30 550 IV
Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2005

nr. 7
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 16 juni 2006

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 8 juni 2006 overleg gevoerd met minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over de financiële verantwoording over het jaar 2005.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

Van Beek

De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

Franke

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken

Donderdag 8 juni 2006

10.15 uur

De voorzitter: Van Beek

Aanwezig zijn 3 leden der Kamer, te weten:

Van Fessem, Leerdam en van Beek,

en de heer Pechtold, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

Aan de orde is de behandeling van:

het jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties (IV) (30550-IV, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties (IV) (30550-IV, nr. 2);

wijziging van de begrotingsstaat Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2005 (Slotwet) (30550-IV, nr. 3);

antwoorden op vragen over de bovengenoemde stukken.

De voorzitter:

Ik heet de minister en de hem vergezellende ambtenaren van harte welkom.

Ik maak melding van het feit dat mevrouw Bibi de Vries zich zojuist ziek heeft gemeld. Ik ben druk bezig geweest om vervanging voor haar te vinden, maar dat lukt natuurlijk niet een uur van tevoren. Ik vind het niet verstandig om zelf de bijdrage die zij op papier had, in te brengen. Ik wil graag mijn positie als neutrale voorzitter in dit traject handhaven. Wij moeten het vandaag dus vooral van de kwaliteit hebben. Het overleg hoeft ook geen twee uur te duren.

De heerVan Fessem(CDA)

Voorzitter. Als het aan mij ligt, maken wij zeker geen twee uur vol, niet omdat het onderwerp het niet waard zou zijn, maar wij zijn maar met twee woordvoerders en het ziet er allemaal best redelijk uit.

Mijn bijdrage richt zich op de beleidsartikelen waarborgfunctie en bevorderen autonomie koninkrijkspartners en op de rechtmatigheid en financieel beheer.

Tabel 2 op pagina 18 van het jaarverslag presenteert de budgettaire gevolgen van het beleid. In de toelichting op de tabel wordt gesteld dat "de overschrijding van de ontwerpbegroting in hoofdzaak wordt verklaard doordat het Ministerie van Defensie schadeloos is gesteld voor niet ontvangen kustwachtbijdragen van Aruba in achterliggende jaren. Naar aanleiding van een verzoek daartoe is een bedrag van 3,7 mln. overgemaakt. Het totaal van de vorderingen zal worden verrekend met de te verwachte opbrengst van deelnemingen in het Plant Hotel."

Kan de minister het bedrag van 3,7 mln. nader toelichten? In welk jaar heeft Aruba de bijdrage aan de kustwacht niet overgemaakt? Kan per jaar worden uitgesplitst om welk bedrag het gaat? Staan er nog vorderingen open op Aruba nu wel voldaan is aan de bijdrage voor 2005? Zo ja, om welk totaalbedrag gaat het? Welke afspraken zijn er met Aruba gemaakt over het terugbetalen van de openstaande vorderingen? Waarom lopen de bijdragen voor de kustwacht via de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en niet via de begroting van Defensie, terwijl Defensie eerstverantwoordelijke voor de kustwacht is? Kan de verwachting dat het totaal van de vorderingen kan worden verrekend met de verwachte verkoopopbrengst van de deelnemingen in het Plant Hotel nader worden onderbouwd?

Over de samenwerkingsprogramma's rechtshandhaving wordt opgemerkt dat "betrouwbare criminaliteitscijfers ontbreken waardoor streefwaarden thans niet zijn vast te stellen". Hoe kan het dat de programma's voor de Nederlandse Antillen en Aruba in 2005 zijn vastgesteld, gefinancierd worden via de ontwikkelingsfondsen en de minister kennelijk niet weet wat hij met deze programma's nastreeft? Wanneer denkt de minister dit wél te weten? Is het voor het PVNA (Plan Veiligheid Nederlandse Antillen) wel mogelijk gebleken streefwaarden vast te stellen en zo ja, welke waarden zijn dit?

Beleidsartikel 2 betreft het bevorderen van de autonomie van de koninkrijkspartners. Over het meerjarige programma Nederlandse Antillen voert de minister eens in de twee jaar overleg met het land en de eilandgebieden over de voortgang van de lopende projecten en de wenselijkheid of noodzaak van nieuwe programma's. Waarom is gekozen voor een periode van twee jaar? Op welke wijze wordt de minister geïnformeerd over het verloop en de resultaten van de samenwerkingsprogramma's in een jaar dat er geen programmadialoog plaatsvindt, zoals in 2005?

Geldt ook voor de meerjarige samenwerkingsprogramma's van Aruba dat de minister eens in de twee jaar overleg voert over de voortgang en de geboekte resultaten? Waarom is er vertraging opgetreden in de samenwerkingsprogramma's 2006-2009? Wanneer kan hiertoe een voorstel van Arubaanse zijde worden verwacht?

Nederland staat garant voor de rente- en aflossingsverplichting van de Nederlandse Antillen aan de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO, voorheen NIO). Sinds 1996 hebben de Nederlandse Antillen niet meer voldaan aan aflossingsverplichtingen en sinds 2003 ook niet meer aan de renteverplichting. Nederland heeft daardoor in 2005 een bedrag van circa 16 mln. moeten overmaken aan de FMO. Wat doet de minister om de Nederlandse Antillen te bewegen om aan de aflossings- en renteverplichtingen te voldoen? Ontneemt die garantstelling niet juist de prikkel bij de Nederlandse Antillen om aan deze verplichting te voldoen?

De Algemene Rekenkamer concludeert dat het jaarverslag 2005 voldoet aan de eisen van de Comptabiliteitswet 2005. Als enig aandachtspunt memoreert de Rekenkamer de afwikkeling van voorschotten op oude projecten. Veel oude projecten staan nog open en moeten worden afgehandeld. Het saldo van deze voorschotten is opgelopen van 277 mln. naar 339 mln. Het departement verwacht in 2006 alle oude projecten af te sluiten. De trage afwikkeling van voorschotten is geen separate onvolkomenheid bij het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties, maar een departementsbreed knelpunt in de bedrijfsvoering van BZK en wordt door de Algemene Rekenkamer als onvolkomenheid aangemerkt. Wat denkt de minister hieraan te gaan doen?

Vaak worden onder het kopje "gerealiseerd per 31-12-2005" kwalificaties aangetroffen als "actuele cijfers nog niet bekend", "niet gerealiseerd" of "gedeeltelijk gerealiseerd". De reden van deze kwalificaties wordt echter vrij summier toegelicht. Dat geldt zeker voor de stap die erop dient te volgen. Welke concrete stappen worden ondernomen om de operationele doelstellingen in 2006 wel volledig te realiseren?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. Dit overleg over het jaarverslag Koninkrijksrelaties 2005 vind ik een mooi moment om stil te staan bij wat er de afgelopen tijd aan vooruitgang geboekt is. Ik wil de beleidsresultaten van minister Pechtold en zijn voorganger De Graaf toetsen aan het 7-puntenplan dat ik bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2005 heb voorgelegd en aan de door mij ingediende en aangenomen moties.

Ik kom kort terug op het punt armoedebestrijding waarover wij vorige week hebben gesproken. Misschien moet de minister meer directe banden van gemeenten met praktische expertise op het gebied van armoedeproblematiek met wijken op de Antillen stimuleren. Dat wilde ik hem nog even meegeven, omdat hij vorige week aangaf de zogenaamde NGO-elite te willen aanpakken of te omzeilen. Ik gaf toen al aan niet tevreden te zijn over het behaalde resultaat. Dat is uiterst matig, behalve als het stopzetten van de AMFO en het UNDP-onderzoek onder het kopje resultaat geschaard worden. Er zijn weinig concrete resultaten behaald in 2005.

Er is een enorme overheidsschuld die alleen maar verder is gestegen. Soms heb ik het gevoel dat deze problematiek zowel van Antilliaanse als Nederlandse zijde naar de toekomst geschoven wordt als onderdeel van de onderhandelingen over de nieuwe staatkundige verhoudingen. Zoals ik vorige week af aangaf, zijn er geen daadwerkelijke verbeteringen op dit terrein. Het lijkt alsof de minister de moed verloren heeft dat in de huidige staatkundige constellatie nog een verbetering in deze situatie kan komen. De aanhoudende onduidelijkheid over de zogenaamde door de minister zelf aangedragen oplossing voor de financiële problemen, versterken het beeld van een onmachtige minister.

De sociale vormingsplicht is punt één van mijn 7-puntenplan. Terwijl de discussie over de problematiek van probleemjongeren zich in 2005 met name heeft toegespitst op het nog steeds niet gerealiseerde voornemen om Antilliaanse jongeren de toegang tot Nederland te kunnen weigeren, is er te weinig aandacht voor de sociale vormingsplicht. Over dit lovenswaardige initiatief van de Antilliaanse regering hebben wij ook gesproken tijdens het vorige AO en er bestond grote bezorgdheid of het wel zal lukken om het vervolgtraject banen voor de jongeren te garanderen. Is er in 2005 ook vanuit Nederland wel voldoende aandacht geweest voor de uitvoering van de sociale vormingsplicht?

Het volgende punt in mijn 7-puntenplan heeft betrekking op de voogdijregeling. Uit het AO over dit onderwerp in 2006, bleek er al veel onvrede te bestaan over het feit dat op dit punt de vooruitgang zo langzaam gaat en dat er in 2004 en 2005 nog te weinig resultaten zijn geweest. Over de Rita-regeling bestaat duidelijk onenigheid tussen de ministers Verdonk en Pechtold. Misschien kunnen de ministers ook op dit punt niet door één deur?

De punten 4 en vijf hebben betrekking op de aanpak van bolletjesslikkers en verslaafden. Over de aanpak van de eerste groep zie ik positieve resultaten door de aanpak van Justitie. Wat betreft hulp bij de behandeling op de Antillen van Antilliaanse drugsverslaafden kan nauwelijks van enig resultaat worden gesproken.

Incidenteel lijkt de minister van goede wil wat het versterken van het koninkrijksgevoel betreft, zoals vorige week toen hij aangaf dat de positieve kanten van de Antillen te weinig belicht worden, maar structureel is haast niets bereikt. Ook dit issue heb ik vorige week aangekaart. In 2004 heb ik hierover een motie ingediend, maar er lijkt geen resultaat te zijn geboekt in 2005. Hoe veel is er bereikt en hoe ver is de regering met het uitvoeren van mijn motie?

Het laatste punt van mijn 7-puntenplan was onderwijs. Dit is een hoofdpunt voor mijn fractie en wij zijn wij zeer ontevreden met het uitblijven van resultaten over 2005! Ook over onderwijs heb ik in 2004 een motie ingediend. Ik zie echter dermate weinig vooruitgang, terwijl onderwijs zo onlosmakelijk verbonden is met armoedebestrijding, dat ik van plan ben een aangescherpte motie in te dienen. Ik heb in mijn motie opgeroepen de beleidsvoornemens van de Antilliaanse regering desgewenst te steunen. Ik wil drie belangrijke vlakken aanwijzen. In onderwijsvernieuwingsprogramma's van de kleuterschool tot de middelbare school en in de leerwerkopleidingen van de Antillen moeten wij zoveel mogelijk assisteren, vooral met behulp van de kennis die aanwezig is op het ministerie van OCW. Wanneer gewenst moet er hulp geboden worden bij het uitvoeren van verbeteringen in de infrastructuur en in de faciliteiten van scholen en ten slotte moeten wij onze ervaring op het gebied van leerwerktrajecten delen met de Antillen.

Vorige week hebben wij gesproken over economie en werkgelegenheid. Ik was blij te ontdekken dat de Kamer opvallend eensgezind was in de constatering dat Nederland méér moet doen op het gebied van meedenken over economische ontwikkelingen. Maar uiteindelijk zullen beter onderwijs en versterking van de economie slechts tot meer werkgelegenheid voor de Antilianen leiden indien er een eerste serieus begin gemaakt gaat worden met de aanpak van werkgevers die goedkope en rechtenloze illegalen van buiten de Antillen in dienst nemen. Op dit punt is nog geen begin van resultaat te melden! Ligt hier niet ook een verantwoordelijkheid voor de koninkrijksregering vanuit haar waarborgfunctie?

Tot slot: Aruba. Ondanks het betere economisch tij in dit land is de overheidsschuld verder toegenomen. Dat is onaanvaardbaar. De voornemens van de Arubaanse regering ter verhoging van inkomsten en verlaging van de uitgaven dienen alle vertaald te worden in daden. Waar kan de regering concrete steun geven voor de noodzakelijke aanvullende maatregelen op korte termijn? Ik heb begrepen dat minister Nilo Swaen van Financiën om technische hulp bij de Belastingdienst heeft gevraagd, zoals fiscaal juristen en hulp in controle. Wat kan de minister mij vertellen over de resultaten op dit gebied? Waarom hebben wij tot voor kort alleen de directeur van De Nederlandsche Bank gehoord over het toenemende begrotingstekort?

Minister Pechtold heeft een toezichthoudende rol. Wat heeft de Nederlandse regering de afgelopen jaren gedaan op het vlak van die schuldenlast? Ik wil graag een concrete uitleg van de minister.

Terugkijkend naar mijn moties uit 2004 en mijn 7-puntenplan, met nog vers in mijn geheugen het zojuist gehouden debat over armoedebestrijding en staatkundige verhoudingen, zie ik opvallend weinig resultaten. Ik hoor veel mooie woorden, maar zie vooral broddelwerk. Papier is geduldig, maar mijn geduld begint zo langzamerhand op te raken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterPechtold

Voorzitter. Ik dank beide leden voor hun bijdrage. Ik ben blij dat de heer Van Fessem heeft aangegeven dat hij de nodige verbeteringen ziet.

Het verhaal van de heer Leerdam vind ik jammer, niet omdat het kritisch is over het functioneren van deze minister, maar ik vind het geen weerspiegeling van alles wat wij de afgelopen jaren samen gewisseld hebben. De heer Leerdam zei dat de Nederlandse minister een toezichthoudende rol zou hebben op de Antillen en Aruba. Dat is slechts in beperkte zin het geval. Via het Statuut heeft Nederland natuurlijk bepaalde verantwoordelijkheden, maar wij hebben te maken met autonome landen binnen het Koninkrijk.

De heer Leerdam en ik zijn het wel eens over de armoedebestrijding, het succes van de pilot van de sociale vormingsplicht en over het feit dat het aantal bolletjesslikkers terugloopt. Bij dat laatste punt blijkt de samenwerking op het gebied van veiligheid vruchten af te werpen.

Wij zijn er natuurlijk nog lang niet. Ik zou eigenlijk willen zeggen dat de Antillen en in mindere mate Aruba er nog lang niet zijn. Daarvoor zitten wij nu in dat staatkundig proces. Nederland als partner in het Koninkrijk probeert natuurlijk waar mogelijk te helpen en te ondersteunen.

Ik denk dat het geen zin heeft om nu weer uitgebreid stil te staan bij de toelatingsregeling. Ik wil erop wijzen dat bij de andere zaken uit de inbreng van de heer Leerdam – waarvan hij in tussenzinnen de ontwikkeling positief noemt – de rol van Nederland juist groot geweest is. Ik wijs op de sociale vormingsplicht: 85% wordt door Nederland betaald. Nog belangrijker is misschien dat wij heel hard meewerken. Onderwijs is ook een onderdeel van het 7-puntenplan van de heer Leerdam. Uit de overschotten van vorig jaar hebben wij nog gauw wat geld beschikbaar gesteld voor de reparatie van daken van scholen. Kortom, wij doen er alles aan om de centjes uit de handen van collega Zalm te houden en besteden die liever voor dakbedekking op de Antillen. Financiën kijkt best scherp mee, dat kan ik u verzekeren.

Ik vind het demotiverend als er gezegd wordt dat er geen resultaten geboekt zijn. Ik wil best discussiëren over de vraag of het glas halfvol of halfleeg is, maar de heer Leerdam kan toch niet ontkennen dat wij de afgelopen jaren stappen gemaakt hebben? De belangrijkste stap om daadwerkelijk veranderingen te bereiken, is het afschaffen van een hele landlaag waarvan iedere analist aangeeft dat daar een groot probleem zit als het gaat om de bestuurbaarheid van de Antillen. Als het aan mij ligt, zit die stap eraan te komen.

Voorzitter. De heer Van Fessem heeft een aantal concrete vragen gesteld waarop ik goed ben voorbereid. Ik ga die vragen beantwoorden. Desgewenst kunt u die antwoorden ook nog op papier ontvangen.

De eerste vragen betroffen het ministerie van Defensie en de kustwacht. Allereerst vraagt de heer Van Fessem of de minister het bedrag van 3,7 mln. waarmee het ministerie van Defensie schadeloos is gesteld, nader kan toelichten. Tot en met 2002 werden de kustwachtbijdragen van Aruba en de Nederlandse Antillen geïnd door Defensie. In 1999 heeft Aruba verzuimd een bijdrage te betalen van ongeveer € 800.000. In 2000 werd een bijdrage van ongeveer 3 mln. niet betaald. Samen vormt dit het bedrag van 3,7 mln. waarvan in het jaarverslag sprake is. Voor alle duidelijkheid: BZK heeft nu deze vordering op Aruba van Defensie overgenomen.

Vervolgens vroeg de heer Van Fessem in welke jaren Aruba de bijdrage aan de kustwacht niet heeft overgemaakt en of per jaar kon worden uitgesplitst om welk bedrag het gaat. Aruba heeft de jaren 1999 t/m 2002 niet betaald. Voor de niet betaalde kustwachtbijdrage in 2001 en 2002 is Defensie in het betreffende begrotingsjaar reeds schadeloos gesteld. Het gaat om een bedrag van totaal 4,2 mln.

De volgende vraag was of er nog vorderingen openstaan op Aruba nu wel voldaan is aan de bijdrage voor 2005 en om welk bedrag het daarbij gaat.

Als gevolg van de niet betaalde kustwachtbijdragen staat een vordering open van 3,7 mln. plus 4,2 mln., in totaal dus 7,9 mln. Daarnaast kunt u uit de saldibalans in het jaarverslag 2005 (blz. 38 en 39) opmaken dat eind 2005 aan overige vorderingen op Aruba een bedrag openstond van 6,9 mln. Daarvan zal naar verwachting in 2006 een bedrag van in totaal 4,2 mln. alsnog worden voldaan. Hiermee rekeninghoudend, kan worden geconcludeerd dat Aruba voor ruim 10 mln. bij Nederland in het krijt staat.

Verder vroeg de heer Van Fessem welke afspraken met Aruba gemaakt zijn over het terugbetalen van de openstaande vorderingen.

Afgesproken is dat de openstaande vorderingen zullen worden verrekend met de verkoopopbrengst van het Plant Hotel. Ik kan u zeggen dat de heer Oduber bij elk bezoek en tijdens elk telefoongesprek daarover begint en ik hem aan dit deel van de afspraken herinner.

De heer Van Fessem vroeg waarom de bijdragen voor de kustwacht lopen via de begroting van het ministerie van BZK en niet via de begroting van Defensie, terwijl deze laatste eerstverantwoordelijk is voor de kustwacht. De Kustwacht is een civiele organisatie van de drie landen en die wordt beheerd door de minister van Defensie. In 12003 is vanwege het civiele aspect besloten de kustwacht te financieren uit hoofdstuk IV van de rijksbegroting. Ook de bijdragen van Aruba en de Nederlandse Antillen worden door de minister voor Koninkrijksrelaties geïnd. U kunt het vergelijken met de Nederlandse bijdrage voor het recherchesamenwerkingsteam. Die wordt gefinancierd uit hoofdstuk IV, terwijl het beheer ligt bij het Korps Landelijke Politiediensten.

Dan de vraag of de verwachting dat het totaal van de vorderingen kan worden verrekend met de verwachte verkoopopbrengst van deelnemingen in het Plant Hotel, nader kan worden onderbouwd. Dat is afgeleid uit de marktwaarde en de daarmee samenhangende mogelijke opbrengst van de verkoop van het hotel. Voor het Plant Hotel is een verkooptraject gestart en daarom kunnen hierover op dit moment geen verdere mededelingen worden gedaan.

Inzake de direct opeisbare vorderingen heb ik u gemeld dat dit een bedrag betreft van ruim 10 mln. Verwacht wordt dat de verkoopopbrengst ruim toereikend is om dat te verrekenen. Dat is dus mooi, dan zijn wij allemaal blij. Ik ga er ook geregeld slapen om de waarde te doen stijgen!

Hoe kan het dat de programma's in 2005 zijn vastgesteld voor de Nederlandse Antillen en Aruba, worden gefinancierd via de ontwikkelingsfondsen, maar de minister kennelijk niet weet wat hij met deze programma's nastreeft? Wanneer denkt de minister dit wel te weten? Doel van de programma's rechtshandhaving is duurzame versterking van de rechtshandhavingsketen. Mede door een gebrekkige registratie van criminaliteit was het niet mogelijk om concrete streefwaarden te benoemen. Een van de doelen van de programma's is nu juist de informatiehuishouding op orde te brengen.

In het kader van het programma rechtshandhaving Antillen werd een baselinestudie uitgevoerd. Deze studie is onlangs aangeboden aan de Antilliaanse minister van Justitie. Overigens is het programma rechtshandhaving Antillen opgegaan in het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen. De resultaten van de baselinestudie zullen dan ook in dat kader worden meegenomen. Eerder werd in het kader van PVNA al onderzoek gedaan naar de geweldscriminaliteit.

De heerVan Fessem(CDA)

Er wordt dus niet goed geregistreerd. Ik neem aan dat bij de rechtbanken goed geregistreerd wordt en bij de politie minder. Zijn de opmerkingen van de minister gericht op de politie of kan vooruitgang afgemeten worden aan ingeschreven strafzaken?

MinisterPechtold

Wij zijn bezig om de informatiepositie te verbeteren. Ik kan op dit moment niet vertellen of dit wordt gedaan bij ingeschreven zaken of dat het gaat om politiecijfers. Om de concrete cijfers te kunnen monitoren, moet nog wel het nodige gebeuren.

De heerVan Fessem(CDA)

Dat is inderdaad zo, maar wij weten bijvoorbeeld wel dat de enorme geweldsgolf met al die overvallen die in 2004 heeft plaatsgevonden, in 2005 drastisch is afgenomen. Dat zijn bekende cijfers.

MinisterPechtold

Dat is inderdaad zo. De streefwaarden zijn vervolgens vastgesteld in de werkgroep. In de begroting 2006 zijn deze streefwaarden op het gebied van de veiligheid van de Nederlandse Antillen opgenomen. Het betreft bijvoorbeeld het oplossingspercentage van de woninginbraken.

Het is mij met name bij de attraco's opgevallen dat je wel ziet dat het terugloopt, maar dat een en ander de komende tijd wel nadere verfijning vraagt.

De heer Van Fessem stelt dat de minister over het meerjarig programma Nederlandse Antillen eens in de twee jaar overleg voert met het land en de eilandgebieden over de voortgang van de lopende prjecten en de wenselijkheid of de noodzaak van nieuwe programma's. Hij vraagt waarom gekozen is voor een periode van twee jaar. De samenwerkingsprogramma's hebben in principe een duur van vier jaar. Gekozen is voor een programmadialoog halverwege de looptijd van de programma's. Via de halfjaarrapportagesn van USONA word ik geïnformeerd over de voortgang van de programma's. Daarnaast rapporteren de vertegenwoordigingen op basis van hun contacten met de besturen van het land en van de eilandgebieden over de voortgang van de programma's. Het is dus vier gedeeld door twee; aan het begin en aan het einde.

Dan de vraag of voor de meerjarige samenwerkingsprogramma's van Aruba ook geldt dat de minister eens in de twee jaar overleg voert over de voortgang. En waarom is er vertraging opgetreden in de samenwerkingsprogramma's 2006-2009? Waartoe kan hiertoe van Arubaanse zijde een voorstel worden verwacht? In de beheersovereenkomst van Aruba en het FDA over de uitvoering van de samenwerkingsprogramma's is in 1999 vastgelegd dat eens per jaar politiek overleg zou plaatsvinden. In de praktijk is hiervoor met instemming van betrokken partijen ambtelijk overleg in de plaats gekomen. Ieder jaar wordt het jaarprogramma formeel aan de betrokken ministers aangeboden en door hen beoordeeld en goedgekeurd. Uit de evaluatie van de samenwerkingsprogramma's kwam naar voren dat de geringe politieke bemoeienis heeft bijgedragen aan het succes van het samenwerkingsbeleid.

In 2007 zal in ieder geval een politiek beleidsoverleg worden gehouden. In 2002 is tussen Aruba en Nederland overeengekomen dat in 2007 overleg zal plaatsvinden over de voortzetting en verdieping van de onderlinge betrekkingen na afloop van de huidige ontwikkelingsrelatie in 2009.

De opgetreden vertraging in het samenwerkingsprogramma 2006-2009 had vooral te maken met de in 2005 in Aruba gehouden verkiezingen. Het besluit­vormingsproces over belangrijke onderwerpen zoals het nieuwe meerjarenprogramma, lag hierdoor enige tijd stil. In april 2006 heeft minister Swaen het meerjarenprogramma bij Nederland ingediend.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Fessem over de garantstelling voor de rente- en aflossingsverlichting van de Nederlandse Antillen aan de FMO. Wat doet de minister om de Nederlandse Antillen te bewegen om aan de aflossings- en renteverplichtingen te voldoen? Indien de Nederlandse Antillen niet voldoen aan hun rente- en aflossingsverplichtingen van kapitaalmarktleningen wordt inderdaad de staatsgarantie ingeroepen door de FMO. Feitelijk worden dan dus de rente en aflossing in rekening gebracht bij Nederland. Nederland stelt dan voor het betreffende bedrag een vordering in op de Nederlandse Antillen. De middelen die ik reserveer om het inroepen van de staatsgarantie te financieren, worden afgetrokken van de beschikbare samenwerkingsmiddelen. Mede gezien het betalingsgedrag van de Nederlandse Antillen zal Nederland in de toekomst zeer terughoudend zijn met het verstrekken van staatsgaranties op leningen ten behoeve van de Nederlandse Antillen.

