30 527 (R 1809)
Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 3 juni 2005 en het nader rapport d.d. 9 maart 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2005, no. 05.001877, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, met bijlage; Teheran, 3 september 2003 (Trb. 2003, 166), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 mei 2005, no. 05.001877, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 juni 2005, nr. W09.05 0187/V/K, bied ik U hierbij aan.

Het luchtverkeer tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Iran wordt geregeld door de op 31 oktober 1949 te Teheran totstandgekomen Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Keizerlijke regering van Iran betreffende commerciële luchtdiensten en via hun onderscheidene grondgebieden (Trb. 1952, 108) (hierna: Overeenkomst van 1949). Het voorliggend verdrag zal de Overeenkomst van 1949 vervangen wat betreft het luchtverkeer tussen Nederland en Iran. De regering van de Nederlandse Antillen en de regering van Aruba hebben te kennen gegeven geen voortzetting te wensen van de Overeenkomst van 1949 en geen medegelding te wensen bij het onderhavige verdrag. Tussen Nederland en Iran wordt het voorliggend verdrag inmiddels voorlopig toegepast (artikel 15 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen).

De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt een opmerking over de beëindiging van de gelding van de Overeenkomst van 1949.

In de toelichtende nota wordt opgemerkt dat, aangezien de Overeenkomst van 1949 wordt vervangen door het onderhavige verdrag, de overeenkomst automatisch wordt beëindigd op het moment dat het verdrag in werking treedt. Deze beëindiging vindt plaats conform artikel 59, eerste lid onder a, van het Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht, aldus de nota.1

Gegeven het bilaterale karakter van het onderhavige verdrag acht de Raad het minder juist dat in de aangehaalde passage van de toelichting wordt gesproken van het «vervangen» van de Overeenkomst van 1949. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba wordt immers volstaan met beëindiging van die overeenkomst. Nu Iran geen partij is bij het Verdrag van Wenen en dat verdrag voorts alleen van toepassing is op verdragen die zijn gesloten na zijn inwerkingtreding voor de staten die bij die verdragen betrokken zijn2, kan de beëindiging van de Overeenkomst van 1949 niet voortvloeien uit artikel 59 van het (uit 1969 daterende) Verdrag van Wenen. Voorzover de toelichting bedoelt te zeggen dat het genoemde artikel internationaal gewoonterecht weergeeft, wijst de Raad erop dat de Overeenkomst van 1949 expliciet voorziet in beëindiging door middel van een kennisgeving van opzegging aan de andere verdragsluitende partij en aan de Raad van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO).3 Opzegging conform deze regeling ligt daarom in de rede, mede gezien het belang van duidelijkheid omtrent de positie van de Nederlandse Antillen en Aruba en registratie door de ICAO.

De Raad adviseert de toelichtende nota aan te passen, en de Overeenkomst van 1949 te beëindigen volgens de bepalingen van die overeenkomst.

Met betrekking tot de opmerking over de beëindiging van de Overeenkomst van 1949 bedoelt de toelichting inderdaad te zeggen dat het genoemde artikel internationaal gewoonterecht weergeeft. Alhoewel de Overeenkomst van 1949 expliciet voorziet in beëindiging door middel van kennisgeving van opzegging aan de andere verdragsluitende partij en aan de Raad van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO), ligt een opzegging thans niet in de rede, aangezien een aantal bepalingen uit de Overeenkomst van 1949 nog blijven worden toegepast, nu het verdrag voorlopig wordt toegepast. Uit de Preambule van het verdrag blijkt overigens dat er wilsovereenstemming tussen de partijen bestaat om de Overeenkomst van 1949 uiteindelijk te beëindigen wanneer het verdrag in werking treedt. Derhalve zal te zijner tijd in de nota van kennisgeving aan de andere verdragsluitende partij tevens medegedeeld worden dat de Overeenkomst van 1949 beëindigd wordt voor het gehele Koninkrijk, wanneer het verdrag in werking treedt.

De toelichtende nota is op dit punt aangepast.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen, het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Toelichtende nota, paragraaf «Beëindiging Overeenkomst van 1949».

XNoot
2

Artikel 4 Verdrag van Wenen.

XNoot
3

Artikel 14 Overeenkomst van 1949.

Naar boven