30 545
Uitvoering Wet Werk en Bijstand

nr. 33
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2007

Met mijn brief van 5 juni 2007 heb ik uw Kamer, in het kader van de voorhangprocedure als bedoeld in artikel 83, zesde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), het ontwerp-besluit doen toekomen tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van die wet inzake een experiment met betrekking tot de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders met kinderen tot 16 jaar (Besluit experiment WWB alleenstaande ouders) (Kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 15). Op 3 juli 2007 is het ontwerp-besluit aan de orde geweest tijdens een algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit overleg is het ontwerp-besluit aangepast en na bespreking in de Ministerraad voor spoedadvies naar de Raad van State gezonden.

Op 31 augustus 2007 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het ontwerpbesluit. De Raad heeft blijkens zijn opmerkingen bezwaar tegen zowel de vorm als de inhoud van het ontwerpbesluit en geeft in overweging niet dienovereenkomstig te besluiten. Overeenkomstig dit advies heeft Hare Majesteit de Koningin besloten het ontwerp-besluit niet te bekrachtigen en goed te vinden dat het onderhavige nader rapport tezamen met het advies van de Raad van State en het ontwerp-besluit en de daarbij behorende nota van toelichting, zoals deze aan de Raad van State zijn voorgelegd, openbaar wordt gemaakt (zie bijlagen)1. Dit impliceert dat het experiment geen doorgang vindt.

De 15 gemeenten die per 1 september 2007 met het experiment zouden beginnen zijn tijdens een bijeenkomst op 31 augustus 2007 verzocht hun activiteiten stop te zetten. Ik heb grote waardering voor de activiteiten die de gemeenten in de afgelopen periode hebben ontplooid en ik begrijp dat de stopzetting van het experiment, waarover zij zo kort voor de start zijn geïnformeerd, voor hen teleurstellend is. Het voorbehoud dat is gemaakt voor de goedkeuring van de betreffende algemene maatregel van bestuur doet aan dat laatste niets af.

Ik streef ernaar om in overleg met de betrokken gemeenten, de begeleidingscommissie en het onderzoeksbureau de ervaringen van de gemeenten in de afgelopen periode in een onderzoeksrapport te doen vastleggen.

Met betrekking tot de consequenties van het vorenstaande voor de invoering van de Wet voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders (Wet Vazalo1 ) bericht ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën die deze wet mede heeft ondertekend in verband met de daarin opgenomen toeslag in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, als volgt.

Bij de parlementaire behandeling zijn, in het bijzonder in de Eerste Kamer, veelvuldig vragen aan de orde gekomen over de uitvoering en de uitvoerbaarheid van het initiatiefvoorstel. De Raad van State geeft aan dat het zijn aandacht trekt dat in deze vragen kennelijk onvoldoende reden is gezien om, in afwachting van een toereikende beantwoording ervan, de besluitvorming over het wetsvoorstel aan te houden. Zo’n gang van zaken is opmerkelijk, en naar het oordeel van de Raad ongewenst. De veelvuldige, ook door ons niet alsnog te beantwoorden vragen over uitvoering en uitvoerbaarheid zijn voor ons aanleiding om niet onverkort over te gaan tot invoering van de Wet Vazalo. Hierbij merken wij op dat de eerste bevindingen van de gemeenten in de aanloop naar het experiment er op lijken te wijzen dat die vragen terecht aan de orde zijn gesteld. De risico’s van een onverkorte invoering zijn te groot in relatie tot de vereiste inspanningen en investeringen. De Belastingdienst/Toeslagen zal de Wet Vazalo sowieso niet per 1 januari 2009 kunnen gaan uitvoeren.

Naast de vragen over de uitvoering en de uitvoerbaarheid, is bij de parlementaire behandeling de vraag gesteld of de uitgangspunten van het initiatiefwetsvoorstel binnen de doelstellingen van de WWB tot een betere arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders onder de bijstandsgerechtigden kunnen leiden. Bedoelde uitgangspunten zijn: verbetering van de minimuminkomenspositie van alleenstaande ouders, de versterking van de kansen voor hun kinderen, erkenning dat de doelgroep in principe slechts in deeltijd kan werken vanwege zorgtaken en het aantrekkelijker maken van het combineren van arbeid en zorg voor de doelgroep. Dit laatste uitgangspunt sluit aan bij de in het Coalitieakkoord opgenomen regeling «die werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders met kinderen financieel aantrekkelijk maakt»2. In lijn met de overweging die de Raad van State geeft, zijn wij voornemens om ter zake van deze regeling een experiment op grond van artikel 83 WWB uit te voeren. Op basis van de uitkomsten van dit experiment kan mede worden nagegaan hoe een aansluiting is te maken tussen de WWB en de Wet Vazalo. Gezien de termijn die met het experiment gemoeid zal zijn, is uitsluitsel hierover te verwachten in 2010 of 2011, afhankelijk van het tijdstip waarop het experiment kan starten. Invoering van de Wet Vazalo is daardoor in ieder geval niet mogelijk vóór 1 januari 2011 of 1 januari 2012.

Het streven is om het ontwerpbesluit voor dit experiment vóór 1 juli 2008 aan u voor te leggen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Staatsblad 2007, nr. 289.

XNoot
2

Coalitieakkoord 7 februari 2007, Pijler IV (Sociale samenhang), paragraaf Jeugd en gezin, onderdeel 4.

Naar boven