Ontneemt de garantiestelling niet juist de prikkel bij de Nederlandse Antillen om aan deze verplichting te voldoen? De garantiestelling zorgt ervoor dat de NIO bereid is tegen een lagere rente financiële middelen beschikbaar te stelle aan de Nederlandse Antillen. De NIO loopt immers een geringer terugbetalingsrisico als Nederland garant staat. Financieel gezien wordt het door de lagere rente op de uitstaande leningen in principe gemakkelijker voor de Antillen om aan hun renteverplichtingen te voldoen. Dat de Antillen ondanks de garantstelling betalingsverplichtingen niet nakomen, is een uitingsvorm van het gebrek aan goed bestuur op de Nederlandse Antillen. De burgers en het bedrijfsleven mogen naar mijn mening van de Antilliaanse overheid verwachten dat zij een betrouwbare overheid is. In mijn beleid ten aanzien van de Antillen zal ik uit hoofde van het waarborgen van deugdelijk bestuur ook het betalingsgedrag van de Antilliaanse regering betrekken in mijn beleidsmatige afwegingen. Daarnaast stel ik in de onderhandelingen die ik met de Antillen voer over de nieuwe staatkundige constellatie, nadrukkelijk voorwaarden aan het beheer van de financiën voor de nieuwe Antilliaanse entiteiten.

Dan de afwikkeling van de voorschotten op de oude projecten. Koninkrijksrelaties heeft momenteel een totaal van 1333 openstaande voorschotten. Deze 1333 voorschotten zijn gekoppeld aan 106 verplichtingen (projecten) met een totaal bedrag van ongeveer 400 mln. Het gaat hierbij om 60 verplichtingen die tot en met 2004 zijn aangegaan; dat zijn de oude projecten. Op basis van de meerjarige planning projectenbeheer van Koninkrijksrelaties kunnen deze verplichtingen in 2006 worden afgesloten. Vanaf het jaar 2005 gaat het om 100 verplichtingen die zijn aangegaan. Hiervan kunnen volgens planning van Koninkrijksrelaties 13 verplichtingen in 2006 en de overige 87 in de jaren 2007 en verder worden afgesloten.

Tot slot de vraag van de heer Van Fessem welke concrete stappen de minister wil ondernemen om operationele doelstellingen in 2006 wel volledig te realiseren. Het is goed om in dit verband nog eens te benadrukken dat de Nederlandse Antillen en Aruba beschikken over een ruime mate van autonomie, zoals ik ook al zei in de discussie met de heer Leerdam. Zij zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid.

Welke sturingsinstrumenten heb ik om ervoor te zorgen dat de Nederlandse doelstellingen worden bereikt? Het is misschien goed om dit nog eens te zeggen ook in het licht van de zeven punten van de heer Leerdam.

Bij de samenwerkingsprogramma's met de Nederlandse Antillen op het gebied van onderwijs, duurzame economische ontwikkeling en bestuurlijke ontwikkeling gaat het erom vooraf de te bereiken resultaten zo concreet mogelijk te definiëren en die resultaten ook te behalen. Dat doe ik via de rapportages van USONA en het FDA en van ambtelijk en bestuurlijk overleg.

Als samenwerking niet het gewenste resultaat oplevert, kan ik kiezen voor vormen van niet vrijblijvende samenwerking. Een goed voorbeeld hiervan is het in 2006 met Aruba gesloten protocol inzake de versterking van de samenwerking ter verbetering van het functioneren van de vreemdelingenketen. U weet van de reis die collega Verdonk en ik naar Aruba gemaakt hebben.

Ook via het proces van staatkundige veranderingen stuur ik op het bereiken van resultaten. Het gaat daarbij met name om de beleidsgebieden rechtszekerheid en goed bestuur, economie en het beheer van de openbare financiën. Op dit moment worden criteria ontwikkeld waaraan de eilanden moeten voldoen voordat zij de nieuwe status krijgen. Wij hebben daarbij vorige week uitgebreid stilgestaan.

In 2005 heb ik door extra geld ter beschikking te stellen voor o.a. de integrale wijkaanpak via Rede Sosial, het project Ku Kara Pa Laman samen met Verkeer en Waterstaat, voor de pilot sociale vormingsplicht en ruim 70 kleinschalige armoedeprojecten die de vertegenwoordigingen in Willemstad en Philipsburg financierden, een beperkte en concrete bijdrage kunnen leveren aan de sociale ontwikkeling van de Nederlandse Antillen.

Voorzitter. Als wij ons afvragen hoe wij de resultaten van het grote proces van staatkundige verandering als van concrete zaken op het gebied van armoebestrijding enz. moeten wegen, blijf ik bij de positieve houding van de heer Van Fessem. Ik vind dat zowel op de eilanden als op het nationale niveau van de Antillen op dit moment heel hard gewerkt wordt om op beide dossiers zaken te doen. Ik heb nog even gebeld met mevrouw De Jong na haar terugkomst in Willemstad. Zij gaf mij aan dat nu breed het gevoel leeft dat op het gebied van de staatkundige vernieuwing stappen gemaakt kunnen worden waardoor de entiteiten zelf zeer meer kunnen richten op de oplossing van de problemen die wij zo belangrijk vinden. Het gaat daarbij om de gewone zaken die in het leven van de mensen spelen. Ik zal vanuit Nederland natuurlijk mijn sturende rol blijven spelen, maar ik blijf benadrukken dat de rol van een Nederlandse minister niet dezelfde is als die van een Arubaanse of Antilliaanse minister.

De voorzitter:

U kunt allemaal heel goed voorlezen. Ik kan niet anders zeggen.

De heerVan Fessem(CDA)

Ik wist niet dat mijn vragen al terechtgekomen waren bij het departement. Het staat wel vast dat dit de kwaliteit van de antwoorden bevordert. Als het over feiten uit een jaarverslag gaat, heeft het niet veel zin om elkaar een hak te zetten of de voet dwars te zetten.

Ik dank de minister voor de antwoorden. Wij willen zo graag dat het goed gaat en zouden ons er graag meer mee bemoeien. De minister zegt terecht dat het autonome landen zijn. You can bring a horse to the water but you cannot make it drink!

