30 550 IIB
Jaarverslag en slotwet van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en van het kabinet van de Gouverneur van Aruba 2005

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 juni 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft over het jaarverslag 2005 van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en van het kabinet van de Gouverneur van Aruba (kamerstuk 30 550 IIB, nr. 1) en het rapport bij het jaarverslag 2005 (kamerstuk 30 550 IIB, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 juni 2006

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

Nr. 1 Vragen en Antwoorden

Volledigheidshalve bericht ik u dat ik mij voor de antwoorden mede heb gebaseerd op informatie die ik heb ontvangen van en overleg daarover met de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten.

1

Acht de regering het wenselijk dat het jaarverslag van de Algemene Rekenkamer – op basis van de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 stelt en de eisen die aan bedrijfsvoering en beleidsinformatie worden gesteld – door diezelfde Algemene Rekenkamer wordt getoetst?

Een solide systeem van toetsing en controle van o.a. het jaarverslag is voor de regering een vereiste. Belangrijk is dat door het scheiden van taken/werkzaamheden het vier ogen principe wordt geborgd en hierbij moet ook de vraag «wie controleert de controleur» gesteld én beantwoord worden. Het is een gegeven dat de Algemene Rekenkamer onderdeel uitmaakt van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk IIB en dat deze zelfde Algemene Rekenkamer het jaarverslag toetst, maar naar de mening van de regering worden eventuele risico’s die hierin besloten zitten optimaal beheerst.

De Algemene Rekenkamer bewaakt zelf de naleving van de eisen van de Comptabiliteitswet 2001. Bovendien heeft de Algemene Rekenkamer in het recente verleden enkele aanvullende acties ondernomen waardoor het zorgvuldig en waarheidsgetrouw opstellen van het jaarverslag wordt geborgd en de transparantie in de controlesituatie bij de Algemene Rekenkamer wordt vergroot: a. het aantrekken van een externe accountant die als interne accountant functioneert; b. het instellen van een audit committee, dat bestaat uit twee externen en een lid in buitengewone dienst c. het vergroten van het bedrijfsmatig karakter van het verslag van werkzaamheden dat de Algemene Rekenkamer elk jaar wettelijk voor 1 april publiceert.

Na het opstellen van de bijdrage voor het jaarverslag door de Algemene Rekenkamer zelf, is het proces van toetsing nog in te delen in de volgende stappen:

• controle door de Auditdienst van BZK

• toetsing van het jaarverslag door de directie Financieel Economische Zaken van BZK en door de Inspectie der Rijksfinanciën van Financiën

• toetsing/controle door de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar de mening van de regering vormt de interne werkwijze van de Algemene Rekenkamer bij het opstellen van het jaarverslag in combinatie met de vervolgstappen – met als sluitstuk de controle van de Staten-Generaal – een adequaat en solide systeem.

2

Wat is de status van het Hocosta-overleg? Wordt de Kamer op de hoogte gebracht van de uitkomsten van dit overleg, zodat de Kamer kan controleren in hoeverre gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer voor een verbeterde financiële verantwoording?

Het Hocosta-overleg (Hocosta is een afkorting voor Hoge Colleges van Staat) is het reguliere overleg van de ambtelijke hoofden van dienst van de Hoge Colleges van Staat. De directeur Financieel economische Zaken van BZK is namens minister van BZK hierbij aanwezig. In het overleg komen met name bedrijfsvoeringsonderwerpen aan de orde. Het ligt mijns inziens niet in de rede om de Tweede Kamer separaat te informeren over de uitkomsten van het Hocosta-overleg. Mijns inziens dienen de diverse begrotingsstukken ertoe om de Tweede Kamer te informeren over de wijze waarop de aanbevelingen van de Rekenkamer naar aanleiding van het jaarverslag worden opgevolgd. Zowel in de ontwerpbegroting als in het jaarverslag wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in de bedrijfsvoering. Tot slot hecht ik er waarde aan te benadrukken dat de aanbeveling dat het financieel beheer verbeterd moet worden niet mag leiden tot de conclusie dat de financiële verantwoording niet juist of niet volledig zou zijn.

3

Wat is de reden dat de Raad van State de maximale formatieruimte van de Afdeling bestuursrechtspraak conform de begrotingsruimte, niet geheel heeft ingevuld? Zouden in het geval de formatieruimte wel maximaal was ingevuld, de doorlooptijden van de Afdeling Bestuursrechtspraak wel verkort zijn?

Als gevolg van frictie tussen instroom en uitstroom van personeel is over geheel 2005 de gemiddelde personele bezetting 12,5 fte onder de begrotingsruimte van 287,0 fte gebleven. Dankzij extra inspanning van het zittend personeel, die ten koste is gegaan van de beschikbare indirect productieve uren, is de behandeling van zaken in 2005 in overeenstemming met de wettelijke doorlooptijd gebleven. Volledige personele bezetting wordt nagestreefd, zodat er ook weer tijd beschikbaar komt voor het volgen van opleidingen e.d.

Zoals ik bij de schriftelijke beantwoording van vragen over het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Raad van State e.a. (30 300 IIB) op 2 maart 2006 aan u heb geschreven, heeft recent onderzoek aangetoond dat het overgrote deel van de zaken zelfs ruimschoots binnen de daarvoor vastgestelde termijnen wordt afgedaan. Met in achtneming van hetgeen wettelijk mogelijk is, blijft het beleid van de Raad van State er op gericht de doorlooptijden nog verder terug te dringen.

4

Wat betekent de passage «de afdoeningstermijn na de zitting is aandachtspunt»? Is deze termijn in 2005 bekort of wordt hier een expliciete doelstelling voor de toekomst geformuleerd?

Met dit punt wordt een nieuw aandachtspunt voor 2006 bedoeld. De afdoeningstermijn na zitting is een nadere specificatie van de totale doorlooptijd. Ook voor de afdoening na zitting gelden wettelijk voorgeschreven termijnen. Niet in alle gevallen, bijvoorbeeld in die gevallen waarin prejudiciële vragen zijn gesteld, is de Afdeling er in geslaagd deze termijnen in 2005 te behalen. De Afdeling streeft er naar ook het onvermijdelijke uitstel zo kort mogelijk te houden.

5

Welke aanbevelingen zijn voortgekomen uit de evaluatie van het bekostigingsmodel HBV? Wat moet worden verstaan onder het «budgettair egaliseren van al te grote instroomfluctuaties»? Op welke wijze krijgt dit gestalte?

Het bekostigingsmodel HBV is ontworpen in het jaar 2004. Met het ministerie van Financiën, de Raad van State en mijn ministerie zijn destijds over de bekostiging afspraken gemaakt. Tegelijkertijd werd afgesproken de wijze van bekostiging per 1 januari 2006 te herijken. Over de herijking is eind 2005 een externe rapportage afgerond. De aanbevelingen die uit deze herijking zijn voortgekomen zijn door de betrokken partijen geaccepteerd. Zoals bekend is de Raad van State de laatste schakel in de asielketen. De raming van zaaksinstroom bij asiel is aan relatief forse fluctuaties onderhevig die bovendien frequent optreden. De uitgavenraming van asiel heeft daardoor een vergelijkbaar grillig karakter, hetgeen voor de bedrijfsvoering van een deel van de Raad van State onvoldoende continuïteit betekent. Een van de uitkomsten van de herijking van het bekostigingsmodel vormde de matiging van de budgettaire consequenties van al te grote fluctuaties. Deze matiging krijgt op drie manieren gestalte:

1. de in 2004 overeengekomen integrale kostprijsberekening wordt genuanceerd door verschil te maken tussen de kosten van het primair proces en de kosten van het ondersteunend proces;

2. bij de zaaksinstroom wordt met een staffeling gewerkt. Dit betekent dat in het geval het zaaksaanbod binnen afgesproken staffels af- dan wel toeneemt, de vergoeding van het ondersteunend proces conform de overeengekomen bedragen af- dan wel toeneemt;

3. tijdens de begrotingsuitvoering is een extra verrekeningsmoment ingevoerd (Voorjaarsnota lopend begrotingsjaar). De kosten van het ondersteunend proces zullen op dat moment worden aangepast in het geval de feitelijke zaaksinstroom buiten de staffeling van het begrote zaaksaanbod valt.

6

Heeft de personele onderbezetting bij de Algemene Rekenkamer – met name voor wat betreft de accountancy – tot kwaliteitsproblemen of achterstanden geleid? In hoeverre zijn de problemen inmiddels opgelost?

De lagere realisatie van de uitgavenbegroting over 2005 is bij de Algemene Rekenkamer voornamelijk veroorzaakt door een gemiddelde personele onderbezetting van 3%. De personeelsuitgaven waren daardoor flink lager. Vooral specifieke deskundigheid op het terrein van accountancy bleek door de Algemene Rekenkamer moeilijk te werven. Ik heb mij ervan vergewist dat de Algemene Rekenkamer door deze personele onderbezetting genoodzaakt is geweest het rechtmatigheidsonderzoek 2005 uit te voeren in de vorm van een minimumprogramma. Daarbij heeft zij de kwaliteit van onderzoeksteams op peil gebracht met extern ingehuurde accountancydeskundigheid. Op de producten van de Algemene Rekenkamer zijn de gebruikelijke kwaliteitstoetsen toegepast. De onderbezetting bij de Algemene Rekenkamer heeft voorts geleid tot uitstel van en vertraging in andere, niet-rechtmatigheidsprojecten. Naar verwachting worden de personeelsproblemen in 2006 opgelost, al zal ook voor het rechtmatigheidsonderzoek 2006 nog externe accountancydeskundigheid moeten worden aangetrokken.

