B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 3 juni 2005 en het nader rapport d.d. 9 maart 2006, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2005, no. 05.001877, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het
Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Bilateraal verdrag inzake
luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de
Regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september
2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 mei
2005, no. 05.001877, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het
Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij
te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 juni 2005, nr. W09.05 0187/V/K,
bied ik U hierbij aan.
Het luchtverkeer tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Iran wordt geregeld
door de op 31 oktober 1949 te Teheran totstandgekomen Overeenkomst tussen
de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Keizerlijke regering
van Iran betreffende commerciële luchtdiensten en via hun onderscheidene
grondgebieden (Trb. 1952, 108) (hierna: Overeenkomst van 1949). Het voorliggend
verdrag zal de Overeenkomst van 1949 vervangen wat betreft het luchtverkeer
tussen Nederland en Iran. De regering van de Nederlandse Antillen en de regering
van Aruba hebben te kennen gegeven geen voortzetting te wensen van de Overeenkomst
van 1949 en geen medegelding te wensen bij het onderhavige verdrag. Tussen
Nederland en Iran wordt het voorliggend verdrag inmiddels voorlopig toegepast
(artikel 15 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen).
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het
verdrag, maar maakt een opmerking over de beëindiging van de gelding
van de Overeenkomst van 1949.
In de toelichtende nota wordt opgemerkt dat, aangezien de Overeenkomst
van 1949 wordt vervangen door het onderhavige verdrag, de overeenkomst automatisch
wordt beëindigd op het moment dat het verdrag in werking treedt.
Deze beëindiging vindt plaats conform artikel 59, eerste lid onder a,
van het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht, aldus de nota.1
Gegeven het bilaterale karakter van het onderhavige verdrag acht de Raad
het minder juist dat in de aangehaalde passage van de toelichting wordt gesproken
van het «vervangen» van de Overeenkomst van 1949. Voor de Nederlandse
Antillen en Aruba wordt immers volstaan met beëindiging van die overeenkomst.
Nu Iran geen partij is bij het Verdrag van Wenen en dat verdrag voorts alleen
van toepassing is op verdragen die zijn gesloten na zijn inwerkingtreding
voor de staten die bij die verdragen betrokken zijn2,
kan de beëindiging van de Overeenkomst van 1949 niet voortvloeien uit
artikel 59 van het (uit 1969 daterende) Verdrag van Wenen. Voorzover de toelichting
bedoelt te zeggen dat het genoemde artikel internationaal gewoonterecht weergeeft,
wijst de Raad erop dat de Overeenkomst van 1949 expliciet voorziet in beëindiging
door middel van een kennisgeving van opzegging aan de andere verdragsluitende
partij en aan de Raad van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO).3 Opzegging conform deze regeling ligt daarom in de rede,
mede gezien het belang van duidelijkheid omtrent de positie van de Nederlandse
Antillen en Aruba en registratie door de ICAO.
De Raad adviseert de toelichtende nota aan te passen, en de Overeenkomst
van 1949 te beëindigen volgens de bepalingen van die overeenkomst.
Met betrekking tot de opmerking over de beëindiging van de Overeenkomst
van 1949 bedoelt de toelichting inderdaad te zeggen dat het genoemde artikel
internationaal gewoonterecht weergeeft. Alhoewel de Overeenkomst van 1949
expliciet voorziet in beëindiging door middel van kennisgeving van opzegging
aan de andere verdragsluitende partij en aan de Raad van de Internationale
Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO), ligt een opzegging thans niet in de rede,
aangezien een aantal bepalingen uit de Overeenkomst van 1949 nog blijven worden
toegepast, nu het verdrag voorlopig wordt toegepast. Uit de Preambule van
het verdrag blijkt overigens dat er wilsovereenstemming tussen de partijen
bestaat om de Overeenkomst van 1949 uiteindelijk te beëindigen wanneer
het verdrag in werking treedt. Derhalve zal te zijner tijd in de nota van
kennisgeving aan de andere verdragsluitende partij tevens medegedeeld worden
dat de Overeenkomst van 1949 beëindigd wordt voor het gehele Koninkrijk,
wanneer het verdrag in werking treedt.
De toelichtende nota is op dit punt aangepast.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen, het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens
over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van
Aruba.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot