30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand

Nr. 193 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2015

Tijdens het Algemeen Overleg op 29 oktober heb ik uw Kamer toegezegd om een reactie te geven op de indruk die de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) gewekt heeft dat het nieuwe verdeelmodel door politieke druk te snel ingevoerd zou zijn. In het debat is ook de vraag opgekomen of mij daar eerder signalen over bereikt hebben. Tijdens het AO heb ik aangegeven dat ik dit beeld niet herkende en dat ik contact hierover zou opnemen met de Raad. Dat is inmiddels gebeurd. Onderstaande weergave van de advisering rondom de invoering van het multiniveau-model wordt onderschreven door de Rfv.

Aanvankelijk was de intentie om al in 2014 een nieuw verdeelmodel in te voeren (Kamerstuk 30 545, nr. 116). In overleg met de VNG heb ik in 2013 besloten de invoering uit te stellen naar 2015 om de gevolgen van het Regeerakkoord, met name de Participatiewet, zorgvuldig mee te kunnen nemen. Op 12 juli 2013 zijn gemeenten via de Verzamelbrief hierover geïnformeerd.

In mijn brief van 15 mei 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn keuze het multiniveau-model te gebruiken voor de verdeling van de bijstandsbudgetten 2015 (Kamerstuk 30 545, nr. 137). Ik heb mijn besluit in de brief toegelicht en aangegeven dat ik dit besluit mede heb gebaseerd op de adviezen van drie onafhankelijke deskundigen, te weten de Rfv, Berenschot en prof. dr. Allers (hoogleraar economie van decentrale overheden aan de Rijksuniversiteit Groningen). Ik heb van deze deskundigen geen signalen ontvangen, noch uit het veld, dat er meer tijd zou moeten worden genomen voor de invoering van dit model.

Op 7 april 2014 heeft de Rfv advies uitgebracht over de invoering van het verdeelmodel 2015. Hierbij heeft de Rfv het volgende geconcludeerd:

«De multiniveau-analyse van het SCP biedt in dat opzicht de meest zuivere benadering van de bijstandskosten van een gemeente. De multiniveau-analyse geniet niet alleen op theoretische gronden de voorkeur, maar het SCP is er ook praktisch gezien in geslaagd een model te presenteren dat de bijstandskosten van gemeenten op een acceptabele manier benadert.»

In het advies wees de Raad ook op verdere verbetermogelijkheden, bijvoorbeeld door het nader verbijzonderen van bestaande kenmerken en zo nodig nog verder te zoeken naar aanvullende factoren. De Raad gaf in overweging om te voorzien in een overgangsregime, bijvoorbeeld door een historische voet mee te nemen en deze in een beperkt aantal jaren af te bouwen. «Op deze wijze wordt de tijd genomen om het model verder te perfectioneren en de grootste herverdeeleffecten bij invoering te verzachten.» Ik heb vervolgens in lijn met het advies van de Raad gehandeld door het uitvoeren van de verbeterslagen, waarbij opnieuw gekeken is naar de factoren in het model en door het instellen van een overgangsregime waarbij de eerste jaren het budget deels wordt bepaald op basis van historische uitgaven.

Voorafgaand aan het advies van de Rfv was Berenschot in haar oordeel over de uitgewerkte verdeelmodellen tot de volgende conclusie gekomen:

«Kortom, onze conclusie is dat APE en SCP acceptabele modellen hebben opgeleverd voor de verdeling van het budget inkomensdeel voor de Participatiewet.»

De uitkomst van de technische toets van prof. dr. Allers was als volgt:

«Het multiniveau-model levert het beste verklaringsmodel van de bijstandsafhankelijkheid op. Dat was van tevoren op wetenschappelijke gronden al duidelijk, maar het SCP heeft laten zien dat dit model in de praktijk nu ook toepasbaar is.»

De Raad onderschrijft in haar advies van 16 juli 2015 andermaal de keuze voor het multiniveau-model en vindt dit een betere benadering dan de manier waarop in het vorige model de bijstandsuitgaven werden voorspeld. Ook leiden de aanpassingen voor 2016 in de ogen van de Rfv tot een beter model dan in 2015. De Rfv concludeert dat de wijze waarop het model in 2016 wordt toegepast, namelijk door het objectieve verdeelmodel voor de helft mee te wegen en door het verlagen van het eigen risico voor gemeenten, de uitkomsten van de budgetverdeling voor de Rfv aanvaardbaar maakt. De Raad hecht er wel aan dat er voor het jaar 2017 een oplossing wordt gevonden voor de gesignaleerde onvolkomenheden. In mijn brief van 1 oktober 2015 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 30 545, nr. 191).

Naar aanleiding van uw vragen heb ik contact opgenomen met de voorzitter van de Rfv, de heer Van Haersma Buma. Hij gaf aan dat er in de presentatie aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verwezen naar de politieke druk die er lag op de drie decentralisaties per 1 januari 2015.

Het tijdpad van de invoering van een nieuw verdeelmodel stond echter niet onder druk als gevolg van de drie decentralisaties. Het was niet zo dat een nieuw model nodig was om de invoering van de Participatiewet mogelijk te maken. Ook het oude verdeelmodel had onder de Participatiewet nog kunnen worden toegepast, omdat de omvang van de nieuwe doelgroep van de Participatiewet in het eerste jaar nog beperkt is.

Tot slot, op 30 oktober heb ik de definitieve budgetten 2015 en de voorlopige budgetten 2016 op het Gemeenteloket gepubliceerd. Via het Gemeenteloket is ook het verdeelmodel te verkrijgen waarmee de budgetten voor 2016 zijn berekend. Het verdeelmodel biedt gemeenten inzicht in de berekening van de budgetten en bevat ook een nadere specificatie van de te verwachten aantallen bijstandsgerechtigden per gemeente. Het rapport van de Stichting Economisch Onderzoek over de reproduceerbaarheid van het model 2015 is eveneens op het Gemeenteloket geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven