet- en regelgeving en voor het toezicht op de financiële sector.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
Bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in internationaal verband 
1. In internationaal verband blijven inzetten op het bevorderen en waar mogelijk afdwingen van internationale compliance met de standaarden van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF), via assessments door de FATF, het IMF, de Wereldbank en de FATF Style Regional Bodies (FSRBs).Ja.
2. Implementeren van internationale verplichtingen (herziene 40 FATF-aanbevelingen en de derde witwasrichtlijn) in het Nederlands stelsel van wet- en regelgeving, onder meer waar het de onderzoeksplicht ten opzichte van cliënten betreft (customer due diligence). Gedeeltelijk.
3. Beleidsmaatregelen nemen om aan de FATF-standaarden op het gebied van transparantie van en toezicht op non-profitinstellingen te voldoen.Gedeeltelijk.
Bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in nationaal verband 
4. Nemen van maatregelen ter versterking van de keten ongebruikelijke transacties naar aanleiding van het kabinetsstandpunt op het rapport «Uit onverdachte bron», evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties.«Ja.
5. Stimuleren van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen ketenpartners (toezichthouders, meldpunt, opsporingsdiensten en OM).Ja.
6. Vaststellen van nieuwe indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties. Ja.
7. Start maken met de stroomlijning van de regelgeving op het gebied van witwasbestrijding en identificatie bij financiële dienstverlening. Ja.
8. Afronden van een initiatief om te komen tot een beter en uit het oogpunt van administratieve lasten minder belastend systeem voor het verkrijgen van inzicht in rechtspersonen. Ja.

1–8. Bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering.

Het ministerie van Financiën was aanvankelijk van plan om vooruitlopend op de vaststelling van de derde witwasrichtlijn een wetsvoorstel tot wijziging van de Wid in te dienen, dat een kader zou bieden voor de implementatie van de derde witwasrichtlijn. De feitelijke implementatie zou dan op Amvb-niveau worden uitgewerkt. Aangezien er een breed gedragen wens bij marktpartijen bleek te zijn om de implementatie van de derde witwasrichtlijn zo veel als mogelijk bij wet te regelen, is besloten om een meer gedetailleerd wetsvoorstel op te stellen dat in het najaar van 2006 bij de Kamer zal worden ingediend. Dit wetsvoorstel zal tevens in het kader van het project bruikbare rechtsorde de regelgeving op het gebied van witwassen stroomlijnen; de Wid en de wet MOT zullen worden geïntegreerd tot één anti-witwaswet.

Nationaal en internationaal maakt de aanpak van misbruik van non-profit organisaties een belangrijk onderdeel uit van de bestrijding van terrorismefinanciering. Internationaal wordt, zowel in Europees als in FATF (Financial Action Task Force) verband, gesproken over concrete maatregelen om misbruik van non-profit organisaties voor terrorismefinanciering tegen te gaan. Op nationaal niveau is een aantal maatregelen getroffen of in gang gezet ter bestrijding van misbruik van non-profit organisaties voor terrorismefinanciering (Kamerstukken II 2004/05, 27 925 nr. 181). Wat betreft het voldoen aan de FATF-standaard op het gebied van transparantie van en toezicht op non-profitinstellingen kan worden gemeld dat er nog geen definitieve FATF-standaard is vastgesteld.

De ministeries van Financiën, Justitie en BZK hebben naar aanleiding van het rapport «Uit onverdachte bron» een reeks van maatregelen genomen; de Kamer is bij brief van 27 oktober 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 17 050, nr. 312) uitgebreid over deze maatregelen geïnformeerd.

Het rapport «Snel en secuur toetsen» bevat voorstellen tot verbetering van het toezichtsysteem op rechtspersonen. Het rapport is door de MR goedgekeurd en in april 2005 naar de TK gezonden. De implementatie van het rapport is onder leiding van het ministerie van Justitie ter hand genomen en moet medio 2007 afgerond zijn.

5.2.3.3 Operationele doelstelling 3

Het zorgdragen voor een goed functionerend muntwezen via een ongestoorde muntvoorziening van voldoende munten met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
Zorgdragen voor een ongestoorde muntvoorziening 
1. Op ieder moment kunnen voldoen aan 100 procent van de gevraagde hoeveelheid.Ja.
2. Uitgeven van een bijzondere euromunt in verband met het vijfentwintigjarige regeringsjubileum van Koningin Beatrix. Ja.
3. Ingeleverde guldenmunten ontwaarden. Ja.

2. Bijzondere euromunten.

In 2005 zijn twee bijzondere munten uitgegeven. De Koningin heeft op 28 april 2005 de officiële eerste slag verricht van de bijzondere tien euromunt ter gelegenheid van haar vijfentwintigjarige regeringsjubileum. Op 15 augustus 2005 was het 60 jaar geleden dat er in het Koninkrijk der Nederlanden een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Ter gelegenheid hiervan is er een officiële herdenkingsmunt van 5 euro verschenen.

Tabellen

Productie euromunten 2001–2005 (aantallen x 1000)
 20012002200320042005
2 euro146 40024 200749245332
1 euro67 20041 400950235332
50 eurocent79 00094 400810269510
20 eurocent92 30073 70057 82120 430510
10 eurocent194 20039 400818262510
5 eurocent206 40046 40087430680 605
2 eurocent142 10066 900150 750115 622595
1 eurocent179 80045 60057 660113 906545
 1 107 400432 000270 432251 27583 939

Ten behoeve van het betalingsverkeer zijn in 2005 80,1 mln. 5-eurocentmunten aangemaakt. De overige productie betreft munten ten behoeve van verzamelaars.

Voorraden euromunten Muntdepot 2001–2005 (jaarultimo; aantallen x 1000)
 20012002200320042005
2 euro180 80048 94850 79058 85376 526
1 euro193 60085 86674 68885 367110 665
50 eurocent265 600157 46195 11796 447117 635
20 eurocent246 30058 45717 22973 98475 350
10 eurocent500 600240 275152 546135 179109 562
5 eurocent603 600296 673148 498105 07760 442
2 eurocent373 10025 16711 94365 953143 226
1 eurocent504 400165 91033 73053 230115 171
 2 868 0001 078 757584 541674 090808 577

5.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

5.3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen; het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering en bredere toepassing van publiek private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.

Het behalen van de doelstelling omtrent aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen hangt af van consistentie in het toepassen van de uitgangspunten van het deelnemingenbeleid1 en politieke besluitvorming hieromtrent, waarvan de uitkomsten moeilijk te voorspellen zijn. Bij afstoting is Financiën bovendien doorgaans afhankelijk van de houding van medeaandeelhouders (vooral in geval van een minderheidsbelang) en andere stakeholders. Daarnaast is Financiën bij het beheren van deelnemingen en bij het realiseren van de centrale doelstelling van beheer, namelijk waardemaximalisering, vaak afhankelijk van het op de deelneming van toepassing zijnde beleidsmatige kader. Gesteld kan worden dat bovenstaande doelstelling ook in 2005 uitgangspunt is geweest bij de discussies over beheren, aangaan en afstoten. Deze doelstelling vormt de kern van het deelnemingenbeleid.

De overheid heeft de wens om doeltreffender en doelmatiger te opereren om de publieke dienstverlening te verbeteren. PPS is één van de manieren om dit te realiseren en het kabinet wil daar waar dat opportuun is gebruik maken van PPS bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen. In 2005 is gewerkt om de stap te maken van een incidentele toepassing naar een meer structurele toepassing van PPS.

5.3.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sectorBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen; het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering en bredere toepassing vann pps bij de totstandkoming van overheidsinvesteringenRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen89 08770 37542 77710 097 93885 38710 012 551
Waarvan garantieverplichting: Regeling BF79 41217 29325 96515 75079 411– 63 661
       
Uitgaven15 54612 56260 54910 081 61018 55910 063 051
Programma-uitgaven6 7895 43149 20310 070 22012 58310 057 637
       
Doelstelling 1 Aangaan, beheren en afstoten staatsdeelnemingen      
Verwerving vermogenstitels   10 067 312 10 067 312
       
Doelstelling 2 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering      
Regeling BF6 1365 2682 4351 38712 129– 10 742
PPM37027230454– 454
       
Overig      
Subsidie tijdelijke regeling tankstations35151 7289 9
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling tankstations24812117221 221
PPS Zuidas   1 291 1 291
Verstrekte leningen  45 000   
Apparaatsuitgaven8 7577 13111 34611 3905 9765 414
Personeel en materieel8 7573 4193 0832 9483 276– 328
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 3 7128 2638 4422 7005 742
       
Ontvangsten268 8172 818 8662 243 2414 560 213675 4323 884 781
Programma-ontvangsten268 8172 818 8662 243 2414 560 213675 4323 884 781
       
Doelstelling 1 Aangaan, beheren en afstoten staatsdeelnemingen      
Dividend staatsdeelnemingen56 059193 228513 947508 591297 651210 940
Opbrengst vermogenstitels13 7652 025 0001 286 5883 696 67803 696 678
Rente en aflossing div. leningen103 547495 040127 395104 132104 04290
Afdracht Holland Casino  137 308122 700111 63011 070
Afdrachten Staatsloterij (ontv. t/m 2004 op art.6, Staatsloterij)84 62483 111132 87283 226135 480– 52 254
Terugstorting agio016 45738 87638 16017 10021 060
       
Doelstelling 2 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering      
Regeling BF/PPM5 3534 4324 3576 7259 529– 2 804
       
Overig      
Tijdelijke regeling subsidie tankstations7691 5981 898101
Overige programma-ontvangsten4 700     

Verplichtingen

Regeling Bijzondere Financiering (BF) (– € 63,7 mln.)

NIB heeft voor een bedrag van € 18 mln. kredieten verstrekt, welke voor een bedrag van € 15,75 mln. zijn gegarandeerd door de Staat. De realisatie bleef daarmee onder de in de ontwerpbegroting opgenomen stelpostraming van maximaal € 79,4 mln.

Verwerving vermogenstitels (+ € 10 067,3 mln.)

Voor toelichting zie uitgaven.

Uitgaven

Verwerving vermogenstitels (+ € 10 067,3 mln.)

Met Shell en ExxonMobil is overeengekomen de Gasunie te splitsen in een handels- en transportbedrijf. De Staat is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 100% aandeelhouder van het transportbedrijf Gasunie geworden. De bruto-aankoopprijs bij deze transactie bedroeg € 10 067,3 mln.

Regeling Bijzondere Financiering (BF) (– € 10,7 mln.)

De uitgaven blijken lager te zijn dan geraamd na declaratie van de schades door de uitvoerder van de regeling. Dit komt door het beperkte beroep dat gedaan is op deze regeling en omdat minder deelnemende bedrijven de afgelopen jaren failliet zijn gegaan.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 5,7 mln.)

Het verschil wordt voor het overgrote deel verklaard door de uitvoeringskosten die samenhangen met de transacties die dit jaar plaatsgevonden hebben.

Ontvangsten

Dividend staatsdeelnemingen (+ € 210,9 mln.)

Het verschil wordt onder meer verklaard door een hogere ontvangst van een aantal deelnemingen, waaronder KPN (€ 36,8 mln.), Nozema (€ 21,5 mln.) en Tennet (€ 21,2 mln.). Daarnaast is dividend ontvangen van de nieuwe deelneming Gasunie (€ 116,2 mln.)

Opbrengst vermogenstitels (+ € 3 696,7 mln.)

In 2005 zijn aandelen TNT (€ 1,2 mld., waarvan uit transactie 2004 € 0,3 mld. en 2005 € 0,9 mld.), KPN (+ € 2,4 mld.), Pink Roccade (+ € 90 mln.), KLM (€ 12 mln.) en Eurometaal (€ 4 mln.) verkocht.

Afdracht Holland Casino (+ € 11,1 mln.)

Vanwege het uitstellen van enkele investeringen tot 2006, was de afdracht van Holland Casino in 2005 hoger dan verwacht. Dit ondanks een lagere omzet van Holland Casino in 2005.

Afdracht Staatsloterij (– € 52,2 mln.)

De lagere ontvangst van de Staatsloterij heeft twee oorzaken. Ten eerste draagt de Staatsloterij met ingang van 2005 vennootschapsbelasting af over de winst. Hierdoor wordt het merendeel van het verschil veroorzaakt. Daarnaast zijn er minder staatsloten verkocht, mede door toenemende concurrentie van de Goede Doelen Loterijen.

Terugstorting agio (+ € 21,1 mln.)

Er is meer agio ontvangen op het aandelenkapitaal dan geraamd door een extra eenmalige kasontvangst.

Regeling BF (– € 2,8 mln.)

Door het beperkte beroep dat gedaan is op de BF-regeling zijn de ontvangsten lager dan geraamd.

5.3.3 Operationele doelstellingen

5.3.3.1 Operationele doelstelling 1

Realiseren van optimaal resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Output: waarde-, c.q. opbrengst zijn maximaal op lange termijn, onder beleidsmatige randvoorwaarden.Gedeeltelijk.
2. Input: Implementatie best practices. Ja.

1. Output: waarde-, c.q. opbrengst zijn maximaal op lange termijn, onder beleidsmatige randvoorwaarden.

Beheer van deelnemingen

De eerste beleidsprestatie richt zich op een structurele doelstelling, namelijk het maximaliseren van waarde en opbrengst bij deelnemingen. De Staat bewerkstelligt dit op verschillende manieren. De Staat stelt zich als zakelijk aandeelhouder op in discussies met deelnemingen over te behalen rendement, kapitaalstructuur etc. De discussies over het bezoldigingsbeleid bij verschillende deelnemingen zijn hier een voorbeeld van. Daarnaast kan de waarde op lange termijn gemaximaliseerd worden door een organisatie te splitsen. Dit jaar is de splitsing van het gasbedrijf totstandgekomen; het bedrijf is gesplitst in een handelsdeel en een transportdeel. De Staat is hierbij niet alleen afhankelijke van beleidsmatige randvoorwaarden, maar ook van de opstelling van de deelneming zelf.

Aangaan van deelnemingen

Met betrekking tot het aangaan van deelnemingen, zijn de voorbereidingen getroffen inzake het Havenbedrijf Rotterdam waarin per 1 januari 2006, in afwachting van besluitvorming uit Brussel, deelgenomen wordt1. Dit is gerelateerd aan de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Verder is gewerkt aan de voorbereiding van de organisatie voor een deelname van het rijk bij de Zuidas.

Verkopen van deelnemingen

De tabel onder het kopje «transacties» gaat in op de verkopen die dit jaar hebben plaatsgevonden.

Transacties

DeelnemingOmschrijvingVerwijzing
KPN19 januari 2005 heeft de Staat der Nederlanden 6% van zijn belang in KPN N.V. (KPN) verkocht aan Lehman Brothers. De opbrengst voor de Staat bedraagt € 1,1 mld. Het resterende belang dat de Staat na deze verkoop nog in KPN heeft bedraagt 14%. Daarnaast heeft de Staat nog steeds het bijzonder aandeel; dit zal worden afgestoten als het belang substantieel is teruggebracht.Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 20.
Eurometaal Holding N.V.In mei 2005 heeft Financiën met Defensie het resterende belang in Eurometaal Holding N.V. verkocht aan de enig andere aandeelhouder, het Duitse Rheinmetal A.G. De opbrengst van deze transactie is € 4,255 mln.Kamerstukken II 2004/05, 27 118, nr. 1 en 2.
KLMDe verkoopprijs voor het gehele pakket van 14,1% (8 812 500 stuks) preferente aandelen in KLM is tijdens de onderhandelingen tussen de Staat en Air France bepaalt op € 20 mln., dus € 2,2695 per stuk. De Staat heeft eveneens 60% verkocht, namelijk 5 103 885 stuks, met een opbrengst van € 11,583 mln. Daarmee daalt het belang in deze deelneming van 14,1% tot circa 6%.Kamerstukken II 2004/05, 29 232, nr. 5.
GasunieDe bruto-aankoopprijs van het transportbedrijf Gasunie bedroeg € 10 067 mln. Op 1 juli 2005 zijn het transportdeel en het handelsdeel van Gasunie juridisch en economisch ontvlochten. Gasunie is op deze datum gesplitst in het handelsbedrijf Gasunie Trade & Supply en in het transportbedrijf Nederlandse Gasunie («Gasunie»). De Staat is op deze datum de enige aandeelhouder van het transportbedrijf Nederlandse Gasunie geworden. Economisch heeft de transactie terugwerkende kracht tot 1 januari 2005. Het na relevante belastingen en heffingen per saldo met de transactie gemoeide bedrag is vastgesteld op € 2 769 mln. per 1 januari 2005.Kamerstukken II 2004/05, 28 109, nr. 7.
PinkRoccadeOp 7 maart 2005 heeft Getronics N.V. haar bod op alle gewone aandelen PinkRoccade N.V. gestand gedaan. De Staat heeft zijn gehele aandelenpakket in PinkRoccade met deze gestanddoening verkocht. De totale opbrengst voor de Staat bedraagt ruim € 90 mln. Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 22.
KPN6 december 2005 heeft de Staat der Nederlanden 8% van zijn belang in KPN N.V. (KPN) verkocht. De opbrengst van de verkoop bedraagt circa € 1,4 mld. Na de transactie resteert een staatsbelang van net onder 8%. De staat heeft zijn gouden aandeel, tegen ontvangst van de nominale waarde ervan van € 0,48, inmiddels verkocht aan KPN, die heeft toegezegd tot het moment van intrekking ervan, het bijzonder aandeel niet opnieuw uit te geven. KPN zal het besluit tot vernietiging van het bijzonder aandeel agenderen op de algemene aandeelhoudersvergadering van 11 april 2006.Kamerstukken II 2004/05, 30 300 IXB, nr. 18.
TNTIn een competitief biedingsproces op 11 juli hebbenABN Amro Rothschild en Citigroup zich bereid getoond om gezamenlijk een pakket van 43,4 mln. aandelen te herplaatsen bij internationale institutionele beleggers en daarbij de Staat een minimumopbrengst te garanderen. De totale opbrengst voor de Staat is ongeveer € 0,9 mld. Kamerstukken II 2004/05, 27 638, nr. 4.

2. Input: Implementatie best practices

Inmiddels is bij bijna alle deelnemingen de Code Tabaksblat ingevoerd en het bezoldigingsbeleidvastgesteld.

5.3.3.2 Operationele doelstelling 2

Het verhelpen van knelpunten in de kapitaalmarkt voor Nederlandse ondernemingen, met name door de regeling Bijzondere Financiering (BF-regeling).

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. BF-regeling moet worden toegepast op ondernemingen die onvoldoende toegang hebben tot de openbare kapitaalmarkt. Ja.
2. De BF-regeling moet kostendekkend zijn. Ja.
3. Verplichtingen uit hoofde van de BF-regeling moeten blijven binnen het gestelde plafond van € 79,41 mln. Ja.

In 2005 zijn twee garanties verstrekt op grond van de BF-regeling waarbij bovenstaande beleidsprestaties alle drie behaald. Overigens is besloten vanaf 1 januari 2006 de BF-portefeuille af te beheren. Er zullen geen garanties meer worden verstrekt.

5.3.3.3 Operationele doelstelling 3

Het bewerkstelligen van een optimale opbrengst van bijzonder marktgerelateerde operaties, zoals de uitgifte van vergunningen.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
Zakelijke aanpak bewerkstelligen van bijzonder marktgerelateerde operaties zoals de financiële aspecten bij de uitgifte van vergunningen.Gedeeltelijk.

In 2005 heeft zich één uitgifte van vergunningen voorgedaan, PAMR (Public Access Mobile Radio). PAMR is via een veiling in de markt gezet. Het vakdepartement heeft het uiteindelijke besluit zelf genomen. Het ministerie van Financiën is bij deze finale beslissing niet betrokken geweest. De T-DAB uitgifte (een vergelijkende toets voor de verdeling van digitale radiofrequenties) die gepland stond voor 2005 is vanwege beleidsmatige verschillen van inzicht vertraagd.

Gesteld kan worden dat het realiseren van deze beleidsprestatie deels afhankelijk is van de informatie van de vakdepartementen.

5.3.3.4 Operationele doelstelling 4

Het bijdragen aan de acceptatie en de toepassing van publiek private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.

PPS is een andere manier van werken en kan meerwaarde bieden bij overheidsinvesteringen. Het PPS proces is gebaseerd op een efficiënte omgang met risico’s op basis van de levenscycluskosten en te leveren kwaliteit. Deze onderdelen moeten voor een overheidsinvestering helder zijn om een goede bedrijfseconomische afweging te kunnen maken zodat een betere inschatting gemaakt kan worden wat de meest efficiënte benadering van een overheidsinvestering is. Zoals aangekondigd in de PPS voortgangsrapportage 2004 heeft 2005 vooral in teken gestaan om de stap te maken van een incidentele toepassing naar een structurele toepassing van PPS bij de realisatie van overheidsinvesteringen. Dit proces is in volle gang.

Zoals toegezegd is vanaf 2005 bij alle projecten, vanaf € 25 mln. bij rijkshuisvesting en vanaf € 112,5 mln. bij infrastructurele werken, de toepassing van de Publiek Private Comparator1 verplicht, waarmee gegarandeerd wordt dat bij elke aanbesteding PPS als serieus alternatief bekeken gaat worden. De toepassing van het instrument moet PPS-projecten opleveren. Daarnaast is in 2005 verder gegaan met het wegnemen van de belemmeringen (zoals de budgettaire verwerking van PPS-contracten en transactiekosten en -tijd). In lijn met deze activiteiten zijn risicomanagement en levenscyclus denken (zie ook rapport van Tijdelijke Commissie Infrastructuur en de kabinetsreactie op dit rapport) gestimuleerd. De voortgang van PPS per beleidssector staat weergegeven in de volgende voortgangsrapportage PPS. Deze zal rond april 2006 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

De uitvoering van de PPS programma’s en daarmee de projecten zijn de verantwoordelijkheid van de vakdepartementen. Het kenniscentrum PPS ondersteunt de vakdepartementen hierbij.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. De toepassing van PPS verder verspreiden (initiërende rol) naar sectoren zoals scholenbouw, overheidsgebouwen, gevangenissen en departementsgebouwen en Defensie. Tevens PPS uitbouwen binnen de spoor- en wegensector (sectorgericht). Gedeeltelijk.
2. Het wegnemen van belemmeringen om PPS mogelijk te maken. Bijvoorbeeld het stimuleren van levenscyclus denken voor alle overheidsinvesteringen en het vergroten van risico bewustzijn (sector overstijgend).Gedeeltelijk.
3. PPS via verschillende fases structureel onderdeel maken van de besluitvorming bij overheidsinvesteringen (sectoroverstijgend). Ja.

1. De toepassing van PPS verder verspreiden (initiërende rol) naar sectoren zoals scholenbouw, overheidsgebouwen, gevangenissen en departementsgebouwen en Defensie. Tevens PPS uitbouwen binnen de spoor- en wegensector (sectorgericht).

De toepassing van de Public Private Comparator bij rijkshuisvesting en infrastructuur moet gaan leiden tot een continue stroom van PPS projecten. Bij V&W en VROM gaat de uitbouw van PPS naar behoren en komen er meerdere PPS projecten aan. Bij Defensie is gestart met de aanbesteding van de eerste pilot (Kromhout Kazerne in Utrecht). Na de afronding van de eerste pilot bij scholenbouw (Montaigne) zijn VNG, Scholenkoepels, OCW en Financiën bezig met de verbreding van PPS bij scholenbouw. Na het afhaken van de eerste pilot bij zorg is hard gezocht naar een nieuwe pilot en het wegnemen van een aantal belemmeringen. De inspanningen lijken resultaat (in de vorm van een nieuwe pilot) op te leveren. Het tempo van de voortgang is minder dan verwacht. Voor een uitgebreid overzicht wordt verwezen naar de komende voortgangsrapportage.

2. Het wegnemen van belemmeringen om PPS mogelijk te maken. Bijvoorbeeld het stimuleren van levenscyclus denken voor alle overheidsinvesteringen en het vergroten van risico bewustzijn (sector overstijgend).

In 2005 zijn het levenscyclus denken en risicomanagement binnen het rijk verder gestimuleerd en zal in 2006 worden vervolgd. Om transactiekosten en -tijd te reduceren zijn diverse standaarden opgesteld (standaard DBFM-contract, DBFM handboek, handboek PPS bij scholen) welke bij komende PPS-projecten kunnen worden toegepast. Daarnaast is in 2005 begonnen aan de opzet van een (rijksbreed) kennismanagement (onder meer PPS-opleidingen, handleidingen).

3. PPS via verschillende fases structureel onderdeel maken van de besluitvorming bij overheidsinvesteringen (sectoroverstijgend).

Nadat in 2004 PPS vooral een plaats gekregen heeft in de grote beleidsnotities is in 2005 gewerkt om PPS een vaste plaats in de uitvoering te geven. De Public Private Comparator vervulde hierin een belangrijke rol. Nadat de minister van Verkeer en Waterstaat in 2004 als eerste de stap heeft gezet om de Public Private Comparator vast onderdeel te maken van het spelregelkader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT)1 hebben in het kader van het project Andere Overheid meer investeringsdepartementen dit voorbeeld in 2005 gevolgd.

5.4 Internationale financiële betrekkingen

5.4.1. Algemene beleidsdoelstelling

Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling

Nederland is als open economie zeer gebaat bij een stabiele en voorspoedige ontwikkeling van de internationale economie. Nederland probeert hierop invloed uit te oefenen langs diverse kanalen, waaronder als lidstaat van de E(M)U, als aandeelhouder in internationale financiële instellingen en als deelnemer aan internationale overlegorganen.

Deze algemene doelstelling is vertaald naar een aantal operationele doelstellingen, die in 2005 merendeels zijn gerealiseerd. De operationele doelstellingen worden hieronder toegelicht.

5.4.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingenBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkelingRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen511 7772 456 08692 2961 790 390631 2341 159 156
Waarvan betalingsverplichtingen505 5652 91184 563577 326517 78959 537
Waarvan garantieverplichtingen:6 2122 453 1757 7331 213 064113 4451 099 619
Mutlilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen02 389 3160569 7600569 760
EIB: overeenkomsten Lomé en Cotonou6 21263 8597 7334 52104 521
DNB: IMF en kredietfaciliteiten BIS000638 783113 445525 338
       
Uitgaven156 285206 712358 465325 906181 818144 088
Programma-uitgaven153 256203 817355 682323 246179 231144 015
       
Doelstelling 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling      
Mutlilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen153 256203 817355 682323 246179 231144 015
Apparaatsuitgaven3 0292 8952 7832 6602 58773
       
Ontvangsten7 75529 9711 6531 3611 205156
       
Doelstelling 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling      
Programma-ontvangsten7 75529 9711 6531 3611 205156

Verplichtingen

Betalingsverplichtingen (+ € 59,5 mln.)

Het verschil betreft voornamelijk de budgettaire afwikkeling van onderhandelingen over middelenaanvullingen IDA en AfDF waarvoor in de ontwerpbegroting stelpostramingen waren opgenomen.

Garanties aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (+ € 569,8 mln.)

Het verschil heeft betrekking op een administratieve verwerking van reeds bestaande verplichtingen. Het betreft de bijstelling die het gevolg is van een verschil tussen de wisselkoersen per 31–12–2004 en 31–12–2005.

Garanties aan Europese Investeringsbank inzake overeenkomsten van Lomé en Cotonou (+ € 4,5 mln.)

Aan de EIB zijn garanties verstrekt voor genoemde overeenkomsten.

Garanties aan DNB:– Garantie aan DNB inzake deelneming IMF (+ € 638,7 mln.)

Het verschil heeft betrekking op een administratieve verwerking van reeds bestaande verplichtingen. Het betreft de bijstelling die het gevolg is van een verschil tussen de wisselkoersen per 31–12–2004 en 31–12–2005.

– Garantie aan DNB kredietfaciliteiten BIS (– € 113,4 mln.)

Er is geen beroep gedaan op de stelpostraming voor de mogelijke deelneming door DNB in de door de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) te verstrekken kredietfaciliteiten.

Uitgaven

Programma-uitgaven (+ € 144,0 mln.)

De hogere uitgaven hebben grotendeels betrekking op een aangepast kasritme van betalingen aan de Internationale Ontwikkelings Associatie (IDA), het Aziatisch Ontwikkelingsfonds (AsDF) en het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF). Door een mogelijke onderuitputting van het HGIS-ODA budget voor 2005 is op verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken eind 2005 besloten een deel van de betalingen voor 2006 en 2007 in 2005 te voldoen.

5.4.3 Operationele doelstellingen

5.4.3.1 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Begroting 2006 doet recht aan het principe van begrotingsdiscipline en wordt vastgesteld binnen het kader van de Financiële Perspectieven 2000–2006. Gedeeltelijk.
2. Bruto-afdrachten aan de EU zijn reëel constant in de Financiële Perspectieven 2007–2013. Ja.
3. De relatieve netto betalingspositie is verbeterd ten opzichte van lidstaten met een vergelijkbare welvaart. Ja.
4. ERM-II aanvragen worden met aandacht voor economische analyse beoordeeld. Lidstaten worden tegen juiste spilkoers in ERM-II toegelaten en daarbinnen regelmatig beoordeeld. Ja.
5. Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en Verdrag moeten de cruciale criteria 3% (norm voor begrotingstekort) en 60% (norm voor schuldquote) blijven bevatten. Lidstaten worden aangespoord meer te doen in economisch goede tijden. Houdbaarheid van de overheidsfinanciën speelt een belangrijke rol, waarbij meer aandacht is voor schuldquote en ongedekte toekomstige verplichtingen. Lopende excessieftekortprocedures verlopen in lijn met letter en geest van Stabiliteits- en Groeipact. Economische beleidscoördinatie in de Unie zal door de commissie geëvalueerd worden in de mid-term-review van het Lissabonproces. Implementatie door lidstaten zelf moet voorop staan. Verder moet gelden: beleidscoördinatie waar nodig, beleidsconcurrentie waar mogelijk. Ja.
6. Monitoren economische situatie kandidaat-lidstaten in het kader van de uitbreiding van de EU op basis van Kopenhagen-criteria. Monitoren onderhandelingen acquis. Ja.

1. Begroting 2006 doet recht aan het principe van begrotingsdiscipline en wordt vastgesteld binnen het kader van de Financiële Perspectieven 2000–2006.

De prestatie is grotendeels gerealiseerd. De Begroting 2006 is binnen het kader van de Financiële Perspectieven 2000–2006 vastgesteld. Het principe van begrotingsdiscipline heeft twee facetten. Enerzijds een behoedzame ontwikkeling van de EU-begroting en anderzijds de naleving van de afspraken met betrekking tot begrotingsdiscipline die in het Inter-Institutioneel Akkoord (IIA) zijn vastgelegd. Het niveau van de betalingskredieten (de uitgaven) van 1,01% van het EU-BNI voor Nederland in het kader van begrotingsdiscipline bevredigend te noemen. Dit is een beheerste ontwikkeling ten opzichte van het niveau van de Begroting 2005 (1,00% van het EU-BNI). Ten aanzien van de naleving van de afspraken van het IIA is het echter wel zo dat de Raad een prijs heeft moeten betalen voor het compromis met het Europese Parlement doordat het flexibiliteitsinstrument is ingezet boven het maximum van € 200 mln1. De Nederlandse inspanningen in Brussel en een Nederlandse tegenstem in de Raad hebben dit laatste niet kunnen voorkomen. De besluitvorming vond namelijk plaats met gekwalificeerde meerderheid en er waren te weinig medestanders om een blokkerende minderheid te vormen. De Nederlandse inspanningen hebben echter wel bijgedragen om een beheerste ontwikkeling van de betalingskredieten te realiseren. Voor een uitgebreid verslag van de begrotingsbehandeling, zie Kamerstukken II, 2005/06, 21 501–07, nr. 507.

2. Bruto-afdrachten aan de EU zijn reëel constant in de Financiële Perspectieven 2007–2013.

In december 2005 heeft de Europese Raad een akkoord bereikt over de Financiële Perspectieven 2007–2013 (zie Kamerstukken II, 2005/06, 21 501–20, nr. 302). Dit akkoord betekent dat de afdrachtendoelstelling, namelijk het reëel constant houden van het 2006-niveau van de Nederlandse afdrachten in de periode 2007–2013, ruimschoots gehaald wordt. De gemiddelde jaarlijkse afdracht in de periode 2007–2013 zal niet alleen in reële termen sterk dalen t.o.v. 2006, maar zelfs beduidend lager zijn dan het nominale niveau van 2006. Deze sterk dalende afdrachten zijn het gevolg van de kortingen die Nederland bedongen heeft in het systeem van de Eigen Middelen (gemiddeld 1 miljard per jaar over de periode in vergelijking met ongewijzigd systeem van Eigen Middelen). De Nederlandse korting wordt vermoedelijk nog niet zichtbaar in 2007. De ratificatie van het Eigen Middelenbesluit dient immers pas uiterlijk begin 2009 afgerond te zijn. Op dat moment zullen de in december afgesproken kortingen met terugwerkende kracht toegepast worden, tenzij afgesproken wordt deze al in 2007 en 2008 vooruit te betalen. Hierover zullen in 2006, onder anderen in het kader van de EU-begroting voor het jaar 2007, verdere afspraken gemaakt moeten worden.

3. De relatieve netto betalingspositie is verbeterd ten opzichte van lidstaten met een vergelijkbare welvaart.

Door het onderhandelingsresultaat op de Europese Raad in december verbetert de netto-betalingspositie van Nederland aanzienlijk in de volgende Financiële Perspectieven, ook in relatieve termen. In de boekhoudkundige definitie blijft Nederland volgens de eerste schattingen bij de grootste netto-betalers, maar zijn de verschillen klein met vergelijkbare landen. In de Commissiedefinitie komt Nederland in de middenmoot (lopend van plaats 2 tot en met 9), volgens huidige ramingen op de achtste plaats. Momenteel is Nederland veruit de grootste netto-betaler in beide definities.

4. ERM-II aanvragen worden met aandacht voor economische analyse beoordeeld.Lidstaten worden tegen juiste spilkoers in ERM-II toegelaten en daarbinnen regelmatig beoordeeld.

In 2005 zijn vier landen met hun munt toegetreden tot ERM-II, namelijk Malta, Cyprus, Letland en Slowakije. Elk van deze beslissingen is voorafgegaan door uitvoerige analyses van de economische ontwikkelingen en beoordeling met de relevante partijen. De beslissingen over de spilkoers zijn met instemming van alle partijen gedaan (zie Kamerstukken II 2004/05, 21 501-07, nr. 482 en Kamerstukken II 2005/06, 21 501-07, nr. 505).

5. Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en Verdrag moeten de cruciale criteria 3% (norm voor begrotingstekort) en 60% (norm voor schuldquote) blijven bevatten. Lidstaten worden aangespoord meer te doen in economisch goede tijden. Houdbaarheid van de overheidsfinanciën speelt een belangrijke rol, waarbij meer aandacht is voor schuldquote en ongedekte toekomstige verplichtingen. Lopende excessieftekortprocedures verlopen in lijn met letter en geest van Stabiliteits- en Groeipact. Economische beleidscoördinatie in de Unie zal door de commissie geëvalueerd worden in de mid-term-review van het Lissabonproces. Implementatie door lidstaten zelf moet voorop staan. Verder moet gelden: beleidscoördinatie waar nodig, beleidsconcurrentie waar mogelijk.

In maart 2005 is er een akkoord bereikt over de verbetering van de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (zie Kamerstukken II, 2004/05, 21 501-07, nr. 477). Daaruit blijkt dat alle in de begroting gestelde doelen zijn gehaald. De Raad heeft besloten geen verdragswijzigingen door te voeren en heeft de 3 en 60% expliciet herbevestigd als de ankers voor begrotingsdiscipline. Er worden geen categorieën uitgezonderd van de berekening van het tekortcijfer.

Lidstaten dienen in economisch goede tijden het conjunctuurgeschoonde saldo, exclusief eenmalige maatregelen, met meer dan 0,5% BBP te verbeteren indien zij de door het Pact voorgeschreven middellangetermijndoelstelling voor het begrotingssaldo nog niet bereikt hebben. Onverwachte meevallers dienen te worden aangewend voor tekort- en schuldreductie.

Lidstaten met een hoge schuld en lage potentiële groei dienen te streven naar een structureel begrotingssaldo van 0% of beter, terwijl landen met een lage schuld en hoge potentiële groei kunnen volstaan met een structureel tekort van 1% als middellangetermijndoelstelling. De Europese Commissie kan een buitensporigtekortprocedure starten op basis van het tekort èn de schuldquote van een lidstaat. De lidstaten dienen in hun stabiliteitsprogramma’s meer aandacht te schenken aan de schuldquote.

Begin 2005 stelde de Raad vast dat Griekenland niet had voldaan aan eerdere aanbevelingen en heeft hij voor het eerst een land een aanmaning gedaan volgens artikel 104.9 van het Verdrag. De buitensporigtekortprocedure van Nederland is conform de regels verlopen en in juni door de Raad beëindigd. Gedurende 2005 zijn in lijn met het Verdrag en het hernieuwde Stabiliteits- en Groeipact procedures gestart voor het Verenigd Koninkrijk, Italië en Portugal en aanbevelingen volgens artikel 104.7 gedaan aan Hongarije.

In maart 2005 heeft de mid-term review van de Lissabonstrategie plaatsgevonden. Dit heeft gezorgd voor meer aandacht voor daadwerkelijke implementatie door lidstaten zelf, mede doordat lidstaten nu zelf nationale hervormingsprogramma’s op moeten stellen, waarna de voortgang met de implementatie ieder jaar wordt beoordeeld. Tevens is er een focus gekomen op groei en werkgelegenheid en is het aantal coördinatieprocessen verminderd en gestroomlijnd (zie Kamerstukken II 2004/05, 21 501-20, nr. 20).

6. Monitoren economische situatie kandidaat-lidstaten in het kader van de uitbreiding van de EU op basis van Kopenhagen-criteria. Monitoren onderhandelingen acquis.

In het najaar van 2005 heeft de Europese Commissie monitorings-, en voortgangsrapporten uitgebracht om verslag te doen van de voortgang die de accessielanden, de kandidaatlidstaten, en de Westelijke Balkan boeken op de Kopenhagen-criteria (politieke en economische) en bij de overname en implementatie van het acquis. Van deze rapporten is een interdepartementale analyse gemaakt en is verslag gedaan aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/06, 23 987, nr. 54; Kamerstukken II 2005/06, 23 987, nr. 61 en Kamerstukken II 2005/06, 23 987, nr. 62).

5.4.3.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.Essentieel daarbij is behoud van de financiële soliditeit en samenhang in het opereren van de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s).

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
Het bevorderen van internationale financiële stabiliteit 
1. Verbetering van de surveillance van het IMF onder meer door openbaarmaking van artikel IV-consultaties.Ja.
2. Schuldhoudbaarheidsanalyses maken standaard onderdeel uit van artikel IV-rapporten.Ja.
3. Sterkere betrokkenheid van de particuliere sector bij het dekken van de financieringsbehoefte van crisislanden.Gedeeltelijk.
4. Effectieve beïnvloeding van de internationale beleidsdiscussie op financieel-economisch terrein.Ja.
5. Adequate Nederlandse representatie in belangrijke internationaal-economische gremia. Ja.
Versterking van het beleid van de IFI’s dat is gericht op financieel-economische ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden. 
6. Afstemming van de modaliteit van door fondsen te verstrekken middelen en de inhoud van beleidsadvisering en technische assistentie (TA) op de uitkomsten van schuldhoudbaarheidsanalyses van IMF en WereldbankGedeeltelijk.
7. Implementatie van de uitkomsten van de Wereldbankevaluatie van het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP)-procesGedeeltelijk.
8. Het ondernemingsklimaat in ontwikkelings- en transitielanden wordt verbeterd, ondermeer door voorgaande participatie in het MIF en implementatie van de beleidsaanbevelingen uit het rapport Doing Business 2004 van de WereldbankJa.
9. Verbetering van de afbakening en coördinatie van de condities in programma’s van IMF en WereldbankJa.
10. Verbetering van de inbreng van ontvangende landen in Technische Assistentie (TA)-programma’s en de coördinatie met andere TA-verschaffers.Gedeeltelijk.
11. Sterkere concentratie van het IMF bij lage-inkomenslanden op beleidsadvisering en TA en minder op kredietverlening.Ja.
12. Ontwikkeling en implementatie door het IMF van een strategie voor de uitfasering van kredietverlening aan met name middeninkomenslanden. Gedeeltelijk.
13. Verdere ontwikkeling van de monitoring- en evaluatiesystemen van IFI’s.Ja.
14. Nederlandse aandeel in de IFI-fondsen bij de komende middelenaanvullingen van de IFI-fondsen (IDA, AfDF) blijft gelijk, mits de uitkomsten van de aanvullingsonderhandelingen en het algemeen functioneren van de instellingen bevredigend zijn.Gedeeltelijk.
Behoud van financiële soliditeit IFI’s 
15. De AAA-rating van multilaterale ontwikkelingsbanken blijft behouden.Ja.
16. Versterking van de financiële positie van de IFI’s door het oplossen van betalingsachterstanden en schuldverlichting voor Heavily Indebted Poor Countries (HIPC’s) door IFI’s. Ja.
17. Mogelijke reorganisatie van private sectoractiviteiten van Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank (IDB) en Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC) binnen het kader van het kapitaaltoereikendheidmodel en het leentarievenbeleid van de IDB. Nee.
18. Invoering van een nieuw raamwerk voor inkomensplanning van de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) om het risicodragend vermogen van de bank beter te kunnen schatten.Nee.
19. G-10 onderzoek naar de financiële positie van het IMF en met name naar de concentratie van IMF-kredieten.Ja.

1.Verbetering van de surveillance van het IMF onder meer door openbaarmaking van artikel IV consultaties.

Marktgevoelige informatie kan worden geschrapt op verzoek van de nationale autoriteiten. De criteria waaronder dit kan gebeuren zijn in 2005 met Nederlandse steun aangescherpt.

2. Schuldhoudbaarheidsanalyses maken standaard onderdeel uit van artikel IV-rapporten.

In lijn met de Nederlandse inzet is afgesproken dat het IMF en WB voor alle lage-inkomenslanden jaarlijks een schuldhoudbaarheidsanalyse opstellen. Deze kan zowel in een artikel IV-rapport als een programmadocument worden opgenomen.

3. Sterkere betrokkenheid van de particuliere sector bij het dekken van de financieringsbehoefte van crisislanden.

In 2005 is het draagvlak voor de «Principles for Stable Capital flows and fair debt restructuring» door middel van discussie onder leiding van het Institute of International Finance verder vergroot. Deze discussie, waaraan tevens de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen onderhevig zijn, is nog gaande. Aangezien het gaat om een «gentlemen’s agreement» op basis van vrijwilligheid zal implementatie moeten blijken uit de praktijk (bij een volgende financiële crisis).

4. Effectieve beïnvloeding van de internationale beleidsdiscussie op financieel-economisch terrein.

Dit is o.a. gebeurd bij IMF, WB, OESO en G10. Zo heeft Nederland in de discussies over de mondiale onevenwichtigheden in IMF-verband de nadruk gelegd op de bijdrage die de VS moet leveren aan het verminderen van die onevenwichtigheden en gesteld dat de verantwoordelijkheden van Europa hier relatief geringer zijn.

5. Adequate Nederlandse representatie in belangrijke internationaal-economische gremia.

Er heeft in 2005 geen verandering plaatsgevonden in de wijze waarop Nederland vertegenwoordigd is in internationale gremia zoals het IMF en de Wereldbank.

6. Afstemming van de modaliteit van door fondsen te verstrekken middelen en de inhoud van beleidsadvisering en technische assistentie (TA) op de uitkomsten van schuldhoudbaarheidsanalyses van IMF en Wereldbank.

Met steun van Nederland is afgesproken dat de financieringsmodaliteit (schenkingen/leningen) van IDA en AfDF wordt afgestemd op schuldhoudbaarheidsanalyses. Het AsDF zal dit invoeren bij de Mid-Term Review (2006).

7. Implementatie van de uitkomsten van de Wereldbankevaluatie van het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP)-proces.

De WB is gestart met het implementeren van de aanbevelingen van de evaluatie. Dit is een lopend proces. Het kan een aantal jaren duren voordat alle aanbevelingen zijn omgezet in concrete beleidswijzigingen.

8. Het ondernemingsklimaat in ontwikkelings- en transitielanden wordt verbeterd, ondermeer door voorgaande participatie in het MIF en implementatie van de beleidsaanbevelingen uit het rapport Doing Business 2004 van de Wereldbank.

Nederland heeft hier internationaal o.a. door de ABCDE-conferentie veel aandacht voor gevraagd en een belangrijke coördinerende rol gespeeld bij de middelenaanvulling van het MIF. Het MIF financiert innovatieve activiteiten ten behoeve van het micro- en kleinbedrijf in Latijns Amerika en de Cariben. Nederland heeft een financiële toezegging van € 15 mln gedaan.

9. Verbetering van de afbakening en coördinatie van de condities in programma’s van IMF en Wereldbank.

Uit een recente review van de Wereldbank blijkt dat WB en IMF voortgang hebben gemaakt bij het stroomlijnen van hun geaggregeerde condities.

10. Verbetering van de inbreng van ontvangende landen in Technische Assistentie (TA)-programma’s en de coördinatie met andere TA-verschaffers.

In 2005 is het TA beleid van het IMF geëvalueerd en zijn er lessen getrokken die nog moeten worden geïmplementeerd. Nederland heeft met succes gepleit voor het verder verbeteren van de kwaliteit

11. Sterkere concentratie van het IMF bij lage-inkomenslanden op beleidsadvisering en TA en minder op kredietverlening.

In 2005 is door het IMF het zogenaamde Policy Support Instrument (PSI) aangenomen. Mede op instigatie van Nederland voorziet dit instrument in een volwaardig IMF programma – met bijbehorende beleidsadvisering, conditionaliteit en betrokkenheid van de Raad van Bewindvoerders – zonder kredietverlening.

12. Ontwikkeling en implementatie door het IMF van een strategie voor de uitfasering van kredietverlening aan met name middeninkomenslanden.

Nederland heeft in 2005 actief aandacht gevraagd voor het onderwerp uitfasering van kredietverlening in zowel midden- als lageinkomenslanden. Mede door Nederland heeft de EU het IMF opgeroepen meer aandacht te besteden aan dit onderwerp. Naar verwachting zal het IMF in 2006 binnen de IMF Strategic Review hier concreet gevolg aan geven.

13. Verdere ontwikkeling van de monitoring- en evaluatiesystemen van IFI’s.

Bij het High-level Forum on Aid Effectiveness is door de donorgemeenschap, inclusief de IFI’s, een verklaring aangenomen met daarin 17 (sub)indicatoren over harmonisatie, monitoring en evaluatie, te behalen in 2010. De AsDB, AfDB en de WB hebben in 2005 results-based country strategy pilots uitgevoerd. De IDB is van start gegaan met het in 2004 aangenomen Actieplan voor Effectieve Ontwikkeling. Verder is door de verschillende Ontwikkelingsbanken in 2005 een gezamenlijk beoordelingsraamwerk voor het meten van resultaten ingevoerd. De eerste resultaten hiervan zullen medio 2006 bekend zijn.

14. Nederlandse aandeel in de IFI-fondsen bij de komende middelenaanvullingen van de IFI-fondsen (IDA, AfDF) blijft gelijk, mits de uitkomsten van de aanvullingsonderhandelingen en het algemeen functioneren van de instellingen bevredigend zijn.

Nederland heeft zijn aandeel in IDA-14 bepaald op 2,8 procent, een stijging ten opzichte van het aandeel van 2,6 procent in IDA-13 (Kamerstukken II 2005/06, 26 234, nr. 42). Ondanks de positieve ontwikkelingen bij de AfDF-10 onderhandelingen (zie brief van 22 maart 2005, kenmerk fin0500132) kwam mede wegens beperkte ruimte op de OS-begroting het Nederlandse aandeel uit op 3,3%, lager dan het Nederlandse aandeel van 3,7% in AfDF-IX.

15. De AAA-rating van multilaterale ontwikkelingsbanken blijft behouden.

Geen van de multilaterale ontwikkelingsbanken met een AAA-rating heeft deze verloren. Wel heeft S&P in mei de rating van de IIC van AA naar AA- bijgesteld (vanwege de kapitaalachterstanden en de geringe impact die IIC kan hebben op private sector ontwikkeling). Er zijn geen directe financiële gevolgen voor Nederland omdat we geen garantiekapitaal hebben uitstaan bij de IIC.

16. Versterking van de financiële positie van de IFI’s door het oplossen van betalingsachterstanden en schuldverlichting voor Heavily Indebted Poor Countries (HIPC’s) door IFI’s.

In 2005 hebben Zambia, Rwanda en Honduras zich gekwalificeerd voor het HIPC eindpunt. Bij het AfDF is een faciliteit opgericht die post-conflict landen zal helpen bij het wegwerken van hun achterstanden bij de Bankgroep (zie verslag aan Kamer AfDF-10, punt 14.). Nederland heeft deze oprichting gesteund en draagt aan deze faciliteit bij via de bijdrage aan AfDF-10 waaruit de faciliteit deels gefinancierd wordt.

17. Mogelijke reorganisatie van private sectoractiviteiten van Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank (IDB) en Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC) binnen het kader van het kapitaaltoereikendheidmodel en het leentarievenbeleid van de IDB.

Het «status quo» beleid is in 2005 voortgezet. Dit houdt in dat de verschillende private sector onderdelen van de IDB niet zijn gereorganiseerd maar dat wel aan de verbetering van de coördinatie tussen deze onderdelen is gewerkt.

18. Invoering van een nieuw raamwerk voor inkomensplanning van de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) om het risicodragende vermogen van de bank beter te kunnen schatten.

Besloten is vooralsnog vast te houden aan het in 2004 ingevoerde income planning framework waardoor op de korte termijn geen grote wijzigingen zijn te verwachten.

19. G-10 onderzoek naar de financiële positie van het IMF en met name naar de concentratie van IMF-kredieten.

De G-10 onderschreef na dit onderzoek het belang van behoud van een sterke financiële positie voor het IMF, waarbij als blijvende aandachtspunten versterking van de surveillance en conditionaliteit, degelijke schuldhoudbaarheidsanalyses en naleving van het exceptional acces framework werden geïdentificeerd.

Overige bereikte resultaten

Een ander belangrijke gebeurtenis in 2005 was het Multilateral Debt Relief Initiative waarbij HIPCs (Heavily Indebted Poor Countries) en een aantal andere zeer arme landen 100% schuldverlichting krijgen bij het IMF, IDA en AfDF. Nederland heeft bij de vorming van dit initiatief een constructieve rol gespeeld waardoor er o.a. financieringsgaranties zijn afgegeven om de kosten te dekken, er is afgesproken dat alle lage-inkomenslanden profiteren van het initiatief en er wordt getoetst of landen die de kwijtschelding krijgen ook werkelijk in staat zijn deze te gebruiken voor armoedebestrijding.

5.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

5.5.1 Algemene beleidsdoelstelling

Bijdragen aan een goed functionerende en complete markt voor verzekering van risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland, waarbij deze risico’s zoveel mogelijk door de private markt worden gedragen en concurrentieverstoring tussen landen wordt geminimaliseerd.

Omdat de markt onvoldoende in staat is om bepaalde risico’s van export en buitenlandse investeringen te verzekeren, is de Nederlandse overheid bereid onder bepaalde voorwaarden risico’ s die niet door de markt kunnen worden gedragen over te nemen teneinde een gezonde concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven te bevorderen. Een tweetal instrumenten, de exportkredietverzekering (EKV) en de Tijdelijke Regeling herverzekering Investeringen (TRhi) is in 2005 ingezet om dit marktfalen te verhelpen.

Het Pauwenhofproces1, dat in 2003 is gestart, is in 2005 afgerond. Het had als doel de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit die door de Staat wordt aangeboden slagvaardiger en efficiënter te maken. Dit proces is in 2005 grotendeels voltooid en per 1 oktober zijn de partijen die betrokken zijn bij de exportkredietverzekeringsfaciliteit van de Staat dan ook begonnen met de nieuwe werkwijze.

5.5.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgarantiesBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Bijdragen aan een goed functionerende en complete markt voor verzekering van risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenlandRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen4 037 4775 122 0733 746 5574 529 12611 950 036– 7 420 910
waarvan betalingsverplichtingen13 38213 07312 55712 12613 980– 1 854
waarvan kostenvergoeding Atradius DSB (voorheen Gerling NCM)11 90711 78311 59911 200011 200
waarvan garantieverplichtingen:4 024 0955 109 0003 734 0004 517 00011 936 056– 7 419 056
EKV4 003 0954 934 0003 577 0004 441 00011 332 2766 891 276
Rhi21 000175 000157 00076 000453 780– 377 780
MIGA   0150 000– 150 000
       
Uitgaven94 190141 17886 35547 788142 988– 95 200
Programma-uitgaven80 815128 12773 79135 662129 008– 93 346
       
Doelstelling 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten      
Schade-uitkering EKV80 815128 12773 79135 662129 008– 93 346
Schade-uitkering Rhi000000
Schade-uitkering MIGA000000
Apparaatsuitgaven13 37513 05112 56412 12613 980– 1 854
Personeel en materieel1 4681 2869579261 199– 273
Kostenvergoeding Atradius DSB (voorheen Gerling NCM)11 90711 76511 60711 20012 781– 1 581
       
Ontvangsten168 050238 313266 972570 688173 815396 873
Programma-ontvangsten168 050238 313266 972570 688173 815396 873
       
Doelstelling 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten      
Premies EKV24 19639 26469 56421 18239 034– 17 852
Premies Rhi1 5421 2641 3291 6144541 160
       
Doelstelling 2 Kostendekkendheid      
Schaderestituties EKV142 312197 785196 079547 892134 327413 565

Verplichtingen

In de begroting is een stelpostraming opgenomen voor de maximaal te verstrekken garanties (verplichtingenplafond). Het verschil tussen de begroting en realisatie geeft aan welk bedrag onbesteed is gebleven.

Uitgaven

Schade-uitkering EKV (– € 93,3 mln.)

De schade-uitgaven vallen lager uit dan verwacht doordat er minder claims zijn ingediend op de lopende verzekeringsportefeuille.

Ontvangsten

Premies EKV (– € 17,9 mln.)

De premieontvangsten vallen lager uit dan verwacht, als gevolg van het afsluiten van een kleiner aantal grote transacties, waaraan hoge premies verbonden zijn.

Schaderestituties EKV (+ € 413,6 mln.)

Dit jaar zijn in de Club van Parijs (omvangrijke) vervroegde aflossingen overeengekomen met Polen, Peru en Rusland. Als gevolg hiervan is er meer aan schaderestituties ontvangen dan verwacht.

5.5.3 Operationele doelstellingen

5.5.3.1 Operationele doelstelling 1

Een doelmatige inzet van herverzekeringsfaciliteiten voor aanvaardbare risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland op basis van een gelijke behandeling van aanvragen en waarbij uitgangspunt is dat de faciliteiten van de Staat aanvullend zijn aan de markt.

Beleidsprestatie ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Een doelmatige, klantgerichte en transparante uitvoering van herverzekeringsfaciliteiten voor aanvaardbare risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland.Uitgangspunt hierbij is dat de faciliteiten van de Staat aanvullend zijn aan de markt.Ja.

Deze doelstelling bevat vier aspecten, namelijk een doelmatige inzet van de herverzekeringsfaciliteiten, herverzekering van aanvaardbare risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland, een gelijke behandeling van aanvragen en de faciliteiten van de Staat dienen aanvullend te zijn aan de markt. Deze aspecten zullen hieronder afzonderlijk worden toegelicht.

A. Doelmatige inzet van de herverzekeringsfaciliteiten

Het Pauwenhofproces heeft als doelstelling de exportkredietverzekeringfaciliteit van de Staat slagvaardiger en efficiënter te maken. Het hele proces bestaat uit meerdere deelprojecten, zoals een verbetering van de rolverdeling en een vernieuwd Risicomanagement Framework. In 2005 is over alle hoofdlijnen en beleidskaders overeenstemming bereikt en de beoogde doelen zijn naar de mening van de betrokken partijen gehaald. Wel is het zo dat nog niet alle onderdelen (formeel) zijn vastgelegd. In 2006 zal hieraan doorgewerkt worden en zal moeten blijken of de nieuwe uitvoeringsstructuur en het Risicomanagement Framework voldoen aan de verwachtingen.