De heerLeerdam(PvdA)

De constatering van de minister dat de eilanden een eigen autonomie en een eigen verantwoordelijkheid hebben, is juist. Daarover verschillen wij niet van mening.

Ik heb een paar concrete vragen gesteld die de minister niet heeft beantwoord. Over Aruba heb ik gezegd dat ondanks het betere economisch tij de overheidsschuld verder is toegenomen en dat dit onaanvaardbaar is. Hierop heeft de minister enigszins geantwoord.

Verder heb ik gezegd: "De voornemens van de Arubaanse regering ter verhoging van de inkomsten en verlaging van de uitgaven dienen alle vertaald te worden in daden. Waar kan de regering concrete steun geven voor de noodzakelijke aanvullende maatregelen op korte termijn? Ik heb begrepen dat minister Nilo Swaen van Financiën om technische hulp bij de belastingdienst heeft gevraagd, zoals fiscaal juristen en hulp in controle. Wat kan de minister mij vertellen over de resultaten op dit gebied?" deze vraag heb ik geen duidelijk antwoord gekregen.

Verder heb ik gevraagd waarom wij tot voor kort alleen de directeur van De Nederlandsche Bank gehoord hebben over het toenemende begrotingstekort. Ik wil weten hoe dit precies zit.

Ik heb een 7-puntenplan ingediend. De voorganger van minister Pechtold heeft daarop positief gereageerd. Alle moties daarover zijn aangenomen. Ik heb de moties naast de geboekte resultaten gelegd. Dat is wat ik met mijn opmerkingen bedoel.

Ik ben ook wel positief als ik zie wat de minister in 2006 gedaan heeft. Ik heb hem daarvoor vorige week tijdens het AO complimenten gemaakt. Vandaag gaat het over het jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties. Daar ga ik op in. Het is niets persoonlijks. Er zijn echter moties aangenomen en die leg ik naast dat verslag. Ik wil van de minister weten wat er met die moties gebeurd is. Ik zie dat namelijk niet in het jaarverslag.

Net als ik heeft de minister vorige week kunnen genieten van Tanja Cross. Ik heb de minister op de Wereldomroep lovende woorden horen spreken. Iedereen was er lovend over dat wij binnen het Koninkrijk ook op deze manier met elkaar kunnen omgaan. De minister was het daarmee eens. De desbetreffende motie is ingediend. Ik zie haar echter niet terugkomen in het jaarverslag. Ik weet dat de minister ermee bezig is, maar ik moet wel professioneel kijken wat ermee gebeurd is in 2005. Ik moet helaas constateren dat er niets mee is gebeurd.

Dit jaar heeft de minister duidelijke stappen ondernomen met betrekking tot de AMFO en het UNDP. Ik heb helaas moeten constateren dat daaraan vorig jaar het een en ander schortte. De minister moet mij daarin toch gelijk geven?

Ik heb ook een vraag gesteld over het onderwijs. Ik heb bewust aangegeven dat ik daarover een motie zal indienen. In 2004 heb ik een motie over onderwijs ingediend en in 2005 een motie over taal. De minister was het daarmee eens. Samen waren wij daarover erg enthousiast. Los van de sociale vormingsplicht is onderwijs evenals economie een belangrijk element. Ik ben erg blij dat er, ook door bemiddeling van minister Pechtold, gehoor gegeven is aan mijn motie om de minister van Economische Zaken naar de Antillen en Aruba te laten gaan. Dat heeft minister Pechtold voortreffelijk geregeld. Daar spreek ik hem ook niet op aan. Ik ben blij dat hij daarmee zo daadkrachtig bezig is.

Vandaag kijken wij echter terug naar 2005. Het gaat om de vraag wat er toen ondernomen had moeten c.q. kunnen worden en wat er nu nog allemaal in de pijplijn zit. Daar gaat het mij om. Ik heb graag een reactie op mijn desbetreffende vragen.

De voorzitter:

Mijnheer Leerdam, u kondigt een eventuele motie aan. Wij dienen in het algemeen pas moties in op het moment dat er een verschil zit tussen wat de Kamer wil en wat de minister gezegd heeft. Kunt u uw vraag duidelijk stellen aan de minister? Dan kunt u aan de hand van het antwoord beoordelen of er een motie nodig is of dat u tevreden bent met dat antwoord. Ik zou de vraagstelling iets scherper willen hebben.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik heb nog geen antwoord gekregen op de vraag die ik heb gesteld. Ik kan de vraag wel herhalen als u dat wilt, voorzitter.

De voorzitter:

Stel de vraag eens scherp. Dan kunt u na afloop beter bepalen of er een motie nodig is of dat het antwoord bevredigend is.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik zal de vraag herhalen. Een van de vier speerpunten is onderwijs. In het traject van onderwijsprogramma's worden de Antillen wel tegemoetgekomen, maar er zijn ook verbeteringen nodig verbeteringen in de infrastructuur en de faciliteiten van scholen. Verder kan de expertise van OCW worden ingezet bij de leerwerktrajecten. Mijn fractie is ervan overtuigd dat er op het terrein van onderwijs misschien beter met OCW kan worden gewerkt. Wij snappen wel BVK in dezen coördinerend is, maar is het niet beter om OCW direct met de Antillen en Aruba te laten overleggen om ervoor te zorgen dat de plannen op het gebied van onderwijs uitgevoerd kunnen worden? Ik denk dat er dan echte resultaten geboekt kunnen worden.

MinisterPechtold

Ik wil proberen om met de heer Leerdam de moties af te stemmen. Op pagina 30 van de begroting 2006 staan drie moties van de heer Leerdam; een over drugscriminaliteit, een over onderwijs en een over herziening van het belastingstelsel en het inlopen van achterstanden in de inning. Bij alle drie de moties staat hoe zij zijn afgedaan, namelijk door middel van een brief. Die brieven zijn van 29 december 2004, 1 december 2004 en nogmaals 1 december 2004. Als de heer Leerdam dit niet voldoende vindt, zal ik kijken wat er nog aan schort.

Het denken over het onderwijs heeft natuurlijk niet stilgestaan sinds december 2004. Ik ben in nauw overleg met OCW. Collega Van der Hoeven heeft in 2005 een bezoek aan de Antillen en Aruba gebracht. Wij praten ook verder met OCW.

De heerLeerdam(PvdA)

Dat klopt, dat ben ik helemaal met de minister eens.

MinisterPechtold

Ik ben ook met collega Veerman in gesprek omdat ik vind dat op het gebied van sociaal-economische initiatieven nog grote mogelijkheden liggen.

Misschien kunnen wij na afloop van dit wetgevingsoverleg even kijken naar de antwoorden in die brieven van december en of bepaalde onderdelen van de moties verder geactualiseerd moeten worden, mijnheer Leerdam?

Een andere vraag van de heer Leerdam betreft de Arubaanse situatie. Excuses dat ik dit deel niet volledig beantwoord heb in mijn eerste termijn. Hoewel het op papier beter lijkt te gaan en ik elke keer als ik daar kom mooie cijfers gepresenteerd krijg over economische groei en over de overheidsfinanciën, deel ik de zorgen van de heer Leerdam. Ik heb wel eens gezegd dat het op Aruba lijkt alsof de weg langs het water de economie letterlijk scheidt. Aan de ene kant wordt het geld verdiend in de misschien wat op zichzelf staande economie van het bedrijfsleven en aan de andere kant van het asfalt zit de overheid die daarvan niet profiteert. Dat is zorgelijk. Er zijn de afgelopen tijd wel maatregelen genomen, maar die zijn wat mij betreft niet voldoende om zowel de inkomsten als de uitgaven van de overheidsfinanciën beter te structuren. Er is ook uitgebreid gesproken over de algemene ziektekostenverzekering. Daarvoor is collega Hoogervorst naar de Antillen gereisd.

Daarnaast heeft men bezuinigingsdoelstellingen doorgevoerd. Pensioenregelingen van ambtenaren en van politici worden versoepeld. Het klopt dat collega Zalm gevraagd is om ondersteuning bij het formuleren van het financiële beleid om in 2007 een evenwicht in de begroting te kunnen realiseren. Daarnaast is Aruba voornemens om in wet verankerde criteria te introduceren ter waarborging van een gezonde financieel-economische ontwikkeling in de toekomst. Tevens wordt de huidige Comptabiliteitswet geëvalueerd en zo nodig herzien. Er wordt ook gewerkt aan het inhalen van de achterstanden in de jaarrekeningen. Dit zijn stappen in de goede richting, maar de maatregelen zijn nog onvoldoende om binnen afzienbare tijd de openbare financiën op Aruba gezond te maken. Nederland heeft afspraken gemaakt over het afbouwen van de ontwikkelingsrelatie in het kader van de Aruba-deal. In dat kader worden jaarlijks Nederlandse middelen gereserveerd voor aflossing van Arubaanse schulden bij Nederland. Op het moment dat Aruba een begrotingsevenwicht heeft bereikt, vindt schuldsanering plaats met de daarvoor in de voorafgaande drie jaren gereserveerde middelen. Indien niet aan de voorwaarde van een begrotingsevenwicht is voldaan, zal politiek overleg plaatsvinden over de aanwending van de gereserveerde middelen. Aangezien Aruba ondanks "economische voorspoed" onvoldoende budgetdiscipline heeft getoond, ben ik niet voornemens zonder meer de gereserveerde middelen voor andere doeleinden in te zetten. Ik stel het gezond maken van de Arubaanse openbare financiën als voorwaarde. Dit naar aanleiding van de vragen over De Nederlandsche Bank en de heer Swaen.

Voorzitter. Tot slot wil ik u danken voor het roemen van mijn kwaliteiten als voorlezer. Mijn kinderen vinden dat ook. Meestal is het drie, vier minuten voordat zij in slaap zijn. Ik ben blij dat de Kamerleden resistenter zijn.

De voorzitter:

Wij ronden hiermee het overleg met de minister over het jaarverslag 2005 af. Ik dank de minister en zijn staf en ik dank de collega's.

11.10 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Van Bommel (SP), Luchtenveld (VVD), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Van Bochove (CDA), Herben (LPF), Wolfsen (PvdA), Sterk (CDA), Van Fessem (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Blom (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Van Hijum (CDA), Meijer (PvdA) en Wagner (PvdA).

Plv. leden: Arib (PvdA), Van der Laan (D66), Van der Staaij (SGP), Van Egerschot (VVD), Van Haersma Buma (CDA), Schippers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Varela (LPF), Jager (CDA), Ormel (CDA), Van den Brink (LPF), Timmermans (PvdA), Joldersma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Straub (PvdA), Özütok (GroenLinks), Szabó (VVD), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijken (PvdA), Koenders (PvdA), Halsema (GroenLinks) en De Pater-van der Meer (CDA).

Naar boven