7

Hoe wordt de grote stijging van het aantal klachten bij de Nationale ombudsman verklaard?

Vanaf 1999 is een – min of meer – constante groei waarneembaar van het aantal bij de Nationale ombudsman ingediende klachten.

Een belangrijke verklaring voor deze stijging zijn de voorlichtingscampagnes die de Nationale ombudsman de afgelopen jaren heeft gelanceerd. In 2005 is in de maand oktober een grootscheepse Postbus 51 campagne gevoerd. Het effect was aanzienlijk: het aantal ingediende verzoekschriften nam in deze campagnemaand met 65% toe.

Daarnaast kan de toename van het aantal klachten voor een belangrijk deel worden verklaard door specifieke operaties in de uitvoering bij bepaalde overheidsdiensten. In 2005 nam vooral het aantal klachten over de UWV en de Belastingdienst toe: met circa 25 procent. Oorzaken lagen hier onder meer in interne reorganisaties en in het doorvoeren van wetswijzigingen of nieuwe taken. Zowel bij de Belastingdienst als bij de UWV is intensief overleg gevoerd tussen de NO en de betrokken diensten en nader onderzoek ingesteld zodat meer systematisch in kaart kan worden gebracht wat de oorzaken zijn (onderzoek op eigen initiatief ex art. 9:26 Awb). Voor de UWV is de rapportage afgerond. Voor de belastingdienst is het onderzoek gaande.

9

Laat de regering zich – gezien de grote toename van het aantal klachten bij de Nationale Ombudsman – zowel formeel als informeel intensiever en frequenter door de Nationale Ombudsman adviseren? Welke gevolgen verbindt het kabinet aan deze adviezen?

De Nationale ombudsman onderhoudt traditioneel nauwe contacten, zowel formeel als informeel, met de overheidsinstellingen waarover de Nationale ombudsman veel klachten ontvangt. Dit kan zijn naar aanleiding van een individuele klacht waaruit een aanbeveling voorvloeit, maar ook naar aanleiding van onderzoeken uit eigen beweging die de ombudsman initieert om de ontwikkelingen binnen overheidsinstellingen die veel klachten veroorzaken, in kaart te brengen en te monitoren. De intensiteit en frequentie van deze contacten varieert, maar is hoger bij een toename van het aantal klachten en rond een onderzoek uit eigen beweging. De aanbevelingen van de Nationale ombudsman worden bijna altijd opgevolgd.

11

Wat mag onder de «follow-up» van Daisy worden verstaan in het jaarverslag van de Kanselarij der Nederlandse Orden?

«Follow-up» geeft aan dat het proces van Decoratie Aanvraag en Informatie Systeem (Daisy) verder wordt vervolmaakt. Het doel is om de samenwerking tussen de diverse actoren in het proces verder te verbeteren en te vergemakkelijken.

12

Wat moet worden verstaan onder de «dekking van rechtsgangkosten van ex-personeelsleden» bij de Kanselarij der Nederlandse Orden?

Het betreft kosten van inhuur van de landsadvocaat van bezwaar/beroepsprocedures van (ontslagen) ex-personeelsleden van de Kanselarij der Nederlandse Orden.

13

Waaruit komt de stijging van het aantal ingediende naturalisatieverzoeken voort, zoals weergegeven in het jaarverslag van het Kabinet van de Gouverneur van Aruba?

Het aantal ingediende naturalisatieverzoeken fluctueert jaarlijks en is primair afhankelijk van het aantal vreemdelingen dat door de Arubaanse autoriteiten lang genoeg aaneengesloten legaal verblijf in dit deel van het Koninkrijk is toegestaan. Het is aan verzoekers zelf om te bepalen of ze naar hun oordeel in voldoende mate aan de overige materiele vereisten voor naturalisatie (zoals gesteld door de Rijkswet op het Nederlanderschap, waaronder taalbeheersing en mate van inburgering) voldoen. Op basis van die inschatting zal men besluiten om een verzoek in te dienen.

Het Kabinet van de Gouverneur heeft overigens geen invloed op het aantal ingediende naturalisatieverzoeken.

14

Op welke wijze geeft het Kabinet van de Gouverneur van Aruba gevolg aan de doelstelling de werkprocessen te actualiseren?

De beschrijving en actualisatie van de relevante werkprocessen van het kabinet van de Gouverneur is een initiatief van het kabinet. Het is primair gericht op het exact vastleggen en stroomlijnen van de handelingen die het kabinet van de Gouverneur verricht bij het ondersteunen van de Gouverneur in de uitvoering van zijn wettelijke taken. De relevante werkprocessen worden beschreven en vervolgens geanalyseerd aan de hand van vooraf bepaalde normen (zoals tijd, betrouwbaarheid, normen bij wet bepaald, etc.). Op basis van die analyse worden de werkprocessen waarvoor dat wenselijk is aangepast. Die aanpassing bestaat uit het beschrijven van de wenselijke situatie en de implementatie daarvan in de praktijk.

Nr. 2 Vragen en Antwoorden

Volledigheidshalve bericht ik u dat ik mij voor de antwoorden mede heb gebaseerd op informatie die ik heb ontvangen van en overleg daarover met de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten.

1

Betekent de reactie van de minister van BZK op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de bedrijfsvoering bij diverse Hoge Colleges van Staat, dat wordt toegezegd dat de genoemde aandachtspunten in een volgend jaarverslag verbeterd zullen zijn?

De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer strekt ertoe dat blijvend aandacht dient te worden besteed aan de administratieve organisatie (waaronder financieel en materieel beheer) en de werking ervan. Naar mijn mening is het verbeteren van de bedrijfsvoering een doorlopend proces waaraan voortdurend aandacht dient te worden besteed. Ten aanzien van de bedrijfsvoering van de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten (verder: Colleges) dient enerzijds de staatsrechtelijke positie van de Colleges en anderzijds mijn (beheers)verantwoordelijkheid als minister voor de begroting van de Colleges in ogenschouw te worden genomen. In de zogenaamde beheersafspraken (voor het laatste geactualiseerd in 2002) zijn afspraken opgesteld tussen de Colleges en de minister van BZK over het financieel beheer. Uitgangspunt daarbij is dat de Colleges in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer en dat de minister van BZK zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden waarop hij aanspreekbaar is ingevolge de Comptabiliteitswet. Ik zal in goed overleg en daarbij recht doende aan de bijzondere staatsrechtelijke positie van de Colleges doorlopend samen met de Colleges aandacht besteden aan de bedrijfsvoering ten einde verbeteringen in de bedrijfsvoering te bewerkstelligen. In de bedrijfsvoeringsparagrafen die worden opgenomen in de ontwerpbegrotingen en jaarverslagen worden de ontwikkelingen inzichtelijk gemaakt.

2

Op welke wijze kunnen, in lijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, door de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten de procedures voor de totstandkoming van bedrijfsvoeringsparagrafen worden verbeterd?

De Algemene Rekenkamer constateert dat er geen uitgewerkte procedures zijn voor de totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hier ligt ook een belangrijke verantwoordelijkheid van de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten zelf. Ik zal uit hoofde van mijn beheersverantwoordelijkheid en met in achtneming van de beheersafspraken (zie vorige vraag) de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten adviseren en ondersteunen bij het opstellen en verbeteren van de procedures voor de totstandkoming en de wijze van de bedrijfsvoeringsparagrafen.

3

Zijn naar de opvatting van de regering de door de Algemene Rekenkamer en de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten geformuleerde doelstellingen om beter te voldoen aan de VBTB-regels, voldoende ambitieus?

Ingevolge de artikelen 8 en 5 van de Comptabiliteitswet is het mogelijk om voor de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten af te wijken van de VBTB-regels, mits de minister van Financiën daarmee instemt. De bijzondere staatsrechtelijke positie van de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten brengt een (mogelijke) uitzonderingspositie met zich mee als het gaat om de VBTB-regels. De praktijk is echter dat de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten zich bij het opstellen van de ontwerpbegrotingen en jaarverslagen telkenmale inspannen om zo goed als mogelijk te voldoen aan de voorgeschreven sjablonen en richtlijnen. De verbeterslagen vinden stapsgewijs plaats. Naar de mening van de regering zijn de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten hierin voldoende ambitieus, waarmee overigens niet gezegd is dat verdere verbeteringen niet mogelijk dan wel wenselijk zijn. Ik spreek namens de regering de hoop en de verwachting uit dat de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten zich ook bij komende ontwerpbegrotingen en jaarverslagen blijven inspannen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GL), Vacature (PvdA), Vacature (PvdA) en Vacature (SP).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (CU), De Vries (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Vacature (PvdA) en De Wit (SP).

Naar boven