Beleidsprestaties

Doelmatige uitvoering van de inzet van de herverzekeringsfaciliteiten wordt gemeten aan de hand van doorlooptijden1 van verzekeringsaanvragen en de uitkomst van een klanttevredenheidsonderzoek. In het afgelopen jaar is de doorlooptijd (12 maanden voortschrijdend gemiddelde) uitgekomen op 50 werkdagen, waarvan 38 werkdagen netto behandelduur (in 2004 was dit 54 resp. 35 dagen). Daarmee is de streefwaarde van 55 respectievelijk 40 werkdagen gerealiseerd. Deze cijfers hebben betrekking op het voortschrijdend gemiddelde in de periode tot en met oktober 2005. Per 1 oktober is in het kader van het Pauwenhofproces een nieuwe uitvoeringsstructuur ingevoerd, die ook implicaties heeft voor de doorlooptijden. In de maanden daarna zijn de doorlooptijden, zoals verwacht, per saldo teruggelopen. Dit is vooral toe te schrijven aan het verkorte«overheidstraject». Hiertegenover staat wel dat de behandelduur bij Atradius DSB op lijkt te lopen, wat voortkomt uit het feit dat zij meer en complexere zaken zelfstandig af mag doen. In 2006 zal met de betrokken partijen worden gesproken over de effecten van het Pauwenhofproces op de doorlooptijden.

In het kader van een goede prikkelstructuur binnen de EKV-faciliteit zijn de Staat en Atradius DSB eind 2004 een regeling overeengekomen voor de onkostenvergoeding over de periode 2005–2009. De nieuwe regeling geeft Atradius DSB financiële prikkels om te zorgen voor een gedegen financieel beheer. Ook de kwaliteit van de service aan verzekerden en de Staat is van invloed op de hoogte van de kostenvergoeding, hetgeen bijdraagt aan een doelmatige en klantgerichte uitvoering van de faciliteiten. De prestaties van Atradius op het vlak van klantenservice worden gemeten met een klantentevredenheidsonderzoek. Dit onderzoek wordt in het voorjaar afgerond.

B. Herverzekering van aanvaardbare risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland

Onderstaande figuur geeft het cumulatief uitstaande obligo van de EKV en de TRhi weer. In 2005 is het totale obligo toegenomen als gevolg een stijging van aantal afgesloten verzekerde orders. Het aantal potentiële orders is nagenoeg gelijk gebleven.

Cumulatief uitstaand obligo

kst-30550-IXB-1-5.gif

De risico’s in de portefeuille van de faciliteit hebben zich afgelopen jaar gunstig ontwikkeld. In samenhang met de gunstige ontwikkeling van de wereldeconomie is een aantal landen waarop risico’s uitstaan in een hogere (betere) landenklasse terecht gekomen. Tevens is in het kader van het Pauwenhofproces het vernieuwde Risicomanagement Framework in werking getreden. Hiermee worden alle belangrijke risico’s op vergelijkbare wijze inzichtelijk gemaakt. Daardoor kan te allen tijde een beeld worden gegeven van de (ontwikkeling in) de financiële risico’s die de Staat op portefeuilleniveau loopt.

Momenteel is er voor Indonesië sprake van een overschrijding van de landennorm. De overschrijding is het gevolg van de acceptatie van een grote order, welke door de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken is goedgekeurd.

De juridische scheiding tussen de commerciële activiteiten die Atradius voor eigen rekening uitvoert en de exportkredietverzekeringen en investeringsgaranties die worden herverzekerd bij de Staat stelt het belang van de Staat veilig in het geval Atradius ooit in de problemen mocht komen. Indien de Staten-Generaal geen bezwaar maken tegen de voorwaardelijke aandelenoverdracht, dan kan de transactie op korte termijn voltooid worden.

C. Gelijke behandeling van aanvragen

Gezien de aard van de EKV-faciliteit worden aanvragen met zeer uiteenlopende achtergronden behandeld en is derhalve sprake van maatwerkproducten. Om desondanks te streven naar een zo gelijk mogelijke behandeling van aanvragen, is het afgelopen jaar gewerkt aan een verdere objectivering van de risicobeoordeling. Zo wordt tegenwoordig gewerkt met een debiteurenrating model dat dient als handvat bij het analyseren van debiteurenrisico’s.

D. De faciliteiten van de Staat dienen aanvullend zijn aan de markt

Een van de belangrijkste randvoorwaarden van de exportkredietverzekeringsfaciliteit van de Staat is dat deze aanvullend is aan de markt. Op deze wijze wordt bijgedragen aan een gunstig klimaat voor export en investeringen in het buitenland zonder dat de Staat onnodig ingrijpt op de werking van financiële markten. Van belang hierbij is dat de ontwikkelingen in de verzekeringscapaciteit van de private markt worden gevolgd en dat de producten die de Staat aanbiedt op basis hiervan worden aangepast dan wel aangescherpt.

In 2005 is een nieuw product geïntroduceerd, de vreemde valutadekking voor exporteurs, en zijn de verzekeringsvoorwaarden van de exportkredietverzekering op enkele punten aangepast:

1. Vreemde valutadekking voor exporteurs.

Voorheen konden exporteurs standaard dekking verkrijgen in euro’s. Dekking in vreemde valuta werd wel aangeboden aan de bij exporttransacties betrokken financiers. Door de internationalisering van de handel maken echter meer bedrijven hun kosten in vreemde valuta. Deze risico’s zijn vaak slechts gedeeltelijk af de dekken door het sluiten van termijncontracten op de valutamarkt. Deze ontwikkeling is aanleiding geweest om ook een vreemde valutadekking voor exporteurs aan te bieden.

2. Wachttermijn verkort van 6 naar 3 maanden.

Voor veel landen is de wachttermijn verkort van 6 naar 3 maanden. De wachttermijn is de periode na afloop waarvan de verzekerde aanspraak op schadevergoeding kan doen gelden. Hierdoor kunnen verzekerden sneller over hun schade-uitkering beschikken.

3. Wijziging definitie buitenlands bestanddeel.

In de afgelopen jaren is de Nederlandse economie aanzienlijk opener geworden. Bovendien is er sprake van een internationaliseringtrend waarbij Nederlandse bedrijven steeds meer «sourcen» bij buitenlandse dochterondernemingen. Veel exporteurs hebben hierdoor moeite aan de vereisten voor het maximale buitenlandse bestanddeel te voldoen. Het buitenlandse bestanddeel dat zonder meer acceptabel is, is daarom verhoogd van 30% naar 50%. Bijdragen van buitenlandse dochters worden niet meer in hun geheel maar slechts voor 70% als buitenlands bestanddeel meegewogen. Een voorwaarde hiervoor is wel dat het Nederlandse moederbedrijf een belang heeft van 50% of meer in de betreffende dochteronderneming of dat er sprake is van consolidatie van de balans.

4. Ruimere financieringsvoorwaarden voor duurzame energie- en waterprojecten.

Per 1 juli 2005 is het mogelijk om de maximum financieringstermijn voor duurzame energie- en waterprojecten te verlengen tot 15 jaar. Het doel hiervan is het bijdragen aan het gebruik van duurzame energie en verbeterde beschikbaarheid van schoon drinkwater voor ontwikkelingslanden.

Bovendien loopt momenteel een evaluatie in opdracht van de Rijkscommissie voor export-, import-, en investeringsgaranties die betrekking heeft op de beschikbaarheid van exportfinancieringsmogelijkheden in de markt. De vijfjaarlijkse evaluatie van de exportkredietverzekering en de TRhi zal in 2006 plaatsvinden. Deze onderzoeken dragen bij aan het streven om in aanvulling op de private markt te werken.

Op EU-niveau is de «Mededeling Kort» (2005/C 325/11) het afgelopen jaar aangepast. Deze mededeling van de Europese Commissie (EC) aan de lidstaten behandelt de definitie van verhandelbare risico’s die niet door exportkredietverzekeraars kunnen worden gedekt met steun van de Staat. Gebleken is dat in sommige lidstaten het Midden en Kleinbedrijf (MKB) problemen heeft met het vinden van exportverzekeringen op de private markt. De nieuwe Mededeling Kort biedt de mogelijkheid om in lidstaten waar deze situatie zich voordoet, bepaalde risico’s gelopen door het MKB, nu wel door de Staat in dekking kunnen worden genomen. Dit kan overigens alleen na voorafgaande toestemming van de EC. Deze mededeling zal op dit specifieke punt in 2009 geëvalueerd worden door de EC en indien nodig worden aangepast. De Nederlandse exportkredietverzekeringsmarkt behoort tot de meest ontwikkelde van de EU en komt derhalve niet in aanmerking voor deze uitzonderingsregeling.

5.5.3.2 Operationele doelstelling 2

Een kostendekkende uitvoering van het pakket aan herverzekeringsfaciliteiten.

Beleidsprestatie ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. De faciliteiten dienen kostendekkend te zijn. Ja.

De Staat streeft een kostendekkende uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteiten na. Dit om de kosten voor de belastingbetaler te minimaliseren en om ongewenste subsidiering van het bedrijfsleven te voorkomen. Een kostendekkende uitvoering van de faciliteit is ook internationaal voorgeschreven. In de WTO en de OESO zijn voorwaarden opgesteld voor de kostendekkendheid van de exportkredietverzekeringen. Concreet houden deze in dat premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de netto schade-uitkeringen en uitvoeringskosten van de faciliteit te dekken.

Beleidsprestaties

In financiële zin was 2005 een goed jaar voor de exportkredietverzekeringsfaciliteit van de Nederlandse Staat.

Op kasbasis bedroeg het resultaat van de herverzekeringsfaciliteiten in 2005 € 496 mln. positief. Dit bedrag is voor het grootste gedeelte tot stand gekomen door vervroegde aflossingen op schuldenregelingen door Rusland, Polen en Peru. Daarnaast is het aantal schade-uitkeringen relatief beperkt gebleven.

Bij het bovenstaande dient wel opgemerkt te worden dat kasstromen een beperkt beeld geven van de kostendekkendheid van de huidige portefeuille. De financieringskosten van de Staat, uitstaande vorderingen, verwachte schades en recuperatiekansen zijn belangrijke factoren voor de kostendekkendheid die niet tot uitdrukking komen in de kasstromen. Om deze reden heeft de Staat een bedrijfseconomisch model ontwikkeld dat rekening houdt met deze factoren. In 2004 en 2005 is gewerkt aan het ontwerpen en testen van dit model. Later dit jaar zal de Kamer nog separaat over de resultaten van het model worden geïnformeerd.

5.5.3.3 Operationele doelstelling 3

Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen met als inzet het creëren van een eerlijk speelveld voor Nederlandse bedrijven, waarbij wereldwijd de overheidssteun wordt geminimaliseerd.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Minimalisering van concurrentieverstoring tussen landen en tegengaan dat Nederlandse voorwaarden te zeer afwijken van die van andere landen.Ja.
2. Het wereldwijd minimaliseren van overheidssteun. Ja.

1. Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen.

Om concurrentieverstoringen die het gevolg kunnen zijn van overheidsgesteunde exportfinanciering te minimaliseren zijn in verschillende internationale fora (OESO, Participants, WTO, EU Raadswerkgroep voor Exportkredieten) afspraken gemaakt gericht op het creëren van een gelijk speelveld voor exporteurs. Nederland participeert actief in deze fora. Daarnaast wordt het nationale beleid aangepast indien dat nodig is om aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen. Dit draagt bij aan het minimaliseren van concurrentieverstoring waardoor Nederlandse exporteurs op gelijke voorwaarden met hun internationale concurrenten kunnen meedingen naar exportorders.

2. Het wereldwijd minimaliseren van overheidssteun

Het bestrijden van oneigenlijke vormen van overheidssteun wordt ook nagestreefd door actieve participatie in de eerder genoemde internationale fora. Het OESO-Arrangement, waarin afspraken tussen OESO-landen over de voorwaarden van overheidsgesteunde exportkredieten zijn vastgelegd, is in 2005 verder aangescherpt. De belangrijkste tekstaanpassingen hebben plaatsgevonden op het gebied van de voorwaarden voor project financieringstransacties en voor duurzame energie en watertransacties. Verder is binnen de EU de Mededeling Kort (2005/C325/11), waarin wordt aangegeven welke risico’s door de markt kunnen worden gedekt, aangepast. Met betrekking tot andere thema’s waarvoor Nederland zich heeft ingezet, zoals convergentie van debiteurenpremies en de subsidiecode van de WTO, lopen de onderhandelingen nog.

Beleidsprestaties

Op jaarlijkse basis wordt een systematische vergelijking gemaakt van het Nederlandse EKV-systeem met dat van relevante concurrerende landen. Zo wordt bezien of en in hoeverre het Nederlandse systeem wijziging behoeft om de concurrentieverstoring tussen Nederlandse exporteurs en hun buitenlandse concurrenten te verminderen. Naast de eerder genoemde productvernieuwingen en -verbeteringen waren op basis van de uitgevoerde vergelijking geen verdere systeemwijzigingen noodzakelijk. Voor 2006 wordt bezien of de indicatoren wellicht moeten worden aangevuld of worden aangepast om tot een betere vergelijking te komen met de EKV’s in concurrerende landen.

Tabel 5.10 Vergelijkingsinstrumenten exportkredietverzekeringsvoorwaarden
InstrumentToelichting
Acceptatiebeleid/landenbeleidOok dit jaar komt uit deze vergelijking naar voren dat de trend, dat het Nederlandse acceptatiebeleid en dat van andere exportkredietverzekeraars (ECA’s) voor wat betreft de vastgestelde indicatoren naar elkaar toegroeien, zich heeft doorgezet. Het laatste jaar beweegt het Nederlandse acceptatiebeleid zich rond het gemiddelde acceptatiebeleid van de 8 benchmarklanden.
DekkingVooralsnog zijn enkele aspecten van de indicator dekking buiten beschouwing gelaten vanwege de gebrekkige beschikbaarheid van informatie. Op basis van de beschikbare informatie kan worden geconcludeerd dat het beleid van Nederland niet uit de pas loopt met dan van andere landen uit de benchmark.
Aangeboden assortimentUit de vergelijking komt naar voren dat er in grote lijnen zeer weinig verschil bestaat tussen het aangeboden assortiment van de verschillende ECA’s. Nederland biedt een soortgelijke dekking op alle onderzochte producten als andere ECA’s.
PremiesDe debiteurenpremies van de acht benchmark ECA’s zijn vergeleken op basis van vijf cases. Uit deze vergelijking kan worden opgemaakt dat de door Nederland gehanteerde debiteurenpremies ongeveer gelijk zijn aan de gemiddelde premie van de acht benchmark ECA’s. De OESO heeft geconcludeerd dat van convergentie van debiteurenpremie nog geen sprake is. Momenteel vindt er een exercitie plaats om te bevorderen dat premies meer risico-gerelateerd zijn en er convergentie op gang komt.

5.6 Staatsloterij

Beleidsartikel 6 Staatsloterij is met ingang van 2005 vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid is overgegaan naar het ministerie van Justitie. Het beheer van de Staatsloterij is onder verantwoordelijkheid van Financiën gebleven. De budgettaire aspecten (afdracht) zijn opgenomen bij artikel 3.

5.7 Beheer materiële activa

5.7.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het doelmatig verwerven, beheren en vervreemden van roerende en onroerende zaken van het Rijk en het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken benodigd voor het Rijk.

5.7.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 7 Beheer materiële activaBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Het doelmatig verwerven, beheren en vervreemden van roerende en onroerende zaken van het Rijk en het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken benodigd voor het RijkRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen111 722109 42495 55689 856103 868– 14 012
       
Uitgaven111 709109 01094 01889 764103 868– 14 104
Programma-uitgaven72 86375 61562 81755 82966 258– 10 429
       
Doelstelling 1 Bewaring/vervreemding Roerend      
Beheerskosten1 1709267965891 564– 975
       
Doelstelling 2 Beheer/verkoop Onroerend      
Onderhoud en beheerskosten6 29121 1167 12310 7825 8914 891
Zakelijke lasten36 75350 57345 96543 98943 803186
       
Doelstelling 3 Optimaal handelen in vastgoed      
Anticiperende aankopen21 8003 0000015 000– 15 000
Overige programma-uitgaven6 84908 9334690469
Apparaatsuitgaven38 84633 39531 20133 93537 610– 3 675
       
Ontvangsten275 425280 551410 643498 504366 697131 807
Programma-ontvangsten271 385276 878405 614493 667361 666132 001
       
Doelstelling 1 Bewaring/vervreemding Roerend      
Verkoop roerende zaken38 88141 6892 7851 3191 813– 494
       
Doelstelling 2 Beheer/verkoop Onroerend      
Verkoop onroerende zaken69 40881 677232 633337 987248 40789 580
Beheersontvangsten96 905101 01195 64692 62983 9438 686
Overige programma-ontvangsten59 72248 89256 96361 53026 97134 559
       
Doelstelling 3 Optimaal handelen in vastgoed      
Anticiperende aankopen6 4693 60917 587202532– 330
Apparaatsontvangsten4 0403 6735 0294 8375 031– 194

Verplichtingen en uitgaven

Onderhoud en beheerskosten onroerende zaken (+ € 4,9 mln.)

Het verschil betreft hogere uitgaven vanwege de extra verkooptaakstellingen agrarische verkopen, onder meer voor bodemverontreinigingsonderzoeken. Een deel van deze hogere uitgaven wordt gedekt door een overboeking vanuit apparaatsuitgaven. Verder waren er nog extra uitgaven vanwege afkoop van suikerquota.

Anticiperende aankopen (– € 15,0 mln.)

Hoewel er wel aanvragen voor anticiperend handelen zijn gehonoreerd, met name van de Rijksgebouwendienst (Rgd), zijn er in 2005 geen leningen verstrekt. De Rgd kon conform het Beleidskader voor anticiperend handelen een beroep doen op de eigen leenfaciliteit.

Apparaatsuitgaven (– € 3,7 mln.)

De onderuitputting betreft een overboeking van apparaatsuitgaven naar onderhouds- en beheeruitgaven in het kader van de feitelijke uitvoeringskosten met betrekking tot de extra verkooptaakstellingen agrarische verkopen. Verder was er sprake van onderbesteding bij huisvesting.

Ontvangsten

Verkoop onroerende zaken (+ € 89,6 mln.)

In 2005 is € 62 mln. extra gerealiseerd van de totale taakstelling agrarische verkopen. Deze extra verkopen zijn gedeeltelijk het gevolg van het verzoek van de Kamer dat erfpachters in 2004 wat meer tijd kregen alvorens tot koop over te gaan, dit heeft geleid tot een overloop van€ 15 mln. van 2004 naar 2005. Verder zijn er in 2005 nog eens € 47 mln. extra verkopen gerealiseerd, die in de begroting 2005 voor latere jaren geraamd stonden. De invloed op de verkoopdatum is gering.\ {begin}In 2005 is € 62 mln. extra gerealiseerd van de totale taakstelling agrarische verkopen. Deze extra verkopen zijn gedeeltelijk het gevolg van het verzoek van de Kamer dat erfpachters in 2004 wat meer tijd kregen alvorens tot koop over te gaan, dit heeft geleid tot een overloop van € 15 mln. van 2004 naar 2005. Verder zijn er in 2005 nog eens € 47 mln. extra verkopen gerealiseerd, die in de begroting 2005 voor latere jaren geraamd stonden. De invloed op de verkoopdatum is gering.}

Daarnaast is op overige verkopen IX-B € 25,0 mln. meer gerealiseerd, waaronder de verkoop van het Zeeburgereiland aan de gemeente Amsterdam voor een bedrag van € 18 mln. Het restant surplus van € 7 mln. bestaat uit diverse verkopen van geringere omvang.

De rest van de extra realisatie bestaat uit kleine incidentele verkopen.

Beheersontvangsten (+ € 8,7 mln.)

De pachtderving vanwege de extra verkooptaakstelling agrarische domeingronden is € 4,0 mln. lager dan geraamd. Verder is € 4,0 mln. meer aan huuropbrengsten voor zandopslagplaatsen gerealiseerd.

Overige programmaontvangsten (+ € 34,6 mln.)

De hogere realisatie hangt voor € 28 mln. samen met rente-ontvangsten vanwege de verkoop van strategisch Defensiematerieel. Daarnaast is € 5,9 mln. meer aan agrarische verrekenbedingen ontvangen.

5.7.3 Operationele doelstellingen

5.7.3.1 Operationele doelstelling 1

Efficiënte bewaring en vervreemding van roerende zaken van de Staat.

Beleidsprestaties ontwerpegroting 2005Realisatie
1. In 2005 voorbereiden en per 1 januari 2006 start baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken.Ja.
2. Invoering van een Landelijk Beslaghuis per 1 januari 2006.Nee.
3. Invoering van een zelfstandige exploitatie van vuurwerkopslag per 2007.Gedeeltelijk.

1. Invoering baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken per 1–1–2006.

Domeinen Roerende Zaken voert vanaf 1 januari 2006 een resultaatgericht besturingsmodel voor de bewaring van inbeslaggenomen goederen en de verkoop van verbeurd verklaarde en overtollige roerende zaken.

Domeinen Roerende Zaken heeft het afgelopen jaar met succes de groenlichtmeting doorlopen van de toetsingscommissie Verzelfstandigingen. Naar aanleiding hiervan is op 23 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 884, nr. 4) aan de voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld dat het voornemen is om per 1 januari 2006 over te gaan tot het instellen van een baten-lastendienst voor Domeinen Roerende Zaken. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd.

Domeinen Roerende Zaken heeft de afgelopen tijd afspraken met de klanten (de aanleverende departementen) gemaakt over de kwaliteit en kwantiteit van de te leveren producten en diensten en de daarvoor in rekening te brengen kosten.

2. Invoering en verdere uitwerking van het Landelijk Beslaghuis per 1–1–2006.

Het proces van inbeslagname kan efficiënter verlopen. Met het concept van het Landelijk Beslaghuis wordt een effectieve, efficiënte, integrale verwerking van voorwerpen die in beslag genomen zijn beoogd, waarbij tevens de integriteit wordt geborgd.

Dit doel moet bereikt worden door:

– het reduceren van het aantal inbeslagnames;

– het sneller nemen van beslissingen betreffende het beslag;

– het minder (lang) bewaren door de Politie gekoppeld aan een snellere overdracht aan Domeinen Roerende Zaken.

Conform de brief van 23 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 884, nr. 4) inzake het instellen van een baten-lastendienst voor Domeinen Roerende Zaken, wordt de werkwijze van het Landelijk Beslaghuis gefaseerd ingevoerd. De invoering is in 2005 gestart in de Haagse regio.

De overige regio’s zijn voorbereidingen aan het treffen voor de invoering van de nieuwe werkwijze in 2006. Een landelijke invoering van de werkwijze zal geschieden rond 1 september 2006. In 2005 is tevens een begin gemaakt met de geautomatiseerde ondersteuning van het Landelijk Beslaghuis.

3. Invoering van zelfstandige exploitatie vuurwerkopslag.

De opslag van het inbeslaggenomen vuurwerk vindt plaats op het Munitie Magazijnen Complex (MMC) Ulicoten B. De opslag van munitie is beëindigd en het complex is niet langer nodig voor Defensie. Het complex wordt van Defensie overgenomen en voor de opslag van vuurwerk geschikt gemaakt. Om de doelstelling, een zelfstandige exploitatie van Ulicoten te behalen, is de ontwerpfase inzake de aanpassingen voor de opslag van vuurwerk in 2005 gestart. De zelfstandige exploitatie zal uiterlijk 1 januari 2007 gereed zijn.

Prestatiegegevens
 20032004Norm 2005Realisatie 2005
1. Kostendekkendheid Bewaartaak :87%88%100%98%
2. Kostendekkendheid Verkooptaak:77%139%100%90%
3. Gemiddelde bezettingsgraad:53%70%80%68%
4. Klanttevredenheid:n.v.t.n.v.t.6,57,3

Kostendekkendheid Verkooptaak

De baten zijn lager door het achterblijven van het aanbod van overcomplete en verbeurdverklaarde goederen.

Gemiddelde bezettingsgraad

Door snellere verwerking van goederen is de bezettingsgraad lager.

5.7.3.2 Operationele doelstelling 2

Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Realisatie agrarische verkooptaakstellingen.Ja.
2. Doelmatigheidsverbetering ten aanzien van de diensten (verkopen, ingebruikgevingen en betaling zakelijke lasten). Ja.

1. Realisatie agrarische verkooptaakstellingen.

De taakstelling verkoop agrarische Domeinen (ca. € 276 mln.) is in 2005 gerealiseerd.

Aangezien de invloed op de verkoopdatum gering is, zijn er in 2005 meer verkopen gerealiseerd dan aanvankelijk geraamd was. Het overgrote deel van de taakstelling werd gerealiseerd door de verkoop van niet-strategische (40-jarige) erfpachtgronden aan zittende gebruikers (ca. € 194 mln.).

De Tweede Kamer heeft in de loop van 2005 enkele malen vragen gesteld over het verkoopproces; zie Kamerstukken II 2005/06, 24 490 en 27 924, nr. 22. Op 6 oktober heeft een Algemeen Overleg aangaande diverse pachtonderwerpen met de Minister van LNV plaatsgevonden. Ook de verkoop van agrarische Domeinen werd hier aan de orde gesteld. De leden van de vaste Commissie van LNV hebben in het betreffende overleg nogmaals geconcludeerd dat Domeinen op een verantwoorde en marktconforme wijze erfpachtgronden verkoopt aan zittende gebruikers en derden.

2. Doelmatigheidsverbetering ten aanzien van de diensten (verkopen, ingebruikgevingen en betaling zakelijke lasten).

Prestatiegegevens
 Norm 2005Realisatie 2005
1. Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen4%1%
2. Toe te rekenen apparaatskosten aan ingebruikgevingen9%9%
3. Toe te rekenen apparaatskosten aan betaling OZB9%8%
4. Kwaliteit dienstverlening Betaling OZB70%88%
5. Vraag naar advies en bemiddeling+ 10%+ 30%

1. Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen

  Het kengetal «Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen» ligt met 1% ruim binnen de norm van 4%. Dit positieve resultaat wordt onder andere veroorzaakt door de hoge opbrengsten die in het kader van de extra verkooptaakstelling agrarische domeingronden zijn gerealiseerd.

4. Kwaliteit dienstverlening betaling OZB

  De dienst Domeinen betaalt het eigenaarsdeel van de onroerende zaaksbelasting op rijksgebouwen. Daarbij wordt wanneer nodig bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de in de beschikking vastgestelde waarde. Met het kengetal «Kwaliteit dienstverlening OZB» wordt de effectiviteit van de bezwaarschriften gemeten door het aantal ingediende bezwaarschriften af te zetten tegen het aantal gehonoreerde bezwaarschriften.

In 2005 zijn samenwerkingsmogelijkheden met andere Rijksvastgoeddiensten onderzocht, in het bijzonder met de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van LNV. Inmiddels is besloten om het fusieproces DLG/Domeinen te koppelen aan de uitkomsten van het Interdepartementaal beleidsonderzoek Vastgoed naar de mogelijkheden tot verregaande samenwerking tussen de Rijksvastgoeddiensten. Dit onderzoek zal naar verwachting juni 2006 gereed zijn.

5.7.3.3 Operationele doelstelling 3

Het leveren van een bijdrage aan publieke doelen door samen met andere vastgoedbeherende departementen optimaal te handelen in vastgoed.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Meerjarig RVR-werkprogramma aan Tweede Kamer aangeboden.Ja.
2. Verkenningen met oog op vastgoedinkoopfunctie, – beleidskader actief portefeuillebeheer en gebundelde ontwikkelingseenheid afgerond.Gedeeltelijk.
3. Nieuw reallocatiebeleid voor overtollig Rijksvastgoed in ministeriële regeling vastgelegd.Nee.
4. Financiële consequenties project Herbestemming militaire terreinen duidelijk, budgettaire afspraken gemaakt.Ja.
5. Leningbudget voor 70% uitgeputNee.
6. Op 90% van de juist en volledig ingediende aanvragen binnen 10 werkdagen uitsluitsel gegeven.Nee.
7. Leningen voor anticiperende aankoop leveren besparing van 10% op kosten van aankoop en beheer. Nee.

1. Meerjarig RVR-werkprogramma aan Tweede Kamer aangeboden.

Zie brief aan Tweede Kamer; Kamerstukken II 2005/06, 27 581, nr. 24.

2. Verkenningen met oog op vastgoedinkoopfunctie, – beleidskader actief portefeuillebeheer en gebundelde ontwikkelingseenheid afgerond.

– Verkenningen vastgoedinkoopfunctie zijn afgerond.

– Verkenningen gebundelde ontwikkelingseenheid zijn afgerond, zie brief van 15 september 2005 aan Tweede Kamer, Kamerstukken II 2004/05, 27 581, nr. 23. Eind 2005 zijn voorbereidingen voor oprichting Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf gestart.

– Verkenningen beleidskader actief portefeuillebeheer niet afgerond. Een en ander wordt verder uitgewerkt in opzet kader voor modern en doelmatig activabeleid, zie Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr.2.

3. Nieuw reallocatiebeleid voor overtollig Rijksvastgoed in ministeriële regeling vastgelegd.

Het concept lag eind 2005 voor commentaar bij de Algemene Rekenkamer.

4. Financiële consequenties project Herbestemming militaire terreinen duidelijk, budgettaire afspraken gemaakt.

Zie brief aan Kamer van 8 februari 2005; Kamerstukken II 2004/05, 29 997, nr. 1.

5. Leningbudget voor 70% uitgeput.

Hoewel er wel aanvragen voor anticiperend handelen zijn gehonoreerd, met name van de Rijksgebouwendienst (Rgd), zijn er in 2005 geen leningen ten laste van dit budget verstrekt. De Rgd kon conform het Beleidskader een beroep doen op de eigen leenfaciliteit.

De in dit verband aangekondigde verbreding van het Beleidskader voor anticiperend handelen is uitgesteld en zal thans meegenomen worden in een bredere herijking tegen de achtergrond van de opzet van een kader voor een modern en doelmatig activabeleid (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 2, punt 3.7.3.3). In dit verband zal ook de leenfaciliteit zelf tegen het licht gehouden worden.

6. Op 90% van de juist en volledig ingediende aanvragen binnen 10 werkdagen uitsluitsel gegeven.

In de praktijk bleek dat de meeste aanvragen – ook omdat ze vaak moeilijk in het Kader in te passen waren – aanvulling en nadere toelichting behoefden.

7. Leningen voor anticiperende aankoop leveren besparing van 10% op kosten van aankoop en beheer.

Een evaluatie van de leenfaciliteit voor anticiperend handelen staat gepland voor 2008 (zie ook Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 2).

5.8 Financieel-economisch beleid van de overheid

5.8.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven, het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan en het beperken van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven

Als indicatie voor het antwoord of de doelstelling is bereikt kunnen de volgende gegevens dienen:

• Door toepassing van de regels budgetdiscipline zijn de uitgaven binnen het totale kader gebleven.

• Het feitelijke EMU-tekort is royaal binnen de 3% grens uit het verdrag van Maastricht en het Groei- en Stabiliteitspact gebleven en komt uit op 0,5% BBP.

• Het structurele EMU-saldo komt voor 2005 uit binnen de doelstelling.

• Van de gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op de rijksbegroting is meer dan 99% rechtmatig.

De reductie van de administratieve lasten met een kwart ligt op schema. Per eind 2005 zijn de lasten met € 1,5 mld. beperkt.

5.8.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 8 Financieel-economisch beleid van de overheidBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling:Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven, het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan en het beperken van de administratieve lasten voor het bedrijfslevenRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen29 63830 59929 33428 28626 9131 373
Apparaatsuitgaven29 63830 59929 33428 28626 9131 373
       
Uitgaven29 44530 35929 12928 09126 9131 178
Apparaatsuitgaven29 44530 35929 12928 09126 9131 178
       
Ontvangsten3 3574 7874 6354 7172 6132 104
Apparaatsontvangsten3 3574 7874 6354 7172 6132 104

5.8.3 Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1

Het begrotingsbeleid en de informatievoorziening over de uitkomsten van budgettaire besluitvorming zo vormgeven dat deze optimaal is en zo transparant mogelijk.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Het structurele EMU-tekort reduceren met een 0,5% per jaar, richting een tekort van maximaal 0,5% BBP in 2007. Ja.
2. Binnen het in de Miljoenennota gestelde uitgavenkader en lastenkader blijven.Ja.
3. Leesbare budgettaire nota’s en begrotingswetten. Ja.

1. Het structurele EMU-tekort reduceren met een 0,5% per jaar, richting een tekort van maximaal 0,5% in 2007.

Het structurele saldo verbetert aanzienlijk van 2004 op 2005 en komt uit binnen de doelstelling.

2. Binnen het in de Miljoenennota gestelde uitgavenkader en lastenkader blijven.

Net als vorig jaar zijn de uitgaven binnen het gestelde totaalkader gebleven. Tegenover een overschrijding van het kader Zorg staat een onderschrijding van de kaders Rijksbegroting-eng en SZA. Ook de lasten blijven binnen het gestelde kader voor de vierjaarsperiode. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt uitgebreid ingegaan op de kadertoetsing.

3. Leesbare budgettaire nota’s en begrotingswetten.

Korter en beter leesbaar geworden. Bovendien heeft ontsluiting plaatsgevonden door de begrotingen op internet te zetten. www.rijksbegroting. minfin.nl.

Evaluaties
Jaarlijkse artikel IV-consultatie IMF.Ja. Positief oordeel.
Fiscal ROSC van het IMF.IMF heeft eind 2005 het budgettaire stelsel van Nederland extra tegen het licht gehouden. Rapport (zogenaamde Fiscal ROSC) dient als een best-practice voor andere landen. www.IMF.org
Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin.Ja. Positief oordeel.

1. Jaarlijkse artikel IV-consultatie IMF.

Het rapport van de IMF betreffende de jaarlijkse artikel IV-consultatie is terug te vinden op http://www.imf.org/external/pubs/ft/scr/2005/cr05 226.pdf.

Operationele doelstelling 2

Het bijdragen aan de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het overheidsbeleid.

Beleidsprestatie ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Besparingsvoorstellen, kosten-batenanalyses en alternatieve beleidsvoorstellen ontwikkelen. Ja.

1. Besparingsvoorstellen, kosten-batenanalyses en alternatieve beleidsvoorstellen ontwikkelen.

Beheersing van de collectieve uitgaven en het handhaven van de doelstelling van het EMU-saldo is een continu proces. Dit uit zich in betrokkenheid bij zowel de departementale beleidsvorming, als ook de uitvoering en verantwoording. Het advies over het beprijzen van mobiliteit van de commissie Nouwen is een voorbeeld van intensieve betrokkenheid vanuit het ministerie van Financiën. Andere voorbeelden zijn de operatie Jong die beoogt het beleid rond de jeugdzorg beter te stroomlijnen en de herstructurering van de maatschappelijke opvang. Financiën ondersteunt departementen ook bij het uitvoeren van kosten-batenanalyses. Een concreet voorbeeld hiervan is het ondersteunen bij het inpassen van de kosten-batenanalyse (KBA) in de verwervingssystematiek bij Defensie en daartoe uit te voeren pilots. Voornaamste instrumenten voor het structureren van het proces zijn de organisatie van het begrotingsproces en de regels budgetdiscipline. Factoren als economische ontwikkeling en budgettaire afspraken in Europees verband fungeren daarbij als randvoorwaarden. Binnen dit kader zijn beleidsvoorstellen getoetst op inpasbaarheid en is telkens een oordeel gevormd over de doelmatigheid ervan. Tevens werden ter ondersteuning van de doelmatigheidsbevordering Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s ) uitgevoerd (zie www.minfin.nl/ibo voor een overzicht en de bijbehorende kabinetsstandpunten).

Evaluatie
Visitatiecommissie rapporteert over bijdrage die het directoraat van de Rijksbegroting levert aan de bevordering van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven.Ja. Positief oordeel. Een externe commissie onder leiding van prof. dr. F. Leijnse concludeert dat: «het onomstreden is dat het directoraat-generaal van de Rijksbegroting (DGRB) zich uitstekend van haar primaire taken kwijt. Van hoog tot laag is men het hier binnen en buiten het DGRB over eens.» Op onderdelen zal het strategisch meedenken door het DGRB met de departementen op basis van de aanbevelingen worden versterkt.

Operationele doelstelling 3

Een resultaatgerichte beleids- en bedrijfsvoering bij het Rijk.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Het schrappen, samenvoegen of vereenvoudigen van regelgeving.Ja.
2. Ruim 20 diensten zullen in 2005 worden begeleid in een veranderingstraject. Grotendeels gerealiseerd.
3. De operatie Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording krijgt meer focus op politiek relevante doelstellingen en minder op ambtelijk-bureaucratische toelichtingen. Voorts zal het stelsel van verantwoording worden gemoderniseerd naar aanleiding van de uitkomsten van de trajecten IBO regeldruk en controletoren en de evaluatie VBTB.Ja.
4. Klanttevredenheid waardering cursussen Rijksacademie voor Financiën en Economie 7,5. Ja.

1. Het schrappen, samenvoegen of vereenvoudigen van regelgeving.

Op basis van het Interdepartementale Beleidsonderzoek «Regeldruk en controletoren» (Kamerstukken II 2004/05, 29 950, nr. 1) is in 2005 een aanvang gemaakt met de daadwerkelijke vermindering van de financiële regeldruk. Begin 2006 wordt op basis hiervan een notitie naar de Kamer gestuurd voor de aanpassing van de comptabiliteitswet en lagere regelgeving. In het kader van het project andere overheid is onder verantwoordelijkheid van de minister van BVK een aantal pilots opgestart ter vermindering van de regeldruk voor burgers en de overheid zelf. De evaluatie van het referentiekader mededeling bedrijfsvoering is onderdeel geworden van follow-up IBO regeldruk en controletoren.

2. Ruim 20 diensten zullen in 2005 worden begeleid in een veranderingstraject.

In 2005 zijn 11 diensten begeleid in een veranderingstraject om een baten-lastenstelsel te gaan voeren. Van deze 11 diensten zijn er 6 per 1 januari 2006 van start gegaan als baten-lastendienst. Vier zullen naar verwachting in 2007 van start gaan. Één dienst heeft naar aanleiding van de begeleiding zelf geconcludeerd dat de bedrijfsprocessen zich niet lenen voor een baten-lastendienststatus. Verder zijn er 7 bestaande diensten in individuele verandertrajecten begeleid (in het kader van de toets van de bestaande diensten aan de aangescherpte instellingsvoorwaarden). In totaal zijn hiermee 18 diensten succesvol begeleid.

Op verzoek van de Tweede Kamer (motie Mastwijk) heeft het kabinet een plan van aanpak opgesteld voor de invoering van een baten-lastenstelsel bij het kerndepartement van LNV (Kamerstukken II 2004/05, 29 540, nr. 101). De pilot loopt en zal duidelijkheid moeten verschaffen of een meer integrale invoering van een baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid voldoende meerwaarde heeft. Pilot wordt operationeel per 1–1–2007. Eerste resultaten zijn te verwachten in de zomer van 2008. Een evaluatie van de pilot is voorzien in 2009.

3. De operatie Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording krijgt meer focus op politiek relevante doelstellingen en minder op ambtelijk-bureaucratische toelichtingen. Voorts zal het stelsel van verantwoording worden gemoderniseerd naar aanleiding van uitkomsten van de trajecten IBO regeldruk en controletoren en de evaluatie VBTB.

Focus op politieke relevante doelstellingen blijkt uit de beleidsagenda’s in de begroting die de persoonlijke aandacht hebben van iedere minister. In de Miljoenennota – hoofdstuk 3: speerpunten van beleid – is de beleidsagenda samengevat voor het gehele kabinet. De inhoud van de beleidsartikelen is korter en leesbaarder geworden met meer nadruk op de prioriteiten van beleid en de middelen die hiervoor nodig zijn. De omvang van de ontwerpbegrotingen 2006 is daardoor gereduceerd van 3800 pagina’s in 2005 tot 2800 pagina’s in 2006 (26%).

Daarnaast wordt gewerkt aan verbetering van evaluaties: in alle begrotingen zijn beleidsdoorlichtingen aangekondigd waaraan op dit moment wordt gewerkt. Beleidsdoorlichtingen geven op gestructureerde wijze goed inzicht in de effecten van het overheidsbeleid. Het is cruciaal dat op de een of andere wijze een kritische blik wordt georganiseerd om te voorkomen dat beleidsevaluatie verwordt tot een activiteit waarbij de slager zijn eigen vlees keurt. Daarom is het afgelopen jaar veel aandacht besteed aan het vergroten van kennis en vaardigheden bij de departementen op het gebied van beleidsdoorlichtingen.

Kernelement van de IBO regeldruk en controletoren is dat de manager weer aan het stuur van de bedrijfsprocessen moet zitten. Hiertoe zijn in 2005 stimulerende activiteiten ontwikkeld in de richting van de departementen op het gebied van deregulering en de toepassing van risicomanagement en single audit/single information. Daarnaast is in 2005 op de departementen gestart met het proefdraaien met de bedrijfsvoeringsparagraaf nieuwe stijl. Hierin legt de manager aan de hand van een viertal thema’s verantwoording af over de bedrijfsvoering. Nieuwe elementen hierin zijn de rechtmatigheid en de totstandkoming van niet-financiële informatie. Bij een viertal departementen (de zgn. toeslagen-departementen, te weten Financiën, VWS, SZW en VROM) wordt over 2005 al verder vooruitgelopen op de IBO regeldruk en controletoren door de bedrijfsvoeringsparagraaf nieuwe stijl op te nemen in het departementaal jaarverslag en het afgeven van een getrouwbeeldverklaring daarover door de auditdienst.

4. Klanttevredenheid waardering cursussen Rijksacademie voor Financiën en Economie 7,5.

Het waarderingscijfer voor 2005 is uitgekomen op 7,5, zowel voor cursussen als congressen. In 2004 was het waarderingscijfer 7,8.

Operationele doelstelling 4

Een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden. Scheppen van randvoorwaarden voor en transparantie over een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. Toepassen van de normeringsmethodiek, maatregelen ter beheersing van het EMU-saldo OPL, verbeteren van de informatievoorziening. Gedeeltelijk.
2. Afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB woningen en maximering van de resterende OZB. Gemeenten worden via het Gemeentefonds gecompenseerd voor de afschaffing van het gebruikersdeel. Hiervoor is € 950 mln. beschikbaar gesteld. De maximering zal betrekking hebben op tarief en tariefstijging.Ja.
3. Uitkomsten doorlichting specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bepalen a. of een specifieke uitkering kan worden overgeheveld naar het gemeente- of provinciefonds, dan wel kan worden gebundeld (met meer specifieke uitkeringen) tot een brede doeluitkering of b. eigen bestaansrecht heeft. Ja.

1. Toepassen van de normeringsmethodiek, maatregelen ter beheersing van het EMU-saldo OPL, verbeteren van de informatievoorziening.

Informatievoorziening verbetert via zogenaamde IV-3-traject en enquêtes, maar zal nog verder worden verbeterd. Hiertoe is een gezamenlijk overleg ingesteld, waarin Financiën en BZK samen met VNG en CBS, de kwaliteit monitoren en zonodig actie ondernemen. Zo zijn eind 2005 brieven verzonden naar gemeenten en provincies, zowel positieve als negatieve over de kwaliteit en tijdigheid van de aangeleverde informatie bij het CBS. EMU-tekort OPL werd in de begroting 2005 geraamd op € 2,4 mld. In de realisatie is een tekort opgetreden van € 1,6 mld.

Structureel beheersregime wordt uitgewerkt in het normeringsrapport dat in 2006 wordt geschreven en aan de Kamer verzonden.

2. Afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB woningen en maximering van de resterende OZB. Gemeenten worden via het Gemeentefonds gecompenseerd voor de afschaffing van het gebruikersdeel. Hiervoor is € 950 mln. beschikbaar gesteld. De maximering zal betrekking hebben op tarief en tariefstijging

Wetsvoorstel is aangenomen door de Kamer. Compensatie via het Gemeentefonds is ruim 100 mln. hoger vastgesteld dan waar in de oorspronkelijke begroting nog vanuit werd gegaan, te weten op € 1 062 mln. Zie ontwerpbegroting 2006 van het Gemeentefonds.

3. Uitkomsten doorlichting specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bepalen of een specifieke uitkering kan worden overgeheveld naar het gemeente- of provinciefonds, kan worden gebundeld (met meer specifieke uitkeringen) tot een brede doeluitkering of eigen bestaansrecht heeft.

In het kader van de implementatie van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Stuurgroep-Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd», worden vier specifieke uitkeringen afgekocht. Het gaat om de drie regelingen «Impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie» (gezamenlijk € 85,1 mln.) en om de regeling «Werkgelegenheidimpuls» (€ 83 mln.).

Evaluaties
Evaluatie BTW-compensatiefondsEvaluatie loopt voorspoedig en wordt afgerond in 2006. Kamer zal aansluitend worden geïnformeerd. Uitkomsten zullen worden benut om de werking van het fonds te verbeteren.
Evaluatie van de normeringssystematiek in 2006De evaluatie van de normeringssystematiek is eind 2005 gestart en zal in 2006 worden afgerond. Het onderzoek is tweeledig. Het richt zich in eerste instantie op de ervaringen met de huidige systematiek en doet op basis daarvan voorstellen ter verbetering voor de volgende kabinetsperiode. Daarnaast wordt een structureel regime uitgewerkt om de ontwikkeling van het EMU-saldo van de lokale overheid beter te beheersen.

Operationele doelstelling 5

Een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven in de komende kabinetsperiode met een kwart ten opzichte van 31 december 2002.

Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2005Realisatie
1. In 2005 zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tenminste € 1,2 mld. worden beperkt, oplopend naar € 4 mld. in 2007.Ja.
2. Begin 2005 zal een pakket nieuwe reductiemaatregelen worden afgesproken om de taakstelling volledig in te vullen. In de jaren daarna worden waarschijnlijk meer aanvullende maatregelen geïdentificeerd, omdat nieuwe administratieve lasten moeten worden gecompenseerd. Ja.

1. In 2005 zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tenminste € 1,2 mld. worden beperkt, oplopend naar € 4 mld. in 2007.

Voor de realisatie en de volledigheid van het maatregelenpakket (stand per 31–12–2005 is overigens € 1,5 mld.) wordt verwezen naar de toelichting in paragraaf 4.1 (beleidsprioriteiten).

2. Begin 2005 zal een pakket nieuwe reductiemaatregelen worden afgesproken om de taakstelling volledig in te vullen. In de jaren daarna worden waarschijnlijk meer aanvullende maatregelen geïdentificeerd, omdat nieuwe administratieve lasten moeten worden gecompenseerd.

Een pakket maatregelen van € 4,1 mld. is volledig ingevuld. Meer informatie is te vinden in de in paragraaf 4.1 (beleidsprioriteiten) genoemde brieven en het FJR.

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

6.1 Algemeen

6.1.2 Budgettaire gevolgen

Artikel 9 AlgemeenBedragen x € 1000
 RealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen82 74780 152110 003114 37692 64621 730
       
Uitgaven83 72778 829103 243112 91392 64620 267
Totaal apparaatsuitgaven81 02477 001101 302110 77692 64618 130
Apparaatsuitgaven (excl. omslagstel      
Rijkswagenpark)75 95871 76795 888105 07786 59718 480
Omslagstelsel Rijkswagenpark5 0665 2345 4145 6996 049– 350
Departementsbrede programma-uitgaven, tegoeden WOII2 7031 8281 9412 13702 137
       
Ontvangsten4 84510 26115 90811 1157 7073 408
Apparaatsontvangsten (excl. omslagstelsel Rijkswagenpark) 3 1047 6064 9581 6583 300
Omslagstelsel Rijkswagenpark 7 1568 3026 1576 049108

Verplichtingen en uitgaven

Apparaatsuitgaven (excl. omslagstelsel Rijkswagenpark) (+ € 18,5 mln.)

Op dit niet-beleidsartikel wordt het verschil voornamelijk verklaard door de fusie van de auditdiensten kerndepartement en belastingdienst waarbij een overheveling heeft plaatsgevonden vanuit artikel 1 (+ € 11 mln.), het Project Eigentijds Werken (+ € 9,5 mln.) en lagere uitgaven voor ICT hoofdzakelijk door de bevriezing in verband met de verhuizing (– € 3,5 mln.) en de bijdrage aan de tsunamislachtoffers (+ € 2,9 mln.).

Project Eigentijds Werken

De hogere uitgaven worden vooral verklaard door de afkoop van de egalisatiereserve van het Financiënpand Korte Voorhout 7 conform de systematiek van het Rijkshuisvestingsstelsel (€ 8,8 mln.) en de gebruiksvergoeding voor het inbouwpakket (zoals installaties en wanden) van de tijdelijke huisvesting van het ministerie van Financiën (€ 2,1 mln.).

Bijdrage aan de tsunamislachtoffers

Door het ministerie van Financiën is voor de slachtoffers van de zeebeving € 2,9 mln. gestort op giro 555.

Tegoeden WOII (+ € 2,1 mln.)

In 2005 zijn definitieve financiële afspraken gemaakt over de afwikkeling van het project Tegoeden WOII. Voor de werkzaamheden vanaf 1 september 2005 met betrekking tot de afwikkeling is met het bestuur van de Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO) een eenmalige subsidie overeengekomen en verstrekt voor de resterende doorlooptijd van de SAMO. De uitgaven in 2005 bevatten de uitvoeringskosten in 2005 en de eerdergenoemde subsidie.

Apparaatsontvangsten (excl. omslagstelsel Rijkswagenpark) (+ € 3,3 mln.)

Het verschil wordt voornamelijk verklaard door betalingen van andere departementen voor het Facilitair Salaris Centrum en een ontvangst voor teveel betaalde BTW-compensatie in 2004 voor de tijdelijke huisvesting van het ministerie van Financiën.

6.2 Nominaal en onvoorzien

6.2.2 Budgettaire gevolgen

Artikel 10 Nominaal en onvoorzienBedragen x € 1000
 RealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200220032004200520052005
Verplichtingen00004 608– 4 608
       
Uitgaven00004 608– 4 608
Onvoorzien00004 608– 4 608
Loonbijstelling000000
Prijsbijstelling000000

Verplichtingen en uitgaven

Onvoorzien

De raming in de ontwerpbegroting was bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen op te vangen. Dit bedrag is ingezet ter dekking van specifieke problematiek binnen de begroting IXB.

7. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Financiën besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening over de beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen en de risico’s die daarbij aan het licht treden, wordt met in achtneming van de vigerende wet-en regelgeving bewaakt of Financiën zijn doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze realiseert. Waar nodig wordt bijgestuurd.

Over het bereiken van de doelstellingen van Financiën over 2005 wordt in het jaarverslag verantwoording afgelegd. In deze bedrijfsvoeringsparagraaf1 wordt artikelsgewijs ingegaan op de bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

Artikel 1: Belastingontvangsten

Rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering

De Belastingdienst heeft het afgelopen jaar veel voor de kiezen gehad, niet alle doelstellingen zijn gehaald, maar een onmiskenbare prestatie is geleverd. Vraagstukken van dienstverlening, toezicht, inning en invordering en de samenwerking met anderen – in de diensverlening, in het toezicht – streden om voorrang. Daarbij is de Belastingdienst druk doende geweest met de invoering van een tweetal substantiële nieuwe taken: de heffing en inning van werknemerspremies (SUB) en de uitkering van een drietal toeslagen. Dat ging op onderdelen goed, dat ging op onderdelen fout; en waar dat laatste het geval was, is alles op alles gezet om één en ander tijdig te herstellen. Er moesten ook keuzes worden gemaakt: keuzes tussen risico’s van verschillende soort. Tussen voorrang voor doelmatigheid, voor doeltreffendheid en voor rechtmatigheid. Voor wat betreft dit laatste aspect is voorrang gegeven aan het tijdig uitbetalen van voorlopige voorschotten.

De Tweede Kamer is regelmatig geïnformeerd over de voortgang van beide projecten en de gemaakte keuzes in de wijze van uitvoering.

Toeslagen

Met ingang van het begrotingsjaar 2006 is de Belastingdienst verantwoordelijk voor de uitvoering van regelingen op basis van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR). Het betreft de zorgtoeslag, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag.

De doelstelling voor de huur- en zorgtoeslag was om tenminste alle aanvragen die tijdig, dat wil zeggen vóór 1 november 2005, waren gedaan in december tot een beschikking en een eerste betaling te laten leiden. Deze doelstelling is nagenoeg behaald. Voor eind december 2005 zijn ruim 5,5 mln. voorschotten uitbetaald, circa 200 000 voorschotten in de eerste week van januari 2006 en circa 90 000 voorschotten eind januari 2006.

Niet alle aanvragen waren zonder meer verwerkbaar door het toeslagen systeem. Deels hing dit samen met onvolkomenheden in de aanvraag, deels met onvolkomenheden in de administratie van de toeslagen. Ingeval van onvolkomenheden in de aanvraag is waar mogelijk de aanvraag alsnog aangevuld met gegevens die bij de Belastingdienst beschikbaar waren. In circa 280 000 gevallen is een vragenformulier toegezonden aan de aanvrager.

In circa 925 000 gevallen, waarvan 35% huurtoeslag en 65% zorgtoeslag, bleek tijdige verwerking van een aanvraag door het toeslagensysteem uiteindelijk niet mogelijk. Om te borgen dat aanvragers toch op tijd een toeslag zouden ontvangen, heeft in die gevallen een voorlopige betaling van het voorschot plaatsgevonden, waarbij het voorschot niet gebaseerd kon worden op alle gegevens uit de aanvraag. Voor de zorgtoeslag is deze betaling zoveel mogelijk gebaseerd op het opgegeven inkomen uit de aanvraag. Waar de inkomensgegevens niet verwerkbaar waren is als voorlopige betaling de maximum zorgtoeslag voor alleenstaande respectievelijk aanvrager en partner toegekend. Voor de huurtoeslag is daar waar mogelijk de voorlopige betaling gebaseerd op de huursubsidie over december 2005. Waar het een nieuwe aanvrager betrof is uitgegaan van forfaitaire bedragen. Daarbij is besloten ook een voorlopig voorschot uit te betalen op aanvragen waarbij de gerede mogelijkheid bestond dat achteraf geen recht op toeslag zou bestaan. Met de gekozen werkwijze is bij de afdoening van de aanvragen voorrang gegeven aan het borgen van de tijdige betaling aan de belanghebbenden. De doelgroep is immers in hoge mate afhankelijk van de tijdige betaling van de toeslagen.

Om de aanvragen waar een voorlopige voorschotbetaling heeft plaatsgevonden weer regulier te verwerken, is begin januari een taskforce gestart met de uitvoering van de noodzakelijke herstelacties. Het streven is dat de aanvragen, waarop een voorlopige beschikking is gedaan, uiterlijk 1 april regulier te verwerken. Dit houdt in dat het voorschot dan aansluit op de gegevens uit de aanvraag en er een verrekening van te veel of te weinig ontvangen voorlopige voorschotten plaatsvindt. Dit is ook aan de betrokken aanvragers gemeld op de beschikking. Goede communicatie daarover blijft wel van groot belang.

Naleving van wet- en regelgeving

De aangegane verplichtingen en de betalingen inzake de huurtoeslag worden door VROM op beleidsartikel 02 Betaalbaarheid van het wonen (begrotingshoofdstuk XI) verantwoord. De betalingen inzake de zorgtoeslag worden door VWS verantwoord op het beleidsartikel 38 Tegemoetkomingen in zorgkosten (begrotingshoofdstuk XVI).

Op basis van de Comptabiliteitswet en onderliggende regelgeving dient in de bedrijfsvoeringsparagraaf expliciet verantwoording afgelegd te worden over de naleving van wet- en regelgeving wanneer de tolerantiegrenzen (1% voor fouten en 3% voor onzekerheden) worden overschreden.

In artikel 16, eerste lid van de AWIR, is bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbenden een voorschot verleent tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld. Verder bepaalt artikel 16, tweede lid, dat aanvragers die 8 weken voor het berekeningsjaar een aanvraag hebben ingediend, nog voor de aanvang van het berekeningsjaar een voorschot ontvangen. Ten slotte bepaalt artikel 15, tweede lid, dat een aanvraag ondertekend moet worden.

De conclusie ten aanzien van de huurtoeslag luidt dat de keuze om in ieder geval te voldoen aan de wettelijke uitbetalingstermijn met zich heeft meegebracht dat de voorlopig aangegane verplichtingen op basis waarvan de voorlopige voorschotten zijn verstrekt circa 146 mln. (dit is circa 8% van de voorlopig aangegane verplichtingen huurtoeslag) lager zouden zijn geweest als bij de vaststelling de gegevens uit de aanvraag van de burger hadden kunnen worden verwerkt. Het hierin betrokken bedrag aan voorlopig verstrekte voorschotten bedraagt circa € 11 mln. (dit is circa 9% van de in de maand december betaalde voorschotten huurtoeslag). Zowel de openstaande verplichtingen als de voorschotten zullen, zoals hiervoor toegelicht, worden gecorrigeerd.

Voor de zorgtoeslag luidt de conclusie dat de keuze om in ieder geval te voldoen aan de wettelijke uitbetalingstermijn dat de verstrekte voorschotten circa € 10 mln. (dit is circa 5% van de in de maand december betaalde voorschotten zorgtoeslag) lager zou zijn geweest, als bij de vaststelling de gegevens uit de aanvraag van de burger hadden kunnen worden verwerkt. Ook hier geldt dat de voorlopige voorschotten zullen worden gecorrigeerd. Voor de zorgtoeslag is tot slot voor circa € 4 mln. (dit is circa 2% van de in de maand december betaalde voorschotten zorgtoeslag) aan voorschotten verstrekt, waarvan de aanvraag niet voldeed aan het formele vormvereiste van een handtekening van de aanvrager of de zorgtoeslagpartner.

Dit betekent dat met betrekking tot beide toeslagen moet worden vastgesteld dat de eis van tijdige uitbetalingen voorrang heeft gehad en dat dit ten koste is gegaan (meer dan de tolerantie) van het kunnen voldoen aan de eis van nauwkeurigheid (art. 15 lid 2 en art. 16 lid 1). Deze risico’s zijn vooraf bewust onder ogen gezien.

Financieel en materieelbeheer

Aanslagbelastingensysteem

De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst gewerkt aan de bouw van een nieuw aanslagbelastingsysteem (ABS) ter ondersteuning van de inkomensheffing en vennootschapsbelasting. Bij de ontwikkeling van het systeem en het gebruik van de gereed gekomen onderdelen traden veel problemen op. Veel is gedaan aan de bestuurlijke beheersbaarheid. Dit heeft in 2005 geleid tot een grotere stabiliteit van ABS. De voorlopige aanslagen en de voorlopige teruggaven zijn op tijd de deur uitgegaan.

De beoogde versnelling van de regeling van definitieve aanslagen is in 2005 echter niet gerealiseerd. Dit omdat er problemen waren met het beschikbaar stellen van de aangiftegegevens vanuit het centrale systeem naar de regelaars op de belastingkantoren. Als gevolg daarvan is in 2005 de regeling van vpb-aangiften 2004 nog maar zeer beperkt op gang gekomen. Evenals in 2003 is de regeling van IB-aangiften later dan gewenst gestart. Dit is vooral veroorzaakt door het laat ter beschikking komen van de selectiemodule.

Toezicht

De laatste jaren is de inzet van de Belastingdienst in het toezicht verminderd doordat er menskracht is verschoven naar dienstverlening en administratieve processen. De redenen daarvoor zijn evident. Het telefoonaanbod is tussen 1999 en 2004 met 25% gestegen. Er is sprake van een voortdurende groei van administratief werk (veel meer bezwaarschriften, opvoeren van opgerichte bedrijven en afvoeren bij bedrijfsbeëindigingen). Ook de nieuwe processen heffing/inning werknemerspremies en toeslagen zullen leiden tot meer administratief werk. Omdat we zowel administratieve processen als dienstverleningsprocessen nog niet adequaat met automatisering kunnen ondersteunen betekent extra werk op deze processen eveneens extra benodigde capaciteit. Bij gelijkblijvende personele capaciteit betekent dit dat geknepen wordt op het toezicht- en invorderingsproces. Dit wordt zichtbaar in een teruggelopen gepercipieerde pakkans door belastingplichtigen. De Belastingdienst wil een einde maken aan deze ontwikkeling. Het horizontale toezicht en toezicht in het midden- en kleinbedrijf verdienen daarbij prioriteit. De uitwerking van deze plannen zal betrokken worden bij de begrotingsvoorbereiding 2007 en -uitvoering 2006.

Landbouwrestitutie

De Belastingdienst voert op basis van verordeningen van de EU controles bij uitvoer van landbouwgoederen met restitutie uit. Het betreft hier verordeningen die zeer gedetailleerd aangeven op welke wijze de Douane dient te controleren; voor ieder aangiftepunt afzonderlijk moet per productcategorie de norm gehaald worden. Dossiers die niet aan de formele vereisten voldoen worden afgekeurd. Een herstel van vormfouten is gezien de aard van de verordening dan niet meer mogelijk. De controleregeling is daarmee rigide en sluit ook niet aan bij de risico-georiënteerde benadering van de Douane.

In twee bezoeken heeft de Europese Rekenkamer de doeltreffendheid van de fysieke controles bij restitutiegoederen onderzocht. Zowel de controles bij uitvoer als de substitutiecontroles (daadwerkelijke uitgang via haven of luchthaven) is onderzocht. Momenteel ligt in verband met het eerste onderzoek een claim voor van de Europese Commissie ten bedrage van circa € 28 mln. vanwege tekortkomingen in 2001 en eerder in het toezicht op de nakoming van voornoemde regeling. Over de periode tot en met 2003 zijn er, in termen van de regelingen, eveneens onvoldoende substitutiecontroles en fysieke controles uitgevoerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat er nog een aanvullende claim zal worden ingediend. Er zal een bemiddelingsprocedure worden gestart bij de Europese Commissie en daarna staat, eventueel, de gang naar het Hof van Justitie te Luxemburg nog open. Tot de uitkomst van de bemiddelingsprocedure hoeft de boete niet betaald te worden.

Naar aanleiding van de constatering dat er onvoldoende is gecontroleerd over voorgaande jaren heeft de Douane overigens al in 2004 het controleprogramma aangescherpt.

Apparaatsuitgaven

In de bedrijfsvoeringsparagraaf over 2004 werd ten aanzien van een deel van de begrotingsmeevaller gemeld dat de financiële sturing van de Belastingdienst scherper had gekund. Medegedeeld werd dat voor 2005 de interne budgettaire spelregels in dit kader daarom waren aangescherpt. Desondanks werd de Belastingdienst bij de begrotingsuitvoering medio 2005 geconfronteerd met een aanzienlijk budgettair tekort. Dit tekort bestond voornamelijk uit tegenvallende uitgaven voor SUB, Toeslagen en de telefonische dienstverlening. Voornoemde uitgaven waren overigens onvermijdelijk. Ten aanzien van de genoemde uitgaven bleek evenwel ook dat, doordat er veel organisatieonderdelen van de Belastingdienst bij deze projecten zijn betrokken en door de onderlinge verwevenheid van de projecten, op concernniveau niet altijd een even goed zicht bestond op de financiële effecten van onder tijdsdruk genomen beslissingen. De Belastingdienst onderzoekt momenteel hoe de budgetbeheersing rondom grote complexe trajecten in dit opzicht beter vorm gegeven kan worden.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Complexiteitsreductie automatisering

De Belastingdienst heeft decennia lang almaar groeiende stromen aangiften en aanslagen kunnen verwerken door te blijven investeren in automatisering. Ook nieuwe wet- en regelgeving is altijd op tijd en zonder haperen geïmplementeerd door het bouwen/aanpassen van automatiseringstoepassingen. Door de jaren heen is de complexiteit van de automatiseringswereld enorm toegenomen. Deze complexiteit weerspiegelt zich in een veelheid van koppelingen tussen de verschillende systemen en steeds hogere ontwikkelingslasten. Daarmee loopt de Belastingdienst steeds meer risico ten aanzien van de continuïteit van de geautomatiseerde processen en worden deze steeds minder flexibel.

Nieuwe ontwikkelingen maken het noodzakelijk steeds meer gegevens met andere partijen uit te wisselen, waardoor nog meer koppelingen tussen systemen zullen ontstaan. Zonder krachtige ingrepen zal het moeilijk worden de continuïteit en betrouwbaarheid van de gegevensverwerking onverkort te garanderen. Bovendien wordt het steeds moeilijker en kostbaarder om nieuwe ontwikkelingen in te passen. Daarom is in 2005 besloten een traject op te starten om tot een grondige herinrichting van de ICT-infrastructuur en bijbehorende gegevenshuishouding te komen. Daarbij staat voorop de noodzaak te komen tot een aanzienlijke beperking van de ICT-complexiteit.

De uitwerking van deze plannen (die noodzakelijkerwijs een meerjarig karakter hebben) zal worden meegenomen in de begrotingsvoorbereiding 2007 en -uitvoering 2006.

Artikel 2: Financiële Markten

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Wft

Na eerder uitstel in 2004, bleek in 2005 opnieuw dat de gestelde implementatiedeadline voor de Wet op het financieel toezicht (Wft) niet zou worden gehaald. Voor de invoering van de Wft is nu extra capaciteit vrijgemaakt door een aanpassing van de prioriteitenstelling. De invoeringsdeadline is aanvankelijk verschoven van 1 januari 2006 naar 1 juli 2006. Inmiddels is duidelijk geworden dat ook die deadline niet gehaald wordt. Oorzaak hiervan is deels gelegen in externe factoren (de consultatie van marktpartijen kan over een langere periode worden gespreid) en deels in capaciteitsproblemen. Alles is er nu op gericht om de Wft per 1 januari 2007 in te voeren: intern is er voldoende extra capaciteit op wetgevingsgebied vrijgemaakt om aan deze deadline te kunnen voldoen. Daarnaast is er grote externe steun en druk op invoering van de Wft op 1 januari 2007 omdat met de Wft ook de richtlijn kapitaaleisen (gebaseerd op het nieuwe kapitaalakkoord Bazel 2) zal worden geïmplementeerd. De implementatiedatum van deze richtlijn is vastgesteld op 1 januari 2007. Het belang van tijdige implementatie is bovendien groot om een concurrentieachterstand voor Nederlandse banken en beleggingsondernemingen te voorkomen.

Artikel 9: Niet beleidsartikel

Financieel en materieelbeheer

Contractenbeheer

De rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering is op orde en valt binnen de door de accountants gehanteerde tolerantiegrenzen. Toch is het contractenbeheer een belangrijk aandachtspunt. De opzet van het beheer van de contractenadministratie is niet voldoende, waardoor het risico bestaat dat geen gebruik zou worden gemaakt van aanwezige mantelcontracten of dat de Europese aanbestedingsrichtlijnen ten onrechte niet zouden worden gevolgd. Overigens is er feitelijk geen sprake geweest van noemenswaardige onrechtmatigheden op dat vlak.

In 2005 is een begin gemaakt met het centraal registeren van contracten. Daartoe is een nieuw contractregister opgezet en is een elektronisch systeem aangeschaft om de contracten te verwerken. Dit systeem is voorwaarde voor het faciliteren van een centraal contractensysteem en de mogelijkheid voor de overige diensten om hierin te kunnen kijken. Daarnaast voorziet het jaarplan van 2006 een stijging naar 90% van alle contracten in het contractensysteem eind 2007.

De komende periode worden per kwartaal met een DG afspraken gemaakt over het overhevelen van contracten en registreren van contracten binnen de centrale contractadministratie

Conclusie

Met inachtneming van de hierboven genoemde zaken, is bij het Ministerie van Financiën over het begrotingsjaar 2005 sprake geweest van beheerste bedrijfsprocessen. Deze bedrijfsprocessen voorzien tevens in waarborgen voor een rechtmatige begrotingsuitvoering, inclusief een toereikend M&O-beleid. Voor wat betreft de hierboven genoemde uitzonderingen zijn maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering te verbeteren.

C. JAARREKENING

8. VERANTWOORDINGSSTAAT

Verantwoordingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB)(x € 1000)

  (1)(2)(3)=(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  Verplich-tingenUitgavenOntvangstenVerplich-tingenUitgavenOntvangstenVerplich-tingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 3 978 78097 630 264 14 085 568113 128 433 10 106 78815 498 169
           
 Beleidsartikelen 3 881 52697 622 557 13 972 655113 117 318 10 091 12915 494 761
01Belastingen3 357 7563 357 75595 814 2443 261 2473 244 574106 850 958– 96 509– 113 18111 036 714
02Financiële markten49 62549 625588 551172 278154 922630 877122 653105 29742 326
03Financieringsactiviteiten publiekprivate sector85 38718 559675 43210 097 93810 081 6104 560 21310 012 55110 063 0513 884 781
04Internationale financiële betrekkingen631 234181 8181 2051 790 390325 9061 3611 159 156144 088156
05Exportkredietverzekering en investeringsgaranties11 950 036142 988173 8154 529 12647 788570 688– 7 420 910– 95 200396 873
06Staatsloterij000000000
07Beheer materiële activa103 868103 868366 69789 85689 764498 504– 14 012– 14 104131 807
08Financieel-economisch beleid van de overheid26 91326 9132 61328 28628 0914 7171 3731 1782 104
           
 Niet-beleidsartikelen 97 2547 707 112 91311 115 15 6593 408
09Algemeen92 64692 6467 707114 376112 91311 11521 73020 2673 408
10Nominaal en onvoorzien4 6084 6080000– 4 608– 4 6080

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond.

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

De financiële en niet financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

9. SALDIBALANS

MINISTERIE VAN FINANCIEN (IXB)

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2005 (bedragen x € 1000)

 
DEBET       CREDIT
OMSCHRIJVING31–12–200531–12–2004 OMSCHRIJVING31–12–200531–12–2004
1.Uitgaven t.l.v. de begroting 2004 3 797 189 2.Ontvangsten t.g.v. de begroting 2004 96 250 923
 Uitgaven t.l.v. de begroting 200514 085 564   Ontvangsten t.g.v. de begroting 2005113 128 429 
3.Liquide middelen859824 6.Ontvangsten buiten begrotingsverband173 779131 487
4.Rekening-courant RHB99 214 47392 585 736     
5.Uitgaven buiten begrotingsverband1 312(1 339)     
 Sub-totaal113 302 20896 382 410  Sub-totaal113 302 20896 382 410
7.Openstaande rechten25 200 90725 296 697 7a. Tegenrekening openstaande rechten25 200 90725 296 697
8.Extra-comptabele vorderingen2 516 6543 217 093 8a.Tegenrekening extra-comptabele vorderingen2 516 6543 217 093
9a.Tegenrekening extra-comptabele schulden0172 9. Extra-comptabele schulden0172
10.Voorschotten1 081 817149 207 10a.Tegenrekening voorschotten1 081 817149 207
11a.1Tegenrek. openst. garantieverplichtingen49 577 63147 798 334 11.1Openstaande garantieverplichtingen49 577 63147 798 334
11a.2Tegenrek. openst. betalingsverplichtingen2 529 556632 354 11.2Openstaande betalingsverplichtingen2 529 556632 354
12.Deelnemingen14 941 8684 818 705 12a.Tegenrekening deelnemingen14 941 8684 818 705
 Totaal-generaal209 150 641178 294 972  Totaal-generaal209 150 641178 294 972

9.1 Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2005 van het ministerie van Financiën (begroting IXB)

Algemene toelichting

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. In de tabellen zijn specificaties cursief weergegeven. Belangrijke posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden.

Specifieke toelichting per saldibalanspost

3. Liquide middelen

De liquide middelen bestaan uit de saldi op bank- en girorekeningen en de bij kasbeheerders aanwezige kasgelden.

4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft de financiële verhouding met het Rijkshoofdboekhouding weer. De bedragen zijn in overeenstemming met de opgave van het Rijkshoofdboekhouding ultimo 2005.

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

De stand ultimo 2005 heeft betrekking op diverse uitgaven en de financiële verhouding met Atradius.

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

De stand ultimo 2005 heeft grotendeels betrekking op te betalen bedragen uit hoofde van provinciale opcenten, alsmede op bedragen die de Belastingdienst en Domeinen nog moeten verrekenen met derden.

7. Openstaande rechten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Belastingvorderingen23 950 20124 392 388
   
Vorderingen Domeinen:1 245 589902 211
 Defensiegoederen1 234 788891 978
 Overige10 80110 233
Overige5 1172 098
 25 200 90725 296 697

Toelichting openstaande rechten

Belastingvorderingen1

De belangrijkste posten van de ultimo 2005 openstaande belastingvorderingen zijn vorderingen inzake:

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Vennootschapsbelasting11,911,6
Inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen5,04,9
Omzetbelasting2,93,1
Tabaksaccijns0,70,7
Successierechten0,90,8
Loonbelasting/premies volksverzekeringen1,71,7
 23,122,8

1 (bedragen in mld.)

Belastingvorderingen in procenten

kst-30550-IXB-1-6.gif

Van het totale te vorderen bedrag zal uiteindelijk een aanzienlijk gedeelte niet inbaar zijn. Bij 62,6% van de openstaande vorderingen is de betalingstermijn verstreken. Van deze achterstandsposten is 55,2% aan te merken als betwist, bijvoorbeeld omdat een bezwaarschrift is ingediend. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen.

Verloop van de belastingvorderingen
 Ultimo 2005Ultimo 2004
Ultimo vorig jaar24 392 38825 357 592
   
Ontstane rechten87 812 20883 349 313
   
Vervallen rechten:  
– ontvangsten en overloop– 18 582 210– 12 771 919
– verleende verminderingen en negatieve aanslagen– 65 993 174– 67 862 099
– oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen– 2 461 160– 1 734 981
– overloop– 2 039 840– 1 945 518
– conserverende aanslagen821 989 
 23 950 20124 392 388

Vorderingen Domeinen

De vorderingen van Domeinen bestaan voor circa 99% uit strategische verkopen roerende zaken.

Van het totale openstaande bedrag aan strategische debiteuren vervalt € 457,7 mln. tot 2008 en vanaf 2008 vervalt er € 777,1 mln.

Een bedrag van € 0,8 mln. is voorlopig buiten invordering gesteld en een bedrag van € 0,6 mln. is waarschijnlijk niet inbaar.

Niet uit de saldibalans blijkende vordering

Tot de voorwaardelijke vorderingen kan het saldo van de Maintenance Of Value (MOV) posities worden gerekend (betreft internationale instellingen). De stand van de MOV-posities bedroeg ultimo 2005 € 64,7 mln. Het saldo van de MOV-posities kan afhankelijk van wisselkoersfluctuaties een vordering dan wel een verplichting voorstellen. Door de aandeelhouders van de internationale instellingen is echter besloten dat er geen uitkering van de MOV-verplichtingen zal plaatsvinden. Zodoende zullen er geen financiële transacties op basis van de MOV plaatsvinden, tenzij de aandeelhouders besluiten deze bevriezing op te heffen (wat erg onwaarschijnlijk is).

8. Extra-comptabele vorderingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Geconditioneerde vorderingen export-kredietverzekering (Atradius)1 891 0072 261 663
Leningen422 949453 940
Verkoop aandelen TPG 20040258 594
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling115 204181 907
Overige87 49560 989
 2 516 6543 217 093

Toelichting extra-comptabele vorderingen

Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (Atradius)

Verreweg het grootste deel van de geconditioneerde vorderingen (excl. consolidatierente) op Atradius ad € 1,9 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten in het kader van de Club van Parijs. Vorderingen begrepen in consolidatie-overeenkomsten zijn door landen erkende schulden waar een betalingsregeling voor geldt en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo’n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenu’s door Atradius naar de toekomst. Dit betekent dat de afdracht aan de Staat van ontvangen provenu’s overeenkomstig verschuift. In de Club van Parijs is gesproken over verdergaande kwijtschelding van schulden van de allerarmste landen (Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)). Als gevolg hiervan zullen deze landen in aanmerking komen voor verdergaande kwijtschelding van hun schulden uit hoofde van de exportkredietverzekering.

Leningen

Het bedrag van de leningen heeft voor € 69 mln. betrekking op Kliq en voor € 354 mln. op de Postbank N.V.

Aangezien de volledige Kliq-groep in faillissement is, zijn zowel de Kliq lening (€ 12 mln.) als de Kliq converteerbare lening (€ 12 mln.) begrotingstechnisch afgeboekt. De leningen zijn bij het failliete Kliq wel opgeëist (dus niet afgelost of kwijtgescholden), maar het is niet aannemelijk dat de Staat hier nog een bedrag van zal terugzien. Dit geldt tevens voor de opgenomen reddingslening van € 45 mln. De Kliq rekeningcourant kredietfaciliteit (t.w.v. € 17 mln.) is vorig jaar beëindigd en teruggeboekt; de gelden zijn terugontvangen. Overigens is de curator van het failliete Kliq van mening dat de € 17 mln. onterecht is beëindigd, hierover zal door hem een rechtszaak worden opgestart. Gezien het faillissement van de Kliq-Groep zal er geen interest meer worden ontvangen over de Kliq-leningen.

Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB)

De rechten van de Staat jegens derden (te weten de kredietnemers van de NIB) ter zake van reeds afgedekte kredieten in het kader van de BF-regeling worden beschouwd als geconditioneerde vorderingen. Zodra de ondernemingen weer voldoende liquide zijn, moet het door de Staat afgedekte krediet worden terugbetaald. In het verleden is gebleken dat slechts een gering bedrag uiteindelijk wordt gerestitueerd (vanwege faillissement e.d.).

10. Voorschotten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Toeslagen985 347 
Personeel en Materieel61 26012 603
WOZ29 600130 189
Overige5 6106 415
 1 081 817149 207

Toeslagen

Deze post bestaat uit kinderopvangtoeslag (€ 661 mln.), huurtoeslag (€ 128 mln.) en zorgtoeslag (€ 196 mln.).

De uitkering van toeslagen is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de toeslag afhankelijk is van gegevens die toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van de weten regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt dit meer uitgebreid toegelicht.

Personeel en Materieel

Deze post betreft voorschotten aan personeel van de Belastingdienst betreffende vooruitbetalingen van salarissen, reis- en verblijfkosten en studiekosten. De overige voorschotten in 2005 betreffen hoofdzakelijk voorschotten aan leveranciers waarvan de goederen/diensten nog geleverd dienen te worden.

WOZ

De voorschotten WOZ betreffen het restant van de aan de gemeenten in 2003 en 2004 verstrekte voorschotten in het kader van de vangnetregeling 1999 t/m 2002. Definitieve afrekening zal naar verwachting in 2006 plaats vinden.

11.1 Openstaande garantieverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Deelnemingen22 539 68921 331 147
 IMF10 840 69410 201 911
Ontwikkelingsbanken/NWB11 698 99511 129 236
   
Kernongevallen (WAKO)15 882 30815 882 308
   
Herverzekeringen9 935 0009 172 000
 Exportkredietverzekering9 374 0008 369 000
Herverzekering investeringen561 000803 000
Overige1 220 6341 412 879
 49 577 63147 798 334

Toelichting openstaande garantieverplichtingen

Deelnemingen

• IMF: DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF).

• Ontwikkelingsbanken (Wereldbank, Regionale Ontwikkelingsbanken, EIB, EBRD, MENA, MIGA) en NWB: dit betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

Kernongevallen (WAKO)

De Staat dient, voorzover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, openbare middelen tot een bedrag van maximaal € 2,27 mld. per kerninstallatie beschikbaar te stellen om schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden. Momenteel zijn er in Nederland zeven kerninstallaties in de zin van de WAKO.

Herverzekeringen

De openstaande verplichting betreft voornamelijk het risico (obligo) van de Staat als herverzekeraar uit hoofde van de door Atradius verzekerde kredieten en koersrisico’s. Daarnaast betreft de openstaande verplichting het risico uit hoofde van de door Atradius verzekerde investeringen in het kader van de regeling Herverzekering Investeringen (RHI incl. WHI).

11.2 Openstaande betalingsverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 Ultimo 2005Ultimo 2004
Huurtoeslag1 636 274 
Deelnemingen ontwikkelingsbanken745 461493 305
Overige147 821139 049
Totaal2 529 556632 354

12. Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:

• Nederlandse ondernemingen: op basis van oorspronkelijke aankoopprijs.

• Internationale instellingen: op basis van het gestorte kapitaal (oorspronkelijke aankoopprijs) en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital), die onder saldibalanspost 11 is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2005 vermeld.

 Ultimo 2005Ultimo 2004aandeel in %
Nederlandse ondernemingen   
Nederlandse Gasunie N.V.10 067 312 100
NS N.V.1 012 265 100
Koninklijke KPN N.V.531 7371 534 9157,8
Tennet BV835 428835 428100
Westerscheldetunnel636 872675 03295,4
De Nederlandsche Bank (DNB)500 000500 000100
TNT Post Groep N.V. 99 70149 18710
VSN NV (Connexxion)79 55279 552100
Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)69 61369 61350
NV Luchthaven Schiphol58 93758 93775,8
    
Overige173 084186 958div
Subtotaal14 064 5013 989 622 
Internationale instellingen   
Wereldbank (IBRD)224 462194 4052,31
Europese Investeringsbank (EIB)369 353369 3534,50
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD)130 200130 2002,51
Internationale Financieringsmij. (IFC)47 58141 2092,38
Overige105 77193 916div.
Subtotaal877 367829 083 
Totaal14 941 8684 818 705 

Toelichting deelnemingen

Naar aanleiding van de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» is voorgesteld om het beheer van deelnemingen zoveel mogelijk samen te brengen op één plaats binnen de Rijksoverheid. Gekozen daarbij is voor het ministerie van Financiën, dat reeds een coördinerende functie rond de staatsdeelnemingen heeft.

De Staat is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 100% aandeelhouder van het transportbedrijf Gasunie geworden. De bruto-aankoopprijs bij deze transactie bedroeg € 10 067 mln. Hiernaast is in 2005 het aandeelhouderschap van de NS overgedragen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat aan het ministerie van Financiën.

Abusievelijk is de historische aankoopprijs van TNT op de saldibalans 2004 op basis van een incorrecte berekening tot stand gekomen.

Op 20 oktober 2005 is de definitieve verkoopovereenkomst inzake DLV getekend tussen een deel van het management van DLV en de Staat. De verkoopopbrengst van deze privatisering is ten goede gekomen aan de begroting van het ministerie van LNV aangezien de structurele overheidsbijdrage aan DLV ten laste van de begroting LNV was gefinancierd.

Niet uit de saldibalans blijkende deelnemingen

Tot de deelnemingen kunnen ook de SENS en Holland Casino worden gerekend. De relatie tussen het ministerie van Financiën, de SENS en Holland Casino is voornamelijk financieel van aard.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES ZBO’S/RWT’S

InstellingRijksbijdrage 2005 (x € 1 000)
AFM14 224
DNB28 100
Stichting Waarborgfonds motorverkeer
Bureau der motorrijtuigverzekeraars
Waarderingskamer539
Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)2 125
Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF)12

Overheidsbijdrage AFM

Vanwege de relatief sterk toegenomen handhavingsactiviteiten, waarvan de Staat in 2003 had aangegeven deze te zullen financieren, is aan de AFM voor het jaar 2005 een aanvullende overheidsbijdrage toegekend. Deze aanvullende bijdrage voorziet tevens in de kosten van het toezicht die de AFM niet heeft kunnen doorberekenen aan marktpartijen. Er wordt thans gewerkt aan een structurele oplossing van het hier spelende financieringsvraagstuk. De Kamer wordt hierover in het voorjaar op een meer uitgebreide wijze geïnformeerd.

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid en Stichting Joods Humanitair Fonds

In 2005 hebben bij deze twee stichtingen de volgende wijzigingen plaatsgevonden omdat de minister van Financiën met ingang van 2005 het toezicht op de verdeling van de joodse tegoeden (grotendeels) heeft beëindigd.

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid

De naam van de stichting Maror-gelden Overheid is gewijzigd in stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO). De nieuwe stichting SAMO is uitsluitend belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De minister houdt toezicht op SAMO, hetgeen is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is een subsidie ten bedrage van € 1 670 000 aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO.

Stichting Joods Humanitair Fonds

De SJHF blijft bestaan en is sinds 2005 voor het grootste deel een privaatrechtelijke stichting. Een klein deel van de SJHF blijft publiekrechtelijk. De toegekende gelden komen onder beheer van het publiekrechtelijke deel. Ter dekking van de uitvoeringskosten van het publiekrechtelijke deel wordt een subsidie verstrekt. De minister houdt toezicht, hetgeen is vastgelegd in de statuten. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij het publiekrechtelijke deel.

Motie van het lid De Nerée tot Babberich c.s. van 6 oktober 2005

Op 11 oktober jl. is de motie-De Nerée tot Babberich c.s.(Kamerstuk 30 300, nr. 39) aangenomen. Deze motie is onder meer gericht op het zichtbaar maken van ontwikkelingen op het terrein van personeel en kosten bij toezichthouders. Naar aanleiding van deze motie zijn hieronder twee tabellen opgenomen met daarin de gevraagde gegevens over de toezichthouders waarvoor Financiën politiek verantwoordelijk is. Vanwege een met de AFM gemaakte afspraak om de kosten van bestaande taken reëel niet te laten groeien, zijn deze kosten in de tabel separaat weergegeven. Ten aanzien van het onderdeel van de motie dat betrekking heeft op Actal is te melden dat kaderstellende wetgeving altijd getoetst wordt door dit college. Daarnaast is met DNB en de AFM afgesproken dat zij hun concept-toezichtregels op het terrein van de Wft aan Actal voorleggen.

Zoals tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van vorig najaar is opgemerkt, is het aan de Algemene Rekenkamer om te beslissen of ze al dan niet een onderzoek wenst in te stellen bij een toezichthouder. Haar controlebevoegdheden zijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet 2001 op grond waarvan de Rekenkamer onderzoeken bij onder meer de AFM heeft uitgevoerd. Zie bijvoorbeeld het onlangs uitgebrachte rapport Zicht op prestaties Autoriteit Financiële Markten (Kamerstuk 29 635, nrs. 5 en 6). Overigens zal de Kamer nog vóór de zomer – onder meer als reactie op de vragen van het Kamerlid De Nerée tot Babberich – over de vormgeving van het toezicht worden geïnformeerd in het kader van de visie van het Kabinet op de aanbevelingen van het door de Commissie Stevens uitgebrachte adviesrapport Het Gezicht van Toezicht.

DNB
 20042005
Lasten:  
– toezicht banken€ 38,85 mln.€ 37,01 mln.
– toezicht pensioenfondsen€ 18,63 mln.€ 20,20 mln.
– toezicht verzekeraars (excl. Zorgverzekeringswet)€ 16,77 mln.€ 20,56 mln.
– aanloopkosten invoering Zorgverzekeringswet € 1,60 mln.
– toezicht overige instellingen€ 4,40 mln.€ 7,88 mln.
– witwasbestrijding€ 5,52 mln.1€ 0,66 mln.
Som der lasten€ 84,17 mln.€ 87,91 mln.
Gemiddeld aantal fte’s579580
Aan onder toezichtgestelden toe te rekenen kosten€ 55,94 mln.€ 65,21 mln.
AFM
 20042005
Lasten:  
– regulier toezicht bestaande en volgroeide taken€ 26,91 mln.3€ 27,30 mln.
– idem specifieke verrichtingen2€ 4,78 mln.€ 5,90 mln.
– voorbereiding toezicht marktmisbruik/manipulatie€ 1,35 mln.€ 3,91 mln.
– voorbereiding toezicht financiële verslaggeving€ 1,92 mln.€ 1,87 mln.
– voorbereiding toezicht financiële dienstverlening€ 2,25 mln.€ 5,61 mln.
– voorbereiding toezicht accountants€ 1,61 mln.€ 2,59 mln.
– voorbereiding toezicht emissies€ 1,10 mln.€ 3,55 mln.
– witwasbestrijding en Financieel Expertise Centrum€ 2,29 mln.€ 3,70 mln.
– overig– € 0,20 mln.€ 1,36 mln.
Som der lasten€ 42,01 mln.€ 55,79 mln.
Gemiddeld aantal fte’s328383
Aan onder toezichtsgestelden toe te rekenen kosten4€ 28,66 mln.€ 37,75 mln.

1 Een groot deel van deze lasten is m.i.v. 2005 rechtstreeks toegerekend aan de toezichttaken (banken, geldtransactiekantoren en trustkantoren).

2 Voornamelijk de behandeling van aanvragen tot afgifte van een vergunning en het toezicht op openbare biedingen op effecten.

3 Om het cijfer van 2004 te kunnen vergelijken met dat van 2005 zijn hierin de lasten van de in 2005 volgroeide taken (toezicht e-money en effectentypisch gedragstoezicht) opgenomen.

4 Incl. de in het betreffende jaar gemaakte voorbereidingskosten die later aan onder toezichtsgestelden worden doorberekend.

BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport bij het jaarverslag over 2004 enkele aanbevelingen gedaan. In het onderstaande overzicht wordt aangegeven wat de resultaten zijn van de toezeggingen die zijn gedaan naar aanleiding van de aanbevelingen.

Toezegging naar aanleiding van aanbeveling RekenkamerResultaat
De Belastingdienst treft organisatorische en bestuurlijke maatregelen om haar informatiehuishouding te optimaliseren met inbegrip van adequate beveiliging van fiscale en persoonsgegevens.De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren – zoals uit de diverse beheersverslagen blijkt – reeds veel organisatorische en bestuurlijke maatregelen ter optimalisering van de informatiehuishouding getroffen. Zij is daar voortdurend mee bezig. De bevoegdheden voor de toegang tot vertrouwelijke gegevens kan zij echter niet systematisch verder inperken, onder meer omdat het zeer kostbaar en complex is om tussentijds systemen aan te passen. Beperkingen van de bevoegdheden voor de toegang zullen worden meegenomen bij de herinrichting van de informatievoorziening (IV) en de inrichting van de IV-organisatie.
Op korte termijn zal de Belastingdienst het onderzoek afronden naar de mogelijke dubbele terugbetaling van de in 2003 gedane uitbetalingen van dividendbelasting aan buitenlanders. Ook werkt de Belastingdienst aan (wettelijke) oplossingen.Het Kantoor Buitenland van de Belastingdienst heeft een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van de dubbele terugbetaling. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat in zeer beperkte mate (enkele tienduizenden euro’s op een totaal van meer dan een miljard) dubbele teruggaven zijn geconstateerd. De AdF heeft vastgesteld (mede op verzoek van de AR) dat dit onderzoek goed is uitgevoerd.
In 2005 zal een representatief aantal gemeenten en provincies gecontroleerd worden die een beroep doen op het BTW-compensatiefonds. De Belastingdienst zal de komende jaren op basis van risico’s individuele gemeenten selecteren voor controle. In 2005 is door de Belastingdienst een representatief aantal gemeenten en provincies gecontroleerd. Dit zal, met in acht name van het risicobeleid van de Belastingdienst, de komende jaren worden gecontinueerd.

BIJLAGE PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN FINANCIËN

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.
FunctieBelastbaar jaarloon 2004Pensioenbijdrage werkgever 2004Totaal 2004Belastbaar jaarloon 2005Pensioenbijdrage werkgever 2005OntslagvergoedingTotaal 2005MotivatieOpmerkingen
Secretaris-generaal141 00029 000170 000141 00029 000 170 000Arbeidsduur 40 uur per week;prestatiebeloning 

In onderstaande tabel is voorts het inkomen van de minister van Financiën opgenomen, in vergelijking met het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister:

Bedragen in euro’s.
FunctieBelastbaar jaarloon 2004Fictieve pensioenbijdrage werkgever 2004 Vergoeding privé-gebruik autoTotaal 2004Belastbaar jaarloon 2005Fictieve pensioenbijdrage werkgever 2005Vergoeding privé-gebruik autoTotaal 2005MotivatieOpmerkingen
Gemiddeld belastbaar jaarloon van ministers147 71128 086– 19 265158 000 (afgerond) Ministers ontvangen een bruto vergoeding voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto. De vergoeding telt mee voor het belastbaar jaarloon.
Minister van Financiën157 91528 086– 30 902155 000206 45828 086– 76 652158 000 (afgerond) De vergoeding voor het privé-gebruik van de dienstauto van de minister van Financiën is hoger dan het gemiddelde. Oorzaak: de hoogte van de vergoeding wordt bepaald door de aanschafwaarde van de auto. Vanuit veiligheidsoogpunt wordt gebruik gemaakt van een (door de fabrikant) beveiligde auto.

XNoot
1

Beleidsartikel 6 Staatsloterij is met ingang van 2005 vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid is overgegaan naar het ministerie van Justitie. Het beheer van de Staatsloterij is onder verantwoordelijkheid van Financiën gebleven. De budgettaire aspecten (afdracht) zijn opgenomen bij artikel 3.

XNoot
1

Zie de nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, Kamerstukken II 2001/02, 28 165, nrs. 1–2.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 24 691, nr. 68.

XNoot
1

De Public Private Comparator is een afwegingsinstrument, waarmee een zorgvuldige keuze gemaakt kan worden uit verschillende uitvoeringsvormen.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003/04, 29 200 A, nr. 35.

XNoot
1

Voor meer informatie over de Nederlandse inzet ten aanzien van het flexibiliteitsinstrument zie Kamerstukken II 2005/06, 21 501–07, nr. 502, blz. 10–11.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 6.

XNoot
1

Het betreft de gemiddelde doorlooptijd van het hele behandelingstraject (Atradius DSB, De Nederlandsche Bank N.V. en de Staat) van de reguliere exportkredietverzekeringszaken. Het verschil tussen de netto behandelduur en de totale doorlooptijd bestaat uit het posttraject en de tijd waarin op informatie van aspirant verzekerde gewacht wordt (en de behandeling dus stil ligt).

XNoot
1

De bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich hebben voorgedaan bij het BTW-compensatiefonds, staan opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het financieel jaarverslag van het BTW-compensatie fonds

Naar boven