30 531 (R 1810)
Regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba)

nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, gelet op artikel 3, eerste lid, onder a en b, alsmede op artikel 38, eerste, tweede en derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, te voorzien in een structurele regeling betreffende de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. In deze rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

b. Kustwacht: Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;

c. kustwachtschip: enig vaartuig door de Kustwacht gebezigd voor de uitoefening van enige bij deze rijkswet omschreven taak, dat de daarvoor vastgestelde uiterlijke kentekenen voert, dan wel duidelijk kenbaar in gebruik is bij de krijgsmacht van het Koninkrijk;

d. kustwachtluchtvaartuig: enig luchtvaartuig door de Kustwacht gebezigd voor de uitoefening van enige bij deze rijkswet omschreven taak, dat de daarvoor vastgestelde uiterlijke kentekenen voert, dan wel duidelijk kenbaar in gebruik is bij de krijgsmacht van het Koninkrijk;

e. commandant: diegene die krachtens aanstelling of aanwijzing het bevel voert over een kustwachtschip of kustwachtluchtvaartuig;

f. opvarende: ieder die zich aan boord bevindt van een kustwachtschip, met uitzondering van de commandant;

g. gezagvoerder: degene die aan boord van enig vaartuig of luchtvaartuig, niet zijnde een kustwachtschip of kustwachtluchtvaartuig, feitelijk het bevel voert;

h. territoriale zee: de zeewateren, vastgesteld bij of krachtens artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk in de Nederlandse Antillen;

i. volle zee: zee als bedoeld in artikel 86 van het zeerechtverdrag;

j. binnenwateren: wateren van de Nederlandse Antillen en Aruba als bedoeld in artikel 8 van het zeerechtverdrag;

k. zeerechtverdrag: het op 10 december 1982 te Montego Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1984, 55).

2. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur, op voordracht van Onze Minister, worden regels vastgesteld met betrekking tot de uiterlijke kentekenen van kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen.

3. Voor de toepassing van deze rijkswet gelden de Nederlandse Antillen en Aruba elk afzonderlijk als een rechtsgebied.

4. Het bij of krachtens deze rijkswet bepaalde met betrekking tot kustwachtschepen onderscheidenlijk vaartuigen en hun opvarenden is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot kustwachtluchtvaartuigen onderscheidenlijk luchtvaartuigen en hun bemanningsleden.

HOOFDSTUK II TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2

1. Er is een door Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba ingestelde Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.

2. De Kustwacht is belast met toezichthoudende en opsporingstaken alsmede met dienstverlenende taken, welke in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag worden uitgevoerd.

3. De toezichthoudende en opsporingstaken zijn:

a. algemene politietaken, waaronder operaties ter bestrijding van de handel en smokkel in verdovende middelen,

b. terrorismebestrijding,

c. grensbewaking

d. douanetoezicht

e. toezicht op het milieu en de visserij, en

f. toezicht op de scheepvaart, waaronder het verkeer en de uitrusting van schepen.

4. De dienstverlenende taken zijn:

a. afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, en

b. hulpverlening en rampenbestrijding.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde taken van de Kustwacht.

Artikel 3

De Kustwacht oefent haar taken uit in de volgende wateren en het luchtruim daarboven:

a. de binnenwateren van de Nederlandse Antillen en van Aruba,

b. de territoriale zee van de Nederlandse Antillen en van Aruba, en

c. de aansluitende zone en het overige zeegebied in de Carïbische zee, behoudens het in artikel 11 bepaalde.

Artikel 4

1. Ter uitvoering van de toezichthoudende en opsporingstaken is de door Onze Minister aangewezen commandant bevoegd van een gezagvoerder te vorderen:

a. dat deze op eerste aanroep of praaiing het door hem gevoerde vaartuig doet bijdraaien en stilleggen dan wel zodanig manoeuvreert dat toegang tot het vaartuig mogelijk wordt gemaakt,

b. dat deze de noodzakelijke maatregelen neemt om aan de commandant of de door deze aangewezen opvarenden de toegang te verschaffen tot het vaartuig, of

c. dat het aangeroepen of gepraaide vaartuig koers neemt in een door de commandant opgegeven of op te geven richting en dat het op een aangegeven plaats ligplaats doet kiezen, ankert of landt;

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden vastgesteld omtrent de wijze waarop de vorderingen, bedoeld in het eerste lid, worden gedaan.

Artikel 5

1. Voor zover zulks redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van de toezichthoudende en opsporingstaken zijn de commandant en de door hem aangewezen opvarenden bevoegd:

a. onverminderd het bepaalde in artikel 6, zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot iedere plaats op het vaartuig;

b. plaatsen, daaronder begrepen ladingen, te doorzoeken,

c. zaken te onderzoeken en daartoe verpakkingen te openen,

d. van zaken monsters te nemen alsmede die zaken te wegen en te meten, of

e. zaken voor nader onderzoek tijdelijk mee te nemen of te doen meenemen naar het kustwachtschip.

2. De houder van de zaken, bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e is alsdan verplicht op eerste vordering van de in het eerste lid genoemde personen medewerking te verlenen overeenkomstig de hem door deze personen gegeven aanwijzingen en, indien door hen gevorderd, de nodige hulpmiddelen en bijstand kosteloos te verlenen.

3. Wordt aan een van de in het tweede lid vermelde verplichtingen niet voldaan, dan kunnen de personen, bedoeld in het eerste lid, op kosten en risico van de houder in het nodige voorzien. Tot verhaal van de kosten, bedoeld in de vorige volzin, zijn de landen van het Koninkrijk gelijkelijk bevoegd.

Artikel 6

Voor zover de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5 eerste lid, aanhef en onder a, betreft het binnentreden van een plaats in gebruik als woonverblijf, zijn de artikelen 162 en 163 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

1. Voor zover zulks redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van de toezichthoudende en opsporingstaken zijn de commandant en de door hem aangewezen opvarenden bevoegd:

a. personen aan boord van het aangeroepen of gepraaide vaartuig aan te houden en dezen over te brengen naar het kustwachtschip, of

b. personen van het aangeroepen of gepraaide vaartuig aan lichaam en kleding te onderzoeken en daarvoor vatbare voorwerpen, door dezen met zich gevoerd, in beslag te nemen.

2. Bij regeling van Onze Minister na overleg met de betrokken ministers kunnen regels worden vastgesteld ten aanzien van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 8

De commandant is bevoegd de maatregelen te treffen welke naar zijn redelijk oordeel noodzakelijk zijn om feitelijke nakoming van de vorderingen, in dit hoofdstuk bedoeld, te verzekeren.

Artikel 9

Kustwachtschepen zijn bevoegd tot uitoefening van het achtervolgingsrecht, bedoeld in artikel 111 van het zeerechtverdrag. De in dat artikel omschreven bevelen en signalen worden slechts gegeven door of op aanwijzing van de commandant.

Artikel 10

1. De commandant en de door hem aangewezen opvarenden zijn bevoegd om in de rechtmatige uitoefening van bevoegdheden ter uitvoering van de taken van de Kustwacht, geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

2. De uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.

3. Bij algemene maatregel van rijksbestuur, op voordracht van Onze Minister, worden regels vastgesteld over het gebruik van geweld, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 11

De bevoegdheden bij deze wet toegekend ten behoeve van de uitoefening van de in artikel 2, derde lid, bedoelde taken kunnen buiten de territoriale zee van de Nederlandse Antillen en van Aruba worden uitgeoefend voorzover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten.

HOOFDSTUK III BEHEER, BELEID EN GEZAG

Artikel 12

1. Er is een kustwachtcommissie, die tot taak heeft het beleidsplan, het operationeel jaarplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarlijkse financiële verantwoording van de Kustwacht voor te bereiden ten behoeve van de indiening door Onze Minister bij de Raad van Ministers van het Koninkrijk.

2. De kustwachtcommissie is samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van de bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken Ministers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.

3. Er is een presidium van de kustwachtcommissie. De landen zijn hierin op voet van gelijkwaardigheid vertegenwoordigd. Het presidium verricht de afstemming van de hoofdlijnen van het beleid, het beheer en de middelen. Het presidium bereidt ten behoeve van de kustwachtcommissie de in het eerste lid genoemde documenten voor en regelt het voorzitterschap.

4. Er is een secretariaat van de kustwachtcommissie. Onze Minister benoemt de algemeen secretaris.

Artikel 13

1. De landen van het Koninkrijk dragen gezamenlijk de financiële middelen bij ten behoeve van de Kustwacht.

2. De Raad van Ministers van het Koninkrijk stelt, onverminderd artikel 14, het beleid voor de Kustwacht met betrekking tot de uitoefening van haar taken vast.

3. De Raad van Ministers van het Koninkrijk stelt daartoe de in artikel 12, eerste lid, genoemde documenten vast.

4. Onze Minister draagt, na instemming van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, zorg voor het indienen bij de Raad van Ministers van het Koninkrijk van de in artikel 12, eerste lid genoemde documenten. Onze Minister gaat niet tot indiening van de genoemde documenten over dan nadat de bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken ministers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daarover aan hem kenbaar te maken.

5. Het presidium ziet toe op de uitvoering van het beleidsplan en het in acht nemen van de begroting.

Artikel 14

1. Onze Ministers van Justitie van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba voeren regelmatig overleg over het justitieel beleid ten behoeve van de uitoefening van de taken van de Kustwacht en stellen dit beleid gezamenlijk vast.

2. Voorstellen voor het justitieel beleid kunnen worden gedaan door het overleg van de procureurs generaal van de Nederlandse Antillen en Aruba en een lid van het college van procureurs generaal in Nederland.

3. Bij gebrek aan overeenstemming tussen Onze Ministers van Justitie beslist de Raad van Ministers van het Koninkrijk.

Artikel 15

1. Onze Minister is binnen de overeengekomen budgettaire randvoorwaarden verantwoordelijk voor het beheer en de inrichting van de Kustwacht alsmede de wijze waarop de taken door de Kustwacht worden uitgevoerd, zoals vastgelegd in het beleidsplan en het operationeel jaarplan.

2. De directeur van de Kustwacht is belast met de algehele leiding van de Kustwacht. Deze functie wordt vervuld door de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied.

3. Onze Minister stelt in het Caribisch gebied aanwezige defensiemiddelen en defensiepersoneel ter beschikking van de Kustwacht voor zover deze voor de taakuitoefening van de Kustwacht geschikt zijn en deze niet voor andere defensietaken behoeven te worden ingezet.

Artikel 16

1. Onze bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken Ministers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, dragen er zorg voor dat de directeur en het personeel van de Kustwacht toezichthoudende en opsporingsbevoegdheid wordt verleend die nodig is voor de goede uitoefening van de taken van de Kustwacht.

2. De bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken Ministers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, alsmede de onder hen ressorterende diensten, verschaffen aan de directeur de inlichtingen die nodig zijn voor een goede uitoefening van de taken van de Kustwacht.

Artikel 17

1. Bij landsbesluit kunnen aanwijzingen inzake de uitvoering van toezichthoudende en dienstverlenende taken worden gegeven.

2. De procureur-generaal van het betrokken land kan inzake de uitvoering van opsporingstaken rechtstreeks aanwijzingen geven.

3. De directeur van de Kustwacht volgt de aanwijzingen van het bevoegd gezag met betrekking tot de uitvoering van de toezichthoudende, opsporings- en dienstverlenende taken op.

Artikel 18

De Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk de Gouverneur van Aruba is bevoegd in geval van rampen, ongevallen en storingen in het verkeer of de verbindingen, welke geen samenhang vertonen met andere verstoringen van de inwendige veiligheid of de openbare orde, delen van de Kustwacht ter beschikking te stellen van de regering van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba. In andere noodgevallen gebeurt zulks niet dan in overleg met Onze Minister.

Artikel 19

1. De bevoegde autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba dragen zorg voor de regeling van de rechtspositie voor het Nederlands Antilliaanse en Arubaanse personeel van de Kustwacht, die onderling overeenstemmend is.

2. Op het door Onze Minister ter beschikking gestelde personeel zijn de rechtspositieregelingen van het ministerie van Defensie van toepassing. Op het overige door Nederland beschikbaar gestelde personeel zijn de rechtspositieregelingen voor technische bijstand van toepassing.

HOOFDSTUK IV STRAFBEPALINGEN

Artikel 20

1. Degene die:

a. ambtsdwang of wederspannigheid pleegt jegens de commandant of een door hem aangewezen opvarende;

b. opzettelijk niet voldoet aan een bevel of vordering, krachtens enig voorschrift van deze rijkswet gedaan door de commandant of een door hem aangewezen opvarende, dan wel opzettelijk enige handeling belet, belemmert of verijdelt, door zulk een persoon ondernomen ter uitvoering van enig voorschrift van deze rijkswet, is strafbaar volgens de strafbedreigingen die op de overeenkomstige feiten zijn gesteld volgens de strafwetgeving van het land dat tot vervolging bevoegd is en daartoe overgaat.

2. Ingeval het feit wordt gepleegd op volle zee is tot toepassing van zijn strafrecht en tot strafvervolging bevoegd het land waar het kustwachtschip binnen het Koninkrijk het laatst voor uitvaart ligplaats heeft gekozen.

Artikel 21

1. Degene die als gezagvoerder op een vaartuig of luchtvaartuig enig teken of middel aanbrengt, doet aanbrengen of voert, wetende dat hij daardoor aan zijn vaartuig of luchtvaartuig de schijn geeft van een kustwachtschip of kustwachtluchtvaartuig, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste twintigduizend Nederlands-Antilliaanse guldens, onderscheidenlijk twintigduizend Arubaanse florin, onderscheidenlijk negenduizend euro.

2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

3. Ingeval het feit wordt gepleegd op volle zee zijn de landen van het Koninkrijk gelijkelijk bevoegd tot toepassing van hun strafrecht en tot strafvervolging.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Bepalingen van lands en eilandsregelingen die onverenigbaar zijn met bepalingen van deze rijkswet, blijven buiten toepassing.

Artikel 23

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 24

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Defensie,

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Justitie,

Naar boven