30 539
Embargoregeling rond Prinsjesdag

32 123 III
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken, van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2010

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2009

Naar aanleiding van het verzoek van de geachte afgevaardigde mevrouw Van Gent na de stemmingen over de motie 32 123-III, nr. 8 op 13 oktober jl. bericht ik u het volgende.

Tijdens de recente behandeling van de begroting Algemene Zaken in uw Kamer heeft een eerste gedachtewisseling plaatsgevonden over het verstrekken van de stukken in 2010. Namens het kabinet heb ik bij die gelegenheid betoogd dat een embargoregeling over een lange reeks van jaren onwerkbaar is gebleken. Daarnaast heeft de discussie dit jaar geleerd dat het uitreiken van begrotingsstukken de vrijdag voor Prinsjesdag tal van bezwaren oproept.

Daarbij heb ik aangetekend dat de evaluatie over de gang van zaken dit jaar nog niet is afgerond en nader beraad in het kabinet vergt. Een definitief antwoord op het verzoek van mevrouw Van Gent kan ik u dus op dit moment nog niet geven. Overigens heb ik goede nota genomen van uw brief van 9 juli 2009. Daarin geeft uw Kamer aan (samen met de Eerste Kamer) het niet tot haar taak te rekenen een uitspraak te doen over de embargoregeling, omdat «het staatsrechtelijk aan de regering is en niet aan het parlement om in dezen een beslissing te nemen».

De minister-president, minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven